Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het profileringsfonds in het hoger onderwijs
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 683 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 februari 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 25 oktober 2018 over het profileringsfonds in het hoger onderwijs (Kamerstuk
31 288, nr. 665).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 november 2018 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 4 februari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
7
II
Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
8
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het profileringsfonds hoger onderwijs.
De leden vinden het belangrijk dat studenten die wegens inzet, bijzondere prestaties
of ziekte, functiebeperking of vanwege zorgtaken studievertraging oplopen, ondersteuning
krijgen om hun studie succesvol af te ronden en het beste uit zichzelf te kunnen halen.
De leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van de brief.
In de brief wordt aangegeven dat eerst vanaf het verslagjaar 2018 een duidelijk overzicht
gegeven kan worden van de concrete invulling die instellingen geven aan het profileringsfonds.
De leden zijn daar heel benieuwd naar. Wanneer is dit overzicht te verwachten? Ook
vragen deze leden aan de Minister of zij nu al een overzicht kan geven van de gemiddelde
verhouding van het gebruik van het fonds door de groepen 1) overmacht, 2) medezeggenschap
of bestuur, 3) overig. De leden zouden graag de aantallen gebruikers en de gemiddelde
bedragen zien.
De eerdergenoemde leden vinden het goed dat instellingen op eigen wijze invulling
kunnen geven aan de uitvoering van het profileringsfonds. Zij vragen hoe de Minister
de verschillende maten van ondersteuning bij verschillende instellingen beschouwt
en de verschillende financiële ondersteuning per student. En hoe beoordeelt zij de
effectiviteit van de steun van een profileringsfonds? Tevens vragen zij of zij inzichten
kan delen die instellingen kunnen helpen om zo goed mogelijk effectieve ondersteuning
te bieden.
De leden vinden het belangrijk dat een beschikbaar fonds goed benut wordt, mede daarom
de motie van de leden Tielen en Bruins1 dat ook gedurende het jaar een beroep kan worden gedaan op het profileringsfonds.
Het is goed dat dit bij veel instellingen al staande praktijk is en dat deze beter
onder de aandacht wordt gebracht. De leden vragen in hoeverre hiervan gebruik zal
worden gemaakt als de bekendheid nu onder de 10% ligt. Wat verwacht de Minister van
het effect op het gebruik van de «gezamenlijke ambitie studentenwelzijn»? In hoeverre
verwacht de Minister een stijging in de bekendheid van het profileringsfonds?
De Minister geeft aan dat, conform de motie van het lid Van der Molen2, ook de mantelzorgende student gebruik kan maken van het profileringsfonds. De leden
zijn hier positief over. De leden benadrukken dat ook de mogelijkheid tot flexstuderen
voor deze studenten uitkomst kan bieden. De voornoemde leden vragen of en hoe het
alsnog in de wet opnemen van mantelzorgers mogelijk is en of dit er aan kan bijdragen
dat mantelzorgende studenten het profileringsfonds weten te vinden. Daarnaast zijn
de leden benieuwd waar de specifieke aandacht, die geschonken gaat worden aan de toegang
voor deze groep, uit bestaat.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2018 inzake het profileringsfonds
hoger onderwijs. De leden zijn verheugd dat de twee miljoen euro sinds dit jaar beschikbaar
wordt gesteld aan de studenten die dit nodig hebben. Ook vinden zij het positief dat
er meer aandacht komt voor mantelzorgende studenten. De leden hebben daarnaast nog
enkele vragen.
Kan de Minister aangeven of niet-instellingsgebonden organisaties waaronder in ieder
geval politieke jongerenorganisaties, koepels van medezeggenschappen / studentenverenigingen,
ISO3 en LSVB4 ook op de lijst van erkende studie- of studentenverenigingen staan? Indien deze studenten
geen aanspraak kunnen maken op het profileringsfonds, kan de Minister dan aangeven
welke mogelijkheden zij hebben voor financiële ondersteuning en welke mogelijkheden
de Minister ziet dat zij alsnog aanspraak kunnen doen op het profileringsfonds? Zij
vragen of de Minister hierbij een onderscheid kan maken naar de verschillende instellingen
en of zij kan aangeven hoeveel van de 40 organisaties onder artikel 11 van de Regeling
financiën hoger onderwijs al «bezet» zijn door welke organisaties.
Tevens vragen zij of de Minister per instelling kan aangeven of zij mantelzorgende
studenten expliciet vermeld hebben in hun regeling profileringsfonds en indien instellingen
dit niet expliciet vermeld hebben, wat de Minister voornemens is om hieraan te doen.
De leden hebben signalen ontvangen dat er instellingen zijn waar alleen aanvragen
voor het profileringsfonds die ingediend zijn voor 1 oktober van dat jaar gehonoreerd
worden. Zij vragen of de Minister kan aangeven welke instellingen nu nog niet geregeld
hebben dat gedurende het jaar een aanvraag voor het profileringsfonds ingediend kan
worden.
Op de website van de rijksoverheid staat als voorwaarde voor financiële ondersteuning
uit het profileringsfonds dat studenten studiefinanciering moeten ontvangen. De leden
hebben signalen ontvangen dat dit voor sommige studenten die alleen gebruik maken
van het studentenreisproduct onduidelijk is. Zij vragen of de Minister dit signaal
herkent en of ze bereid is om de website te verduidelijken.
De Minister geeft aan dat een beroep op het profileringsfonds ook een verantwoordelijkheid
bij de student legt en instellingen van studenten mogen verwachten dat zij binnen
een redelijke termijn melding maken van het optreden van de bijzondere omstandigheid.
De leden zien dat mantelzorgende studenten zich vaak niet bewust zijn dat ze mantelzorg
verlenen. Graag willen zij daarom van de Minister weten wat deze zin voor hen betekent.
Kunnen zij geen beroep meer op het profileringsfonds doen als ze te laat beseffen
dat ze mantelzorger zijn en wat beschouwt de Minister hierbij als redelijke termijn,
zo vragen de voornoemde leden. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden studenten
die studeren aan een private hoger onderwijsinstelling hebben om aanspraak te maken
op een profileringsfonds?
Tevens vragen zij wat de reden is dat niet alle studenten, die onder categorie één
en twee van het profileringsfonds vallen, in aanmerking komen voor een bijzondere
voorziening.
De Minister geeft aan de derde aanbeveling van de inspectie niet over te willen nemen
vanwege de privacywetgeving. De leden willen graag weten wat de minimale omvang van
een groep moet zijn zodat de privacy geborgd kan worden. Ook willen zij graag weten
hoe de Minister voor meer maatwerk kan zorgen, bijvoorbeeld door wel uit te gaan van
deelgroepen en indien de groep te klein wordt groepen samen te voegen. Daarnaast willen
deze leden graag weten wat de gevolgen kunnen zijn als zowel de Minister als de Kamer
onvoldoende zicht krijgen op deze groepen en de omvang van deze groepen. Kan de Minister
inzichtelijk maken, bijvoorbeeld bij de monitor profileringsfonds, hoeveel studenten
aanspraak zouden kunnen maken op het profileringsfonds en hoeveel studenten dit ook
daadwerkelijk doen, zo vragen de voornoemde leden.
Kan de Minister ondanks de gebrekkige verslaglegging wel achterhalen wat de totale
uitgaven aan het profileringsfonds waren de afgelopen jaren? Zo ja, is dit overeenkomstig
het bedrag dat in de lumpsum gegaan is met als doel het profileringsfonds? Ook vragen
zij hoe vaak en wanneer de Kamer de komende jaren de monitor profileringsfonds kan
verwachten.
Kan de Minister aangeven of zij in voldoende mate de komende jaren kan achterhalen
of die twee miljoen euro extra die aan het profileringsfonds wordt besteed ook daadwerkelijk
daaraan wordt uitgegeven? Kan de Minister ook aangeven hoe deze twee miljoen euro
over de instellingen is verdeeld? Is hierbij rekening gehouden met instellingen die
in meer of mindere mate geld uitkeren uit het profileringsfonds? Kan de Minister aangeven
wat er met het geld gebeurt als blijkt dat instellingen minder hebben uitgegeven?
Ziet de Minister mogelijkheden om de instellingen te verplichten dit geld voor het
profileringsfonds mee te nemen naar het daaropvolgend jaar, zo vragen de eerder genoemde
leden.
Het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) «Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs» is niet representatief en geeft geen algemeen dekkend beeld. De leden vragen of de
Minister kan aangeven of de Minister de uitkomsten van dit rapport met de VH5 en VSNU6 heeft besproken en of zij zich in brede zin herkennen in de uitkomsten van het rapport.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling het rapport «Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs» van de inspectie gelezen. Ook hebben zij kennisgenomen van de brief van de Minister
over het profileringsfonds. Ruim 14 procent van de studenten in het hoger onderwijs
heeft een vorm van een functiebeperking. Om gelijke kansen te realiseren is het van
groot belang dat beschikbare beleidsmaatregelen ook in de praktijk hun weg weten te
vinden, zo vinden de voornoemde leden. De leden hebben zodoende nog prangende vragen
over het rapport en de brief van de Minister.
Geschrokken
De leden van de GroenLinks-fractie zijn geschrokken van de conclusies van de inspectie.
Van alle gehonoreerde aanvragen uit het profileringsfonds gaat slechts vijf procent
naar studenten met een functiebeperking. Terwijl ruim 14 procent van alle studenten
een functiebeperking heeft. Juist de groep die dikwijls is aangewezen op financiële
ondersteuning maakt er nauwelijks gebruik van. De inspectie is helder over de oorzaken
hiervan: het profileringsfonds is slechts bij een handjevol studenten bekend. Ook
de bekendheid onder studentendecanen is ver beneden niveau, zo signaleert de inspectie.
De leden zijn blij dat de inspectie onderzoek heeft verricht naar het profileringsfonds
en vragen derhalve hoe dit rapport tot stand is gekomen. Heeft de Minister hier opdracht
toe gegeven of is dit eigen initiatief van de inspectie? Daarnaast vragen de leden
wat de verdeling is van de overige 95 procent van het profileringsfonds en of de Minister
een overzicht kan geven waar het geld naartoe gaat. Hoeveel gaat bijvoorbeeld naar
medezeggenschap, topsport en bestuursfuncties en zijn er grote verschillen in keuzes
per instelling, zo vragen de voornoemde leden.
Bekendheid
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het betreurenswaardig dat veel studenten
vanwege een slechte naamsbekendheid geen gebruik maken van het profileringsfonds,
terwijl zij er wel recht op hadden. Dit heeft de kansengelijkheid en inclusiviteit
van het hoger onderwijs geen goed gedaan. De Minister wil de bekendheid van het profileringsfonds
flink verbeteren. Hoewel de voornoemde leden blij zijn dat actie wordt ondernomen,
komt dit schromelijk laat op gang, zo vinden de leden. De leden vragen wanneer het
ministerie voor het eerst signalen ontving dat het profileringsfonds onderbenut werd.
Hoe kan het dat zelfs studentendecanen, die de taak hebben om studenten te begeleiden, vaak niet op de hoogte zijn
van het profileringsfonds? Is de Minister al eens eerder geattendeerd op het gegeven
dat de bekendheid van het profileringsfonds erbarmelijk laag is? Trekt de Minister
lessen uit deze casus voor het vervolg? Heeft de Minister streefcijfers geformuleerd
wanneer zij van mening is dat de bekendheid wel op niveau is? Wanneer moet de voorlichting
zijn verbeterd? Hoe gaat de Minister dit te zijner tijd onderzoeken, zo vragen de
leden. Hebben instellingen de plicht om studenten te attenderen op het profileringsfonds?
De slechte bekendheid roept bij de voornoemde leden ook de vraag op of er grote verschillen
zijn in de bekendheid en de aanvragen per instelling. Tevens vragen de leden wat de
bekendheid is van de individuele studietoeslag die gemeenten binnen de Participatiewet
kunnen uitkeren. Zijn studenten en studentendecanen hier wél van op de hoogte? Is
er een overzicht van de hoogte van de bedragen per stad, zo vragen de voornoemde leden.
Instellingen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook nog enkele vragen over de rol van hoger
onderwijsinstellingen. Bestaat er bij instellingen een (financiële) prikkel om studenten
geen aanspraak te laten maken op het profileringsfonds? Zij vragen of de Minister
dan van plan is deze prikkel weg te nemen. De inspectie schrijft bovendien dat studentendecanen
het een ingewikkeld en tijdrovend proces vinden om een aanvraag voor het profileringsfonds
in te dienen. Zij vragen hoe dit komt. Werpen instellingen onnodige drempels op om
de aanvraagprocedure niet te makkelijk te maken? Of hebben zij onvoldoende personele
ondersteuning om het profileringsfonds te laten slagen, zo vragen de voornoemde leden.
Tevens vragen zij of landelijke maatregelen ervoor kunnen zorgen dat de procedures
bovendien eenvoudiger worden.
Profileringsfonds versus prestatiebeurs
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat studenten pas een beroep doen op het
profileringsfonds nadat gebruik is gemaakt van de prestatiebeurs van DUO7. De Minister stelt eveneens in haar brief dat de student met een functiebeperking
óf gebruik kan maken van het profileringsfonds óf van de prestatiebeurs. Voor veel
studenten is de compensatie vanuit de prestatiebeurs meer geschikt dan vanuit het
profileringsfonds omdat onder meer een verlenging van het studentenreisproduct buiten
het domein van het profileringsfonds valt. Daarom vragen de voornoemde leden aan de
Minister waarom studenten niet gebruik kunnen maken van zowel de prestatiebeurs als
het profileringsfonds tegelijkertijd. Is de Minister bereid om hiernaar te kijken
en aanvullende afspraken te maken met de onderwijsinstellingen? Met name voor studenten
die niet zelfstandig kunnen wonen en daarom aangewezen zijn op het studentenreisproduct
is de huidige «of-of» situatie onwenselijk.
Meer aanspraak maken op profileringsfonds
De leden van de GroenLinks-fractie hopen dat de toezeggingen omtrent betere voorlichting
ook daadwerkelijk worden waargemaakt door de Minister. Meer bekendheid kan echter
ook betekenen dat de uitgaven flink stijgen. Daarnaast geeft de inspectie aan dat
zij verwacht dat het aantal studenten met een functiebeperking toeneemt, mede door
een toename aan psychische klachten onder studenten. In de brief valt te lezen dat
de Minister «geen forse toename van het beroep op het profileringsfonds» voorziet,
ondanks waarschuwingen van de inspectie die het tegendeel beweert. De voornoemde leden
vragen wat de Minister van plan is als de twee miljoen euro die zij extra vrijmaakt
niet toereikend is om studenten te ondersteunen. Wat is de verdeling van deze twee
miljoen euro, wordt deze evenredig verdeeld over alle hoger onderwijsinstellingen?
Hoe staat de twee miljoen euro in verhouding tot het groeiend aantal studenten dat
een functiebeperking heeft? Hoe groot is het profileringsfonds door de jaren heen?
Met hoeveel geld is het profileringsfonds toegenomen sinds de invoering van het sociaal
leenstelsel, zo vragen de voornoemde leden.
De leden vragen ook hoe de Minister garandeert dat de twee miljoen euro ten goede
komen aan studenten met een functiebeperking en studenten die in een overmachtsituatie
zitten, omdat het bedrag wordt toegevoegd aan de lumpsum. Hoe zorgt de Minister dat
het op de bedoelde manier wordt geïnvesteerd? Tenslotte vragen de voornoemde leden
hoe de Minister de stijging van het aantal studenten met een functiebeperking verklaart.
Zeggenschap
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ermee bekend dat de centrale studentenraden
een wettelijk instemmingsrecht hebben op het profileringsfonds. Maar worden studenten
ook betrokken bij het beleid van de instelling omtrent de kaders en de hoogte van
de vergoeding? Zij vragen of studenten betrokken worden bij de verdeling van de middelen
en bij het aanvraagproces. De leden merken op dat instemmingsrecht een mooi middel
kan zijn, maar in de praktijk weinig voorstelt als studenten niet worden betrokken
bij het opstellen van beleid en de uitvoering ervan.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het profileringsfonds
in het hoger onderwijs. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen daarover.
Door de aangekondigde voorlichting over het profileringsfonds verwacht de Minister
dat meer studenten de weg naar het profileringsfonds weten te vinden. De leden zijn
daarom blij gestemd met de intensivering van twee miljoen euro structureel voor studenten
in overmachtsituaties. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de lumpsum. De leden vragen
of er een risico bestaat dat dit geld in de lumpsum verdwijnt. Wordt deze twee miljoen
euro geoormerkt en hoe gaat de Minister er op toezien dat deze twee miljoen euro terecht
komt bij de studenten die het nodig hebben?
Het instellingsbeleid ten aanzien van het profileringsfonds over bijvoorbeeld de aanvraag,
de duur en de hoogte van de ondersteuning dient de instelling zelf vast te leggen
in een regeling profileringsfonds. Dit geeft de instelling ruimte voor eigen invulling
en het bieden van maatwerk. De medezeggenschap heeft instemmingsrecht op deze regeling
profileringsfonds. De leden vragen of deze aanpak waarbij instellingen zelf de vrijheid
krijgen om invulling te geven aan het profileringsfonds verstandig is, aangezien er
grote verschillen kunnen ontstaan tussen instellingen met betrekking tot de behandeling
van deze doelgroep. Zij vragen of de Minister deze mogelijke gevolgen erkent en wat
zij hier aan kan doen.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse en waardering kennisgenomen van
de voorliggende brief van de Minister over het profileringsfonds in het hoger onderwijs.
De leden zijn van mening dat de regelingen vanuit het profileringsfonds bij onderwijsinstellingen
in het hoger onderwijs van groot belang zijn voor de toegankelijkheid en de gelijke
kansen voor studenten in specifieke omstandigheden. Het profileringsfonds kan zowel
als financiële alsmede als niet-financiële voorziening drempels helpen wegnemen en
uitval helpen voorkomen bij studenten die zich in situaties bevinden die studievoortgang
en -succes in de weg kunnen staan, zoals beperking, ziekte, zwangerschap of mantelzorg.
Er ligt weliswaar een stevige basis voor de inzet van het profileringsfonds maar de
leden delen de noodzaak tot de analyse rond de bekendheid en het gebruik van deze
belangrijke voorziening.
De leden stellen de informatieve brief en de toelichting vanuit de Minister dan ook
zeer op prijs maar hebben hier nog wel enkele vragen bij.
Zo licht de Minister in haar brief toe dat instellingen in het hoger onderwijs zelf
gaan over de opzet, duur en hoogte van de ondersteuning vanuit het profileringsfonds
en is er daarmee ruimte voor een eigen invulling. De leden zien ook dat dit ruimte
biedt voor specifieke situaties en maatwerk maar vragen de Minister wel in te gaan
op de aard en mate van verschillen tussen instellingen en hun keuzes in beleid en
de mate waarin die verschillen redelijk zijn. De Minister stelt onder andere in de
brief dat er verschillen zitten in de wijze waarop instellingen invulling geven aan
het bieden van financiële en/of niet-financiële ondersteuning aan studenten, een lijn
die de Minister ondersteunt. De leden lezen echter ook dat de Minister terecht stelt
dat niet-financiële ondersteuning niet per definitie als een vervanger van financiële
steun kan worden gezien, vanuit de wettelijke opgaaf om onder bijzondere omstandigheden
te ondersteunen bij studievertraging. Zij vragen op welke wijze de Minister ook op
die basis controleert dan wel stuurt om de verschillen in invulling niet te groot
of onredelijk te laten worden. De Minister schetst in de brief verder dat er samen
met de onderwijskoepels, studentenorganisaties en belangenorganisaties een ambitie
studentenwelzijn is opgesteld. Terecht stelt de Minister daarbij dat dit om zowel
passieve als actieve informatieverstrekking gaat ter bevordering van financiële ondersteuningsvoorzieningen,
zoals via studieadviseurs en studentendecanen. De leden vragen wel hoe deze ambitie
in de praktijk vorm krijgt, welke prestatie hierbij concreet is afgesproken en hoe
dit wordt gecontroleerd wat betreft het actief en passief versterken van de kennis
en informatie over het profileringsfonds. Welke rol krijgt dit binnen de monitor profileringsfonds?
Ook vragen zij of de Minister hier een nadere toelichting op kan geven.
De Minister verwijst naar de invulling rond de categorie «studenten in overmachtsituaties»
waar ook breed van wordt gevonden dat hier ook studenten die aan mantelzorg doen onder
vallen, ook al is dit niet juridisch geëxpliciteerd. Dat kan inderdaad bijdragen aan
onduidelijkheid over de positie van mantelzorgers binnen deze categorie waardoor deze
groep mogelijk te weinig aanspraak op regelingen maakt. Zij vragen waarom de Minister
aandacht binnen de hiervoor genoemde ambitie studentenwelzijn dan voldoende acht en
zij hierbij niet aan een nadere wettelijke explicitering denkt, als dit bijdraagt
aan duidelijkheid en daarmee voor deze groep studenten.
De Minister meent – anders dan de inspectie voorziet – geen forse toename in verhoging
van aanvragen door de invoering van het studievoorschot en geeft daar een toelichting
bij. De Minister stelt zich echter in bredere zin de ambitie om het profileringsfonds
beter onder de aandacht te brengen onder studenten. In hoeverre volstaan dan de huidige
financiële middelen, als toegenomen bekendheid en daarmee mogelijk ook een stijgend
aantal aanvragen een groot beroep op deze middelen met zich meebrengen?
Tot slot vragen zij of de Minister een nadere toelichting kan geven op de meetbaarheid
van haar ambitie en wens om het profileringsfonds meer bekendheid onder studenten
maar ook studentadviseurs en – decanen te geven. Wanneer is zij tevreden over de extra
inzet, de gemaakte afspraken en hoe gaat zij dit periodiek meten, zo vragen de voornoemde
leden.
II Reactie Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Algemeen
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de
brief Profileringsfonds hoger onderwijs. Hieronder ga ik in op de vragen van de verschillende
fracties.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of er een duidelijk overzicht kan worden gegeven
van de concrete invulling die instellingen geven aan het profileringsfonds. Daarbij
gaat de aandacht van de leden in het bijzonder uit naar de gemiddelde verhouding van
het gebruik van het fonds door de groepen 1) overmacht, 2) medezeggenschap of bestuur,
3) overig. Voornoemde leden geven aan graag de aantallen gebruikers en de gemiddelde
bedragen te willen zien.
Zoals aangegeven in de beantwoording over de vragen naar aanleiding van de brief toegankelijkheid
hoger onderwijs8 is er een verschil in de mate van verantwoording tussen de door de leden bedoelde
drie categorieën die voor het profileringsfonds worden onderscheiden. De gegevens
over de categorieën 1 (overmachtssituaties) en 2 (bestuur en medezeggenschap) zijn
door instellingen verhoudingsgewijs beter verantwoord dan categorie 3 (studenten die
wegens overige bijzondere omstandigheden aanspraak maken op het profileringsfonds).
Dit komt bijvoorbeeld door het feit dat niet alle instellingen uitgaven aan beurzenprogramma’s
– zoals het Holland Scholarship – onder het profileringsfonds hebben verantwoord.
Daarom is er over deze categorie 3 en in het verlengde ook over het totaalbedrag in
de profileringsfondsen geen volledig beeld te geven. Dit gegeven maakt ook dat er
geen overzicht over de gemiddelde verhouding van het gebruik van het fonds door de
drie categorieën kan worden gegeven. Uit de gegevens over verslagjaar 2017 komt naar
voren dat er in totaal € 4,5 mln. is uitgegeven aan studenten in overmachtssituaties,
waaronder studenten die studievertraging op hebben gelopen door een functiebeperking,
bijzondere familieomstandigheden of mantelzorg (categorie 1) en door 2.357 studenten
in deze categorie een uitkering ontvangen is. Aan studenten die studievertraging hebben
opgelopen door het doen van een bestuursfunctie of medezeggenschap (categorie 2) is
€ 11,4 mln. uitgegeven, zo blijkt uit de gegevens over verslagjaar 2017. Er is door
9.736 studenten in deze categorie een uitkering ontvangen.
In de brief Profileringsfonds hoger onderwijs is aangekondigd dat de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs (RJO) wordt aangepast. Vanaf verslagjaar 2019 dienen instellingen de gegevens
over het profileringsfonds te verantwoorden via een standaardtabel. De eerstvolgende
monitor profileringsfonds zal derhalve in najaar 2020 verschijnen. In deze monitor
zullen de gegevens van de instellingen op geaggregeerd niveau worden weergegeven.
Het is goed dat instellingen op eigen wijze invulling kunnen geven aan de uitvoering
van het profileringsfonds, zo geven de leden van de VVD-fractie aan. Kan de Minister
aangeven hoe zij de verschillende maten van ondersteuning bij verschillende instellingen
beschouwt en de verschillende financiële ondersteuning per student?
In de brief Profileringsfonds en studievoorschot heeft mijn voorganger een bedrag
binnen de bandbreedte van € 200,– tot € 300,– per maand studievertraging als richtsnoer
meegegeven aan de instellingen.9 Uit de gegevens uit jaarverslagen blijkt dat deze bandbreedte door veel van de instellingen
wordt gebruikt. Waar hiervan wordt afgeweken gaat dit vaak om een hoger bedrag. Ik
vind het ook belangrijk dat er ruimte is om maatwerk te bieden en per student – in
overleg – te bekijken wat er voor hem of haar nodig is om de studie succesvol te kunnen
volgen en voltooien. Ik hecht eraan te benadrukken dat hierbij ook niet-financiële
manieren om studievertraging te voorkomen (bijv. extra studiebegeleiding of audiovisuele
hulpmiddelen om colleges te volgen) een belangrijke rol spelen. Waar het gaat om verschillen
tussen het aantal ondersteunde studenten per instelling staat voorop dat voor elke
student die studievertraging oploopt door de in de wet beschreven bijzondere omstandigheden,
financiële ondersteuning geregeld moet worden, ook als deze student al andere niet-financiële
ondersteuning krijgt.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie hoe de Minister de effectiviteit van de
steun van een profileringsfonds beoordeelt en of inzichten kunnen worden gedeeld die
instellingen kunnen helpen om zo goed mogelijk effectieve ondersteuning te bieden.
Het profileringsfonds is een effectief instrument dat zorgt dat financiële ondersteuning
voor studenten met studievertraging door bijzondere omstandigheden op de juiste plek
terecht komt. Daarom heb ik er ook mede voor gekozen een vergelijkbaar fonds in te
richten voor het middelbaar beroepsonderwijs.10 De effectiviteit van de ondersteuning van studenten in bijzondere omstandigheden
is niet (alleen) af te leiden uit de cijfers over het profileringsfonds. Instellingen
kunnen bijvoorbeeld al vroegtijdig studenten met een functiebeperking niet-financieel
ondersteunen waardoor studievertraging kan worden voorkomen zodat geen aanspraak op
het profileringsfonds nodig is. Het Expertisecentrum Handicap+Studie helpt instellingen
bij de ondersteuning van deze doelgroep studenten. Het expertisecentrum zorgt er ook
voor dat door middel van netwerkbijeenkomsten inzichten van instellingen met elkaar
kunnen worden gedeeld.
Door de leden van de VVD-fractie wordt – mede onder verwijzing naar de motie van de
leden Tielen en Bruins11 – gewezen op het belang van bekendheid met het profileringsfonds en de mogelijkheid
om er ook gedurende een studiejaar beroep te kunnen doen. Wat verwacht de Minister
van het effect op het gebruik door de «gezamenlijke ambitie studentenwelzijn» en in
hoeverre verwacht de Minister een stijging in de bekendheid van het profileringsfonds,
zo vragen de leden.
Zoals in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs beschreven kan en moet de bekendheid
van het profileringsfonds beter. Echter, het is voornamelijk van belang dat studenten
die (mogelijk) aanspraak maken op het fonds op de hoogte zijn. De door de VH, VSNU,
ISO, LSVb, Expertisecentrum Handicap+Studie en mij opgestelde gezamenlijke ambitie
studentenwelzijn zal daarop ook inzetten, onder andere door het scholen van medewerkers
die met deze doelgroep in aanraking komen. Ik verwacht dat dit tevens zal leiden tot
een stijging van het percentage studenten dat bekend is met het profileringsfonds.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over het feit dat in de brief profileringsfonds
wordt aangegeven dat de mantelzorgende student gebruik kan maken van het profileringsfonds.
De leden benadrukken dat ook de mogelijkheid tot flexstuderen voor deze studenten
uitkomst kan bieden. Is het alsnog opnemen van mantelzorgers in de wet nodig en kan
dit eraan bijdragen dat mantelzorgende studenten het profileringsfonds beter weten
te vinden? En, zo vragen de leden, waaruit bestaat de specifieke aandacht die geschonken
gaat worden toegang voor deze groep?
In de brief Profileringsfonds hoger onderwijs is inderdaad expliciet aangegeven dat
studenten met studievertraging door mantelzorgende taken aanspraak kunnen maken op
het profileringsfonds. Zij vallen binnen de reikwijdte van het huidige wetsartikel
en onder de categorie studenten in overmachtssituaties. Bij de uitwerking van gezamenlijke
ambitie studentenwelzijn wordt aandacht geschonken aan mantelzorgende studenten, bijvoorbeeld
door het leveren van een bijdrage aan expertiseontwikkeling. Daarnaast worden bij
bijeenkomsten van het Landelijk Netwerk Studentenwelzijn Hoger Onderwijs ervaringen
uitgewisseld over de ondersteuning van deze groep studenten door relevante onderwijsprofessionals
en het Expertisecentrum Handicap+Studie. Door mantelzorgende studenten en betrokken
medewerkers bekend te maken met de mogelijkheden zijn deze studenten echt geholpen.
Een explicitering in de wet is daarvoor niet nodig. De mantelzorgende studenten worden
toegevoegd onder de categorie studenten in overmachtssituaties in de Regeling jaarverslaggeving
hoger onderwijs zodat in de toekomst deze groep ook in de gegevens is verdisconteerd.
In het geval de student is ingeschreven voor een opleiding die deelneemt aan het experiment
flexstuderen is het voorts mogelijk dat een mantelzorgende student daar gebruik van
kan maken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
Kan de Minister aangeven of niet-instellingsgebonden organisaties waaronder in ieder
geval politieke jongerenorganisaties, koepels van medezeggenschappen / studentenverenigingen,
ISO en LSVB ook op de lijst van erkende studie- of studentenverenigingen staan? En,
zo vragen de leden van de CDA-fractie, indien deze studenten geen aanspraak kunnen
maken op het profileringsfonds, kan de Minister dan aangeven welke mogelijkheden zij
hebben voor financiële ondersteuning en welke mogelijkheden de Minister ziet dat zij
alsnog aanspraak kunnen doen op het profileringsfonds?
De Minister van OCW kan voor een student, die bestuurslid is van een politieke jongerenorganisatie
van enige omvang of van een landelijke organisatie van enige omvang die voor het hoger
onderwijs relevante activiteiten ontplooit en die daartoe daadwerkelijke activiteiten
ontplooit, voorzieningen voor financiële ondersteuning treffen. De voorwaarden die
aan deze financiële ondersteuning zijn gesteld zijn neergelegd in de Regeling financiën
hoger onderwijs (artikel 11 tot en met 13). In totaal 34 organisaties maken aanspraak
op deze financiële ondersteuning voor hun bestuursleden. Voorbeelden van dergelijke
organisaties zijn het ISO, de LSVb, diverse jongerenorganisaties van politieke partijen,
de Koninklijke Nederlandse Farmaceutische Studenten Vereniging en Jongeren Milieu
Actief. Deze ondersteuning moet los worden gezien van ondersteuning uit het profileringsfonds.
Een student die als bestuurslid aanspraak heeft gehad op de hierboven beschreven financiële
ondersteuning kan door een andere studievertraging veroorzakende bijzondere omstandigheid
ook bij de eigen instelling aanspraak maken op tegemoetkoming uit het profileringsfonds.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er meer aandacht komt voor mantelzorgende
studenten. Kan de Minister per instelling aangeven of zij mantelzorgende studenten
expliciet vermeld hebben in hun regeling profileringsfonds en indien instellingen
dit niet expliciet vermeld hebben, wat de Minister voornemens is om hieraan te doen,
zo vragen deze leden.
De monitor profileringsfonds omvat geen overzicht waarin per instelling is aangegeven
of mantelzorgende studenten zijn vermeld in de regeling profileringsfonds. De regeling
profileringsfonds wordt op elke instelling door het bevoegd gezag opgesteld. De instelling
is ervoor verantwoordelijk dat de regeling voldoet aan de wettelijke vereisten. Ik
zal de instellingen er op wijzen dat het wenselijk is dat instellingen expliciet in
de regeling profileringsfonds opnemen dat studenten met studievertraging door mantelzorgende
taken van het fonds gebruik kunnen maken. De medezeggenschap kan hiervoor aandacht
vragen uit hoofde van haar instemmingsrecht op de regeling profileringsfonds en het
beleid van het instellingsbestuur bij de toepassing.
De leden van de CDA-fractie geven aan signalen te hebben ontvangen dat er instellingen
zijn waar alleen aanvragen voor het profileringsfonds die ingediend zijn voor 1 oktober
van dat jaar gehonoreerd worden. De leden vragen aan de Minister of zij kan aangeven
welke instellingen nu nog niet geregeld hebben dat gedurende het jaar een aanvraag
voor het profileringsfonds ingediend kan worden.
De signalen die vanuit de Kamer naar voren zijn gekomen door de motie van de leden
Tielen en Bruins12 zijn gedeeld met de VH en VSNU. Zoals in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs
gemeld, moeten studenten die (naar verwachting) studievertraging oplopen door overmacht
ook lopende het jaar aanspraak kunnen maken op het profileringsfonds. Van de student
wordt wel verwacht dat binnen een redelijke termijn melding gemaakt wordt van de bijzondere
omstandigheid. Bij de koepels en mij zijn geen specifieke signalen van instellingen
bekend dat studenten in overmachtssituaties voor 1 oktober een aanvraag moeten doen.
Voor studenten met een bestuursfunctie van enige omvang of die zitting nemen in een
medezeggenschapsraad, kan door de instelling een andere procedure worden vormgegeven.
Doordat de meeste bestuurs- en medezeggenschapsfuncties een vast startmoment hebben,
betekent dit dat er ook een vaste, redelijke deadline te stellen is voor het indienen
van een aanvraag.
Op de website van de rijksoverheid staat als voorwaarde voor financiële ondersteuning
uit het profileringsfonds dat studenten studiefinanciering moeten ontvangen, zo stellen
de leden van de CDA-fractie. Zij geven aan signalen te hebben ontvangen dat dit voor
sommige studenten die alleen gebruik maken van het studentenreisproduct, onduidelijk
is. Herkent de Minister dit signaal en is zij bereid is om de website te verduidelijken,
zo vragen de leden.
Een voorwaarde voor het in aanmerking komen voor een bijdrage uit het profileringsfonds
is dat een student aanspraak heeft of heeft gehad op de prestatiebeurs hoger onderwijs,
dit kan ook alleen de reisvoorziening zijn. Daarnaast moet de student voor de desbetreffende
opleiding wettelijk collegegeld verschuldigd zijn en voldoen aan de overige voorwaarden
(er moet sprake zijn een bijzondere omstandigheid waardoor studievertraging is, of
naar verwachting wordt, opgelopen). rijksoverheid.nl zal op dit punt worden verduidelijkt.
De leden van de CDA-fractie stellen dat mantelzorgende studenten zich vaak niet bewust
zijn dat ze mantelzorg verlenen. In dit verband verwijzen zij naar de brief profileringsfonds
waarin is opgenomen dat een beroep op het profileringsfonds ook een verantwoordelijkheid
bij de student legt en instellingen van studenten mogen verwachten dat zij binnen
een redelijke termijn melding maken van het optreden van de bijzondere omstandigheid.
Wat betekent dit voor mantelzorgende student die te laat beseft mantelzorger te zijn?
En wat beschouwt de Minister als een redelijke termijn, zo vragen de leden.
De regeling profileringsfonds die door de instelling wordt vastgesteld met instemmingsrecht
van de medezeggenschap regelt de procedure die moet worden doorlopen om een vergoeding
uit het fonds te kunnen krijgen. Logischerwijs is onderdeel van deze regeling hoe
een student moet aantonen dat de studievertraging die is opgelopen het gevolg is van
een bijzondere omstandigheid. Om zorgvuldig een causaal verband tussen de omstandigheid
en de studievertraging vast te kunnen stellen is het nodig dat er tussen de aanvraag
en het ontstaan van de vertraging geen lange periode zit. Een periode van een aantal
maanden is hiervoor gebruikelijk en ook redelijk. Het is aan instellingen om, in gevallen
waarin kennelijk niet van de student verwacht kon worden dit eerder aan te vragen,
zo nodig ruimte te creëren in de regeling om flexibel met de gestelde termijn om te
kunnen gaan.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts welke mogelijkheden studenten die studeren
aan een private hoger onderwijsinstelling hebben om aanspraak te maken op een profileringsfonds.
De wettelijke verplichting een regeling profileringsfonds op te stellen is gericht
op bekostigde hoger onderwijsinstellingen. Het staat vrij aan niet-bekostigde instellingen
een gelijksoortige regeling in te stellen, maar dat is geheel aan de instelling zelf.
Niet alle studenten, die onder categorie één en twee van het profileringsfonds vallen,
komen in aanmerking komen voor een bijzondere voorziening. Wat is daarvoor de reden
vragen de leden van de CDA-fractie.
Studenten komen – indien zij wettelijk collegegeld betalen en een prestatiebeurs ontvangen
of hebben ontvangen – altijd in aanmerking voor het profileringsfonds als zij (naar
verwachting) studievertraging oplopen door de bijzondere omstandigheden die vallen
onder categorie één en twee van het profileringsfonds.
In de brief profileringsfonds is opgenomen dat derde aanbeveling van de inspectie
– te weten «specificeer de informatie in het jaarverslag over het profileringsfonds
tot op het niveau van studenten met een functiebeperking» – niet wordt overgenomen
vanwege privacywetgeving. Wat is, zo vragen de leden, de minimale omvang van een groep
zodat de privacy geborgd kan worden? En kan de Minister voor meer maatwerk zorgen,
bijvoorbeeld door wel uit te gaan van deelgroepen en indien de groep te klein wordt
groepen samen te voegen? Wat kunnen de gevolgen zijn als zowel de Minister als de
Kamer onvoldoende zicht krijgen op deze groepen en de omvang van deze groepen?
Het borgen van de privacy is een groot goed. Hiervan kan in ieder geval geen sprake
zijn wanneer de gegevens daadwerkelijk tot de persoon herleidbaar zijn. Wanneer dit
derhalve het geval is, is de omvang van de groep te klein. In het onderhavige geval
zou het door de leden voorgestelde maatwerk – het uitgaan van deelgroepen en indien
de groep te klein wordt deze groepen samenvoegen – ten koste gaan van de vergelijkbaarheid
van gegevens tussen de instellingen onderling en over de jaren heen. Daarom houd ik
de categorieën ongewijzigd.
De leden van de CDA-fractie vragen of inzichtelijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld
bij de monitor profileringsfonds, hoeveel studenten aanspraak zouden kunnen maken
op het profileringsfonds en hoeveel studenten dit ook daadwerkelijk doen.
De leden vragen aan mij om inzichtelijk te maken hoeveel studenten aanspraak zouden
kunnen maken op het profileringsfonds. Dit gevraagde inzicht kan ik de leden niet
bieden. In theorie kunnen alle studenten die wettelijk collegegeld betalen en die
aanspraak maken of hebben gehad op de prestatiebeurs in aanmerking komen voor financiële
ondersteuning uit het profileringsfonds indien zij studievertraging hebben opgelopen
door bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden – zoals ziekte en familieomstandigheden
– zijn van zodanige persoonlijke aard dat privacywetgeving eraan in de weg staat een
goed overzicht te krijgen van de potentiële groep studenten die in aanmerking komt.
Het is daarom ook aan de student zelf een aanvraag te doen op een uitkering uit het
profileringsfonds en aan te tonen dat er sprake is van deze omstandigheden. In het
antwoord op de leden van de VVD-fractie is aangegeven dat er in verslagjaar 2017 in
de categorie overmachtssituaties door 2357 studenten en in de categorie bestuur en
medezeggenschap door 9736 studenten een uitkering is ontvangen.
Voorts vragen de leden of de Minister kan achterhalen wat de totale uitgaven aan het
profileringsfonds waren in de afgelopen jaren – en zo ja of dit overeenkomstig het
bedrag is dat in de lumpsum is gegaan met als doel het profileringsfonds – en hoe
vaak en wanneer de Kamer de komende jaren de monitor profileringsfonds kan verwachten.
Zoals ik ook heb toegelicht in mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie
is er over het totaalbedrag in de profileringsfondsen helaas geen volledig beeld te
geven. Zoals aangegeven in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs hebben de hogescholen
en universiteiten via hun koepels VH en VSNU aangegeven over verslagjaar 2018 een
compleet beeld van de gegevens te willen presenteren. Ik verwacht dan ook in een volgende
monitor profileringsfonds een completer beeld te kunnen geven. De eerstvolgende monitor
zal in najaar 2020 verschijnen.
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat de twee miljoen euro sinds dit jaar
beschikbaar wordt gesteld aan de studenten die dit nodig hebben. Kan de Minister aangeven,
zo vragen de leden, of zij in voldoende mate de komende jaren kan achterhalen of die
twee miljoen euro extra die aan het profileringsfonds wordt besteed ook daadwerkelijk
daaraan wordt uitgegeven? En, zo vervolgen de leden, kan Minister aangeven wat er
met het geld gebeurt als blijkt dat instellingen minder hebben uitgegeven? Zijn er
mogelijkheden om de instellingen te verplichten dit geld voor het profileringsfonds
mee te nemen naar het daaropvolgend jaar? Voorts vragen de leden van de CDA-fractie
of de Minister kan aangeven hoe de twee miljoen euro over de instellingen is verdeeld.
Is hierbij rekening gehouden met instellingen die in meer of mindere mate geld uitkeren
uit het profileringsfonds?
In de lumpsum is geen vast bedrag aangemerkt dat aan het profileringsfonds moet worden
besteed. Ik hecht er aan te benadrukken dat in de sectorakkoorden is afgesproken dat
de extra middelen – 2 mln. structureel – die door uitvoering van het Regeerakkoord
zijn toegevoegd aan de lumpsum, worden aangewend voor studenten in overmachtssituaties
via het profileringsfonds. Er is geen financieel plafond voor de uitkeringen die uit
wettelijke verplichtingen voortvloeien, zoals vertraging opgelopen als gevolg van
een overmachtssituatie. Er is een wettelijke verplichting tot uitkering uit het profileringsfonds
voor bijzondere omstandigheden vallend onder categorie 1 of 2. Deze verplichting staat
los van een begroting en het al of niet meenemen van middelen naar het daaropvolgende
jaar. Een eventueel tekort of een overschot zal van invloed zijn op de besteding van
de overige middelen van de instellingen.
In de Regeling jaarverslaggeving onderwijs is vastgelegd dat alle instellingen per
categorie uit het profileringsfonds zowel totalen als gemiddelden per verslagjaar
moeten verantwoorden. Uit de gegevens over verslagjaar 2017 komt naar voren dat er
in de categorie overmachtssituaties een totaal van € 4,5 mln. uitgekeerd is door de
instellingen. Door het totaal over verslagjaar 2018 later met dit bedrag te vergelijken
kan worden nagegaan of instellingen deze extra middelen daadwerkelijk hebben uitgekeerd.
Zoals in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs is aangekondigd zal bij de verdere
monitoring van de aard en omvang van het profileringsfonds specifiek aandacht worden
besteed aan het effect van de extra middelen.
De investering van € 2 mln. structureel is tegelijkertijd met de middelen voor de
halvering van het collegegeld in het eerste jaar, en de lerarenopleidingen in de eerste
twee jaar, toegevoegd aan de rijksbijdrage. Deze middelen zijn op basis van studentenaantallen
verdeeld over de instellingen. Er is geen rekening gehouden met instellingen die in
2017 en eerder in meer of mindere mate middelen hebben uitgekeerd uit het fonds. De
bijzondere omstandigheden in de categorie overmachtssituaties kunnen bij elke student
plaatsvinden, ongeacht aan welke instelling deze student studeert. Daarom is de intensivering
gemiddeld per student per instelling gelijk.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de uitkomsten van het inspectierapport
«Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs» zijn besproken met de VH en VSNU en of zij zich in brede zin herkennen in de uitkomsten
van het rapport.
De uitkomsten van het rapport van de inspectie zijn in een gezamenlijk gesprek met
de VH en VSNU besproken. De koepels ondersteunen de hoofdlijnen van de beleidsreactie
zoals die in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs is uiteengezet. Zij onderschrijven
de benodigde acties om de bekendheid te vergroten onder de doelgroep van het profileringsfonds
en die vastgelegd zijn in de gezamenlijke ambitie studentenwelzijn.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling het rapport «Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs» van de inspectie gelezen. De leden zijn blij met het onderzoek en vragen of de Minister
opdrachtgever voor het onderzoek was of dat het onderzoek een eigen initiatief was
van de inspectie.
De inspectie heeft zelf aanleiding gezien voor een onderzoek dat zich specifiek richt
op de toegankelijkheid van het profileringsfonds voor studenten met een functiebeperking.
Dit onderzoek past volgens hen in een reeks onderzoeken die zij naar (voorzieningen
voor) studenten met een functiebeperking hebben uitgevoerd. In paragraaf 1.1 van het
inspectieonderzoek «Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs: Het
profileringsfonds voor studenten met een functiebeperking, nu en in de nabije toekomst»
wordt de aanleiding door de inspectie uitgebreid beschreven.
Geschrokken
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan te zijn geschrokken van de conclusies
van de inspectie. De leden signaleren dat van alle gehonoreerde aanvragen uit het
profileringsfonds slechts vijf procent gaat naar studenten met een functiebeperking
terwijl ruim 14 procent van alle studenten een functiebeperking heeft. Wat de verdeling
is van de overige 95 procent van het profileringsfonds en kan de Minister een overzicht
geven waar het geld naartoe gaat, zo vragen de leden.
De verdeling in uitgekeerde middelen tussen de eerste twee categorieën – overmachtssituaties
en bestuurs- en medezeggenschapsfuncties – is in de antwoorden op de vragen van de
CDA-fractie gegeven (resp. 4,5 mln. voor overmachtssituaties en 11,4 mln. voor bestuurs-
en medezeggenschapsfuncties). Studenten met een functiebeperking maken onderdeel uit
van de groep studenten in overmachtssituaties, waar ook studenten met vertraging door
ziekte, familieomstandigheden, mantelzorg en zwangerschap onderdeel van uitmaken.
Hierbij is een belangrijke aanvulling dat voor studenten met een functiebeperking
of chronische ziekte ook de mogelijkheid bestaat en blijft bestaan dat de prestatiebeurs
met een jaar wordt verlengd. In 2017 was dit bij 5889 studenten het geval. Voor andere
studenten die aanspraak maken op het profileringsfonds geldt deze mogelijkheid niet.
Gelukkig is het ook zo dat het hebben van een functiebeperking niet per definitie
betekent dat studievertraging wordt opgelopen. Als bij een deel van de 14 procent
waar de leden van de GroenLinks-fractie aan refereert de begeleiding op de instelling
zodanig is dat geen sprake is van studievertraging door de functiebeperking, is dat
juist positief en is een beroep op het profileringsfonds gelukkig niet nodig.
Bekendheid
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er actie wordt ondernomen om de bekendheid
van het profileringsfonds te verbeteren. Wanneer zijn er voor het eerst signalen ontvangen
dat het profileringsfonds onderbenut werd? En hoe kan het dat zelfs studentendecanen
niet op de hoogte zijn van het profileringsfonds zo vragen de leden.
In mei 2016 is de Regeling jaarverslaggeving onderwijs aangepast. Vanaf dat moment
moeten instellingen zich uitgebreid over de aard en omvang van het profileringsfonds
verantwoorden. De in de brief Profileringsfonds hoger onderwijs vervatte informatie
geeft een eerste beeld van deze extra aangeleverde informatie. Hoger onderwijsinstellingen
zijn zelf verantwoordelijk, met instemming van de medezeggenschap, een adequate voorziening
in te richten in de vorm van een profileringsfonds, om studenten die door een bijzondere
omstandigheid (naar verwachting) studievertraging oplopen tegemoet te komen. In de
brief Profileringsfonds hoger onderwijs is geconstateerd dat de bekendheid van die
voorziening kan worden verbeterd. Daarnaast heeft de inspectie geconstateerd op basis
van een klein aantal gesprekken met instellingen dat medewerkers die met deze doelgroep
in aanraking komen niet altijd op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Dat kan en
moet beter. Deze signalen worden nu op een adequate manier, door de gezamenlijke ambitie
Studentenwelzijn, aangepakt.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister al eens eerder geattendeerd
is op de lage bekendheid van het profileringsfonds. Welke lessen worden getrokken
voor het vervolg? Heeft de Minister streefcijfers geformuleerd wanneer zij van mening
is dat de bekendheid wel op niveau is? Wanneer moet de voorlichting zijn verbeterd?
Hoe gaat de Minister dit te zijner tijd onderzoeken, zo vragen de leden.
Jaarlijks wordt de bekendheid van het profileringsfonds door ResearchNed opgenomen in de vragenlijst van de Monitor beleidsmaatregelen. In het onderzoek
wordt de bekendheid getoetst onder verschillende benamingen die het profileringsfonds
in de praktijk heeft. Mogelijk dat een heldere en eenduidige naamgeving in het gehele
hoger onderwijs ook een bijdrage aan de verbetering van de bekendheid kan leveren.
Het beeld dat deze vragen van de leden van de fractie van GroenLinks oproept verdient
voorts ook nuancering. Slechts een beperkt deel van alle studenten op hoger onderwijsinstellingen
loopt studievertraging op door de bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in de regeling
profileringsfonds. Voor mij is belangrijk dat die studenten die in aanmerking komen
voor financiële ondersteuning uit het profileringsfonds ook bekend zijn met het bestaan
van dit fonds. Daarom ook heb ik mijn brief Profileringsfonds benadrukt dat passieve
informatieverstrekking op een website niet voldoende is en dat studieadviseurs en
studentendecanen de taak hebben studenten op de hoogte te brengen van de voorzieningen,
zoals een mogelijke aanspraak op het profileringsfonds. Dit laat onverlet dat de bekendheid
van het fonds nu te laag is. Met alle relevante partijen ondernemen we actie en de
verwachting is dat dit in de toekomst leidt tot verbeteringen. De benodigde acties
hiervoor zijn tijdig ingezet en een streefcijfer is hier niet aan de orde.
De cijfers omtrent bekendheid roepen bij leden van de GroenLinks-fractie ook de vraag
op of instellingen de plicht om studenten te attenderen op het profileringsfonds en
of er grote verschillen zijn in de bekendheid en de aanvragen per instelling.
Het is van groot belang dat (aspirant-) studenten door de instellingen op de hoogte
worden gebracht van de voorzieningen die beschikbaar zijn op een instelling. Dit vloeit
voort uit de wettelijke verplichting tot informatieverstrekking aan (aspirant-)studenten
die op de instelling rust. Zo ontvangt elke student ten minste bij diens eerste inschrijving
het studentenstatuut. Hierin is onder andere een beschrijving van de ondersteunende
faciliteiten die door de instelling worden aangeboden opgenomen. Een mogelijke aanspraak
op het profileringsfonds valt hier uiteraard ook onder. Voorts mag worden verwacht
dat studenten in contact met een studentendecaan of studieadviseur in de situatie
daar aanleiding tot biedt actief worden gewezen op een mogelijke aanspraak op het
profileringsfonds.
Het aantal aanvragen in het bijzonder in de categorie overmacht kan – los van de bekendheid
– door een veelheid aan omstandigheden jaarlijks fluctueren. Een koppeling tussen
het aantal aanvragen en de bekendheid van het profileringsfonds bij een individuele
instelling is niet te maken. Het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat een instelling proactief
met een student in gesprek gaat en door passende begeleiding ervoor zorgt dat de studievertraging
niet optreedt en een tegemoetkoming uit het fonds niet nodig is. Voorzichtigheid met
de interpretatie van deze gegevens is daarom geboden.
Ook de bekendheid van de individuele studietoeslag die gemeenten binnen de Participatiewet
kunnen uitkeren roept vragen op bij de leden. Zijn studenten en studentendecanen hier
wél van op de hoogte? Is er een overzicht van de hoogte van de bedragen per stad?
In de door het Expertisecentrum Handicap+Studie gemaakte poster «Financieel slim studeren»
is naast de verlenging van de prestatiebeurs en de toegang tot het profileringsfonds
ook de individuele studietoeslag opgenomen als een mogelijke bron van financiële ondersteuning.
Het is aan individuele gemeenten hierop eigen beleid te voeren en daarbij eventueel
– indien bekend – gebruik te maken van cijfermatige gegevens.
Instellingen
De rol van hoger onderwijsinstellingen roept bij de leden van de GroenLinks-fractie
vragen op. Bestaat er een (financiële) prikkel om studenten geen aanspraak te laten
maken op het profileringsfonds? De leden vragen of de Minister dan van plan is deze
prikkel weg te nemen.
Instellingen hebben een wettelijke plicht om het profileringsfonds in te richten en
zich hierover te verantwoorden. Daarbij is de instelling verplicht een financiële
tegemoetkoming te verlenen aan die student die door de wettelijk bepaalde bijzondere
omstandigheden studievertraging oploopt of naar verwachting op zal lopen. Betrokkenheid
van medezeggenschap levert – zoals ook de leden van de GroenLinks-fractie zullen onderschrijven –
een belangrijke bijdrage aan checks en balances binnen instellingen. Ten aanzien van
het profileringsfonds is voorzien in nauwe betrokkenheid van de medezeggenschap, verankerd
in een wettelijk vastgelegd instemmingsrecht. Dit is van belang mocht onverhoopt de
instelling geen aanspraak willen geven op het profileringsfonds om financiële redenen.
Ik heb overigens geen signalen dat hiervan sprake zou zijn.
Voorts wijzen deze leden op de constatering van de inspectie dat studentendecanen
het een ingewikkeld en tijdrovend proces vinden om een aanvraag voor het profileringsfonds
in te dienen. De leden vragen hoe dit komt. Werpen instellingen onnodige drempels
op om de aanvraagprocedure niet te makkelijk te maken? Of hebben zij onvoldoende personele
ondersteuning om het profileringsfonds te laten slagen, zo vragen de voornoemde leden.
Tevens vragen zij of landelijke maatregelen ervoor kunnen zorgen dat de procedures
bovendien eenvoudiger worden.
De inspectie schrijft dat voornamelijk het proces bij studenten met een functiebeperking
ervoor zorgt dat de aanvraagprocedure voor hen ingewikkeld is. Studenten moeten kunnen
aantonen dat de studievertraging die zij hebben opgelopen komt door een bijzondere
omstandigheid, zoals een functiebeperking. Het is aan instellingen een passende procedure
te ontwerpen in de regeling profileringsfonds die enerzijds niet onnodig drempels
opwerpt, maar anderzijds zorgt dat de publieke middelen bij de juiste student terecht
komen. Het is niet aan mij om voor te schrijven hoe instellingen deze procedure moeten
inrichten.
Profileringsfonds versus prestatiebeurs
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom studenten niet gebruik kunnen maken
van zowel de prestatiebeurs als het profileringsfonds tegelijkertijd; is de Minister
bereid om hiernaar te kijken en aanvullende afspraken te maken met de onderwijsinstellingen?
Bij de totstandkoming van het profileringsfonds bij de invoering van de Wet versterking
besturing is in de memorie van toelichting opgenomen: «Voor eenzelfde omstandigheid
kan de student niet dubbel een beroep doen op financiële ondersteuning.»13 Dit standpunt blijft relevant. De student vraagt zelf financiële ondersteuning aan
als de bijzondere omstandigheden zich voordoen. De keuze voor de verlenging of een
uitkering uit het profileringsfonds is aan de student. Een student wordt op deze manier
terecht tegemoetgekomen uit publieke middelen door de verlenging van de prestatiebeurs
of door een vergoeding uit het profileringsfonds. Een dubbele tegemoetkoming is onnodig
en ondoelmatig.
Meer aanspraak maken op profileringsfonds
Door de leden van de GroenLinks-fractie wordt gesignaleerd dat een stijgende bekendheid
ook kan betekenen dat de uitgaven flink stijgen. De leden vragen wat de Minister van
plan is als de twee miljoen euro die zij extra vrijmaakt niet toereikend is om studenten
te ondersteunen. Ook vragen de leden of deze twee miljoen euro evenredig wordt verdeeld
over alle hoger onderwijsinstellingen.
De intensivering van € 2 mln. structureel voor studenten in overmachtssituaties is
– naast een tegemoetkoming van de verwachte extra uitgaven aan het profileringsfonds
– een stimulans voor instellingen om actief te zorgen dat het geld bij de juiste student
terecht komt. Het is aan instellingen om voldoende middelen beschikbaar te stellen
aan het profileringsfonds om studenten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming
te kunnen ondersteunen. Hoewel de hoogte van het profileringsfonds voorafgaand aan
het begrotingsjaar in de begroting wordt begroot, is het daadwerkelijke aantal uitkeringen
leidend voor de uitgaven. Voor de categorieën waarvoor instellingen conform de wet
verplicht uitkeringen moeten verstrekken bij studievertraging, kan geen plafond worden
ingesteld. Een eventueel tekort (bijv. door een groter aantal aanvragen en uitkeringen
dan begroot) of overschot zal van invloed zijn op de besteding van overige middelen
van de instelling. Een onder- of overschrijding van het begrote bedrag kan worden
verantwoord in de jaarrekening. Ik wijs er voorts op dat een intensivering € 2 mln.
een aanzienlijk som is boven op de uitgaven van € 4,5 mln. in verslagjaar 2017. Zoals
ook toegelicht in antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie zijn de middelen
op basis van studentenaantallen verdeeld over de instellingen.
De leden vragen voorts hoe staat de twee miljoen euro in verhouding staat tot het
groeiend aantal studenten dat een functiebeperking heeft. Ook vragen de leden naar
een verklaring voor de stijging van het aantal studenten met een functiebeperking.
De Monitor beleidsmaatregelen14signaleert inderdaad dat het percentage studenten met een functiebeperking in het
hoger onderwijs is gestegen. Tevens wordt aangegeven dat het percentage studenten
dat als gevolg van de functiebeperking belemmerd wordt bij studieactiviteiten daalt.
Er worden door de onderzoekers geen oorzaken genoemd van de stijging van het percentage
studenten met een beperking. Vooralsnog lijkt het me positief dat steeds meer studenten
met een beperking doorstromen naar het hoger onderwijs.
Er is dus een groeiend aantal studenten met een beperking, maar een functiebeperking
hoeft niet altijd tot studievertraging te leiden. Het belangrijkste is dat studenten
samen met de instelling praten over wat zij nodig hebben voor de studie en hoe onnodige
vertraging voorkomen kan worden. In de gezamenlijke ambitie studentenwelzijn, die
in oktober naar uw Kamer is gestuurd, is er niet alleen aandacht voor financiële ondersteuning
van studenten. Het doorbreken van taboe rondom een functiebeperking of studiestress,
het bieden van handelingsperspectief om bijvoorbeeld met studiestress om te gaan en
het verbetering van de laagdrempelige informatievoorziening zijn allemaal middelen
om studenten te ondersteunen bij de studie en mogelijke studievertraging tegen te
gaan. De twee miljoen euro voor het profileringsfonds is een aanzienlijke intensivering
afgezet tegen de € 4,5 mln. die blijkens de gegevens over verslagjaar 2017 door instellingen
is uitgegeven aan studenten in deze categorie. Er is bovendien geen financieel plafond
voor de uitkeringen die uit wettelijke verplichtingen voortvloeien zoals vertraging
opgelopen als gevolg van een overmachtssituatie. Een eventueel tekort of overschot
ten opzichte van hetgeen de instelling begroot zal van invloed zijn op de besteding
van overige middelen van de instelling.
Evenals de leden van de VVD- en CDA-fracties hierboven en de leden van de SP-fractie
hieronder hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen de omvang van het profileringsfonds
door de jaren heen. Ook vragen de leden hoe wordt gegarandeerd dat de intensivering
van twee miljoen euro ten goede komt aan studenten in overmachtssituaties. Voorts
vragen de leden van de GroenLinks-fractie specifiek met hoeveel geld het profileringsfonds
is toegenomen sinds de invoering van het sociaal leenstelsel.
Zoals ook toegelicht in mijn antwoord op vragen van de VVD en de CDA fracties kan
over het totaalbedrag in de profileringsfondsen geen volledig beeld worden gegeven.
Ik kan dus geen vergelijking maken. Er zijn geen historische cijfers en er is geen
koppeling te maken tussen het sociaal leenstelsel als zodanig en een stijging van
uitkering uit het profileringsfonds. Een voorwaarde voor aanspraak op financiële tegemoetkoming
uit het profileringsfonds is dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor
studievertraging is ontstaan.
In mijn antwoord aan de leden van de CDA-fractie heb ik aangegeven dat er in de lumpsum
geen vast bedrag is aangemerkt dat aan het profileringsfonds moet worden besteed.
Daarbij heb ik ook met nadruk gewezen op het feit dat in de sectorakkoorden is afgesproken
dat extra twee miljoen structurele middelen worden aangewend voor studenten in overmachtssituaties
via het profileringsfonds. Ik vertrouw erop dat de instellingen deze afspraak nakomen.
In de verdere monitoring van de aard en omvang van het profileringsfonds zal deze
afspraak worden geëvalueerd. Deze monitoring zal worden verbeterd door de in de brief
Profileringsfonds hoger onderwijs aangekondigde invoering van de standaardtabel in
de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Hierin worden alle verplichte gegevens omtrent
het profileringsfonds weergegeven.
Zeggenschap
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen op de wettelijke verankerde instemmingsrechten
ten aanzien van het profileringsfonds. De leden merken op dat instemmingsrecht een
mooi middel kan zijn, maar in de praktijk weinig voorstelt als studenten niet worden
betrokken bij het opstellen van beleid en de uitvoering ervan. De leden vragen derhalve
of studenten betrokken worden bij de verdeling van de middelen en bij het aanvraagproces.
Kenmerkend voor het profileringsfonds is dat het op instellingsniveau wordt vormgegeven
zodat optimaal maatwerk kan worden geboden. Elke instelling is verplicht een regeling
op te stellen waarin aan alle categorieën die in de wet zijn genoemd aandacht wordt
besteed en waarin haar keuzes worden gemotiveerd. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht
op de regeling, i.c. op de criteria en procedure van het profileringsfonds. Daarbij
moet overigens worden opgemerkt dat er geen financieel plafond voor de uitkeringen
die uit wettelijke verplichtingen voortvloeien (categorie 1 en 2). Voor categorie 3
(studenten die wegens overige bijzondere omstandigheden – bijvoorbeeld bijzondere
prestaties op gebied van sport of cultuur – aanspraak maken op het profileringsfonds)
ligt dit anders. Bij deze categorie is het aan het instellingsbestuur – samen met
het medezeggenschapsorgaan – om te bepalen of er al dan niet een mogelijkheid wordt
geschapen om verzoeken af te wijzen op grond van de ontoereikendheid van het budget.
De voorziening dient dan wel helderheid te verschaffen op welke wijze verzoeken worden
behandeld in relatie tot dat budget. De instelling kan dus het aantal uitkeringen
voor deze gevallen maximeren, maar wel conform de eisen en voorwaarden van de regeling
van het profileringsfonds.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat door de aangekondigde voorlichting over
het profileringsfonds verwacht wordt dat meer studenten de weg naar het profileringsfonds
weten te vinden. De leden zijn daarom blij gestemd met de intensivering van twee miljoen
euro structureel voor studenten in overmachtsituaties zo geven zij aan. De leden vragen
of er een risico bestaat dat dit geld in de lumpsum verdwijnt. Wordt deze twee miljoen
euro geoormerkt en hoe gaat de Minister er op toezien dat deze twee miljoen euro terecht
komt bij de studenten die het nodig hebben?
De beantwoording van deze vraag van de leden van de SP-fractie heb ik meegenomen bij
de beantwoording van de vergelijkbare vraag van de GroenLinks-fractie hierboven.
Het instellingsbeleid ten aanzien van het profileringsfonds over bijvoorbeeld de aanvraag,
de duur en de hoogte van de ondersteuning dient de instelling zelf vast te leggen
in een regeling profileringsfonds zo stellen de leden van de SP-fractie terecht vast.
De leden vragen of deze aanpak waarbij instellingen zelf de vrijheid krijgen om invulling
te geven aan het profileringsfonds verstandig is, aangezien er grote verschillen kunnen
ontstaan tussen instellingen met betrekking tot de behandeling van deze doelgroep.
De leden vragen of de Minister deze mogelijke gevolgen erkent en wat zij hier aan
kan doen.
Aangezien instellingen verschillen vind ik het van belang dat er maatwerk mogelijk
is. Een instelling heeft de vrijheid om het profileringsfonds zodanig in te richten,
dat het bij de situatie van de betreffende instelling past. Indien uit de monitor
naar voren komt dat er dusdanig grote verschillen zijn die niet meer redelijkerwijs
zijn te verklaren, zal ik met de instellingen hierover in gesprek gaan.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie stellen dat de regelingen vanuit het profileringsfonds
bij onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs van groot belang zijn voor de toegankelijkheid
en de gelijke kansen voor studenten in specifieke omstandigheden. De leden delen de
noodzaak tot analyse rond de bekendheid en gebruik van het profileringsfonds.
De leden zien dat het feit dat instellingen in het hoger onderwijs zelf gaan over
de opzet, duur en hoogte van de ondersteuning vanuit het profileringsfonds, ruimte
biedt voor specifieke situaties en maatwerk. De leden vragen de Minister in te gaan
op de aard en mate van verschillen tussen instellingen en hun keuzes in beleid en
de mate waarin die verschillen redelijk zijn. Op welke wijze controleert dan wel stuurt
de Minister om de verschillen in invulling niet te groot of onredelijk te laten worden.
Het is aan instellingen zelf om een adequate voorziening te treffen voor studenten
die (naar verwachting) studievertraging oplopen door een bijzondere omstandigheid.
Als een instelling dit niet voldoende doet, verwacht ik dat de medezeggenschap het
instellingsbestuur hierop aanspreekt. Sinds mei 2016 wordt van instellingen verwacht
dat zij de gegevens over de aard en de omvang van het profileringsfonds per categorie
in de jaarverslagen opneemt. Vervolgens wordt per categorie aangegeven hoeveel studenten
een vergoeding hebben aangevraagd, hebben ontvangen, hoeveel in totaal per categorie
is uitgekeerd en wat de gemiddelde hoogte en duur was van de vergoeding. De VH en
VSNU hebben uitgesproken dat in verslagjaar 2018 een completer beeld van de gegevens
kan worden gegeven. Als in de komende jaren grote onredelijke verschillen blijken
te bestaan tussen instellingen zal met de instellingen hier het gesprek over worden
gevoerd.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de ambitie studentenwelzijn in de praktijk
vorm krijgt, welke prestatie hierbij concreet is afgesproken en hoe dit wordt gecontroleerd
wat betreft het actief en passief versterken van de kennis en informatie over het
profileringsfonds. Welke rol krijgt dit binnen de monitor profileringsfonds, zo vragen
de leden.
In de gezamenlijke ambitie studentenwelzijn hebben de partijen, VH, VSNU, ISO, LSVb,
UvH15, OCW en Expertisecentrum Handicap+Studie, afspraken gemaakt om de positie van studenten
met een ondersteuningsvraag te verbeteren. Deze werkgroep komt halfjaarlijks bij elkaar
om de stand van zaken te bespreken van de vijf ambities die zijn geformuleerd en tegelijktijdig
worden signalen uit het veld opgepikt en meegenomen. Expertisecentrum handicap + studie
heeft een coördinerende functie en brengt expertise vanuit de verschillende experts
uit het veld bijeen en zorgt voor activiteiten rondom voorlichting en versterken van
de kennis van instellingen. Expertisecentrum Handicap+Studie heeft, samen met de studentenbonden,
een handreiking gemaakt voor studenten met een overzicht van alle financiële ondersteuningsregelingen,
waaronder ook het profileringsfonds.
Met de brief profileringsfonds hoger onderwijs is geëxpliciteerd dat mantelzorgers
vallen binnen de categorie overmachtsituaties. De leden van de PvdA-fractie vragen
waarom de Minister aandacht binnen de hiervoor genoemde ambitie studentenwelzijn dan
voldoende acht en zij hierbij niet aan een nadere wettelijke explicitering denkt.
Zoals ook toegelicht in het antwoord op een vraag van de leden van de VVD-fractie
acht ik een wettelijke explicitering niet noodzakelijk. Met de mede op basis van de
brief Profileringsfonds verstrekte duidelijkheid dat ook mantelzorgers een beroep
kunnen doen op het profileringsfonds en de acties volgend uit de ambitie studentenwelzijn
zijn zowel studenten als betrokken medewerkers geholpen. Wel draag ik er zorg voor
dat de mantelzorgende studenten worden toegevoegd onder de categorie studenten in
overmachtssituaties in de Regeling jaarverslaggeving hoger onderwijs zodat in de toekomst
deze groep ook in de gegevens is verdisconteerd.
De leden van de PvdA-fractie wijze erop dat de Minister – anders dan de inspectie
voorziet – geen forse toename voorziet in verhoging van aanvragen door de invoering
van het studievoorschot. De Minister stelt zich echter in bredere zin de ambitie om
het profileringsfonds beter onder de aandacht te brengen onder studenten zo stellen
de leden terecht vast. In hoeverre volstaan dan de huidige financiële middelen, als
toegenomen bekendheid en daarmee mogelijk ook een stijgend aantal aanvragen een groot
beroep op deze middelen met zich meebrengen?
Het is aan instellingen om voldoende middelen beschikbaar te stellen aan het profileringsfonds
om studenten die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming te kunnen ondersteunen.
Indien voor de categorieën 1 (overmachtssituaties) en 2 (bestuur en medezeggenschap)
een groter aantal aanvragen wordt gedaan dan begroot, zal de instelling dit gat moeten
opvullen.
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of de Minister een nadere toelichting
kan geven op de meetbaarheid van haar ambitie en wens om het profileringsfonds meer
bekendheid onder studenten maar ook studentadviseurs en – decanen te geven. Wanneer
is zij tevreden over de extra inzet, de gemaakte afspraken en hoe gaat zij dit periodiek
meten, zo vragen de voornoemde leden.
Zoals ook toegelicht in mijn antwoorden op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
is voor mij belangrijk dat die studenten die in aanmerking komen voor financiële ondersteuning
uit het profileringsfonds ook bekend zijn met het bestaan van dit fonds. Dit betekent
dus ook dat niet elke student kennis op elk moment weet hoeft te hebben van het profileringsfonds,
al hecht ik er wel aan te benadrukken dat de huidige percentages over de bekendheid
met het profileringsfonds voortvloeiend uit de Monitor beleidsmaatregelen te laag
zijn. Ik verwacht de komende jaren een stijging van dit percentage te zien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier