Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over toezeggingen gedaan tijdens het debat over uitkeringsfraude met de WW door arbeidsmigranten op 11 oktober 2018
17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Nr. 568
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 6 februari 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 22 oktober 2018 over toezeggingen gedaan tijdens het debat over uitkeringsfraude
met de WW door arbeidsmigranten op 11 oktober 2018 (Kamerstuk 17 050, nr. 565).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 december 2018 aan de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 1 februari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
5
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke beantwoording
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede zijn gedane toezeggingen
tijdens het debat van 11 oktober 2018, en maken de wens kenbaar hier enkele kritische
vragen over te stellen.
Uitkeringsfraude is een klap in het gezicht van hardwerkende Nederlanders en moet
streng maar rechtvaardig worden aangepakt. De regering pakt naar de mening van deze
leden helaas niet door bij de aanpak van uitkeringsfraude door arbeidsmigranten. Hierdoor
loopt het vertrouwen in de sociale zekerheid bij veel mensen een deuk op. Dit is funest
voor de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat en moet worden hersteld.
Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat buitenlandse uitkeringsfraudeurs worden
opgepakt, zij het fraudebedrag tot de laatste cent terugbetalen plus bestuurlijke
boete? Dat er eventueel beslag wordt gelegd op bezittingen in binnen- en buitenland,
de fraudeurs na betaling het land worden uitgezet en voor het leven worden uitgesloten
van de Nederlandse sociale zekerheid?
Is de Minister bereid het aantal arbeidsmigranten en daarmee de kans op fraude met
onze sociale zekerheid te beperken door tewerkstellingsvergunningen in te voeren?
Is de Minister daarnaast bereid ervoor te zorgen dat op geen enkele manier Nederlandse
wetgeving zal worden aangepast of Europese regelgeving zal worden geïmplementeerd
waardoor een arbeidsmigrant na 1 dag werken in Nederland direct recht krijgt op Nederlandse
WW?
Is de Minister voorts bereid betrokken bestuurders van het UWV-debacle waarbij arbeidsmigranten
massaal uitkeringsfraude konden plegen alsnog ter verantwoording te roepen en indien
nog betrokken bij het UWV direct te ontslaan?
Is de Minister tenslotte bereid ervoor te zorgen dat het ministerssalaris van de heer
Bruins (die bij UWV verantwoordelijk was voor het jarenlang wegkijken waardoor arbeidsmigranten
massaal fraude konden plegen met de WW) minimaal te halveren?
Tot slot stellen vragen de leden van de PVV-fractie hoe het staat met de uitvoering
van de aangenomen motie van het lid De Jong (Kamerstuk 17 050, nr. 557) welke de regering verzoekt ervoor te zorgen dat bij de aanvraag van een WW-uitkering
standaard gecontroleerd wordt of de aanvrager recht heeft op een WW-uitkering.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de toezeggingen die zijn
gedaan tijdens het debat over uitkeringsfraude met de WW door arbeidsmigranten. Zij
vragen of bij het breed extern onderzoek naar misbruikrisico’s ook de mogelijke rol
van werkgevers in specifieke sectoren wordt meegenomen, zoals in de uitzendsector.
Daarnaast vragen genoemde leden of bij het onderzoek naar capaciteit voor handhaving
bij het UWV ook zal worden gekeken naar de mogelijkheid van een businesscase voor
extra handhaving en wanneer deze resultaten kunnen worden verwacht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de volgende vragen en opmerkingen naar aanleiding
van de brief van de Minister van 22 oktober 2018.
Naar aanleiding van de motie Jasper van Dijk. De leden van de SP-fractie vragen in
welke mate het «plaatsen in historisch perspectief» van het leidend maken van de BRP
invloed heeft op de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Jasper van Dijk
(SP), waarbij gevraagd wordt om volledig over te gaan op de BRP (Kamerstuk 17 050, nr. 550).
Naar aanleiding van de registratie van tussenpersonen. Genoemde leden vragen of in
het kader van de registratie van tussenpersonen er ook gekeken kan worden naar de
mogelijkheid en effecten van het in het geheel niet toestaan van tussenpersonen en
alleen het (blijven) toestaan van ondersteuning van de aanvrager.
Naar aanleiding van verwijtbaarheid werkloosheid. Deze leden vragen of niet alleen
de informatie uit het systeem van het UWV betrokken wordt om verwijtbaarheid te controleren,
maar ook het verifiëren daarvan bij de werkgever.
Naar aanleiding van de cultuur bij het UWV. De leden van de SP-fractie vragen of bij
het cultuuronderzoek niet alleen gekeken wordt naar een relatie tussen de cultuur
en de WW fraude, maar direct ook breder naar de cultuur en welke effecten de interne
cultuur heeft op de dienstverlening va het UWV in algemene zin.
Naar aanleiding van de verkeerde prikkels uitzendbranche. Is de Minister bereid om
zowel een feitenonderzoek te doen naar de relatie van contractduur en -soort en WW
fraude, als ook een kwalitatief onderzoek op basis van interviews naar beweegredenen
onder zowel intercedenten als werknemers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben naar aanleiding van de brief van de Minister
van 22 oktober 2018 de volgende vragen en opmerkingen
1. Tot en met 2008 waren er slechts 485 Polen ingestroomd in de WW. Dat aantal is in
de jaren daarna fors toegenomen. Is dat ook het geval bij arbeidsmigranten van andere
Europese nationaliteiten? Kan een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling van
het aantal WW-uitkeringen aan arbeidsmigranten, naar nationaliteit, per jaar, in de
jaren 2008–2018?
2. Over de periode 2011–2018 is € 2,4 miljoen teruggevorderd aan WW-fraude door arbeidsmigranten.
Het gaat om 692 terugvorderingen. Er was in dezelfde periode sprake van 1015 boetes.
Hoeveel WW-fraude gevallen door arbeidsmigranten (2008- 2018) zijn er in totaal bekend
over deze periode, welk bedrag was hiermee gemoeid (uitkering en boete) en hoe hoog
ligt het invorderingspercentage bij deze specifieke WW-fraude door arbeidsmigranten?
3. De directie handhaving binnen UWV, belast met het opsporen van fraude en het onderzoeken
van fraudesignalen heeft in 2017 een capaciteit van 400 fte. Hoeveel terugvordering
en boete ter zake van WW-fraude heeft deze inzet in dat jaar opgeleverd? Kan een overzicht
worden gegeven worden, per jaar – over terugvorderingen en boetes (bedrag per jaar)
over de jaren 2008–2018, alsmede – per jaar – het hiervoor beschikbare aantal fte’s,
specifiek belast met onderzoeken van fraudesignalen en het opsporen van fraude met
WW-uitkeringen?
4. Jaarlijks worden keuzes gemaakt over het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten
van beschikbare handhavingscapaciteit. Het totaal teruggevorderde bedrag (uitkering
en boete) aan WW-fraude door arbeidsmigranten in de periode 2011–2018 bedraagt € 2,4
miljoen. Is bekend hoeveel fte’s zijn ingezet voor het bereiken van dit resultaat?
Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhaving voor wat
betreft deze specifieke vorm van WW-fraude?
5. Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhavingsinspanning
(relatie fte-inzet en resultaat van opsporing en boete-oplegging en invordering) ten
aanzien van WW-fraude in totaal?
6. Wordt WW- en bijstandsfraude door mensen die in Nederland zijn / Nederlander zijn
beter en effectiever opgespoord en met meer succes vervolgd dan fraude door arbeidsmigranten?
7. Vragen over het melden van fraude door het UWV aan het Openbaar Ministerie:
• Welke soort fraudezaken meldt het UWV aan het Openbaar Ministerie?
• Gebeurt het melden van fraude op systematische wijze door het UWV, bijvoorbeeld aan
de hand van werkafspraken of een protocol?
• Hoeveel fraudezaken meldt het UWV jaarlijks bij het Openbaar Ministerie, in de periode
van de afgelopen vijf jaar? Graag een uitsplitsing naar meldingen van fraude van meer
dan 50.000 euro, meldingen van georganiseerde fraude en eventueel overige te onderscheiden
categorieën.
• Betreft het ook meldingen vanuit het UWV over tussenpersonen die verdacht worden van
georganiseerde fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen vijf jaar? Zo nee,
waarom niet?
8. De Minister meldde bij het debat van 11 oktober jl. dat met het Openbaar Ministerie
besloten is dat buitengewoon opsporingsambtenaren van het UWV zelf bij het vermoeden
van het aannemen van een valse identiteit een strafrechtelijk onderzoek kunnen gaan
doen.
• Welke afspraken zijn precies gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en het UWV? Welke
soort activiteiten gaan de buitengewoon opsporingsambtenaren van het UWV uitvoeren?
Is er sprake van een overheveling van taken van het Openbaar Ministerie naar het UWV?
• Op grond van welke overwegingen zijn deze afspraken gemaakt?
• Op grond van welke regelgeving gaat het UWV naast bestuursrechtelijke aanpak, nu strafrechtelijk
onderzoek doen?
9. Is er sprake van internationale opsporing bij internationale uitkeringsfraude? Met
welke internationale (opsporings)organisaties wordt er samengewerkt door het UWV en
Openbaar Ministerie?
10. Kan er een vergelijkende beschrijving worden gegeven van de internationale opsporing
bij toeslagenfraude en de internationale opsporing van uitkeringsfraude?
11. Wordt verwacht dat het aangenomen voorstel van het Europees Parlement om voor EU-werknemers
een recht op uitkering te geven na één dag werken, zal leiden tot toenemend «uitkeringstoerisme»,
en WW-fraude door arbeidsmigranten juist weer in de hand kan gaan werken? Zal de regering
blijven inzetten op een «wachttijd» van bij voorkeur zes maanden? Welke mogelijkheden
ziet de regering nog om dit doel te bereiken of in ieder geval dit streven kracht
bij te blijven zetten?
12. Tijdens het plenaire debat van 11 oktober jl. sprak de Minister over de aansturingsrelatie
tussen het UWV en het Ministerie van SZW. In de brief van 22 oktober jl. van de Minister
van SZW komen de verbeteringen in de sturingsrelatie, niet meer aan de orde, met uitzondering
van de opmerking over een betere informatievoorziening in een jaarlijkse signalenbrief.
• Kan de Minister de huidige sturingsrelatie beschrijven?
• Kan de Minister aangeven op welke punten de sturingsrelatie is en wordt aangepast?
• Kan de Minister aangeven welke verbeteringen dat op zal leveren in de aansturing van
het UWV, naast de genoemde betere informatievoorziening aan de Kamer?
• Uit de evaluatie van de Kaderwet ZBO van mei 2018 bleek dat er enige huiver is om
«in termen van «sturing», «eigenaarschap» en «opdrachtgeverschap» over de aansturing
van zbo’s te spreken omdat dit afbreuk zou kunnen doen aan de zelfstandigheid die
aan zbo’s eigen is.» Geldt dit ook voor de aansturing van het UWV? Kan de Minister
aangeven hoe volgens hem de ideale aansturingsrelatie met het UWV eruit ziet?
13. Kan een overzicht worden geven hoe vaak het Openbaar Ministerie wel en hoe vaak niet
tot strafrechtelijke vervolging is overgegaan bij het vermoeden van fraude op grond
van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude? Kunnen deze gegevens per jaar over periode
van de afgelopen vijf jaar, worden uitgesplitst naar soort fraude.
14. Klopt het dat het Openbaar Ministerie op grond van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude
geen tussenpersonen vervolgt voor fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen
vijf jaar? Zo nee, waarom niet?
15. Klopt het dat het Openbaar Ministerie tussenpersonen kan vervolgen op verdenking van
bijvoorbeeld valsheid in geschrifte en/of oplichting? Zo ja, hoe vaak worden tussenpersonen
vervolgd door het Openbaar Ministerie, buiten de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude?
II. Reactie van de Minister
Vragen van de Leden van de PVV-fractie
Vraag 1
Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat buitenlandse uitkeringsfraudeurs worden
opgepakt, zij het fraudebedrag tot de laatste cent terugbetalen plus bestuurlijke
boete? Dat er eventueel beslag wordt gelegd op bezittingen in binnen- en buitenland,
de fraudeurs na betaling het land worden uitgezet en voor het leven worden uitgesloten
van de Nederlandse sociale zekerheid?
Antwoord:
UWV zet verschillende instrumenten in om teveel ontvangen uitkeringen terug te vorderen.
Hoe dat in zijn werk gaat, specifiek in het geval van arbeidsmigranten, beschrijf
ik in mijn brief aan Uw Kamer over de stand van zaken van de aangekondigde maatregelen
naar aanleiding van de WW-fraude. Fraudeurs die hun boete en vordering hebben terugbetaald,
worden niet uitgezet. Het is niet mogelijk om het verblijfsrecht van EU-burgers om
de reden van uitkeringsfraude in te trekken. Ook bestaat er geen mogelijkheid om hen
uit te sluiten van de Nederlandse sociale zekerheid. Wel is het zo dat eventueel openstaande
vorderingen verrekend worden met een nieuwe uitkering. Betrokkene krijgt dan dus effectief
geen uitkering.
Vraag 2
Is de Minister bereid het aantal arbeidsmigranten en daarmee de kans op fraude met
onze sociale zekerheid te beperken door tewerkstellingsvergunningen in te voeren?
Antwoord
Tewerkstellingsvergunningen zijn verplicht voor werknemers uit derde landen. Arbeidsmigranten
uit EU-lidstaten en uit de Europese Economische Ruimte maken gebruik van het recht
om zonder werkvergunning in een ander EU-land te werken. Het instellen van tewerkstellingsvergunningen
bij EU-burgers dan ook niet mogelijk. Het is daarmee ook geen instrument om mogelijke
fraude tegen te gaan.
Vraag 3
Is de Minister daarnaast bereid ervoor te zorgen dat op geen enkele manier Nederlandse
wetgeving zal worden aangepast of Europese regelgeving zal worden geïmplementeerd
waardoor een arbeidsmigrant na 1 dag werken in Nederland direct recht krijgt op Nederlandse
WW?
Antwoord
Verordening (EG) nr. 883/2004 (hierna: de Verordening) coördineert de sociale zekerheidsstelsels
van de lidstaten. Een van de uitgangspunten in deze Verordening is dat lidstaten bij
de vaststelling van het recht op uitkering rekening houden met verzekeringstijdvakken
die de betrokkene in andere lidstaten heeft vervuld. Op dit moment geldt er geen wachttijd
voordat buitenlandse tijdvakken van verzekering kunnen worden samengeteld. Er is nu
dus al Europese wetgeving in werking die ervoor zorgt dat tijdvakken moeten worden
samengeteld na één dag werken.
Ik vind het belangrijk dat de werkloze een band heeft met de lidstaat waar hij of
zij de uitkering aanvraagt. Overeenkomstig de afspraak in het regeerakkoord heb ik
tijdens de onderhandelingen over de herziening van de Verordening daarom ingezet op
de invoering van een «wachttijd» van zes maanden voordat buitenlandse tijdvakken worden
samengeteld bij de aanvraag van een werkloosheidsuitkering. Nederland had hierin echter
een geïsoleerde positie. Uiteindelijk heeft de Raad van Ministers een akkoord bereikt
over de invoering van de wachttijd van één maand. Het Europees Parlement (EP) heeft
op 11 december 2018 een standpunt uitgebracht over de herziening van de Verordening.
Het EP wil vasthouden aan de huidige regeling zonder wachttijd. In de trilogen blijf
ik mij inzetten voor de invoering van een wachttijd. Tot nu toe was het krachtenveld
echter niet gunstig voor Nederland.
Vraag 4
Is de Minister voorts bereid betrokken bestuurders van UWV-debacle waarbij arbeidsmigranten
massaal uitkeringsfraude konden plegen alsnog ter verantwoording te roepen en indien
nog betrokken bij UWV direct te ontslaan?
Vraag 5
Is de Minister tenslotte bereid ervoor te zorgen dat het ministerssalaris van de heer
Bruins (die bij UWV verantwoordelijk was voor het jarenlang wegkijken waardoor arbeidsmigranten
massaal fraude konden plegen met de WW) minimaal te halveren?
Antwoord 4 en 5
Zoals aangegeven in mijn brief van 1 oktober 20181 heb ik uitgebreid gesproken met de huidige bestuursvoorzitter over fraude rond de
WW. Deze gesprekken waren gericht op nadere verheldering van de problematiek en het
maken van concrete afspraken over intensivering van de fraudeaanpak. De fraude met
WW-uitkeringen heeft terugkijkend niet de benodigde urgentie gehad, maar dit maakt
niet dat ontslag van het bestuur aan de orde is.
Vraag 6
Tot slot stellen vragen de leden van de PVV-fractie hoe het staat met de uitvoering
van de aangenomen motie van het lid De Jong (Kamerstuk 17 050, nr. 557) welke de regering verzoekt ervoor te zorgen dat bij de aanvraag van een WW-uitkering
standaard gecontroleerd wordt of de aanvrager recht heeft op een WW-uitkering.
Antwoord
In mijn brief van 10 oktober 20182 ben ik ingegaan op de wijze waarop UWV controleert of er recht bestaat op een WW-uitkering.
Daarin, alsmede in het debat met uw Kamer van 11 oktober 2018 (Handelingen II 2018/19,
nr. 12, item 9), heb ik aangegeven dat er scherper moet worden gecontroleerd op verwijtbare werkloosheid.
Daartoe heeft UWV een pilot met uitzendbureaus opgezet, waarin bij werkgevers informatie
wordt opgevraagd over de verwijtbaarheid van de werkloosheid, en ontwikkelt UWV risicoprofielen
waarin ook verwijtbare werkloosheid wordt meegenomen. Naar aanleiding van de uitkomsten
van de pilot zal ik samen met UWV bekijken hoe de werkwijze van de pilot breder toegepast
kan worden in de gehele uitvoeringspraktijk van UWV, mede in samenhang met de risicoprofielen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vraag 1
De leden van D66 vragen of bij het breed extern onderzoek naar misbruikrisico’s ook
de mogelijke rol van werkgevers in specifieke sectoren wordt meegenomen, zoals in
de uitzendsector.
Antwoord
In het externe onderzoek naar misbruikrisico’s worden de misbruikrisico’s bij de uitvoering
van de WW door UWV onderzocht. De werkwijze van werkgevers in specifieke sectoren
valt als zodanig niet onder de scope van dat onderzoek. In 2020 wordt artikel 1 (arbeidsmarkt)
van de SZW-begroting geëvalueerd. Ik ben voornemens om hierbij ook het uitzendregime (BW en Waadi)
te evalueren. Er wordt nog gewerkt aan een precieze uitwerking van dit onderzoek.
Hierbij zullen de vragen van uw Kamer over eventuele draaideurconstructies, waarover
de leden Jasper van Dijk (SP), Van Weyenberg (D66) en Pieter Heerma (CDA) schriftelijke
vragen hebben gesteld en waarop ik de antwoorden tegelijk met deze beantwoording aan
uw Kamer zendt, worden meegenomen. Over de uitwerking van het onderzoek zal ik uw
Kamer deze zomer nader informeren.
Vraag 2
Daarnaast vragen genoemde leden of bij het onderzoek naar capaciteit voor handhaving
bij UWV ook zal worden gekeken naar de mogelijkheid van een businesscase voor extra
handhaving en wanneer deze resultaten kunnen worden verwacht.
Antwoord
Adequaat blijven reageren is van belang om de risico’s op fraude te onderkennen en
maatregelen te nemen om dit tegen te gaan. Ik heb daarom in oktober aangegeven een
breed extern onderzoek te laten verrichten naar de misbruikrisico’s bij UWV. De risico’s
kennen is echter niet voldoende om de juiste risico’s op een effectieve manier aan
te pakken.
In mijn brief over de voortgang van de maatregelen WW-fraude die ik gelijktijdig met
deze antwoorden aan uw Kamer zend, heb ik aangegeven een afwegingskader te ontwikkelen.
Dit kader verschaft inzicht op grond waarvan afwegingen zichtbaar kunnen worden gemaakt
voor de inzet van middelen en of deze middelen toereikend (zullen) zijn. De ontwikkeling
van dit afwegingskader en de implementatie zullen naar verwachting eind dit jaar zijn
afgerond.
Het onderzoek naar misbruikrisico’s en het afwegingskader vormen de basis voor verder
inzicht in en vormgeven aan de benodigde middelen en capaciteit voor handhaving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vraag 1
Naar aanleiding van de motie Jasper van Dijk. De leden van de SP-fractie vragen in
welke mate het «plaatsen in historisch perspectief» van het leidend maken van de BRP
invloed heeft op de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Jasper van Dijk
(SP), waarbij gevraagd wordt om volledig over te gaan op de BRP (Kamerstuk 17 050, nr. 550).
Antwoord
In mijn brief over uitkeringsfraude WW die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan
uw Kamer zal sturen, licht ik toe hoe de motie van het lid van Dijk (SP) ten aanzien
van het leidend maken van de BRP, wordt vormgegeven. Op verzoek van uw Kamer (lid
Heerma – CDA) plaats ik het gebruik van de BRP door UWV in een historische context.
Zie hiervoor ook de brief van 22 oktober 20183 met het overzicht van toezeggingen naar aanleiding van het debat uitkeringsfraude
door arbeidsmigranten. Beide onderwerpen, zowel de invulling van de motie als het
historisch perspectief op gebruik van de BRP door UWV, komen dus aan bod.
Vraag 2
Naar aanleiding van de registratie van tussenpersonen. Genoemde leden vragen of in
het kader van de registratie van tussenpersonen er ook gekeken kan worden naar de
mogelijkheid en effecten van het in het geheel niet toestaan van tussenpersonen en
alleen het (blijven) toestaan van ondersteuning van de aanvrager.
Antwoord
Een uitkeringsgerechtigde mag zich op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht laten
bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Tussenpersonen vervullen
voor een deel van de uitkeringsgerechtigden een belangrijke rol. Tussenpersonen worden
bijvoorbeeld ingeschakeld omdat mensen niet in staat zijn om zelf dit soort zaken
te regelen, omdat ze niet digi-vaardig zijn of de Nederlandse taal niet voldoende
beheersen. Een tussenpersoon kan een familielid zijn, een vriend, administratiekantoor
of de vakbond, die al dan niet tegen een vergoeding bijstand verlenen. Hierbij is
een onderscheid te maken naar een tussenpersoon die rechtshandelingen (bijvoorbeeld
het opsturen van het inkomensformulier) verricht namens de betrokkene en de tussenpersoon
die de betrokkene enkel bijstaat en niet dergelijke handelingen verricht (bijvoorbeeld
een familielid dat als tolk fungeert). Voor het doen van een rechtshandeling namens
een ander is een machtiging vereist.
Het is daarom ook niet wenselijk om tussenpersonen niet toe te staan of te beperken
tot het ondersteunen van de aanvrager.
UWV werkt aan registratie van tussenpersonen, zodat UWV meer grip krijgt op die tussenpersonen.
Deze registratie kan helpen om bonafide tussenpersonen van malafide te onderscheiden.
Iemand die een uitkering wil aanvragen door middel van een papieren formulier moet
zich melden bij een UWV-kantoor. Indien deze persoon zich laat vergezellen door een
tussenpersoon zal UWV, naast de gegevens van de aanvrager, ook de gegevens van deze
tussenpersonen registeren. Periodiek zal UWV de registratie van deze gegevens van
tussenpersonen vergelijken en indien daartoe aanleiding bestaat, onderzoek doen.
Vraag 3
Naar aanleiding van verwijtbaarheid werkloosheid. Deze leden vragen of niet alleen
de informatie uit het systeem van UWV betrokken wordt om verwijtbaarheid te controleren,
maar ook het verifiëren daarvan bij de werkgever.
Antwoord
In het kader van de pilot met uitzendbureaus wordt actief informatie uitgevraagd bij
werkgevers over de reden van beëindiging van een uitzenddienstverband, naast de informatie
die standaard al bij ex-uitzendkrachten wordt uitgevraagd. Als de antwoorden van het
uitzendbureau en de ex-uitzendkracht elkaar tegenspreken, doet UWV verder onderzoek.
Bij de evaluatie van de pilot wordt beoordeeld in hoeverre dit een effectief instrument
biedt om te achterhalen of iemand verwijtbaar werkloos is. Ook wordt gekeken naar
de gevolgen voor en ervaringen met de werkwijze bij zowel de uitvoering als werkgevers.
Dit biedt de basis voor verdere besluitvorming in hoeverre dit breder toegepast kan
worden in de gehele uitvoeringspraktijk van UWV.
Vraag 4
Naar aanleiding van de cultuur bij UWV. De leden van de SP-fractie vragen of bij het
cultuuronderzoek niet alleen gekeken wordt naar een relatie tussen de cultuur en de
WW fraude, maar direct ook breder naar de cultuur en welke effecten de interne cultuur
heeft op de dienstverlening van UWV in algemene zin.
Antwoord
Voor het lopende cultuuronderzoek is gekozen voor een primaire focus op WW-fraude.
Deze afbakening wordt door onderzoekers en de begeleidingscommissie gezien als noodzakelijk
ten behoeve van de zeggingskracht en bruikbaarheid van de resultaten van het onderzoek,
maar is tevens gebaseerd op het feit dat hier zorgen over zijn gerezen. Cultuur binnen
UWV in bredere zin heeft de aandacht van de accountantsdienst van UWV die dit als
thema voor intern audit onderzoek voor 2019 heeft opgenomen in haar jaarplan.
Vraag 5
Naar aanleiding van de verkeerde prikkels uitzendbranche. Is de Minister bereid om
zowel een feitenonderzoek te doen naar de relatie van contractduur en -soort en WW-fraude,
als ook een kwalitatief onderzoek op basis van interviews naar beweegredenen onder
zowel intercedenten als werknemers?
Antwoord
In de aanpak van de WW-fraude wordt via een pilot ingezet op de aanpak van WW-uitkeringen
bij verwijtbare werkloosheid in de uitzendbranche. Daarnaast zullen eventuele draaideurconstructies
in de uitzendbranche worden meegenomen in de beleidsevaluatie van artikel 1 (arbeidsmarkt)
van de SZW-begroting en zet de uitzendbranche zelf in op het beperken van prikkels
tot draaideurconstructies. In de brief over de voortgang van de aanpak van de WW-fraude
en de antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Jasper van Dijk (SP), Van Weyenberg
(D66) en Pieter Heerma (CDA) ga ik daar verder op in. Naar mijn oordeel wordt daarmee
de rol van uitzendbureaus in relatie tot WW-fraude voldoende belicht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
Vraag 1
Tot en met 2008 waren er slechts 485 Polen ingestroomd in de WW. Dat aantal is in
de jaren daarna fors toegenomen. Is dat ook het geval bij arbeidsmigranten van andere
Europese nationaliteiten? Kan een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling van
het aantal WW-uitkeringen aan arbeidsmigranten, naar nationaliteit, per jaar, in de
jaren 2008–2018?
Antwoord
In opdracht van SZW publiceert het CBS sinds 2017 het Dashboard Migrantenmonitor.
Hier is o.a. per EU-land een overzicht te vinden van het aantal uitgekeerde uitkeringen
(waaronder WW) naar herkomstland4. Op basis daarvan valt voor 2012–2016 het volgende overzicht te geven:
Tabel: Aantal WW-uitkeringen naar herkomstland
Land
2012
2013
2014
2015
2016
Albanië
n.b.
n.b.
n.b.
30
30
België
860
1.100
1.080
970
880
Bulgarije
160
170
320
410
460
Cyprus
10
10
10
10
10
Denemarken
50
70
80
70
50
Duitsland
2.340
2.840
2.700
2.360
2.120
Estland
20
30
30
30
30
Finland
70
60
60
40
50
Frankrijk
450
490
480
440
450
Griekenland
440
640
610
500
510
Hongarije
590
790
850
760
710
Ierland
130
160
150
130
130
Ijsland
10
10
n.b.
n.b.
n.b.
Italië
530
620
580
620
570
Kroatië
n.b.
n.b.
n.b.
0
0
Letland
120
190
220
220
180
Litouwen
140
240
240
210
220
Luxemburg
20
20
10
0
10
Malta
10
10
n.b.
10
10
Oostenrijk
110
150
140
100
100
Polen
5.670
12.520
14.010
14.110
14.050
Portugal
820
940
940
780
690
Roemenië
260
310
350
390
480
Slovenië
n.b.
n.b.
n.b.
0
0
Slowakije
n.b.
40
40
50
50
Spanje
460
600
570
510
530
Tsjechië
10
10
20
20
20
Turkije
8.130
9.430
8.720
7.080
6.030
Verenigd Koninkrijk
1.180
1.400
1.340
1.170
1.120
Zweden
90
90
90
80
70
Voormalig Tsjechoslowakije
290
380
420
330
350
Totaal
22.970
33.320
34.060
31.430
29.910
Uit dit overzicht blijkt dat het aantal WW-uitkeringen onder arbeidsmigranten is gestegen
in de genoemde periode. Dit geldt echter niet alleen voor arbeidsmigranten. Het totale
aantal WW-uitkeringen in Nederland is in deze periode ook gestegen door de economische
crisis.
Vraag 2
Over de periode 2011–2018 is € 2,4 miljoen teruggevorderd aan WW-fraude door arbeidsmigranten. Het gaat om 692 terugvorderingen. Er was in dezelfde periode
sprake van 1015 boetes. Hoeveel WW-fraude gevallen door arbeidsmigranten (2008–2018)
zijn er in totaal bekend over deze periode, welk bedrag was hiermee gemoeid (uitkering
en boete) en hoe hoog ligt het invorderingspercentage bij deze specifieke WW-fraude
door arbeidsmigranten?
Antwoord
In de brief aan de Tweede Kamer van 1 oktober 2018 is gemeld dat er over de periode
2011–2018 € 2,4 miljoen wordt teruggevorderd aan WW-fraude door arbeidsmigranten.
Voor de periode 2008–2010 is niet afzonderlijk inzichtelijk welke boetes, terugvorderingen
en invorderingspercentages betrekking hebben op arbeidsmigranten.
Vraag 3
De directie handhaving binnen UWV, belast met het opsporen van fraude en het onderzoeken
van fraudesignalen heeft in 2017 een capaciteit van 400 fte. Hoeveel terugvordering
en boete ter zake van WW-fraude heeft deze inzet in dat jaar opgeleverd? Kan een overzicht
worden gegeven worden, per jaar – over terugvorderingen en boetes (bedrag per jaar)
over de jaren 2008–2018, alsmede – per jaar – het hiervoor beschikbare aantal fte’s,
specifiek belast met onderzoeken van fraudesignalen en het opsporen van fraude met
WW-uitkeringen?
Antwoord
De directie Handhaving van UWV zet zich in voor het voorkomen en bestrijden van bewuste
en onbewuste regelovertreding. Het werkveld bestaat niet alleen uit het onderzoeken
van fraudesignalen, ook het ontwikkelen en implementeren van preventieve maatregelen
alsmede het uitvoeren van thema-onderzoek en data-analyses behoren tot het dagelijks
werk. In 2017 bedroeg de totale capaciteit van de directie Handhaving circa 400 fte.
Aantal Terugvorderingen
Bedrag Terugvorderingen
Aantal boetes
Bedrag Boetes
FTE
2008
13.916
€ 18.411.000,00
12.236
€ 1.634.000
479
2009
17.531
€ 26.148.000,00
14.488
€ 2.191.000
487
2010
21.969
€ 29.675.000,00
19.266
€ 2.718.000,00
547
2011
34.012
€ 44.532.000,00
30.072
€ 4.369.000,00
556
2012
31.757
€ 34.868.000,00
28.566
€ 3.640.000,00
575
2013
35.021
€ 41.510.000,00
30.961
€ 16.559.000,00
571
2014
45.902
€ 63.088.000,00
43.385
€ 44.612.000,00
547
2015
28.430
€ 39.923.000,00
26.873
€ 12.102.000,00
570
2016
13.863
€ 22.055.000,00
13.059
€ 6.802.000,00
462
2017
10.259
€ 21.387.000,00
7.810
€ 4.150.000,00
401
Doordat de door de klant opgegeven inkomsten voor de Wwz nu altijd met de gegevens
in de polisadministratie kunnen worden vergeleken, houdt UWV bij de uitkeringsverstrekking
al rekening met die inkomsten. Hierdoor neemt het aantal terugvorderingen en boetes
sinds 2015 af.
De aantallen genoemd onder «fte» betreffen de totale capaciteit van de directie Handhaving
en deze is breder ingezet dan alleen het handhaven van de WW-wetgeving.
Voor het jaar 2018 zijn nog geen cijfers bekend. Er dient opgemerkt te worden dat
de terugvorderingen en boetes niet alleen betrekking hebben op arbeidsmigranten die
onterecht in het buitenland verblijven, zij betreffen ook andere overtredingen van
de verplichtingen.
Vraag 4
Jaarlijks worden keuzes gemaakt over het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten
van beschikbare handhavingscapaciteit. Het totaal teruggevorderde bedrag (uitkering
en boete) aan WW-fraude door arbeidsmigranten in de periode 2011–2018 bedraagt € 2,4
miljoen. Is bekend hoeveel fte’s zijn ingezet voor het bereiken van dit resultaat?
Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhaving voor wat
betreft deze specifieke vorm van WW-fraude?
Antwoord
Het aantal fte’s dat specifiek is ingezet voor het bereiken van het resultaat van
€ 2,4 miljoen (terugvordering uitkering en boete) aan WW-fraude door arbeidsmigranten
is niet bekend. In mijn antwoord op vraag 3 van de 50PLUS-fractie heb ik geschetst
dat het werkveld van de directie Handhaving breder is dan het opsporen van WW-fraude
door arbeidsmigranten. Er is geen registratie van de inzet naar de verschillende fraude-onderwerpen.
Er kan op grond hiervan dan ook geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit
van de handhaving voor wat betreft deze specifieke vorm van WW-fraude.
Vraag 5
Kan er een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de handhavingsinspanning
(relatie fte-inzet en resultaat van opsporing en boete-oplegging en invordering) ten
aanzien van WW-fraude in totaal?
Antwoord
Bij handhaving gaat het om zowel preventieve als repressieve activiteiten. De opbrengst
daarvan is niet aan te geven, aangezien preventieve maatregelen niet in waarde zijn
uit te drukken. Daarnaast is Handhaving is integraal onderdeel van de dienstverlening
van UWV. De directie Handhaving is binnen UWV belast met het opsporen van fraude en
het onderzoeken van fraudesignalen. De capaciteit over 2017 bedroeg gemiddeld ongeveer
400 fte (ca € 28,8 mln).
Daarnaast zijn signalering en preventie van fraude onderdeel van het dagelijkse werk
van de overige medewerkers van UWV bij de uitvoering van de verschillende wetten,
waaronder de WW. Het gaat daarbij niet alleen om de persoonlijke gesprekken in het
kader van de dienstverlening, maar ook het proces van de aanvraag, de beoordeling,
het controleren van de diverse verplichtingen en de beëindiging.
Vraag 6
Wordt WW- en bijstandsfraude door mensen die in Nederland zijn / Nederlander zijn
beter en effectiever opgespoord en met meer succes vervolgd dan fraude door arbeidsmigranten?
Antwoord
Voor de WW en de Participatiewet geldt dat er in de handhaving gekeken wordt naar
personen die mogelijk frauderen, niet naar de nationaliteit van deze personen. Verder
vindt er in de handhaving geen data-analyse plaats op basis van nationaliteit. Dit
maakt dat er geen gegevens zijn over het verschil in het opsporen van fraude tussen
mensen die in Nederland zijn, Nederlander zijn of arbeidsmigrant zijn.
Vraag 7
Vragen over het melden van fraude door UWV aan het Openbaar Ministerie:
• Welke soort fraudezaken meldt UWV aan het Openbaar Ministerie?
• Gebeurt het melden van fraude op systematische wijze door UWV, bijvoorbeeld aan de
hand van werkafspraken of een protocol?
• Hoeveel fraudezaken meldt UWV jaarlijks bij het Openbaar Ministerie, in de periode
van de afgelopen vijf jaar? Graag een uitsplitsing naar meldingen van fraude van meer
dan 50.000 euro, meldingen van georganiseerde fraude en eventueel overige te onderscheiden
categorieën.
• Betreft het ook meldingen vanuit UWV over tussenpersonen die verdacht worden van georganiseerde
fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen vijf jaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
UWV kan conform de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude aangifte doen bij het Openbaar
Ministerie (OM) wanneer het benadelingsbedrag hoger is dan € 50.000, of bij een lager
benadelingsbedrag indien sprake is van een in die aanwijzing genoemde uitzondering,
bijvoorbeeld in het geval dat fraude in georganiseerd verband plaatsvindt. Het OM
kan dan opdracht geven tot het instellen van strafrechtelijk onderzoek en overgaan
tot strafrechtelijke vervolging waarmee de zaak voor de rechter komt of een boete
opleggen via een strafbeschikking.
Met het Functioneel Parket van het OM zijn werkafspraken gemaakt die zijn vastgelegd
in het Arrangement betreffende de omzetting van de pilot «concentratie zaken UWV &
SVB bij het Functioneel Parket» in vaste werkafspraken. Hierbij wordt gewerkt met
een stuur- en weegploeg. In deze stuur- en weegploeg wordt beslist over een bestuurlijke
of strafrechtelijke interventie met betrekking tot de ingebrachte preweegdocumenten
die UWV in dit overleg inbrengt.
In de kwantitatieve bijlage bij het jaarverslag van UWV wordt gerapporteerd over het
aantal zaken dat door het Openbaar Ministerie in behandeling is genomen. De cijfers
met betrekking tot aangiftes staan hieronder. Er wordt ook onderzoek gedaan naar georganiseerde
fraude, maar die cijfers worden niet apart geregistreerd.
Jaar
> € 50.000
2014
276
2015
91
2016
104
2017
76
Voor 2018 is nog geen jaarverslag beschikbaar.
UWV geeft vermoedens van malafide tussenpersonen niet door aan het Openbaar Ministerie,
maar aan de Inspectie SZW. Het Openbaar Ministerie kan de betreffende tussenpersoon
strafrechtelijk vervolgen. In bovenstaande tabel over de meldingen van UWV aan het
Openbaar Ministerie zijn om deze reden dus niet de meldingen over tussenpersonen terug
te vinden. In de afgelopen 5 jaar zijn twee tussenpersonen gemeld aan de Inspectie
SZW.
Vraag 8
De Minister meldde bij het debat van 11 oktober jl. dat met het Openbaar Ministerie
besloten is dat buitengewoon opsporingsambtenaren van UWV zelf bij het vermoeden van
het aannemen van een valse identiteit een strafrechtelijk onderzoek kunnen gaan doen.
• Welke afspraken zijn precies gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en UWV? Welke
soort activiteiten gaan de buitengewoon opsporingsambtenaren van UWV uitvoeren? Is
er sprake van een overheveling van taken van het Openbaar Ministerie naar UWV?
• Op grond van welke overwegingen zijn deze afspraken gemaakt?
• Op grond van welke regelgeving gaat UWV naast bestuursrechtelijke aanpak, nu strafrechtelijk
onderzoek doen?
Antwoord
UWV heeft in overleg met het Functioneel Parket en Inspectie SZW besloten dat buitengewoon
opsporingsambtenaren van UWV zelf bij het vermoeden van «aannemen valse identiteit»
(waarbij de tussenpersoon zich voordoet alsof hij de uitkeringsgerechtigde is) een
strafrechtelijk onderzoek kunnen uitvoeren.
Op basis van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA), domein V Werk,
inkomen en zorg, artikel 10.3, lid 6 zijn medewerkers van UWV met een BOA bevoegdheid
hiertoe bevoegd.
UWV maakt proces-verbaal op en dient dit proces-verbaal via de bij het antwoord op
vraag 7 van de 50PLUS-fractie genoemde stuur- en weegploeg in bij het OM.
Het doel van deze werkwijze is ook kleine tussenpersonen aan te kunnen pakken met
een minder omvangrijk klantenbestand zodat de Inspectie SZW zich op grotere zaken
kan richten.
Er is geen sprake van overheveling van taken van het Openbaar Ministerie naar UWV.
Wel is de werkwijze bedoeld om Inspectie SZW te ontlasten in die zin dat UWV proces-verbaal
opmaakt en indient bij het Functioneel Parket.
Vraag 9
Is er sprake van internationale opsporing bij internationale uitkeringsfraude? Met
welke internationale (opsporings)organisaties wordt er samengewerkt door UWV en Openbaar
Ministerie?
Antwoord
Het is niet altijd nodig om bij internationale uitkeringsfraude ook internationale
opsporing in te zetten. In voorkomende gevallen waarin dat wenselijk lijkt dient het
OM een rechtshulpverzoek in bij het OM van het betreffende buitenland.
Vraag 10
Kan er een vergelijkende beschrijving worden gegeven van de internationale opsporing
bij toeslagenfraude en de internationale opsporing van uitkeringsfraude?
Antwoord
Opsporingsonderzoeken naar toeslagenfraude kunnen – net als alle andere vormen van
fraude – één of meerdere internationale vertakkingen hebben. In dat geval heeft de
opsporingsdienst de mogelijkheid om via de daartoe geëigende kanalen een rechtshulpverzoek
te doen aan een betrokken ander land. De kaders voor dergelijke verzoeken zijn neergelegd
in het Wetboek van strafvordering alsmede in EU-regelgeving en speciale verdragen
ter zake van rechtshulp. De organisatie die uiteindelijk de gevraagde informatie verstrekt,
is per land verschillend.
Vraag 11
Wordt verwacht dat het aangenomen voorstel van het Europees Parlement om voor EU-werknemers
een recht op uitkering te geven na één dag werken, zal leiden tot toenemend «uitkeringstoerisme»,
en WW-fraude door arbeidsmigranten juist weer in de hand kan gaan werken? Zal de regering
blijven inzetten op een «wachttijd» van bij voorkeur zes maanden? Welke mogelijkheden
ziet de regering nog om dit doel te bereiken of in ieder geval dit streven kracht
bij te blijven zetten?
Antwoord
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 3 van de PVV-fractie moeten uitvoeringsorganen
van de lidstaten bij de vaststelling van het recht op uitkering rekening houden met
verzekeringstijdvakken die in andere lidstaten zijn vervuld. Op dit moment geldt er
geen wachttijd. Het is nu dus al zo dat tijdvakken moeten worden samengeteld, ook
na één dag werken. Er bestaat uiteraard pas recht op uitkering als ook aan de overige
voorwaarden voor het recht op uitkering is voldaan. Het Europees Parlement wil deze
regeling behouden. Het voorstel van het EP waaraan de 50-plus fractie refereert, betekent
dus handhaving van de bestaande situatie.
Uit cijfers van UWV blijkt dat op dit moment geen grootschalig beroep wordt gedaan
op de samentellingsregel voor het voldoen aan de wekeneis in de WW.5 Of dit aantal in de toekomst zal toenemen en/of de regeling ertoe zal leiden dat
mensen korte tijd in Nederland gaan werken met het oogmerk om hier uitkering te ontvangen
valt niet te voorspellen. De mogelijkheden daartoe moeten in elk geval zoveel mogelijk
worden ingeperkt. Van belang is het mijns inziens principiële punt dat een werkloze
een band moet hebben met de lidstaat waar hij of zij de uitkering aanvraagt. De invoering
van een wachttijd borgt dit principe. In de trilogen blijf ik mij daarom inzetten
voor de invoering van een wachttijd. Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 3
van de PVV-fractie, is het krachtenveld voor een wachttijd van zes maanden echter
niet gunstig voor Nederland. De Raad van Ministers heeft immers ingestemd met een
wachttijd van één maand.
Vraag 12
Tijdens het plenaire debat van 11 oktober jl. sprak de Minister over de aansturingsrelatie
tussen UWV en het Ministerie van SZW. In de brief van 22 oktober jl. van de Minister
van SZW komen de verbeteringen in de sturingsrelatie, niet meer aan de orde, met uitzondering
van de opmerking over een betere informatievoorziening in een jaarlijkse signalenbrief.
• Kan de Minister de huidige sturingsrelatie beschrijven?
• Kan de Minister aangeven op welke punten de sturingsrelatie is en wordt aangepast?
• Kan de Minister aangeven welke verbeteringen dat op zal leveren in de aansturing van
UWV, naast de genoemde betere informatievoorziening aan de Kamer?
• Uit de evaluatie van de Kaderwet ZBO van mei 2018 bleek dat er enige huiver is om
«in termen van «sturing», «eigenaarschap» en «opdrachtgeverschap» over de aansturing
van zbo’s te spreken omdat dit afbreuk zou kunnen doen aan de zelfstandigheid die
aan zbo’s eigen is.» Geldt dit ook voor de aansturing van UWV? Kan de Minister aangeven
hoe volgens hem de ideale aansturingsrelatie met UWV eruitziet?
Antwoord
De huidige sturingsrelatie tussen SZW en UWV vindt zijn basis in de kaderwet ZBO’s
en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI). Voor de reguliere
sturing wordt een planning en controlcyclus gehanteerd, die verankerd is in genoemde
wetten. Middels de producten en stappen in deze cyclus worden jaarlijks afspraken
met UWV gemaakt over de prestaties, de belangrijkste prioriteiten en activiteiten
en het financieel kader. Deze afspraken worden vastgelegd in het jaarplan met begroting,
dat ik uw Kamer jaarlijks in december doe toekomen. Via twee tussentijdse verslagen
en het jaarverslag legt UWV verantwoording af over de dienstverlening en de bedrijfsvoering.
Mede op basis van deze verslagen monitor en beoordeel ik de prestaties van UWV en
kan bijsturing van de uitvoering plaatsvinden. Het jaarverslag van UWV doe ik uw Kamer
jaarlijks in mei toekomen. Vanuit SZW is zowel vanuit de opdrachtgevende directies
als de eigenaar doorlopend en zeer regelmatig contact met UWV, onder meer in structureel
overleg op expert, bestuurlijk en (hoog) ambtelijk niveau.
Naast de dagelijkse samenwerking over lopende zaken, vindt er voortdurend overleg
plaats over nieuwe beleidsvoorstellen. Als SZW nieuw beleid voorbereidt dat UWV moet
gaan uitvoeren, wordt UWV voorafgaand al intensief betrokken. UWV heeft immers relevante
uitvoeringsexpertise. Uiteindelijk leidt dat overleg tot een formele uitvoeringstoets
(U-toets) van het voorgenomen beleid, die ook altijd wordt verstuurd aan de Tweede
Kamer. Ook als UWV het nieuwe beleid gaat invoeren, blijft er intensief contact bestaan.
Zij moeten immers de nieuwe wetgeving vertalen naar een praktisch uitvoerbaar systeem,
en daar komen soms beleidskeuzes bij kijken. SZW wordt daar ook bij betrokken. Ook
wordt wetgeving waar UWV bij betrokken was, geëvalueerd door SZW en UWV samen.
Sinds het bestaan van UWV zijn er nauwe contacten tussen SZW en UWV geweest. De samenwerking,
met name op het terrein van voorbereiding van nieuwe beleidsvoorstellen, is over de
jaren heen intensiever geworden, onder andere naar aanleiding van de adviezen van
de Commissie Interne Sturing UWV uit 2010 en de adviezen die voortvloeiden uit de
evaluatie van de wet SUWI uit 2015. Ik zie geen aanleiding tot aanpassing van de formele
wettelijke kaders. Belangrijker is om voortdurend te blijven investeren in de onderlinge
samenwerking, vanuit een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en heldere afspraken.
Naar aanleiding van de WW-fraude is de samenwerking specifiek rond handhaving geïntensiveerd.
Op basis van de uitkomsten van de verschillende studies die in het kader van de aanpak
van de WW-fraude worden verricht, zal ook worden gekeken naar welke verbeteringen
er in de sturing en samenwerking wenselijk zijn.
In de relatie tussen SZW en UWV wordt open gesproken in de overleggen tussen de eigenaar,
de opdrachtgever en opdrachtnemer, ook over sturingsvraagstukken. In het uitoefenen
van de rollen vindt ook expliciet reflectie plaats op de effectiviteit van het overleg.
Vraag 13
Kan een overzicht worden geven hoe vaak het Openbaar Ministerie wel en hoe vaak niet
tot strafrechtelijke vervolging is overgegaan bij het vermoeden van fraude op grond
van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude? Kunnen deze gegevens per jaar over periode
van de afgelopen vijf jaar, worden uitgesplitst naar soort fraude.
Antwoord
Deze cijfers zijn niet als zodanig uit de bedrijfsregistratiesystemen van het OM te
genereren. Hierbij is van belang dat sociale zekerheidsfraude zich in formeel-juridische
zin kan uiten in diverse strafbare feiten, zoals valsheid in geschrift of oplichting.
Sinds 2016 worden vermoedens van sociale zekerheidsfraude met betrekking tot gelden
die door UWV en SVB worden verstrekt bij het Functioneel Parket van het OM aangebracht.
Dit heeft er toe geleid dat vanaf dat moment naar aanleiding van meldingen van sociale
zekerheidsfraude afkomstig van SVB en UWV in totaal 205 parketnummers bij het OM zijn
aangemaakt. In niet alle zaken is op dit moment een vervolgingsbeslissing genomen.
In 138 gevallen heeft vervolging plaatsgevonden. In 10 gevallen is de zaak met een
transactie afgedaan. De overige gevallen zijn op andere wijze afgedaan, bijvoorbeeld
met een sepot omdat er onvoldoende bewijs van strafbare feiten bleek te bestaan.
Vraag 14
Klopt het dat het Openbaar Ministerie op grond van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude
geen tussenpersonen vervolgt voor fraude? Zo ja, hoe vaak gebeurde dat de afgelopen
vijf jaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Er van uitgaande dat met «tussenpersonen» bedoeld wordt hen die anderen behulpzaam
zijn bij het op onrechtmatige wijze verkrijgen van sociale zekerheidsgelden, geldt
dat de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude niet van toepassing is op de opsporing
en vervolging van personen die zelf geen uitkeringsgerechtigde zijn, en die verdacht
worden van het plegen van of deelneming aan een bepaalde vorm van sociale zekerheidsfraude
of van het plegen van strafbare feiten, die met sociale zekerheidsfraude samenhangen.
Indien het Openbaar Ministerie signalen ontvangt die leiden tot een redelijk vermoeden
dat personen strafbare feiten plegen, kan het OM op grond van die feiten en omstandigheden,
dus los van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude, een strafrechtelijk onderzoek
laten instellen en overgaan tot strafvervolging.
Vraag 15
Klopt het dat het Openbaar Ministerie tussenpersonen kan vervolgen op verdenking van
bijvoorbeeld valsheid in geschrifte en/of oplichting? Zo ja, hoe vaak worden tussenpersonen
vervolgd door het Openbaar Ministerie, buiten de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude?
Antwoord
Indien er feiten en of omstandigheden bij het OM bekend zijn op grond waarvan een
strafrechtelijk onderzoek ingesteld kan worden, zal het OM beoordelen of vervolging
mogelijk en opportuun is. Uit de bedrijfsregistratiesystemen van het OM kan niet achterhaald
worden hoe vaak er strafvervolging tegen tussenpersonen is ingesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier