Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Veldman over het bericht ‘Daar gaan de miljarden’
Vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Veldman (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Daar gaan de miljarden» (ingezonden 14 januari 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 29 januari
2019).
Vraag 1
Ben u bekend met het bericht «Daar gaan de miljarden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3, 4
Klopt het dat onze buurlanden meer investeringen van buitenlandse bedrijven binnenhalen?
Zo ja, welke tendens is daarbij zichtbaar en klopt het dat dit zo is vanwege ons klimaatbeleid?
Zo ja, door welke specifieke regelingen en beleidsvoornemens komt dat?
Als dit klopt, deelt u dan de mening dat klimaatplannen de internationale concurrentiepositie
van Nederland niet mogen schaden? Zo ja, hoe wordt dit gewaarborgd? Zo nee, waarom
niet?
Welke andere oorzaken zijn er aan te wijzen voor het feit dat niet Nederland, maar
juist onze buurlanden de in het artikel genoemde investeringen van bedrijven binnenhalen?
Antwoord 2, 3, 4
In oktober 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het EY-rapport over het vestigingsklimaat
en buitenlandse investeringen in Nederland2. Uit dit EY-onderzoek blijkt dat Nederland in vergelijking tot andere landen goed
presteert bij het aantrekken van buitenlandse investeringsprojecten. Nederland staat
op de lijst met 21 Europese landen in 2017, net als in 2016, op de vierde plaats achter
het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. Met deze vierde plaats kunnen we
stellen dat Nederland in Europees perspectief bovengemiddeld scoort bij het aantrekken
van buitenlandse investeringsprojecten. Zeker omdat de landen die boven Nederland
staan een aanzienlijk grotere economie hebben. Bovendien concludeert EY dat, mede
op basis van een enquête onder bedrijven, Nederland blijft overtuigen als investeringsland.
Recent heb ik uw Kamer ook geïnformeerd dat het Nederlandse vestigingsklimaat er goed
voor staat3.
Wanneer buitenlandse bedrijven een investeringsbeslissing nemen, doen zij dit altijd
op basis van het gehele palet aan vestigingsklimaatfactoren van een land. De weging
van de verschillende vestigingsklimaatfactoren verschilt per investering en is bedrijfsspecifiek.
In haar persbericht heeft INEOS zelf aangegeven dat de aansluiting van de nieuwe fabriek
met zowel haar vestigingen in Antwerpen als met Zuid-Duitsland via een pijpleidingennet
de belangrijkste factor was om voor Antwerpen te kiezen. Verder was de bestaande aanwezigheid
sinds 1995 in Antwerpen voor INEOS belangrijk. INEOS heeft tevens aangegeven dat de
klimaatdoelstellingen van Nederland geen factor waren in haar keuze. Tegelijkertijd
hebben andere chemiebedrijven op basis van het gehele palet aan vestigingsklimaatfactoren
recent juist wel gekozen voor een investering in Nederland. Dit betreft onder meer
investeringen van LyondellBasell (Rotterdam), Sekisui (Geleen/Roermond), Mitsui (Geleen)
en SABIC (Bergen op Zoom).
Er is dus geen sprake van een neerwaartse tendens in investeringen door buitenlandse
bedrijven. Bij recente investeringsbeslissingen van chemische bedrijven is niet evident
dat het klimaatbeleid van het kabinet hier een rol bij heeft gespeeld. Veelal zijn
er bedrijfsspecifieke voor- en nadelen binnen het bredere pakket aan vestigingsklimaatfactoren.
De industrietafel heeft bijgedragen aan het ontwerpKlimaatakkoord, waarbij de internationale
concurrentiepositie een belangrijk aandachtspunt is, zoals dit ook reeds is aangegeven
in het Klimaatakkoord. Het ontwerpakkoord wordt momenteel doorgerekend door het PBL
en CPB, daarnaast laat ik een speelveldtoets uitvoeren (zie ook antwoord op vraag
8).
Vraag 5, 6
Bent u van mening dat het Nederlandse klimaatbeleid er niet toe mag leiden dat het
vestigingsklimaat van Nederland verslechterd ten opzichte van onze buurlanden? Zo
nee, waarom niet?
Hoe kan er met het oog op het klimaatakkoord worden voorkomen dat de internationale
concurrentiepositie van in Nederland gevestigde bedrijven op achterstand wordt gezet
ten opzichte van onze buurlanden?
Antwoord 5, 6
Voor het kabinet staat de opgave vast. Een uiteindelijk Klimaatakkoord zal optellen
tot 49%. Het Klimaatakkoord zal ook voorzien in een robuust borgingsmechanisme, opdat
bijgestuurd wordt indien onderweg de opbrengst zou blijken tegen te vallen. Er kan
en mag geen twijfel over bestaan dat dit kabinet de klimaatopgave realiseert.
Het kabinet is ervan overtuigd dat het versterken van verdienvermogen en verduurzaming
hand in hand kunnen gaan. De Nederlandse industrie is innovatief, heeft een sterke
concurrentiepositie en zorgt voor veel werkgelegenheid. Tegelijkertijd is onze industrie,
met een groot aandeel fossiele productie en zware grondstoffen, relatief energie-intensief.
De industrie staat voor bijna een derde van de totale klimaatopgave van dit kabinet
tot 2030. Dat is een grote opgave. Inzet van het regeerakkoord is om deze opgave te
halen door radicale innovatie en verknoping van processen. Inzet is ook om de industrie
concurrerend te houden; de productie, inclusief de uitstoot en de banen de grens over
jagen is geen oplossing voor het klimaatvraagstuk.
De industrietafel heeft bijgedragen aan het ontwerp Klimaatakkoord, waarbij ook nagedacht
is over de internationale concurrentiepositie. Het ontwerpakkoord wordt momenteel
doorgerekend door het PBL en CPB, daarnaast laat ik een speelveldtoets uitvoeren.
Beiden zijn naar verwachting medio maart gereed.
Onze inzet is om de industrie concurrerend te houden; nu en in de toekomst. Daarom
is het ook zaak dat Nederland zorgt dat het een aantrekkelijke vestigingslocatie is
voor deze landen. Dat doen we onder andere door het scheppen van duidelijkheid voor
bedrijven over hoe Nederland de klimaatdoelen wil behalen, door instrumenten die groene
investeringen stimuleren, door een stimulans te geven aan innovatie en kennisontwikkeling
en de opbouw van nieuwe infrastructuur. Hierdoor zorgen we dat Nederland nu en in
de toekomst een aantrekkelijke bestemming is voor investeringen die bijdragen aan
de verduurzaming van de economie en ons verdienvermogen.
Vraag 7
Op welke manier kan ervoor worden gezorgd dat het Nederlandse klimaatbeleid juist
meer kansen biedt voor het Nederlandse vestigingsklimaat en voor de internationale
concurrentiepositie van in Nederland gevestigde bedrijven?
Antwoord 7
Een ambitieus klimaatbeleid biedt ook kansen voor onze economie, onze welvaart en
ons duurzame verdienvermogen. Door eerder te beginnen, bouwen we een voorsprong op
ten opzichte van andere landen. Op die manier hebben we meer tijd en kunnen we nieuwe
ideeën en technologieën ontwikkelen die we vervolgens kunnen exporteren. Daarmee werken
we tegelijkertijd aan een aantrekkelijker vestigingsklimaat voor duurzame, innovatieve
activiteiten. We moeten er dan ook voor zorgen dat de investeringen die daarvoor nodig
zijn in Nederland plaatsvinden.
Nederland wil door deze klimaatambitie niet alleen een faire bijdrage leveren aan
het voorkomen van de opwarming van de aarde, maar wil tegelijkertijd een voorsprong
opbouwen in de voortbrenging van duurzame technieken en producten. Dat vraagt een
consequente gerichtheid op innovatie. Het pakket bevat daartoe de ondersteunende instrumenten,
zoals een budget voor proefprojecten en de SDE++ om via grootschalige uitrol de leercurve
te doorlopen, zoals al is gedemonstreerd met wind op zee. De Topsectorenaanpak is
sterker gericht op maatschappelijke uitdagingen, waaronder bij uitstek de klimaatopgave.
En InvestNL wil straks de duurzame initiatieven en starters van voldoende kapitaal
voorzien.
Vraag 8
Hoe kan met het oog op het klimaatakkoord worden voorkomen dat er weglekeffecten ontstaan
doordat bedrijven investeren in landen waar minder strenge klimaatregels gelden?
Antwoord 8
Op dit moment staat niet vast dat de maatregelen in het ontwerpKlimaatakkoord zullen
leiden tot weglek van emissies naar het buitenland. Gezien het belang van een gelijk
speelveld voor de industrie, en de discussie over de verschillende modaliteiten van
een borgingssysteem, zal het kabinet door onafhankelijke experts een speelveldtoets
voor de industrie laten uitvoeren. Hierdoor ontstaat inzicht in de maximaal toelaatbare
lastendruk in industriële sectoren voor verschillende typologieën van borgings- en
heffingssystemen gebaseerd op CO2-uitstoot, dan wel op gebruikte energie-eenheden of anderszins. De uitkomst van deze
toets verwacht ik medio maart.
Vraag 9
Deelt u de mening dat Nederland haar klimaateisen zoveel mogelijk samen met buurlanden
en/of in EU-verband moet afspreken om te voorkomen dat er weglekeffecten ontstaan
en om te voorkomen dat het gelijke speelveld wordt verstoord?
Antwoord 9
We pleiten in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Mocht een aangescherpte
doelstelling in de EU niet haalbaar blijken, dan zal Nederland er naar streven om
met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen dan
de door de EU toegewezen landenallocatie. Omdat de uitkomst van de internationale
gesprekken in 2019 nog niet vaststaat, kan de uiteindelijke doelstelling voor 2030
afwijken van de 49% waar het kabinet nu van uit gaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.