Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Laan-Geselschap over het bericht ‘Bouwen in het groen? Wel doen’
Vragen van het leden Koerhuis en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Bouwen in het groen? Wel doen» (ingezonden 13 december 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
31 januari 2019).
Vraag 1
Kent u het artikel «Bouwen in het groen? Niet doen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u er vooraf van in kennis gesteld dat de rijksbouwmeester in de media een dergelijk
standpunt zou innemen aangaande het woningbouwbeleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik zie de uitspraken van de Rijksbouwmeester – als lid van het College van Rijksadviseurs
– niet op zichzelf maar in de context van de studie Panorama Nederland. Vooraf heb
ik kennis kunnen nemen van de inhoud van deze publicatie. Ik acht de strekking van
deze studie een waardevolle bijdrage aan het publieke debat rond de toekomstige inrichting
van Nederland. Het College van Rijksadviseurs geeft hierin een aanzet voor een uitdagend
toekomstperspectief en verbeeldt uiteenlopende kansen om actuele opgaven innovatief,
samenhangend en duurzaam op te pakken.
Vraag 3, 4
Hoe ziet u het publiek innemen van een dergelijk standpunt aangaande het woningbouwbeleid
door een ambtenaar in het licht van uw ministeriële verantwoordelijkheid? In hoeverre
hebben de uitspraken van de rijksbouwmeester invloed op de uit te voeren (woning-)bouwplannen?
Antwoord 3, 4
De adviezen van het College van Rijksadviseurs c.q. de Rijksbouwmeester hebben geen
bindend karakter en hebben als doel het denken vanuit een ruimtelijke, dus integrale,
invalshoek te bevorderen. Publicatie van de adviezen, als mede de publieke optredens
waarin de adviezen een nadere toelichting krijgen, acht ik van belang. Ik waardeer
daarbij de adviezen van de Rijksbouwmeester aan de rijksoverheid die, gebaseerd op
een lange traditie en vanuit een specifieke expertise, bijdragen aan het nationale
beleid. De uitspraken van de Rijksbouwmeester, individueel of als lid van het College
van Rijksadviseurs, hebben geen directe invloed op de uit te voeren woningbouwplannen.
Deze adviezen betrekt het Rijk bij visievorming en strategische keuzes.
Vraag 5
Bent u van mening dat de noodzakelijke stijging van de bouwproductie naar 75.000 woningen
per jaar, zoals beschreven in uw brief van 16 november 2018, de hoogste prioriteit
heeft? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat bestuurders nu nog vooral binnen de
stadsgrenzen bouwen, maar dat «het allebei moet: én binnenstedelijk én in het groen»,
zoals u heeft gezegd in het artikel «Bouw woningen in het groen»?2
Antwoord 5
Het versnellen van de woningbouw heeft voor mij de hoogste prioriteit. Zoals ik reeds
heb aangegeven in mijn Kamerbrief «meer prioriteit voor woningbouw» d.d. 13 maart
j.l. naar aanleiding van het artikel «Bouwen in het groen», vind ik het uiteraard
belangrijk dat regio’s bij de keuze voor nieuwe woningbouwlocaties zorgvuldig omgaan
met de beschikbare ruimte. Daarom vind ik het belangrijk dat zij in eerste instantie
de kansen binnen bestaand bebouwd gebied optimaal benutten. Vanuit verschillende opgaven
bezien heeft die inzet de voorkeur. Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn dat
in enkele regio’s het nu al duidelijk is dat niet alles binnenstedelijk op te lossen
zal zijn. We moeten daarom tijdig anticiperen op risico’s, zoals uitval of vertraging
van bestaande plannen, die kunnen leiden tot een te beperkte capaciteit in bestaand
bebouwd gebied. In de woondeals met de meest gespannen regio’s beoog ik daarom afspraken
te maken over de benodigde plancapaciteit die aansluit bij de behoefte, en het monitoren
van planvoorraad binnen deze regio’s. We zullen per regio en per locatie moeten bezien
wat wenselijk en realistisch is om de verschillende doelstellingen te bereiken.
Vraag 6
Hoe ziet u de noodzaak voor een «leidende visie» vanuit het Rijk, zoals bepleit door
de rijksbouwmeester, in het licht van de decentralisatie van het woonbeleid?
Antwoord 6
De Rijksbouwmeester doelt hier op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze visie moet
inspirerend, verbindend, richtinggevend en agenderend zijn om tot een samenhangende
aanpak te komen van urgente en complexe strategische opgaven. Veel van deze opgaven
vereisen een gezamenlijke – nationale, regionale of intergemeentelijke – aanpak, zonder
de verantwoordelijkheidsverdeling uit het oog te verliezen. De rol van het Rijk kan
daarmee per opgave, gebied of fase verschillend zijn. De Nationale Omgevingsvisie
schetst daarvoor de richting en aanpak.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.