Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Markuszower over de berichten betreffende het misbruikschandaal in de atletiekwereld
Vragen van het lid Markuszower (PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de berichten betreffende het misbruikschandaal in de atletiekwereld (ingezonden 9 januari 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 30 januari 2019).
Vraag 1
Kent u deze berichten?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Kunt u een tijdlijn naar de Kamer sturen waarin staat wie op welk moment wat voor
kennis had van dit misbruik en wat de betreffende instanties en/of personen op welk
moment hebben gedaan? Zo nee, waarom niet?
Hoe kwalificeert u het handelen van de Atletiekunie, het Instituut Sportrechtspraak
(ISR), de politie en het openbaar ministerie (OM) in deze kwestie?
Antwoord 2, 3
Om een goed beeld te krijgen van de zaken die spelen en gespeeld hebben, vergaart
het onderzoeksteam van politie onder leiding van het OM zoveel mogelijk alle relevante
informatie. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken.
Vraag 4
Bent u bereid te bewerkstelligen dat het niet doen van aangifte door leden van een
sportbond of tuchtcollege die weten of vermoeden dat zich zedenmisdrijven afspelen
of hebben afgespeeld, strafbaar wordt gesteld? Zo nee, waarom niet? Welke maatregelen
gaat u dan nemen om te voorkomen dat in de toekomst het wegkijkgedrag door leden van
bijvoorbeeld sportbonden en tuchtcolleges leidt tot nieuwe slachtoffers?
Antwoord 4
Het is in de sport een standaard procedure om daar waar sprake is van een vermoeden
van een strafbaar feit contact te leggen met de politie. Ook worden slachtoffers aangemoedigd
om melding te doen bij de politie. Daarnaast werkt de sportsector al enige tijd intensiever
samen met de politie en het OM, met als doel een effectievere aanpak van seksueel
misbruik in de sport te realiseren. Dit is op 28 juni 2017 vastgelegd in een convenant
tussen NOC*NSF, de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast is de sportsector
aan de slag om de aanpak van seksuele intimidatie in de sport te verbeteren door het
implementeren van de aanbevelingen van commissie De Vries met ondersteuning van het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hieronder vallen onder andere het
verlagen van de drempel voor het doen van meldingen en het invoeren van een meldplicht
voor bestuurders van sportverenigingen.
Naar aanleiding van de motie van de leden Groothuizen (D66) en Van Oosten (VVD) laat
de Minister voor Rechtsbescherming een onderzoek doen naar de wenselijkheid en mogelijkheid
van het verruimen van de aangifteplicht voor derden bij wetenschap van een zedenmisdrijf.3
Vraag 5
Bent u bereid te regelen dat slachtoffers die aangifte doen van een zedenmisdrijf
op hun verzoek anoniem kunnen blijven, zodat hun privacy beschermd wordt en hun naam
niet opduikt in officiële documenten? Zo nee, waarom beschermt u de privacy van verdachten
en daders wel, maar de privacy van slachtoffers niet?
Antwoord 5
In circa 80% van zedenzaken kennen slachtoffers en beschuldigden elkaar. In die gevallen
zal de beschuldigde, als die het verhaal kent, weten wie het slachtoffer is. Dat hoeft
overigens niet altijd te betekenen dat dader en slachtoffer dan van elkaar weten waar
men woont.
In alle gevallen kan een slachtoffer bij het doen van aangifte daarom kiezen voor
domicilie. Dit houdt in dat het adres van het slachtoffer wordt afgeschermd en een
ander adres (bijvoorbeeld het adres van een werkgever of familielid) in het proces-verbaal
wordt geregistreerd. Om de privacy van slachtoffers te verbeteren wordt er op dit
moment samen met de politie, het OM, Rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland gewerkt
aan een werkwijze waarbij persoonsgegevens van slachtoffers (behoudens naam en geboortedatum)
in de toekomst niet meer standaard met het proces-verbaal door de strafrechtsketen
gaan.
Ook bestaat al de mogelijkheid dat slachtoffers bij de aangifte kunnen verzoeken of
ze aangifte kunnen doen op nummer: daarbij komen naam en adres van het slachtoffer
niet in de aangifte te staan en wordt in plaats daarvan een nummer opgenomen. Dit
gebeurt echter alleen in zeer specifieke gevallen, bijvoorbeeld in zedenzaken waarbij
op deze wijze de identiteit van zeer jeugdige slachtoffers wordt beschermd.
Niettemin zal in het merendeel van de gevallen de naam van het slachtoffer, maar ook
die van de beschuldigde, ten behoeve van het opsporingsonderzoek in het politiesysteem
geregistreerd staan. Daarnaast kan de beschuldigde via de raadsman het dossier inzien.
Daarin kan de naam van het slachtoffer, bijvoorbeeld in een verklaring van een getuige,
voorkomen.
Vraag 6
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór dinsdag 15 januari 15.30 uur? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
De beantwoording van deze vragen vraagt om zorgvuldige afstemming met alle betrokken
partijen waardoor een beantwoording vóór de door u gevraagde termijn niet is gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.