Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het gebrek aan landelijke regels voor zwemlessen
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Medische Zorg over het gebrek aan landelijke regels voor zwemlessen (ingezonden 21 december 2018).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 28 januari 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1143.
Vraag 1
Bent u ook zo geschrokken van de berichtgeving dat een driejarig jongetje bijna verdronk
tijdens zwemles en zijn moeder via een meekijkscherm zag hoe het helemaal misging?1 2
Antwoord 1
Ja, dit moet een traumatische ervaring zijn geweest voor het kindje, ouders, omstanders
en de zwembadmedewerkers. Gelukkig lijkt de jongen er geen blijvend letsel aan over
te hebben gehouden. Juist in een zwemlesomgeving
gaat veiligheid boven alles. Daarom vind ik het van belang dat zwemlesaanbieders adequaat
toegerust zijn voor deze taak en dat kinderen vertrouwd raken met zwemwater en hun
vaardigheden continu verbeteren.
Vraag 2
Waarom zijn er voor kinderopvangcentra en scholen veel landelijke regels ingesteld,
maar zijn er nauwelijks regels opgesteld voor zwemlessen? Kunt u dit uitleggen? Welke
landelijke regels, voorschriften en eisen aan zwemlessen, zwemleraren, veiligheid
en toezicht gelden er wel?
Antwoord 2
Relevant voor zwemlessen is de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden
(WHBVZ) onder verantwoordelijkheid van mijn collega van Min I&W.
Hierin zijn eisen gesteld aan een veilige zwemomgeving. https://wetten.overheid.nl/BWBR0002660/2012-10-01
Daarnaast is met name sprake van zelfregulering door de zwembranche.
Ieder zwembad heeft bijvoorbeeld een eigen toezichtplan, waarin aan de hand van een
analyse van veiligheidsrisico’s is uitgewerkt hoe die risico’s door middel van toezicht
worden beperkt.
De Nationale Raad Zwemveiligheid verbindt verschillende kwaliteitscriteria aan het
mogen uitgeven van de Nationale Zwemdiploma’s door middel van de Licentie Nationale
Zwemdiploma’s. Naast steekproefsgewijze controles bij het diplomazwemmen wordt bij
iedere zwemlesaanbieder gecontroleerd of zij voldoen aan kwaliteitscriteria die met
name gaan over basis veiligheid (zoals vakopleiding zwemonderwijzers, VOG, zwemlesplan,
toezichtplan).
Deze (minimum) eisen zijn vanaf 1 januari 2018 verplicht voor iedere organisatie die
de Nationale Zwemdiploma’s wil uitgeven.
Tevens coördineert de Nationale Raad Zwemveiligheid sinds begin deze eeuw, naast de
kwaliteitstandaard voor veilige en plezierig zwemonderwijs, ook de beroepsopleiding
Allround zwembadmedewerker. De zestig aangesloten opleidingsinstituten (met name particulier
en mbo-sportopleidingen) leiden zwemonderwijzers op conform de exameneisen van de
Nationale Raad Zwemveiligheid. Geslaagde kandidaten ontvangen het branchecertificaat,
waarmee zij bij een toekomstig werkgever kunnen laten zien dat zij deskundig zijn
om kinderen met plezier te leren zwemmen conform de Nationale Norm Zwemveiligheid.
Naar schatting tachtig tot negentig procent van de zwemdiploma’s die jaarlijks in
Nederland wordt uitgegeven, is inmiddels afkomstig van een Licentiehouder.3
Vraag 3
Deelt u de mening dat er een maximum moet komen van het aantal kinderen dat in een
groep zwemles krijgt? Zo ja, gaat u hiervoor landelijke regels opstellen? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 3
Nee. Het aantal kinderen per groep verschilt per zwemlesmethode en is bovendien afhankelijk
van een aantal variabelen zoals leeftijd en omgevingsomstandigheden. Dit is aan de
zwemlesaanbieder.
Belangrijk is wel dat de zwemlesaanbieder voldoet aan de wetgeving en branchecriteria
die gaan over de basisveiligheid (zie ook antwoord4.
Vraag 4
Vindt u het ook zorgelijk dat er geen verplichte opleiding is voor mensen die zwemlessen
geven? Bent u bereid om dit wel te laten verplichten? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4
Het is regulier beleid dat het zwembad, de zwemschool of de vereniging waar zwemlessen
worden verzorgd, eisen stelt aan het personeel of vrijwillig kader dat wordt ingezet.
Zwemles geven is een vrij beroep. Ik juich het toe dat de Nationale Raad Zwemveiligheid
bij haar zwemlesaanbieders een vakopleiding op minimaal mbo-niveau 3 vereist (is een
criterium van de Licentie Nationale Zwemdiploma’s).
In 2017 hebben branchepartijen in de CAO-zwembaden voor het eerst vastgelegd dat zwemonderwijzers
een vakopleiding moeten hebben gevolgd. De branche is nu volop bezig hieraan uitwerking
te geven.
Het is daarom nu niet aan de orde om een opleiding te verplichten(zie antwoord vragen
5/6).
Vraag 5
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat er één landelijk zwemdiploma komt, zodat
de versnipperingen aan verschillende soorten zwemdiploma’s een einde komt en kinderen
volgens goede en getoetste standaarden leren zwemmen? Zo ja, bent u bereid hier een
actieve rol in te spelen om dit te realiseren? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
De versnippering van zwemdiploma’s is ongewenst. Dat is de reden dat mijn ambtsvoorganger
het onderzoeksprogramma over zwemveiligheid en zwemvaardigheid van de Nationale Raad
Zwemveiligheid heeft laten uitvoeren. Mede naar aanleiding hiervan werkt de branche
aan het tegengaan van de versnippering van zwemdiploma’s. De Licentie Nationale Zwemdiploma’s
verbindt de Nationale Norm Zwemveiligheid, de bijbehorende Examenregeling en de Nationale
Zwemdiploma’s. Deze standaard van de Nationale Raad Zwemveiligheid is in 2017 ook
door de branche helemaal vernieuwd en wordt door het overgrote deel van de zwemlesaanbieders
gebruikt. Hierbinnen is ruimte gemaakt voor het gebruik van vernieuwende examenprogramma’s
bij het diplomazwemmen in de zwembaden en allerlei zwemlesmethodes kunnen worden gehanteerd.
Dit draagt bij aan het verminderen van de diversiteit van zwemdiploma’s. Zoals opgemerkt,
naar schatting tachtig tot negentig procent van de zwemdiploma’s die jaarlijks in
Nederland wordt uitgegeven, is inmiddels afkomstig van een Licentiehouder.5
Vraag 6
Bent u bekend met het onderzoek waaruit blijkt dat ouders pleiten voor één landelijk
zwemdiploma, één organisatie die zwemlesaanbieders controleert en de overheid die
daar een actieve rol bij speelt, bijvoorbeeld door minimumeisen te stellen waar zwemlessen
of badmeesters en juffen aan moeten voldoen? Bent u bereid stappen te zetten in deze
richting?6
Antwoord 6
Ja, ik heb dit onderzoek zelf mede mogelijk gemaakt via een subsidie aan de Nationale
Raad Zwemveiligheid voor het kennisproject NL Zwemveilig.
Eind van dit jaar komt de Nationale Raad Zwemveiligheid met een «nationaal plan zwemveiligheid»
mede gebaseerd op de uitkomsten van diverse NL Zwemveilig onderzoeken en praktijkervaringen,
waaronder bovengenoemd onderzoek.
Mede op basis hiervan zal ik bekijken of en hoe er in de toekomst een structurele
rol van de overheid bij veilige zwemlessen wenselijk en mogelijk is.
Vraag 7
Deelt u de mening dat je als ouder zeker moet weten dat je kind in veilige handen
is tijdens zwemlessen? Bent u bereid na bovenstaande vragen om in samenwerking met
de Nationale Raad Zwemveiligheid landelijke regels op te stellen, zodat zwemlessen
veiliger worden en kinderen beter wordt geleerd te zwemmen?
Antwoord 7
Ja. Ik heb daarbij geen aanleiding te veronderstellen dat zwemlessen onveilig zouden
zijn. Integendeel. Verdrinkingen onder kinderen in Nederland nemen gelukkig gestaag
af en mijn beeld is dat het personeel of vrijwillig kader dat zwemlessen verzorgt
zeer gedreven en veilig te werk gaat. 7
De Nationale Raad Zwemveiligheid werkt aan een «nationaal plan zwemveiligheid», dat
naast de kwaliteit van zwemlessen ook breder ingaat op bijvoorbeeld de zwemveiligheid
van kwetsbare groepen Nederlanders.
Zoals u eerder toegezegd, zal ik u dit plan doen toekomen in het najaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.