Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Belhaj en Sneller over het bericht 'Koninklijke cadeaus, vorstelijke problemen: hoe de Oranjes omgaan met geschenken'
Vragen van de leden Belhaj en Sneller (beiden D66) aan de Minister-President over het bericht «Koninklijke cadeaus, vorstelijke problemen: hoe de Oranjes omgaan met geschenken» (ingezonden 25 januari 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) mede namens
Minister-President Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 1 februari 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Koninklijke cadeaus, vorstelijke problemen: hoe de Oranjes omgaan
met geschenken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in het NRC over de berichtgeving en foto’s
in het magazine Vorsten uit 1986, waarin geschreven wordt over een serie oude tekeningen
in de Rode Kamer van villa Eikenhorst, waar de krijttekening van Rubens deel van uitmaakte,
en prinses Christina beweerde dat ze die tekeningen geleend had van een door haar
moeder opgerichte stichting?
Wat vindt u van de beschrijving in Vorsten, gebaseerd op een gesprek met prinses Christina,
waarin staat «(a)an de wanden schetsen van Rembrandt uit de collectie van Koningin
Wilhelmina. Christina heeft ze in bruikleen van de door haar moeder opgerichte stichting»?
In hoeverre verandert dit iets aan het gegeven dat u de veiling van de krijttekening
van Rubens door prinses Christina een «privékwestie» noemde?
Antwoord 2, 3
Het bericht als bedoeld in vraag 1 en de berichtgeving in Vorsten in 1986 zijn niet
geheel congruent. De publicaties brengen geen wijziging in het gegeven van de beantwoording
op 11 januari jl. van de vragen van 8 januari jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 1156) over dit onderwerp, nl. dat het hier een kunstwerk betreft dat eigendom is van een
lid van de koninklijke familie en derhalve privéeigendom. Het is aan de particuliere
eigenaar om te bepalen of, en op welke wijze, een kunstwerk wordt verkocht.
Vraag 4, 5
Bent u op de hoogte van het feit dat het royalty-tijdschrift Vorsten het artikel indertijd
vóór publicatie op feitelijkheden heeft laten controleren door de Rijksvoorlichtingsdienst
(RVD) en het secretariaat van de prinses?
Heeft de RVD dit interview met Vorsten goedgekeurd, conform de standaardprocedure
die de RVD daar altijd voor hanteert?
Antwoord 4, 5
Uit archiefonderzoek is niet gebleken van enige betrokkenheid van de RVD bij deze
publicatie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat, als het stuk in bruikleen was, het stuk onmogelijk privébezit
kan zijn?
Antwoord 6
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Vraag 7
Hoe rijmt u de verkoop van het Rubens-kunstwerk op een veiling, met het gegeven dat
het mogelijk gaat om een stuk dat in bruikleen is van één van de Oranje-stichtingen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er opheldering komt of het al dan niet gaat om een stuk
in bruikleen, vóórdat het stuk geveild zal worden?
Antwoord 7
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Vraag 8, 9
Kunt u de Kamer aantonen, door middel van bewijs, dat de krijttekening van Rubens
nooit onderdeel heeft uitgemaakt van één van de Oranje-stichtingen? Zo niet, waarom
niet?
Welke kunststukken zijn nog meer ondergebracht in de Oranje-stichtingen en wanneer
zijn deze kunststukken toegevoegd? Indien dit niet openbaar is, bent u dan bereid
u in te spannen om met het Koninklijk Huis af te spreken dat de stukken die ondergebracht
zijn in deze Oranje-stichtingen openbaar worden? Bent u bereid om voortaan voorgenomen
verkopen te laten onderzoeken door onafhankelijke deskundigen, die kunnen vaststellen
of het bijvoorbeeld om een geschenk gaat? Zo nee, kunt u dan aangeven wat de (juridische)
belemmeringen zijn om dit te realiseren?
Antwoord 8, 9
Er zijn geen criteria om te bepalen of een stichting die is geregistreerd door een
Kamer van Koophandel een «Oranje-stichting» is. In algemene zin kan ten aanzien van
de stichtingen die de website koninklijk huis vermeldt, worden gesteld dat deze stichtingen
op grond van wet- en regelgeving bepalen of en zo ja, op welke punten er sprake kan
zijn van openbaarheid. Voor zover leden van het koninklijk huis bij deze stichtingen
zijn betrokken gelden voorts de wet- en regelgeving ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer zoals de wet bescherming persoonsgegeven en artikel 41 Grondwet. Tot slot
zij op dit punt verwezen naar de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad
van State uit 2010 (Kamerstukken II 2010/11, 32 791, nr. 1).
Vraag 10
Onder welke voorwaarden mag een kunstwerk geveild worden als onduidelijkheid bestaat
over het eigendom van het kunstwerk?
Antwoord 10
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Vraag 11
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór 30 januari 2019 (de dag van de veiling)?
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Is het mogelijk om op grond van artikel 3.8 Erfgoedwet een zogeheten «spoedaanwijzing»
te verrichten (wat kan spelen als een verzameling die eerder onbekend was naar het
buitenland dreigt te verdwijnen) met betrekking tot de gehele collectie van Willem
II?
Antwoord 12
Bij de aanwijzing als beschermde verzameling gaat het om de onvervangbaarheid en onmisbaarheid
van de verzameling als geheel of van één of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk
onderdeel van de verzameling zijn.
Ik merk op dat de collectie van Willem II reeds in 1850 grotendeels is geveild en
uiteen is gevallen.
Op dit moment geldt een terughoudend aanwijzingsbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.