Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Brenk, Van Rooijen en Geleijnse over berichten dat de Scandinavische schuldenindustrie zich met woekerrentes richt op de Nederlandse zzp'er
Vragen van de leden Van Brenk, Van Rooijen en Geleijnse (allen 50PLUS) aan de Ministers van Financiën en van Economische zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over berichten dat de Scandinavische schuldenindustrie zich met woekerrentes richt op de Nederlandse zzp’er (ingezonden 14 december 2018).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat (ontvangen 30 januari 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 1090.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van berichten dat Scandinavische kredietverstrekkers zonder
deugdelijke controle van bedrijfsplannen of -cijfers in toenemende mate woekerleningen
verstrekken aan kleine ondernemers, die nergens anders terecht kunnen voor het verkrijgen
van (aanvullend) krediet?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat deze kredietverleners de markt van zzp’ers die elders géén krediet
(meer) kunnen krijgen aan het veroveren zijn, en daarbij rentepercentages hanteren
die variëren van 18% tot 200%?
Antwoord 2
Mij is bekend dat kredietverstrekkers vanuit Scandinavische landen (en ook vanuit
andere landen) kredieten aanbieden in Nederland aan zzp’ers (en ook aan consumenten)
en daarbij hoge rentepercentages in rekening brengen. Deze gepresenteerde rentepercentages
gelden vaak op jaarbasis, in de praktijk kan de looptijd van dit soort kredieten korter
zijn.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het zonder kritische vraag toekennen van een woekerkrediet van
bijvoorbeeld 14.625 euro op een omzet van 20.000 euro onverantwoord is?
Antwoord 3
Of het verstrekken van het in de vraag genoemde krediet verantwoord is, is afhankelijk
van de concrete situatie. Het is belangrijk dat de kredietverstrekker, die anders
zelf ook een kans op wanbetaling riskeert, voldoende oog heeft voor de mogelijke risico’s
voor (de eigenaar van) een onderneming. Ook de kredietnemer heeft een verantwoordelijkheid
en dient voor zichzelf na te gaan of hij het krediet kan dragen.
Vraag 4 en 5
Kunt u uitvoerig uiteenzetten waarom voor kleine ondernemers géén maximum rentepercentage
voor leningen geldt, zoals het wettelijke maximum rentepercentage van 14% op jaarbasis,
dat van toepassing is voor leningen van consumenten?
Deelt u de mening dat – waar het gaat om afsluiting van leningen – het niet meer voldoende
is vast te blijven houden aan volledige ondernemersvrijheid en zelfregulering van
de sector middels een gedragscode, en dat niet blind kan worden geloofd in het vermogen
tot «zelfdiscipline» van de kleine ondernemer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
De wettelijke bescherming van zakelijke klanten in de Wet op het financieel toezicht
(Wft) verschilt per financieel product en type klant. Dit vindt zijn oorsprong in
Europese sectorale regelgeving, waarbij veelal per producttype is bepaald welk type
klant beschermd wordt. Voor kredietverlening geldt dat louter consumenten beschermd
worden. Indien een financiële onderneming een financiële dienst verleent aan een natuurlijk
persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep, kwalificeert deze
persoon als ondernemer en wordt deze niet beschermd door de regels ter bescherming
van consumenten (zoals de maximale kredietvergoeding van 14%).
Vorig jaar is uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de consultatie naar de
effectiviteit en gewenste mate van bescherming voor zzp’ers en mkb’ers. Daar is gekeken
naar verschillende maatregelen. Daar werd wisselend op gereageerd. Zo stelde een aantal
respondenten dat uitbreiding van bijvoorbeeld de algemene zorgplicht kan leiden tot
mogelijke verschraling van het productaanbod (minder maatwerk) en een verhoging van
de kosten. Vooralsnog is ingezet op verbetering van de bescherming van kleinzakelijke
klanten door middel van zelfregulering. De NVB heeft een gedragscode kleinzakelijk
ontwikkeld t.b.v. kredietverlening aan zzp’ers en mkb’ers. De gedragscode is op 1 juli
2018 in werking getreden. De code wordt jaarlijks in opdracht van de NVB door een
externe partij gemonitord. Ook is de nieuwe stichting MKB-financiering waar verschillende
niet-bancaire kredietverleners in verenigd zijn bezig met het opstellen van gedragsregels
en afspraken over transparantie. Ik vind het nog te vroeg om te concluderen dat zelfregulering
in dit verband niet werkt.
Vraag 6 en 7
Deelt u de mening dat het onrealistisch is per definitie uit te gaan van de financiële
zelfredzaamheid van zzp’ers, en kunt u reflecteren op de uitspraak van prof. Arnoud
Boot, hoogleraar ondernemingsfinanciering aan de Universiteit van Amsterdam dat het
een majeure omissie is dat zzp’ers tussen de mazen van het toezicht vallen?
Beschouwt u bovenvermelde berichten en de Scandinavische leningpraktijken inmiddels
wel als «als signalen over ernstige misstanden of grote problemen vanwege hoge rentes
of andere kosten» die aanleiding geven tot het doen van onderzoek, en het nemen van
maatregelen?2 Zo ja, welke aanvullende maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom vindt u het nemen
van (aanvullende) maatregelen niet nodig?
Antwoord 6 en 7
Signalen over problemen in dit segment van de kredietmarkt neem ik uiteraard serieus.
Ondernemers verschillen in omvang, draagkracht en kennis- of opleidingsniveau. De
mate van zelfredzaamheid verschilt ook per ondernemer. Bij sommige zakelijke klanten
kan bescherming wenselijk zijn, terwijl dit bij andere zakelijke klanten kan worden
ervaren als een onnodige belemmering voor het verkrijgen van adequate financiering.
Voor een kortlopend krediet dat een ondernemer snel wenst te ontvangen kan dit segment
van markt ook een oplossing zijn die andere kredietaanbieders niet kunnen bieden.
Alvorens bescherming van zakelijke klanten, zoals zzp’ers, wordt overwogen zal – daarmee
tevens uitvoering gevend aan de motie van de leden Sneller en Snels3 – eerst de problematiek voor zzp’ers en mkb’ers nader in kaart moeten worden gebracht.
Daarbij zal goed moeten worden gekeken of, en zo ja, voor welke groep bescherming
nodig is en of het hier om een goed af te bakenen groep gaat. Ten slotte zullen eventuele
voorstellen voor maatregelen moeten worden bezien in het licht van de bredere discussie
over de positie van zzp’ers. Gegeven deze vragen en de onduidelijkheid over de omvang
van de problematiek is het te vroeg om nu concrete maatregelen voor te stellen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat voor kredietverlening aan ondernemers in alle gevallen een grondig
standaard onderzoek naar kredietwaardigheid vereist zou moeten zijn?
Antwoord 8
Zoals hiervoor is aangegeven, zijn er grote verschillen tussen ondernemers. Hierdoor
zal het moeilijk zijn om een standaard onderzoek te ontwikkelen dat nuttige inzichten
geeft over de kredietwaardigheid en de kredietverlening niet onnodig beperkt. Bovendien
is het aan de markt om met verschillende product en dienstverlening toegevoegde waarde
te bieden. Zonder vooruit te willen lopen op eventuele maatregelen, lijkt een standaard
onderzoek daarom op voorhand minder wenselijk.
Vraag 9 en 10
Bent u bereid voor kredietverlening aan kleine ondernemers de wenselijkheid en mogelijkheid
van invoering van een renteplafond en een zorgplicht te onderzoeken en te overwegen?
Bent u bereid de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezichthouder te maken voor
zzp-krediet, zoals zij dat nu ook al is bij consumentenkrediet?
Antwoord 9 en 10
Het is belangrijk dat eerst de omvang van de problematiek nader in kaart wordt gebracht,
voordat maatregelen worden overwogen. Zie mijn antwoord op vraag 6 en 7.
Vraag 11
Bent u bereid te onderzoeken hoe de rentepercentages voor kredieten aan particulieren
(thans maximaal 14%) verder kunnen worden verlaagd?
Antwoord 11
De maximale kredietvergoeding is in vergelijking met andere landen niet hoog. De rente
mag niet hoger zijn dan 14 procent (12 procent plus de wettelijke rente, thans 2 procent)
op jaarbasis. Veel andere landen kennen geen maximale kredietvergoeding of hebben
een hoger percentage vastgesteld. Zo geldt bijvoorbeeld een percentage van 100% voor
«payday loans» in het Verenigd Koninkrijk.
Als onderdeel van het Actieplan Brede Schuldenaanpak bent u vorige jaar geïnformeerd4 over de uitkomsten van het onderzoek naar risico’s op het gebied van consumptieve
kredietverlening en de doelstellingen en vervolgstappen. Uit dit onderzoek bleek onder
meer dat volgens schuldenexperts de maximale kredietvergoeding niet de belangrijkste
oorzaak is van het ontstaan van problematisch schulden. Zij vinden het percentage
van 14 procent niet te hoog. Belangrijker is dat schuldeisers zich redelijk opstellen
op het moment dat betalingsproblemen ontstaan en dat consumenten niet in uitzichtloze
situaties terecht komen. Ik zie geen aanleiding te onderzoeken hoe de rentepercentages
voor kredieten aan particulieren verder kunnen worden verlaagd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.