Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dijkhoff en Yesilgöz-Zegerius over het bericht 'Hoe minder kernenergie, hoe groter de opwarming'
Vragen van de leden Dijkhoff en Yeşilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Hoe minder kernenergie, hoe groter de opwarming» (ingezonden 6 november 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 28 januari 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Hoe minder kernenergie, hoe groter de opwarming»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat vindt u van de stelling van de geïnterviewde dat om de uitstoot van broeikasgassen
te beperken kernenergie nodig is voor een leefbare planeet en dat op zonne-energie
en wind nooit een hele economie kan draaien?
Antwoord 2
Kernenergie kan voorzien in CO2-vrij en regelbaar productievermogen. In de scenario’s van het Internationale Energie
Agentschap (IEA) wordt er van uitgegaan dat er internationaal een verdubbeling van
de capaciteit voor kernenergie in 2050 nodig is ten opzichte van de huidige capaciteit
om de doelen van Parijs te halen. Wereldwijd, hoofdzakelijk in Azië, zijn er ca. 60
kerncentrales in aanbouw. Dat laat onverlet dat op nationaal niveau landen vrijheid
hebben om scenario’s voor de eigen situatie in te vullen. Daarbij komt dat de elektriciteitsvraag
naast kernenergie op een aantal andere manieren kan worden ingevuld met CO2-vrije en regelbare elektriciteit, bijvoorbeeld met behulp van hernieuwbare gassen
zoals onder andere biogas, energie uit fossiele bronnen waarbij CO2 wordt afgevangen of met CO2-vrije waterstof.
Vraag 3
Kunt u ingaan op de vier door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)
onderschreven scenario’s over kernenergie als een van de mogelijke manieren om meer
koolstofarme elektriciteit te produceren in vergelijking met fossiele brandstoffen
als kolen en olie?
Antwoord 3
Binnen het IPCC zijn door wetenschappers verschillende mondiale toekomstscenario’s
ontwikkeld ter «stroomlijning» van wetenschappelijke analyses van de effecten van
klimaatverandering en mogelijke adaptatie- en mitigatiemaatregelen. Deze zijn wereldwijd
door modelteams gebruikt ter verkenning van CO2-emissiereductiepaden voor het beperken van de mondiale gemiddelde temperatuurstijging
tot 1,5 graden Celsius. Het gaat daarbij om de volgende scenario’s:
1) Het «Low Energy Demand-scenario» (LED-scenario): een scenario waarin sociale, economische
en technologische innovaties resulteren in een lagere energievraag tot 2050 terwijl
de levensstandaard stijgt, vooral in het mondiale zuiden. Bebossing is de enige CO2-verwijderingsoptie die wordt toegepast. Noch fossiele brandstoffen met CCS, noch
biomassa in combinatie met CO2-afvang en -opslag (BECCS) worden gebruikt.
2) S1-scenario: een scenario met een brede focus op duurzaamheid inclusief energie-intensiteit,
menselijke ontwikkeling, economische convergentie en internationale samenwerking,
evenals een verschuiving naar duurzame en gezonde consumptiepatronen, koolstofarme
technologische innovatie, en goed beheerde landsystemen met beperkte maatschappelijke
acceptatie van de inzet van BECCS.
3) S2-scenario: een middenwegscenario waarbij zowel de maatschappelijke als technologische
ontwikkelingen volgens historische patronen verlopen. Emissiereducties worden voornamelijk
bereikt door verandering van de wijze waarop energie en producten worden geproduceerd
en in mindere mate door vermindering van de vraag.
4) S5-scenario: dit is een grondstof- en energie-intensief scenario dat gekenmerkt wordt
door hoge economische groei en globalisering die gepaard gaat met een grote vraag
naar transportbrandstoffen en dierlijke producten. Emissiereducties worden voornamelijk
bereikt met technische middelen en grootschalige CO2-verwijdering door de inzet van BECCS.
In alle scenario’s groeit de inzet van nucleaire energie tot 2030 in absolute zin
(met ca. 60–100% ten opzichte van 2010). De inzet van kernenergie groeit in de meeste
1,5°C-routes verder tot 2050, maar in sommige scenario’s (het LED- en S1-scenario)
neemt de bijdrage van kernenergie zowel relatief als absoluut af na 2030. Na 2050
groeit in sommige scenario’s kernenergie nog wel absoluut, maar neemt het aandeel
in de energievoorziening (verder) af in alle scenario’s. Er zijn overigens wel grote
verschillen in de inzet van kernenergie tussen modellen, zowel door technologische
onzekerheden als ook de veronderstelde maatschappelijke acceptatie van kernenergie.
Vraag 4
Wordt aan de Nederlandse klimaattafels kernenergie als onderdeel van de toekomstige
energiemix meegenomen? Zo ja, hoe? Zo nee, deelt u dan de mening dat kernenergie uit
de taboesfeer gehaald zou moeten worden?
Antwoord 4
Ja. Het proces rondom het Klimaatakkoord is zo ingericht dat het aan de partijen aan
de sectortafels is om met elkaar te bekijken welke opties invulling kunnen geven aan
de CO2-reductieopgave. In deze setting is het aan de (markt)partijen om het ter tafel te
brengen als er richting 2030 en/of 2050 potentie is voor kernenergie om op een kosteneffectieve
wijze bij te dragen aan de CO2-reductie, en zo ja daarbij in beeld te brengen welke kennis- en innovatie-vraagstukken
daarmee samenhangen. Verschillende studies laten zien dat kernenergie inderdaad een
kosteneffectieve mogelijkheid kan zijn en dat een positieve business case op lange
termijn, niet voor 2030, tot de mogelijkheden kan behoren. Daarbij is het huidige
beeld dat de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland voor 2030 niet als reële optie
wordt gezien, vanwege onder andere de verwachte rentabiliteit en de doorlooptijden.
Vraag 5
Wat is de CO2-reductie ten gevolge van het inzetten van kernenergie en welke aanvullende bijdrage
zou kernenergie kunnen leveren aan een verstandige energiemix, naast wind-, zonne-
en andere vormen van duurzame energie?
Antwoord 5
De inzet van kernenergie leidt, net als zon- en windenergie, indirect tot CO2-reductie. Het daadwerkelijke CO2-effect hangt daarmee af van de productie van de kerncentrale en de productie van
andere centrales die daarmee vervangen worden. Indien wordt uitgegaan van het vervangen
van de productie van een gascentrale door een kerncentrale van 1.000 MW (1 GW) kan
er in potentie 2,9 Mton CO2 gereduceerd worden.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken van het onderzoek en de aanbevelingen van de, op voorspraak
van de bewindspersonen van Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu, Financiën
en Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde, Hoogambtelijke Werkgroep Nucleair
Landschap (HAW) over kerncentrales en in hoeverre heeft deze een plaats aan de Klimaattafels?
Antwoord 6
De Hoogambtelijke Werkgroep Nucleair Landschap (HAW) was ingesteld met als doel om
het nucleaire landschap van Nederland in kaart te brengen, de financiële risico’s
voor de overheid te inventariseren en beleidsopties voor de toekomst van het nucleair
landschap in Nederland in beeld te brengen. Uit het rapport van de HAW blijkt dat
de nucleaire sector in Nederland omvangrijk is en naast een CO2-neutrale energievoorziening diverse andere publieke belangen dient, zoals de voorzieningszekerheid
van medische radioisotopen.
Het rapport schetst op drie functionaliteiten (medisch, energie, onderzoek) een afbouw-,
continuerings- en intensiveringsscenario ten behoeve van toekomstige beleidsvorming.
Het voorgaande kabinet heeft na het uitkomen van dit rapport twee vervolgonderzoeken
gepubliceerd. Over de uitkomsten daarvan is uw Kamer op 26 april 2018 geïnformeerd
(Kamerstuk 25 422, nr. 220).
Vraag 7
Welke concrete beperkingen bestaan er op dit moment voor aanbieders van kerncentrales
om deze in Nederland te exploiteren?
Antwoord 7
Nederland beschikt momenteel over één kerncentrale. Dit is de KCB die voor circa 4%
aan de Nederlandse elektriciteitsproductie bijdraagt. De bouw van een nieuwe kerncentrale
neemt gemiddeld ongeveer tien jaar in beslag. Sinds begin jaren zestig is er een Kernenergiewet
die het mogelijk maakt om een aanvraag voor een nieuwe kerncentrale te doen. Dat houdt
in dat marktpartijen die aan alle randvoorwaarden voldoen, zoals nucleaire veiligheid
en voldoende financiële reservering voor ontmanteling en verwerking van afval, in
aanmerking kunnen komen voor een vergunning voor de bouw van een kerncentrale (zie
hiervoor ook de «randvoorwaardenbrief», Kamerstuk 32 645, nr. 1). Van die mogelijkheid is in de afgelopen decennia echter geen gebruik gemaakt. De
huidige marktomstandigheden in relatie tot het investeringsklimaat zijn hiervoor de
voornaamste reden.
Vraag 8
Wat zijn gemiddeld genomen de kosten die een marktpartij moet maken om in Nederland
een kerncentrale te openen en operationeel te laten zijn?
Antwoord 8
Het is lastig om een inschatting te maken van de kosten van het bouwen van een nieuwe
kerncentrale in Nederland. Dit hangt onder meer af van de doorlooptijd van de constructie
van een nieuwe kerncentrale. De constructiekosten van een nieuwe kernenergiecentrale
variëren van 5.100 (Olkiluoto-centrale die nu in aanbouw is in Finland) tot 6.755
EUR/kWe (Hinkley Point die nu in aanbouw is in het Verenigd Koninkrijk). Hierbij komen
dan nog kosten voor financiering die uiteen kunnen lopen van 8 tot 80% van de constructiekosten
afhankelijk van de bouwtijd. Het lijkt al met al niet onredelijk om uit te gaan van
bouwkosten tussen de 8 en 10 miljard euro voor een centrale van 1.000 MW2.
Vraag 9
Hoeveel huishoudens kunnen van energie worden voorzien door één moderne kerncentrale?
Hoeveel is dat in vergelijking met een gascentrale en kolencentrale?
Antwoord 9
Een gemiddeld huishouden in Nederland verbruikt ca. 3.000 Kwh. per jaar aan elektriciteit.
In Nederland werd in 2017 31 TWh. aan elektriciteit opgewekt met kolencentrales. Dat
is gemiddeld ca. 6 Twh. voor één kolencentrale. Dat betekent dat een kolencentrale
gemiddeld ca. 2 miljoen huishoudens voorziet van elektriciteit. In Nederland werd
er in 2017 57 Twh. aan elektriciteit opgewekt uit gascentrales3. Dat is gemiddeld ca. 1.5 Twh. per gascentrale. Dat betekent dat een gascentrale
ca. 0,5 miljoen huishoudens voorziet van elektriciteit. Met een moderne kerncentrale
(uitgaande van een vermogen 1.000 tot 1.500 MW) kan jaarlijks circa 8 Twh. aan elektriciteit
opgewekt worden. Dat betekent dat een moderne kerncentrale in theorie ca. 3 miljoen
huishoudens van elektriciteit kan voorzien.
Vraag 10
Wat is feitelijk bekend over kernafval en de wijze waarop kernafval opgeslagen wordt,
aangezien veel mensen zich zorgen maken over kernafval?
Antwoord 10
Radioactief afval ontstaat op verschillende plaatsen in onze maatschappij, zoals bij
de productie van kernenergie, bij de productie en het gebruik van medische isotopen,
in verschillende industriële toepassingen en tijdens onderzoek. Vanwege de ioniserende
straling die dit afval uitzendt, moet radioactief afval veilig worden beheerd totdat
het stralingsniveau zodanig is gedaald dat het niet meer gevaarlijk is. Dit vervalproces
kan minuten tot duizenden jaren duren.
Radioactief afval dat ontstaat bij de productie van kernenergie kent een zeer lang
vervalproces. Dit afval kan tijdelijk bovengronds worden opslagen. Vanwege de lange
levensduur is bovengrondse opslag echter geen eindstation voor dergelijk radioactief
afval. Richtlijn 2011/70/Euratom verplicht Europese landen om te komen tot een passief
veilige eindberging voor radioactief afval. Geologische berging wordt op dit moment,
ook internationaal, gezien als de meest veilige en duurzame wijze om hoogradioactief
afval op de lange termijn te beheren. Een aantal landen, zoals Finland, Frankrijk
en Zweden, zet op dit moment concrete stappen richting een geologische eindberging
voor hoogradioactief afval.
In Nederland wordt radioactief afval centraal opgeslagen in speciaal daarvoor ontworpen
gebouwen bij de Centrale Opslag Voor radioactief Afval (COVRA) in Nieuwdorp. De Autoriteit
Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) houdt toezicht op de veiligheid
van het beheer. Geologische eindberging is voorzien rond 2130. Het beleid rond het
beheer van radioactief afval is beschreven in het nationale programma voor het beheer
van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen (Kamerstuk 25 422, nr. 149). In augustus vorig jaar is uw Kamer geïnformeerd over de meest recente stand van
zaken rond het beheer van radioactief afval in Nederland (Kamerstuk 25 422, nr. 226).
Vraag 11
Deelt u de mening dat er in een realistisch klimaatbeleid een rol weggelegd kan zijn
voor kernenergie als onderdeel van een kostenefficiënte energiemix?
Antwoord 11
Gelet op de mondiale ontwikkelingen in de bouw van kerncentrales en de rol van kernenergie
in de IPCC-scenario’s deel ik die mening. Echter, zoals ik ook aangeef in mijn antwoord
op vraag 1 laat dat onverlet dat elk land vrijheid heeft om de scenario’s voor haar
eigen situatie in te vullen en dat er een aantal andere manieren zijn waarop de elektriciteitsvraag
kan worden ingevuld met CO2-vrije, regelbare elektriciteit.
Voor wat betreft Nederland laat het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) naar mogelijke invullingen van 80 tot 95% CO2-reductie in 2050 zien dat kernenergie onderdeel kan zijn van een kosteneffectieve
oplossing bij het streven naar 95 procent CO2-reductie. Onder het huidige kader kunnen marktpartijen in Nederland die aan alle
randvoorwaarden voldoen, zoals nucleaire veiligheid en voldoende reservering voor
ontmanteling en verwerking van afval, in aanmerking komen voor een vergunning voor
de bouw van een kerncentrale.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.