Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins Slot over het bericht dat het AMC honderden hoofden van omstreden Amerikaans bedrijf kocht
Vragen van het lid Bruins Slot (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat het AMC honderden hoofden van omstreden Amerikaans bedrijf kocht (ingezonden 14 december 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 31 januari
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1018.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving dat het AMC honderden hoofden van een omstreden
Amerikaans bedrijf kocht?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichtgeving.
Vraag 2
Herinnert u zich nog uw antwoorden op de Kamervragen van 20 februari 2018 over het
bericht «US body brokers supply world with torsos, limbs and heads (Reuters)?»2
Antwoord 2
Ja, ik herinner mij de antwoorden van mijn collega Minister voor Medische Zorg en
Sport.
Vraag 3
Wat vindt u van de praktijken, waarbij Amerikaanse bedrijven woekerwinsten maken met
onder meer de handel in lichaamsdelen in Nederland?
Antwoord 3
Ik begrijp de zorgen van uw Kamer over de winsten die commerciële bedrijven volgens
deze berichtgeving zouden halen uit de donatie van lichamen of de levering van lichaamsmateriaal
voor medisch-wetenschappelijk onderzoek en onderwijs.3 In de berichtgeving wordt gesuggereerd dat Amerikaanse bedrijven potentiële donoren
met financiële prikkels overhalen tot het doneren van hun lichaam en hen onvolledig
informeren.
Het bieden van financiële prikkels aan de donor bij het doneren van het lichaam(-smateriaal)
past niet in het Nederlandse stelsel. In Nederland staan donoren hun lichaam of lichaamsmateriaal
af als altruïstische daad. Zij zouden met het doneren geen financieel voordeel mogen
behalen. Dit kan immers tot onwenselijke prikkels leiden. Zo kunnen kwetsbare mensen
verleid worden om ingrepen op het lichaam te ondergaan of het lichaam of lichaamsdelen
dan wel ander lichaamsmateriaal af te staan om financiële redenen.
In diverse wetten is het dan ook verboden om financiële prikkels te bieden voor donatie
van lichaamsmateriaal, bijvoorbeeld door artikel 2 van de Wet op de orgaandonatie
en artikel 4, lid 2 van de Wet inzake bloedvoorziening. Ook in de toekomstige Wet
zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) zal worden opgenomen dat het verboden is om een
vergoeding te geven die meer bedraagt dan de door de donor of de beslissingsbevoegde
in verband daarmee gemaakte kosten. Deze voorbeelden gaan over het doneren van lichaamsmateriaal,
niet het doneren van het lichaam. Dit laatste wordt geregeld in de Wet op de lijkbezorging
(Wlb), waarin staat dat iemand bij leven toestemming kan geven om zijn of haar lichaam
na overlijden te laten ontleden in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk
onderwijs. In de huidige praktijk is er geen sprake van het bieden van financiële
prikkels voor het doneren van een lichaam. Een verbod is momenteel nog niet expliciet
geregeld. Met de Wzl wordt ook in de Wlb geëxpliciteerd dat een hogere vergoeding
aan de donor of beslissingsbevoegde dan eventueel gemaakte kosten, verboden is.
In Nederland is geen sprake van een absoluut verbod op commerciële handelingen met
lichaamsmateriaal. Lichaamsmateriaal wordt gebruikt door de medisch-wetenschappelijke
sector, waarmee vanzelfsprekend geld gemoeid kan zijn. Bijvoorbeeld als het gaat om
de ontwikkeling van nieuwe technologieën of geneesmiddelen. Ik vind het acceptabel
dat partijen die onderdeel zijn van deze sector winst maken, omdat dit leidt tot vooruitgang
in onze gezondheidszorg.
Voor mij staat derhalve voorop dat een donor moet weten voor welk doel zijn lichaam
wordt bestemd of voor welk doel zijn lichaamsmateriaal wordt afgenomen en gebruikt.
Het uitgangspunt moet zijn dat hij expliciete toestemming geeft voor het afnemen,
bewaren en het gebruik van het lichaam of lichaamsmateriaal voor die doelen. Het is
daarom essentieel dat de donor deugdelijk wordt geïnformeerd voordat hij/zij toestemming
geeft. Dit omvat het informeren van de donor over eventuele commerciële handelingen
met het gedoneerde lichaam of lichaamsmateriaal en over de vraag of en wie daarmee
winst kan behalen.
Ik acht het van belang dat Nederlandse wetenschappelijke instellingen zich ervan vergewissen
dat er sprake is van geïnformeerde toestemming, ook als het lichaam of lichaamsmateriaal
niet uit Nederland komt. Het borgen van deze geïnformeerde toestemming en het onder
strikte voorwaarden toestaan van bepaalde uitzonderingen op dit beginsel is een belangrijke
reden om te werken aan het wetsvoorstel Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl). Het
conceptwetsvoorstel is in 2017 in publiek beraad geweest. Er kwamen veel reacties
uit het veld op dit voorstel. Dit is ook de reden dat ik eerder in mijn nota medische
ethiek (Kamerstuk 34 490, nr.4 liet weten dat ik nog in beraad had hoe ik hiermee verder zou gaan. Op dit moment
werk ik aan een reactie op de publieke consultatie en verwacht ik dat in 2020 het
wetsvoorstel bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.
Vraag 4
Wat is de reden dat meerdere academische centra afgelopen jaar op hun site aangaven
dat ze voldoende aan de wetenschap ter beschikking gestelde lichamen hadden en een
beperking instelden, terwijl zij wel lichaamsdelen tegen betaling uit de Verenigde
Staten importeerden?
Antwoord 4
Verschillende anatomische instituten hebben inderdaad een rem op de inschrijving voor
donatie ingevoerd, dit heeft te maken met de capaciteit van deze instituten om de
lichamen te bewaren of de methode waarmee het lichaam wordt bewaard. In Nederland
worden lichamen meestal gebalsemd, een methode waarbij het lichaamsmateriaal lange
tijd bewaard kan worden en vaak geschikt is voor onderwijs of onderzoek. Voor sommige
operatietechnieken is balseming echter minder geschikt, omdat het materiaal hierdoor
minder beweeglijk is en de weefseltextuur kan veranderen. Een geschiktere methode
kan dan zijn om het diepgevroren te bewaren. Op dit moment kiezen de meeste UMC’s
niet of slechts beperkt voor deze methode voor hun eigen donoren, omdat dit een grotere
logistieke belasting meebrengt en omdat eenmaal ontdooid lichaamsmateriaal zeer kort
kan worden bewaard. Bij balseming kan het lichaamsmateriaal veel langer worden bewaard.
Een uitgebreidere toelichting geef ik in mijn separate brief over het bericht «AMC
kocht honderden hoofden van omstreden Amerikaans bedrijf», die ik gelijktijdig met
deze beantwoording naar uw Kamer stuur.
Vraag 5
In hoeverre is artikel 3 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
op de handel in lichaamsdelen zoals beschreven in het desbetreffende item van toepassing,
waarin staat er een verbod is om het menselijk lichaam en bestanddelen daarvan als
zodanig als bron van financieel voordeel aan te wenden? Als dit artikel niet van toepassing
is, waarom dan niet?
Antwoord 5
Artikel 3 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)
omvat het recht op lichamelijke en menselijke integriteit. Het tweede lid bepaalt
dat in het kader van de geneeskunde en de biologie onder andere in acht moet worden
genomen de vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokkene en het verbod om het
menselijk lichaam en bestanddelen daarvan als zodanig als bron van financieel voordeel
aan te wenden. Het beginsel bevat geen absoluut verbod op commerciële handelingen
met lichaamsmateriaal.
Artikel 3 richt zich, net zoals andere bepalingen van het Handvest, niet rechtstreeks
tot burgers of bedrijven. De bepalingen van het Handvest zijn gericht tot de instellingen,
organen en instanties van de Unie en tot de lidstaten. Anders dan internationale grondrechtenverdragen
zoals met name het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, bevat het Handvest
een algemene beperking ten aanzien van de toepasselijkheid op het handelen van de
lidstaten. Er moet namelijk sprake zijn van het uitvoeren van Europese regelgeving.
In de hierboven beschreven situatie waarbij het gaat om het door burgers (in de Verenigde
Staten) bij leven bestemmen van het lichaam voor (ontleding in het belang van) doelen
als wetenschappelijk onderzoek, bevat het Unierecht echter geen regels. Om die reden
is deze bepaling van het Handvest op de onderhavige casus strikt genomen niet van
toepassing.
Wel onderschrijf ik het uitgangspunt van artikel 3 ten zeerste, namelijk dat lichaamsmateriaal
afkomstig is uit vrijwillige en onbetaalde donaties. Het bieden van een vergoeding
aan de donor voor de door hem in verband met de donatie gemaakte onkosten (zoals een
reiskostenvergoeding) staat hieraan niet in de weg. Hier gaat immers geen financiële
prikkel vanuit. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 staan voor mij
de geïnformeerde toestemming en de altruïstische daad voorop. Dit omvat ook het geven
van informatie over commerciële handelingen met lichaamsmateriaal en over eventuele
daarmee gepaarde gaande winst.
Vraag 6
Wat bent u van plan om in de wet zeggenschap lichaamsmaterieel te regelen met betrekking
tot het gebruik en het handelen in geïmporteerde lichaamsdelen of lichaamsdelen die
niet via de anatomische centra in Nederland zijn verkregen?
Antwoord 6
Het doel van de Wzl is om de zeggenschap te versterken van mensen die hun lichaamsmateriaal
ter beschikking stellen en om tegelijkertijd onnodige belemmeringen voor met name
medisch-wetenschappelijk onderzoek weg te nemen. Het wetsvoorstel richt zich op partijen
die in Nederland lichaamsmateriaal, al dan niet afkomstig uit het buitenland, bewaren
of gebruiken voor andere doelen dan medische behandeling of diagnose van de donor.
In de Wzl krijgt de beheerder van het lichaamsmateriaal, dus diegene die het materiaal
bewaart, een aantal zorgplichten opgelegd. Dit betreft onder andere het vragen van
toestemming aan de (potentiële donor) en het geven van volledige en begrijpelijke
informatie over waar het lichaamsmateriaal voor gebruikt wordt. Onderdeel van deze
informatie moet ook zijn wat er gebeurt met inkomsten die gehaald worden uit het gebruik
van het lichaam. Hoewel de beheerder bij geïmporteerde lichaamsmateriaal zelf niet
de toestemming zal vragen (de lichamen zijn immers al afgestaan), zal deze zich er
wel van moeten vergewissen dat er sprake is geweest van geïnformeerde toesteming.
Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar mijn brief over het bericht «AMC
kocht honderden hoofden van omstreden Amerikaans bedrijf» die ik gelijktijdig met
deze beantwoording naar uw Kamer toestuur.
Vraag 7
Bent u bereid om voor de import en doorvoer van lichaamsdelen dezelfde eisen te laten
gelden als voor lijken zoals opgenomen in artikel 11 van het besluit lijkbezorging
(bijvoorbeeld een laissez-passer of lijkenpas)?
Antwoord 7
Een laissez-passer of lijkenpas zoals is opgenomen in artikel 11 van het Besluit op
de lijkbezorging heeft als doel om het internationaal vervoer van de lichamen van
overledenen te vereenvoudigen ten behoeve van de lijkbezorging in Nederland. Het gaat
dan bijvoorbeeld om de situatie waarin een Nederlander tijdens een vakantie in het
buitenland is overleden en het lichaam gerepatrieerd moet worden. De import en doorvoer
van lichaamsdelen voor andere doelen, zoals wetenschappelijk onderzoek of wetenschappelijk
onderwijs staan hier los van.
Voor overige import en doorvoer van lichaamsmateriaal, dat tevens niet bedoeld is
voor toepassing op de mens, gelden de normale Douane-procedures. Voor alle goederen
die van buiten de Europese Unie naar Nederland komen, zowel over zee als via de lucht
moet een aangifte worden gedaan. Die aangiftegegevens worden bewaard door de Douane.
In deze aangifte geeft men aan wat voor goederen dit betreft. Risicogericht en steekproefsgewijs
controleert de Douane de aangiften.
Hoewel ik het van groot belang acht dat ook het transport van lichaamsmateriaal zorgvuldig
gebeurt, zie ik geen reden om extra regelgeving voor import of export van dit lichaamsmateriaal
te stellen. De verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige, respectvolle en veilige
omgang met lichaamsmateriaal zou moeten liggen bij diegene die het lichaamsmateriaal
beheert. Daartoe behoort ook het zorgdragen voor een geschikte wijze van vervoer in
geval van overdracht en ontvangst van dat lichaamsmateriaal aan een andere partij.
De beheerder heeft immers de expertise om hiervoor – zo nodig in overleg met de ontvangende
partij – de juiste maatregelen te nemen. Ik ben voornemens hierover regels te stellen
in de Wzl.
Vraag 8 en 9
Klopt het dat in Nederland naast begraven en cremeren overledenen alleen hun lichaam
ter beschikking mogen stellen aan de wetenschap, waarbij het lichaam na het overlijden
geschonken wordt aan een Anatomisch Instituut van een Universiteit voor onderwijs
en onderzoek?
In hoeverre mogen in Nederland gevestigde bedrijven zich bezig houden met de handel
in lichaamsdelen van overleden personen, indien in de wet op de lijkbezorging naast
begraven en cremeren het lichaam van een overledene alleen geschonken mag worden aan
een Anatomisch Instituut?
Antwoord 8 en 9
Ingevolge de Wet op de lijkbezorging (Wlb), die van toepassing is in Nederland, kan
een lichaam van een overledene in het belang van de wetenschap of het wetenschappelijk
onderwijs worden ontleed, indien iemand bij leven hiertoe toestemming heeft gegeven.
De Wlb bevat een aantal waarborgen om te voorkomen dat niet strijdig met dit zelfbeschikkingsrecht
wordt gehandeld. Zo regelt de Wlb dat ontleding alleen is toegestaan bij expliciete
bestemming van het lichaam daartoe. Iemand kan zijn of haar lichaam bij leven expliciet
bestemmen voor ontleding. Als de overledene niet bij leven heeft verklaard op welke
wijze hij of zij wenst dat zijn of haar lichaam na overlijden bezorgd wordt, kunnen
nabestaanden alsnog het lichamen expliciet hiertoe bestemmen. Ontleding vindt vervolgens
niet eerder plaats dan nadat verlof is verleend door de burgemeester en de ontleding
mag uitsluitend plaatsvinden door of onder toezicht van een arts. Door de betrokkenheid
van een arts wordt onder meer geborgd dat op een zorgvuldige en respectvolle wijze
met het lichaam wordt omgegaan. De Wlb regelt vervolgens niet waar de ontleding plaats
moet vinden. Een verplichte schenking aan een Anatomisch Instituut is niet opgenomen
in de Wlb.
De Wlb is niet van toepassing op lichaamsmateriaal en regelt eveneens niet dat alleen
geschonken mag worden aan een Anatomisch Instituut. Het is derhalve toegestaan dat
de na ontleding resterende lichaamsmateriaal voor de wetenschap of wetenschappelijk
onderwijs worden overgedragen aan een ander instituut. In de praktijk is het wel zo
dat men in Nederland expliciete toestemming geeft aan een vooraf bepaald anatomisch
instituut, waarna het gehele lichaam aan dit instituut wordt afgestaan. Deze zijn
verbonden aan universiteiten, waar het wetenschappelijk onderzoek of onderwijs plaatsvindt.
De Wlb is zoals aangegeven alleen van toepassing in Nederland. Daarom is de Wlb niet
van toepassing op het verkrijgen, gebruiken van lichaamsmateriaal dat afkomstig is
uit het buitenland, behalve indien het gaat om lichamen die uit het buitenland gerepatrieerd
worden om in Nederland bezorgd te worden. Het is dus toegestaan dat een in Nederland
gevestigd bedrijf lichaamsmateriaal uit het buitenland importeert. Zoals in eerdere
vragen aangegeven, zullen dergelijke activiteiten wel onder de reikwijdte van de toekomstige
Wzl vallen. Een uitzondering hierop is de import van lichaamsmateriaal voor toepassing
op de mens, hier zijn al verschillende wettelijke regimes voor. Ik noem hier als voorbeeld
de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal.
Vraag 10
Welke regels gelden er voor bedrijven die zich bezig houden met bijscholing en cursussen
voor medisch-specialisten, waarvoor lichaamsdelen van overledenen gebruikt worden?
Antwoord 10
Ik vat deze vraag zo op dat u wilt weten of er in de medisch-ethische regelgeving
– naast de reguliere regels over onderwijs – eventueel specifieke eisen worden gesteld
aan nascholing van medisch-specialisten waarbij gebruik wordt gemaakt van lichaamsdelen
van overledenen. Bestemming van het lichaam voor ontleding in het belang van wetenschappelijk
onderwijs volgt uit de Wet op de lijkbezorging. Aangezien medisch specialisten in
hun kennis en kunde bij moeten blijven bij de wetenschappelijke ontwikkelingen om
goede zorg te kunnen verlenen, acht ik nascholing aan medisch specialisten ook onderdeel
van het wetenschappelijk onderwijs zoals genoemd in de Wet op de lijkbezorging.
Het is aan de opleider om verantwoord en respectvol met dit lichaamsmateriaal om te
gaan. Dit gebruik valt wel onder de reikwijdte van de toekomstige Wzl. In de Wzl zullen
eisen worden gesteld aan het bewaren en gebruiken van lichaamsmateriaal. Zo moet de
beheerder – diegene die het lichaamsmateriaal bewaart met het oog dit te gaan gebruiken-
een beheerreglement opstellen waarin staat omschreven hoe aan de wettelijke eisen
van de Wzl wordt voldaan. Bijvoorbeeld hoe het materiaal wordt gebruikt en hoe het
wordt bewaard.
Vraag 11
Bent u bekend met de vestiging van Rise Labs in Amsterdam die drie mensen verbonden
aan Medcure (waar de FBI inval heeft plaatsgevonden) in het bestuur heeft? Klopt het
dat zij diensten leveren aan mensen die hun lichaam nalaten en ook diensten verlenen
aan medische professionals die in het veld anatomie werken? Hoe verhoudt zich dit
tot de wet op de lijkbezorging waar staat dat overledenen alleen hun lichaam ter beschikking
mogen stellen aan de wetenschap?
Antwoord 11
Ik ben bekend met Rise Labs en heb naar aanleiding van uw vragen met het bedrijf gesproken.
Het bedrijf opereert als een distributiecenter voor het Amerikaanse Medcure en importeert
en exporteert lichaamsmateriaal. Dit wordt gebruikt voor bijvoorbeeld wetenschappelijk
onderzoek, onderwijs en de ontwikkeling van medische apparatuur of geneesmiddelen.
Onder de afnemers zijn zowel publieke organisaties, zoals universiteiten, als private
organisaties, zoals producenten van medische apparatuur of farmaceutische bedrijven,
in zowel Nederland als het buitenland. De Wlb is niet van toepassing op deze diensten,
aangezien deze diensten zien op lichaamsmateriaal (en niet op lichamen) dat bovendien
niet afkomstig is uit Nederland. Wanneer de Wzl in werking is getreden, zullen de
handelingen met geïmporteerd lichaamsmateriaal onder de reikwijdte van de wet vallen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.