Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer “Brexit, voorbereiding op financiële en economische gevolgen, en consequenties voor de Douane
31 934 Douane
Nr. 21
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 23 januari 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene
Rekenkamer over de brief van 10 december 2018 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer
«Brexit; voorbereiding op financiële en economische gevolgen, en consequenties voor
de Douane» (Kamerstuk 31 934, nr. 18).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 januari 2019.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vraag 1
Waarom heeft de Algemene Rekenkamer de andere overheidsorganisaties zoals de Nederlands
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de visserijsector en de luchtvaart buiten de reikwijdte
van dit onderzoek gelaten?
De Algemene Rekenkamer heeft tijdens de zomerperiode van 2018 bewust een kortlopend
onderzoek uitgevoerd, teneinde een rapport te publiceren voor het einde van 2018.
Hierdoor was de reikwijdte van het onderzoek noodzakelijkerwijs beperkt. Er is voor
gekozen alleen de uitvoeringsorganisatie waarvoor de gevolgen van brexit potentieel
het grootst zijn, de Douane, bij het onderzoek te betrekken.
Vraag 2
Gaat de Algemene Rekenkamer alsnog een onderzoek doen naar de voorbereiding van de
NVWA op de brexit? Zo ja, wanneer? Zo nee, wil de Algemene Rekenkamer dit overwegen?
De Algemene Rekenkamer heeft op dit moment geen plannen voor een vervolgonderzoek
op het terrein van brexit.
Vraag 3
Gaat de Algemene Rekenkamer alsnog een onderzoek doen naar de gevolgen voor de visserijsector
in relatie tot de brexit? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Waarom zijn de indirecte financiële gevolgen niet in kaart gebracht? Zie vraag 12
De Algemene Rekenkamer stelt zelf geen prognoses op. Wij hebben in ons onderzoek vastgesteld
dat los van de publicatie van het CPB van 2016, waarin een macro-economische inschatting
wordt gemaakt van de impact van brexit op Nederland, er door het kabinet geen berekeningen
zijn gemaakt die laten zien wat de indirecte financiële gevolgen van brexit voor Nederland
zijn. Er zijn wel per sector kwalitatieve analyses van economische risico’s gemaakt.
Deze gebruikt het kabinet voor intern beraad en ter voorbereiding op besluitvorming.
Vraag 5
De sluitingsdatum van het onderzoek is 31 juli 2018, waarom heeft het tot begin december
geduurd dat het rapport is opgeleverd?
Om het parlement een juist en volledig beeld van vastgestelde feiten te geven past
de Algemene Rekenkamer na de sluitingsdatum van de onderzoeksperiode van procedures
van hoor en wederhoor met de onderzochte overheidsorganisaties toe. Er is enige tijd
nodig om dit op zorgvuldige wijze te laten plaatsvinden, zeker in gevallen zoals bij
de voorbereiding op brexit waarbij verschillende Ministers en diverse overheidsorganisaties
zijn betrokken.
Vraag 6
Waarom zijn de indirecte financiële gevolgen van brexit voor de Nederlandse economie
en handel niet in beeld gebracht?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Kunt u aangeven welke voortgang er is gemaakt op de door u gemaakte conclusies de
sinds sluitingsdatum van het onderzoek?
In de bestuurlijke reactie op ons onderzoek die wij ontvingen van de Minister van
Buitenlandse Zaken namens het kabinet, geeft hij op twee punten een actualisatie van
onze bevindingen. De Minister geeft aan er van uit te gaan dat de Douane op 29 maart
2019 ten minste 500 fte heeft geworven, waarvan 300 fte opgeleid en volledig inzetbaar
zijn. Verder geeft hij aan dat onderzoek laat zien dat de helft van de ondervraagde
ondernemers die zaken doen met het VK zich in meer of mindere mate voorbereidt, maar
ook dat de helft van de bedrijven zich (nog) niet voorbereidt.
De volledige reactie van het kabinet kunt u hier nalezen: https://www.rekenkamer.nl/publicaties/brieven/2018/12/10/voorbereiding-…
Vraag 8
Op grond van welke argumentatie heeft de Algemene Rekenkamer ervoor gekozen de consequenties
voor veiligheid, luchtvaart en visserij buiten het onderzoek te laten vallen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 9
Heeft u per departement een analyse van de verwachte situatie na 29 maart 2019 ontvangen
ten behoeve van uw onderzoek?
Het onderzoek was beperkt tot de voorbereiding van Nederland op financiële consequenties
van brexit en de voorbereiding door de Douane. Bij dit onderzoek waren de Ministeries
van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat, Financiën, en de uitvoeringsorganisatie
Douane bij het onderzoek voorwerp van onderzoek. We hebben in ons onderzoek verschillende
scenario’s voor brexit beschreven. Het kabinet bereidt zich voor op het «no deal’scenario
en dat was voor ons vervolgens het uitgangspunt bij ons onderzoek naar de voorbereiding.
Vraag 10
Hebt u alle betrokken uitvoeringsorganisaties bij uw onderzoek betrokken?
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 9.
Vraag 11
Kunt u nader duiden waar de verantwoordelijkheid van de overheid eindigt en die van
de ondernemer begint?
Uit het onderzoek bleek dat het kabinet het bedrijfsleven informeert, ondernemers
begeleidt, en een bewustwordingscampagne en stakeholderbijeenkomsten heeft gehouden.
Daar houdt volgens het kabinet de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid op, en
dienen bedrijven verder zelf hun voorbereiding op brexit te regelen.
Vraag 12
Waarom is er geen kwantitatief inzicht opgesteld van indirecte financiële gevolgen
die de brexit kan hebben voor Nederland door minder belastingopbrengsten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 13
Kan de Algemene Rekenkamer bij benadering aangeven hoeveel belastinginkomsten Nederland
genereert uit de handel met het Verenigd Koninkrijk?
Dit heeft de Algemene Rekenkamer niet onderzocht.
Vraag 14
Op welke manier kan inzicht gegeven worden in de huidige situatie als het gaat om
de financieel economische gevolgen brexit voor Nederland die gezien kan worden als
nulmeting?
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer liep tot 31 juli 2018. Wij hebben geen inzicht
in eventuele nieuwe financiële en economische gevolgen van brexit voor Nederland per
1 januari 2019.
Vraag 15
Op basis van welke informatie verwacht de Algemene Rekenkamer voor 2019 en 2020 een
toename van het budget?
In het kader van het onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer inzage gehad in interne
berekeningen van het Ministerie van Financiën. Bij een cliffedge of no-deal brexit
moeten de overige EU-lidstaten samen de financiële verplichtingen overnemen die het
VK heeft uitstaan in het huidige Meerjarig Financieel Kader. Nederland moet daar ook
bijdragen. Deze bijdrage van Nederland is gebaseerd op vaste EU-verdeelsleutels (het
aandeel van Nederland is 5,5%), waarmee het aandeel van Nederland hierin circa € 1,6
miljard bedraagt in 2019 en 2020.
Vraag 16
Welke aanwijzingen heeft de Algemene Rekenkamer dat het Verenigd Koninkrijk niet aan
zijn financiële verplichtingen tot en met 2020 zal voldoen?
Bij een cliffedge of no-deal brexit vervallen alle afspraken die tijdens de onderhandelingen
tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk zijn gemaakt, inclusief de afspraak dat het
Verenigd Koninkrijk na 29 maart 2019 onder het huidige meerjarig financieel kader
zal blijven afdragen aan de EU.
Vraag 17
Op basis van welke informatie kan de Algemene Rekenkamer concluderen dat Nederland
vrijwel zeker geen korting meer krijgt?
De korting die Nederland als nettobetaler ontvangt op zijn afdracht aan de EU is afgeleid
van de korting die het Verenigd Koninkrijk ontvangt. In een EU zonder het Verenigd
Koninkrijk zal die afgeleide korting niet bestaan. In de voorstellen van de Europese
Commissie voor het nieuwe meerjarig financieel kader is een overgangsmaatregel voorgesteld
als vervanging van de bestaande kortingen. Indien dit voorstel wordt aangenomen wordt
de overgangsmaatregel in stappen tot 2026 afgebouwd.
Vraag 18
Kunt u aangegeven waarom u ervan uitgaat dat het Verenigd Koninkrijk haar juridische
verplichting tot betaling onder het huidige Meerjarig Financieel Kader zal schenden
in geval van een no-deal?
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 19
Kunt u aangegeven of u, in het geval van een no-deal, het scenario van het verliezen
van de korting op de Nederlandse afdracht het meest realistisch acht?
De Algemene Rekenkamer kan geen antwoord geven op de vraag wat het meest realistische
scenario is. Het antwoord op deze vraag kan het best worden gegeven door het kabinet.
Vraag 20
Kunt u aangegeven of u, in het geval van een no-deal, het scenario van het verliezen
van de korting op de Nederlandse afdracht heeft opgenomen omdat deze de meest verstrekkende
financiële gevolgen voor Nederland heeft?
Ja, dit is juist voor de directe financiële gevolgen voor de rijksbegroting. Over
de hoogte van de indirecte financiële gevolgen op de rijksbegroting is geen kwantitatieve
informatie bekend. Dat betekent dat niet uitgesloten kan worden dat de indirecte financiële
gevolgen voor de rijksbegroting groter zijn dan de directe financiële gevolgen in
het geval van een no-deal brexit.
Vraag 21
Waarom hebben het Ministerie van Financiën en de Douane geen scenarioberekeningen
gemaakt om de gevolgen voor inning van invoerrechten door de Douane in 2019 en 2020
in beeld te brengen?
Uit het onderzoek is wel gebleken dat de Ministeries van Financiën en Buitenlandse
Zaken en de Douane hiervoor geen scenarioberekeningen hebben gemaakt, maar niet waarom
dat niet gebeurd is.
Vraag 22
Wat vindt u van de karige cijfermatige informatie bij het Ministerie van Economische
Zeken en Klimaat en het Ministerie van Financiën over de indirecte financiële gevolgen?
De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat informatie over indirecte financiële
gevolgen ontbreekt, maar spreekt daarover geen oordeel uit.
Vraag 23
Bij de bedrijfstakken wordt de visserijsector niet genoemd, hebt u gegevens aangaande
de visserijsector onderzocht? Zijn deze niet aanwezig?
De visserijsector wordt niet afzonderlijk genoemd in de aangehaalde studies die ingaan
op de bedrijfstakken die financieel het meest kwetsbaar zijn voor brexit. Wel hebben
de Ministers van EZ/EZK en BZ voor intern gebruik kwalitatieve inschattingen opgesteld
van onder andere de juridische, economische en politieke risico’s. Daarin is de visserijsector
genoemd als sector die voor Nederland prioriteit zou moeten hebben.
Vraag 24
Bij de bedrijfstakken wordt luchtvaart niet genoemd, hebt u gegeven aangaande de luchtvaartsector
onderzocht? Zijn deze niet aanwezig?
In de aangehaalde studie over de kosten van brexit voor de verschillende bedrijfstakken
(zie figuur 6, Effect van brexit op de toegevoegde waarde van de productie per bedrijfstak)
wordt het effect van brexit op de toegevoegde waarde van de productie bij «luchttransport»
weergegeven. Verder hebben de Ministers van EZ/EZK en BZ voor intern gebruik kwalitatieve
inschattingen opgesteld van onder andere de juridische, economische en politieke risico’s
voor de luchtvaartsector, zoals verstoringen bij landingsrechten.
Vraag 25
Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de conclusie dat het economisch belang van
verschillende dienstensectoren groter is dan gedacht in 2017?
Dit blijkt uit de CPB-studie uit 2016 naar het langetermijneffect van brexit. Op grond
van ons onderzoek kunnen wij hierin geen nader inzicht geven.
Vraag 26
Tien procent van de 450 ondervraagde bedrijven bereiden zich actief voor op de brexit.
Is deze 10% te specificeren naar sector of regio?
Wij kunnen op grond van ons onderzoek deze 10% niet specificeren naar sector of regio.
Vraag 27
Is er inzicht te geven welke gevolgen een nadere prioritering heeft nu er capaciteit
moet worden vrijgemaakt voor verder onderzoek naar het uitvoeren taken op het ferryvervoer,
huisvestingsvraagstukken en handhaving? Zo ja, hoeveel fte is hierbij betrokken?
Op grond van ons onderzoek, dat liep tot 31 juli 2018, kunnen wij dat inzicht niet
geven.
Vraag 28
U concludeert dat de Tweede Kamer informatie krijgt over de voorbereiding van de Douane
op de brexit, maar dat de informatie over de risico’s en de gevolgen als de Douane
niet op tijd klaar is ontbreekt; is deze informatie voor de Algemene Rekenkamer zichtbaar?
Wij hebben deze informatie tijdens ons onderzoek niet aangetroffen.
Vraag 29
Bent u op basis van uw onderzoek van mening dat de continuïteit van douanetaken bij
invoer, doorvoer en uitvoer van goederen tussen Europa en het Verenigd Koninkrijk
per 29 maart 2019 is geborgd?
Wij hebben hierover op grond van ons onderzoek geen oordeel. We hebben wel vastgesteld
dat de Douane op 29 maart 2019 niet volledig klaar kan zijn voor een cliffedge-brexit,
aangezien bij de afsluiting van ons onderzoek al bekend was dat de volgens de Douane
benodigde hoeveelheid geworven en opgeleid personeel niet beschikbaar is en de voorbereiding
van nieuwe huisvesting en bijvoorbeeld de aanschaf van containerscanners nog in een
beginfase waren.
Vraag 30
Hoeveel extra tijd is gemoeid met het aangaan van financiële verplichtingen door het
verscherpte toezicht op de Belastingdienst?
Wij hebben deze informatie tijdens ons onderzoek niet aangetroffen.
Vraag 31
Ligt het in de lijn der verwachting dat de Douane op 29 maart 2019 op de vier aspecten
voldoende is voorbereid?
Zie het antwoord op vraag 29.
Vraag 32
Worden er ook docenten geworven en opgeleid om het tekort op te vangen?
Ja. Of dit voldoende zal zijn was ten tijde van de afsluiting van ons onderzoek niet
bekend.
Vraag 33
Wat is uws inziens het minimum aantal extra fte dat inzetbaar moet zijn op 30 maart
2019 om voldoende voorbereid te zijn op de cliffedge brexit?
De Douane heeft zelf aangegeven dat ter voorbereiding op een cliffedge brexit 928
fte extra personeel nodig is. Wij hebben hierover op grond van ons onderzoek zelf
geen oordeel.
Vraag 34
Zijn er inmiddels vorderingen gemaakt aangaande de constateringen over het ferryproces
en zijn de knelpunten zoals in het onderzoek geformuleerd aangepakt?
Wij hebben ons onderzoek op 31 juli 2018 afgesloten en de voortgang sindsdien niet
onderzocht.
Vraag 35
Is het mogelijk voor de Douane om op 29 maart 2019 te voldoen aan de afstemming met
ferrymaatschappijen over nadere invulling douaneactiviteiten, afstemming over werkvormen
met bijvoorbeeld de Marechaussee en de NVWA, het bepalen van het handhavingsniveau
en het bepalen van de inzet van scan- en detectiemiddelen per ferryterminal?
Op grond van ons onderzoek hebben we geconcludeerd dat de Douane op 29 maart 2019
niet volledig klaar kan zijn voor de nieuwe en toename van bestaande werkzaamheden
als gevolg van brexit.
Vraag 36
Op basis van welke informatie kunt u concluderen dat de aanschaf van middelen op schema
loopt (met uitzondering van de mobiele containerscan)?
Tijdens het onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer inzage gehad in hiervoor relevante
interne documenten van de Douane en het Ministerie van Financiën.
Vraag 37
Kunt u inzicht geven in de IT-kosten zoals inrichting werkplekken, netwerkverbindingen
en apparatuur?
We hebben in ons onderzoek vastgesteld dat de Douane 1) IT-hardware moet aanschaffen
en IT moet inrichten op nieuwe werkplekken, 2) naar verwachting zal worden geconfronteerd
met meer aangiftes, hetgeen een extra beroep doet op de bestaande IT-infrastructuur
en leidt tot de noodzaak van aanpassingen daarvan, en 3) afhankelijk is van aanpassingen
die nodig zijn in Europese systemen. Wij beschikken op grond van ons onderzoek over
onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen of deze drie zaken voor 29 maart 2019
in voldoende mate kunnen worden opgelost.
Vraag 38
Is de Douane in staat om de IT-hardware en software aan te schaffen en in te richten
zodat dit op 29 maart 2019 werkbaar is?
Wij hebben ons onderzoek op 31 juli 2018 afgesloten en de voortgang sindsdien niet
onderzocht.
Vraag 39
Heeft u een goed beeld over de stand van zaken ten aanzien van de voorbereiding van
de Douane over werving, selectie en opleiding personeel, aanbestedingstrajecten, huisvesting
en IT?
Wij hebben in ons onderzoek, dat liep tot 31 juli 2018, in voldoende mate een beeld
gekregen van de werving, selectie en opleiding van personeel, aanbestedingstrajecten,
huisvesting en IT om tot het oordeel te komen dat de Douane op 29 maart 2019 niet
volledig klaar kan zijn voor de nieuwe en toename van bestaande werkzaamheden als
gevolg van brexit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier