Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de tarieven voor warmtelevering
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de tarieven voor warmtelevering (ingezonden 4 januari 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 24 januari
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de tarieven voor warmtelevering dit jaar
met 164 euro omhoog mogen gaan in verband met onder meer de hogere belastingtarieven
voor gas?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat betekenen de verwachte toekomstige verhogingen van de gasbelasting voor de tarieven
voor warmtelevering?
Antwoord 2
Het maximale tarief dat op grond van de Warmtewet in rekening mag worden gebracht
voor levering van warmte wordt gebaseerd op de gasreferentie. Op grond van de gasreferentie
worden de maximaal toegestane tarieven die een kleinverbruiker van warmte betaalt
afgeleid van de gemiddelde kosten die een gemiddelde kleinverbruiker zou maken, wanneer
hij door middel van een gasvoorziening in zijn warmtebehoefte zou voorzien. Hierdoor
stijgen de maximaal toegestane tarieven voor levering van warmte wanneer de energiebelasting
op gas stijgt. Dit is een maximum tarief, warmteleveranciers zijn niet verplicht om
dit maximum tarief in rekening te brengen. Op dit moment kiest een deel van de warmteleveranciers
er al voor om onder het maximum tarief te blijven.
Vraag 3, 4
Hoe waardeert u de gevolgen van opeenvolgende verhogingen van de gasbelasting voor
de tarieven voor warmtelevering?
Hoe gaat u voorkomen dat de tarieven voor warmtelevering oneigenlijk hoog worden?
Antwoord 3, 4
Op basis van de in opdracht van de ACM uitgevoerde rendementsmonitor warmteleveranciers2 blijkt dat warmteleveranciers op dit moment gemiddeld gesproken rendementen behalen
die lager liggen dan wat redelijk wordt geacht. Hogere tarieven leiden tot betere
rendementen en kunnen zo een bijdrage leveren aan het investeringsklimaat voor warmtenetten.
Met de aanleg van warmtenetten kan het gebruik van aardgas voor verwarming en de daarmee
gepaard gaande CO2-uitstoot worden teruggedrongen.
Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat warmteleveranciers door hogere warmtetarieven
onredelijk hoge rendementen behalen en dat daardoor de bescherming van kleinverbruikers
afneemt. De ACM monitort tweejaarlijks de rendementen die warmteleveranciers maken.
De volgende rendementsmonitor wordt in het najaar van 2019 verwacht. Mochten warmteleveranciers
de stijgende belasting op gas gebruiken om de warmtetarieven te verhogen zonder dat
hun onderliggende kosten (in dezelfde mate) meestijgen, waardoor onredelijk hoge rendementen
ontstaan, dan zal dit blijken uit de rendementsmonitor en zal de ACM dit kenbaar maken.
Indien noodzakelijk zal ik dan de bepalingen uit de Warmtewet in werking laten treden,
die het mogelijk maken voor de ACM om eventuele hoger dan redelijke rendementen van
warmteleveranciers te corrigeren in de warmtetarieven.
Bovendien merk ik op dat ik op dit moment, mede naar aanleiding van de motie van het
lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 34 723, nr. 29), in het kader van de voorbereiding van de volgende wijziging van de Warmtewet (Warmtewet
2.0) onderzoek laat uitvoeren naar mogelijke alternatieven voor de gasreferentie om
de bescherming van kleinverbruikers van warmte en de realisatie van de andere publieke
belangen ook in de toekomst te borgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.