Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellemeet over het bericht dat huisartsen zorg weigeren aan woonzorghuizen voor mensen met dementie
Vragen van het lid Ellemeet (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat huisartsen zorg weigeren aan woonzorghuizen voor mensen met dementie (ingezonden 27 november 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Medische Zorg (ontvangen 5 februari 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 983.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht «Huisarts weigert patiënten uit kleine
woonzorghuizen die interne zorg niet op orde hebben»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Vindt u het ook zorgelijk dat cliënten door hun eigen huisartsen kunnen worden geweigerd
bij het leveren van zorg?
Hoe kunt u waarborgen dat er geen zorg wordt geweigerd aan zorgbehoevenden in woonzorghuizen?
Antwoord 2 en 3
Huisartsen signaleren in algemene zin dat zij onder toenemende druk staan om ook complexere
medische zorg in kleinschalige woonzorgvoorzieningen te leveren, die zowel hun kennis
en kunde als hun capaciteit overstijgt. Anderzijds geven zowel Verenso als de LHV
aan dat de huisartsen en de specialisten ouderengeneeskunde juist in toenemende mate
met elkaar samenwerken en in de praktijk vaak goede samenwerkingsafspraken weten te
maken op het niveau van individuele instellingen en cliënten.
Tegen deze achtergrond is het van belang dat partijen met elkaar tot een gezamenlijke
en toekomstbestendige visie op goede toegang tot medische zorg in deze instellingen
komen, en conform handelen, zodat de medische zorg ook in de toekomst beschikbaar
blijft en goed wordt geborgd. Daarbij zij bedacht dat zowel zorgverzekeraars als zorgkantoren
op grond van de Wlz en de Zvw een gedeelde verantwoordelijkheid hebben bij de invulling
van de zorgplicht ten aanzien van de medische zorg voor deze cliënten.
Een en ander moet geschieden in het licht van een aantal opgaven die ik – samen met
de LHV en Verenso – zie om ook in de toekomst goede zorg aan mensen in de kleinschalige
woonzorginstellingen te kunnen blijven bieden. In de commissiebrief over medische
zorg in kleinschalige woonzorginstellingen die separaat aan deze antwoorden aan de
Kamer wordt gestuurd, ga ik in op de opgaven die ik zie om goede zorg in kleinschalige
woonzorginstellingen te kunnen waarborgen.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de ouderen die in deze kleine verpleeghuizen wonen door de overheid
als thuiswonende ouderen worden gezien? Meent u dat in deze kleine woonvormen ook
24-uurs specialistenzorg geleverd moet worden? Voldoet de zorgkwaliteit in deze woonzorgvormen
op dit moment aan de wet- en regelgeving?
Antwoord 4
Voor de zorg die mensen in kleinschalige woonzorginstellingen krijgen, maakt het niet
uit of ze als «thuiswonende ouderen» worden gezien of niet. Het is aan de mensen en
hun naasten zelf om, gegeven hun indicatie, te kiezen voor een vorm die bij ze past.
In de separaat aan deze antwoorden verstuurde commissiebrief ga ik in op de opgaven
om ten alle tijden goede zorg aan mensen in deze kleinschalige woonzorginstellingen
te kunnen bieden.
Vraag 5
Meent u dat de huisarts de hoofdbehandelaar hoort te zijn voor de bewoners in deze
kleinschalige woonzorghuizen? Hoe wilt u waarborgen dat bewoners in deze woonzorgvormen,
waaronder mensen met dementie, kunnen rekenen op specialistische 24-uurs zorg?
Antwoord 5
De kleinschalige woonzorginstelling valt onder het kwaliteitskader verpleeghuiszorg
en moet regelen dat er voldoende zorg beschikbaar is. De hoofdbehandelaar is inhoudelijk
eindverantwoordelijk voor de zorg. Doorgaans is dit voor de patiëntenpopulatie in
kleinschalige woonzorghuizen de huisarts. Deze levert immers de generalistische basiszorg
en heeft de mogelijkheid om door te verwijzen naar de medisch specialist. Dit is echter
niet wettelijk vastgelegd en is wat mij betreft ook geen vereiste. Overige eerstelijnsberoepsbeoefenaren,
waaronder de specialist ouderengeneeskunde, of arts verstandelijk gehandicapten kunnen
ook hoofdbehandelaar zijn. Het is aan huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde,
de zorginstelling en het zorgkantoor/zorgverzekeraar om afspraken te maken over het
hoofdbehandelaarschap.
Vraag 6
Op welke wijze zijn zorgkantoren en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) betrokken
om de zorg in deze woonzorgvormen structureel te verbeteren? Welke concrete acties
gaat u ondernemen om specifiek de tekorten voor specialisten ouderengeneeskunde op
te lossen?
Antwoord 6
In de commissiebrief die separaat naar de Kamer wordt gestuurd ga ik in op de acties
die ik samen met partijen onderneem om de kwaliteit van medische zorg voor de patiënten
in kleine woonzorginstellingen ook in de toekomst te blijven waarborgen. Ook ga ik
in deze brief nader in op de wijze waarop de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd hierbij
betrokken is.
In deze commissiebrief geef ik onder andere aan dat ik met de LHV, Verenso en de sector
van kleinschalige woonzorgaanbieders in gesprek ga over een gezamenlijke visie op
een toekomstbestendige en toegankelijke artsenfunctie in de verpleeghuiszorg. In deze
visie zal ook rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van zorgverleners als
de huisarts en de specialist ouderengeneeskunde.
Vraag 7
Welke oplossingsrichtingen worden op dit moment onderzocht voor de financiering? Deelt
u onze mening dat de oplossing moet bijdragen aan het stimuleren van samenwerking
tussen het verpleeghuis en de eerstelijnszorg, mede gezien de motie-Ellemeet/Hermans?2
Antwoord 7
Ik ben met u eens dat financiering van zorg voor patiënten in kleinschalige woonzorginstellingen
de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen het verpleeghuis en de eerstelijnszorg
niet moet belemmeren.
In de commissiebrief die separaat naar de Kamer is gestuurd ga ik in op de oplossingsrichtingen
om de kwaliteit van medische zorg voor de patiënten in kleinschalige woonzorginstellingen
zo goed mogelijk te blijven waarborgen. In deze brief ga ik ook in op de financiering,
waaronder de mogelijkheid om middelen vanuit het kwaliteitsbudget t.b.v. het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg in te zetten om de specialist ouderengeneeskunde in kleinschalige
instellingen in te zetten. Door de aanbieders van deze kleinschalige woonzorgvormen
meer middelen te bieden voor het inzetten van specialisten ouderengeneeskunde verwacht
ik dat de toegankelijkheid van de algemene én specifieke medische expertise ook naar
de toekomst toe geborgd blijft.
Vraag 8
Hoe ziet u de verhouding tussen het programma Thuis in het Verpleeghuis en de huisarts
als hoofdverantwoordelijke voor specialistische verpleeghuiszorg? Bent u ook van mening
dat het stimuleren van deze vernieuwde woonzorgvormen een belangrijk onderdeel is
van het Pact voor de Ouderenzorg?
Antwoord 8
Een belangrijk onderdeel van het programma Thuis in het verpleeghuis en het kwaliteitskader
verpleeghuiszorg is de inzet en beschikbaarheid van de juiste expertise op de juiste
momenten. De zorgaanbieder moet ervoor zorgen dat er 24/7 een arts bereikbaar en oproepbaar
is. Dit kan een huisarts zijn. Daarnaast vereist het kwaliteitskader dat de zorgaanbieder
aanvullende voorzieningen beschikbaar heeft zoals het inschakelen van een specialist
ouderengeneeskundige indien de cliëntengroep is aangewezen op deze specifieke zorg.
Met de vergrijzing voor de boeg en met steeds meer mensen die zelfstandig thuis wonen
ontstaat een veranderende vraag naar woonzorgvormen. De mensen die in de toekomst
institutionele zorg krijgen, zullen steeds meer bestaan uit mensen die dementie hebben.
Deze groep heeft vaak baat bij het wonen in een kleinschalige woonvorm in een vertrouwde,
herkenbare omgeving. Ook de vraag naar woonvormen voor mensen die nog niet naar een
instelling willen, maar wel (erop anticiperen dat ze mogelijk) met beperkingen te
maken krijgen of bijvoorbeeld vanuit een wens tot meer contact liever geclusterd zelfstandig
wonen zal naar verwachting stijgen. Hier is nog weinig aanbod; met het Programma Langer
thuis wordt erop ingezet dat dit aanbod zal toenemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.