Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Özütok en Kröger over het gemeentelijk beleid ten aanzien van de circulaire economie
Vragen van de leden Özütok en Kröger (beiden GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het gemeentelijk beleid ten aanzien van de circulaire economie (ingezonden 28 november 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
            namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 1 februari
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1303.
         
Vraag 1
            
Kent u het onderzoek van StartCirculair en SUBtracers naar het gemeentelijk beleid
               ten aanzien van de circulaire economie?
            
Antwoord 1
            
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek van StartCirculair en SUBtracers naar gemeentelijk
               beleid ten aanzien van de circulaire economie.
            
Vraag 2
            
Herkent u het beeld dat geschetst wordt in het onderzoek dat veel met name kleine
               en middelgrote gemeenten wel ambities hebben, maar niet of nauwelijks aangeven hoe
               zij de circulaire economie willen vormgeven en hoe ze circulair ondernemerschap gaan
               stimuleren? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
Uit de analyse blijkt dat bijna alle gemeenten een ambitie hebben geformuleerd op
               het gebied van circulaire economie. Ik ben verheugd te zien dat gemeenten een bijdrage
               willen leveren aan de circulaire opgave van Nederland en doelstellingen die zijn verwoord
               in het Grondstoffenakkoord van januari 2017 door het kabinet in samenspraak met alle
               decentrale overheden, de sociale partners en maatschappelijke organisaties. In het
               rapport wordt vervolgens aangegeven dat een aantal gemeenten in hun coalitieakkoord
               uitvoerig ingaan op het belang van de circulaire economie en dit ook uitwerken naar
               concrete activiteiten en maatregelen. Tegelijk is er een aantal gemeenten dat wel
               een ambitie formuleert, maar dit niet verder uitwerkt. In het Uitvoeringsprogramma
               Circulaire Economie (UPCE) dat binnenkort aan de Kamer zal worden aangeboden, gaat
               het kabinet verder in op de samenwerking met de overheden.
            
Vraag 3
            
Deelt u de analyse dat vooral kleine en middelgrote gemeenten een tekort aan kennis
               hebben om effectief bij te kunnen dragen aan een circulaire economie en het stimuleren
               van circulair ondernemerschap? Zo ja, wat is hiervan de precieze oorzaak? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Gemeenten, maar ook provincies en waterschappen zijn prima in staat om hun eigen ambities
               te formuleren en daar uitwerking aan te geven. In een aantal gevallen kan het uitwisselen
               van kennis daaraan ondersteunend zijn. Op verschillende manieren wordt kennis over
               de circulaire economie reeds aangeboden, zoals circulairondernemen.nl (met onder andere
               een draaiboek voor gemeenten), hetgroenebrein.nl (kenniskaarten) en de websites van
               RVO en Pianoo (maatschappelijk verantwoord inkopen). Het is de bedoeling dat nieuwverworven
               kennis met deze platforms wordt gedeeld. In het UPCE zal nader worden ingegaan op
               de verdere samenwerking tussen de overheden.
            
Vraag 4
            
Hoe beoordeelt u de zes aanbevelingen die naar voren komen uit het onderzoek? Kunt
               u per aanbeveling aangeven op welke wijze u de gemeenten hierbij kunt ondersteunen?
            
Antwoord 4
            
Ten aanzien van de eerste twee aanbevelingen, die oproepen om bewustzijn te vergroten,
               kennis te creëren en netwerken van ondernemers en organisaties te faciliteren ondersteunt
               het kabinet gemeenten, provincies en waterschappen door middel van het organiseren
               van een reeks workshops waar betrokkenen op het gebied van circulaire economie elkaar
               ontmoeten, inspireren en voor zichzelf handelingsperspectief kunnen ontwikkelen.
            
Wat betreft de aanbeveling om circulair als eis bij inkopen door gemeenten te stellen,
               kan ik opmerken dat circulair inkopen en opdrachtgeverschap door overheden een belangrijk
               instrument is om bij te dragen aan de transitie naar een circulaire economie. De rijksoverheid
               ondersteunt overheden, gemeenten met kennis en met instrumenten vanuit het plan van
               aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2015–20201, en het Manifest MVI2.
            
Sinds december 2016 hebben 160 partijen, waaronder gemeenten, het Manifest MVI ondertekend.
               In de actieplannen3 die gemeenten schrijven, nemen ze hun eigen ambities voor verantwoorde inkoop en
               opdrachtgeverschap op, ook op het gebied van circulaire economie. Hieruit blijkt dat
               veel gemeenten reeds werken aan circulair inkopen. Dit blijkt ook uit de ondertekenaars
               van de Green Deal Circulair inkopen 1.0 en 2.04.
            
In 2018 en 2019 ondersteunt het Rijk de medeoverheden daarnaast met een extra impuls5 voor klimaatneutraal en circulair inkopen vanuit de Klimaatenveloppe. Zo zijn er
               leernetwerken waarin kennis wordt opgedaan en gedeeld, en worden er pilots ondersteund
               met expertise bij medeoverheden.
            
De aanbeveling die oproept om bedrijven en organisaties te ondersteunen die op zoek
               willen naar financiering en stimulansen en de aanbeveling die aangeeft een stimuleringsfonds
               (investeringsfonds) in te zetten voor bedrijven en organisaties binnen gemeenten,
               pakt dit kabinet op. Daartoe wordt onder meer
            
met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden een netwerk opgezet
               (het Versnellingshuis, aangekondigd in de kabinetsreactie Circulaire Economie van
               29 juni 2018) om (regionale) circulaire initiatieven en grote doorbraakprojecten te
               stimuleren en aan te jagen, en om belemmeringen weg te nemen waar (mkb-) bedrijven
               tegen aanlopen.
            
De aanbeveling om de Omgevingswet te benutten voor het stimuleren van lokale en regionale
               circulaire economie steun ik van harte. De Omgevingswet biedt mogelijkheden om op
               lokaal niveau circulaire economie te stimuleren. De generieke instrumenten van de
               wet zoals de gemeentelijke en provinciale omgevingsvisies, programma’s en algemene
               regels en vergunningen bieden hiertoe diverse mogelijkheden.
            
Zo is het is het bij vergunningplichtige activiteiten op grond van het Besluit kwaliteit
               leefomgeving onder de Omgevingswet verplicht om aanvragen voor vergunningen voor milieubelastende
               activiteiten te toetsen aan het beperken van het ontstaan van afval en aan de afvalhiërarchie
               die in de Wet milieubeheer is verankerd (de «Ladder van Lansink»). Op grond daarvan
               kunnen ook extra voorschriften6 aan de vergunning worden verbonden. Ook op het punt van circulair bouwen krijgen
               gemeenten onder de Omgevingswet meer ruimte om eisen te stellen. De standaardeis die
               in het Besluit bouwwerken leefomgeving van de Omgevingswet gesteld wordt aan de milieuprestatie
               van gebouwen (woningen en kantoren), kan via een maatwerkregel in het omgevingsplan
               voor gebieden of categorieën gebouwen worden aangescherpt. Concreet betekent dit dat
               er meer gebruik gemaakt moet worden van duurzame materialen bij de bouw.
            
Vraag 5
            
Ervaren gemeenten belemmeringen in regelgeving, het maken van beleid en het stimuleren
               van de circulaire economie en circulair ondernemerschap? Zo ja, tegen welke regels
               lopen zij aan?
            
Antwoord 5
            
De transitie naar circulaire economie vraagt een omdenken in cultuur, beleid en regelgeving.
               De belemmeringen, die bestaande wettelijke kaders opwerpen voor innovatie en investeringen
               in circulair ondernemen, vormen ook een uitdaging voor medeoverheden. Zo is bijvoorbeeld
               de definitie voor afval (Europees) wettelijk verankerd en dat heeft gevolgen voor
               de van toepassing zijnde regelgeving. Het is zaak dat overheden de ruimte in bestaande
               regels weten te benutten. Het kabinet ondersteunt daarin door middel van overleg over
               en aanpassing van bijvoorbeeld het derde landelijk afvalbeheerplan (LAP3), de Leidraad
               afvalstof of product en de Handreiking zeer zorgwekkende stoffen. Bij het programma
               Ruimte in Regels7 kunnen sinds 2014 belemmeringen in regelgeving worden gemeld; deze worden vervolgens
               opgepakt en zo mogelijk weggenomen. Tot nu toe zijn ca. 150 belemmeringen opgelost.
               Verder is op 1 mei 2018 de Taskforce Herijking Afvalstoffen ingesteld, die knelpunten
               in regelgeving, toezicht en handhaving die circulaire innovaties in de weg staan in
               kaart zal brengen. Deze taskforce zal na de zomer van 2019 verslag uitbrengen aan
               het kabinet.
            
Vraag 6
            
Wat gaat u verder doen om gemeenten actief te ondersteunen om de ambities die er zijn,
               op het gebied van circulaire economie en ten aanzien van het stimuleren van circulair
               ondernemerschap, om te zetten in effectief beleid?
            
Antwoord 6
            
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
            
Kunt u een actuele stand van zaken geven ten aanzien de vorderingen die gemeenten
               en andere decentrale overheden maken ten aanzien van het circulair en maatschappelijk
               verantwoord inkopen en aanbesteden?
            
Antwoord 7
            
In 2018 heeft u het eerste rapport van het RIVM8 ontvangen over effecten van MVI. Het onderzoek van het RIVM is in 2018 voortgezet
               en de volgende rapportage is in voorbereiding. In de zomer van 2018 is de MVI-zelfevaluatietool
               (MVI-ZET) beschikbaar gekomen waarmee onder andere gemeenten voor zichzelf kunnen
               bijhouden welke rol MVI speelt in hun aanbestedingen. Hieruit kunnen ook landelijke
               ontwikkelingen worden afgeleid zonder dat deze herleidbaar zijn tot individuele gemeenten.
               Op basis van deze en andere bronnen zullen we u in de eerste helft van 2019 informeren
               over de vorderingen op het gebied van MVI (inclusief circulair inkopen).
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.