Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een interparlementaire conferentie betreffende het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie
33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
L/ nr. 13
VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE
Vastgesteld 23 januari 2019
Een delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal heeft op donderdag 11 en vrijdag
12 oktober 2018 deelgenomen aan de Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk
Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB/GVDB) van de Europese Unie in Wenen,
Oostenrijk.
De delegatie bestond uit mevrouw Pia Dijkstra (Tweede Kamer, D66; delegatieleider),
mevrouw Vlietstra (Eerste Kamer, PvdA; plaatsvervangend delegatieleider), mevrouw
Diks (Tweede Kamer, GroenLinks), de heer De Roon (Tweede Kamer, PVV), de heer Schaper
(Eerste Kamer, D66) en de heer Van Haga (Tweede Kamer, VVD). De delegatie werd ambtelijk
ondersteund door de heer Fonck namens de Eerste Kamer en door mevrouw Prenger namens
de Tweede Kamer.
De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar werkzaamheden voorafgaande
aan en gedurende de conferentie in Wenen
Donderdag 11 oktober 2018
Ontvangst en briefing door de Nederlandse ambassadeur in Wenen
De delegatie heeft voorafgaand aan de conferentie een technische briefing gekregen
door de Nederlandse ambassadeur in Wenen, de heer Marco Hennis, en enkele van zijn
medewerkers. In de briefing stond de actuele politieke, economische en maatschappelijke
situatie in Oostenrijk centraal. Ook werd gesproken over de stand van zaken ten aanzien
van de nucleaire deal met Iran (JPCOA) en de rol van het Internationaal Atoomenergie
Agentschap (IAEA), dat in Wenen is gevestigd.
Openingssessie
Na enkele openingstoespraken van (commissie)voorzitters van het Oostenrijkse parlement
was het woord aan de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse
Zaken en Veiligheidsbeleid, mevrouw Federica Mogherini. De Hoge Vertegenwoordiger
gaf een toespraak via een videoverbinding en beantwoordde daarna vragen van de aanwezige
parlementsleden. In haar bijdrage benadrukte mevrouw Mogherini het belang van multilateralisme.
Ook ging zij in op de steeds intensievere en versterkte EU-defensiesamenwerking. Zij
onderstreepte dat deze intensivering hand in hand gaat met de versterking van de samenwerking
met de NAVO. Volgens mevrouw Mogherini zal verdere EU-defensiesamenwerking niet leiden
tot militarisering van de EU. De inzet van militaire middelen zal bovendien altijd
gepaard gaan met bemiddeling, conflictpreventie en ontwikkelingshulp. Tot slot riep
de Hoge Vertegenwoordiger de nationale parlementen op de toetreding van de westelijke
Balkan tot de EU te steunen.
Sessie 1: Veiligheid, migratie en beheer van de buitengrenzen
Deze sessie werd ingeleid met toespraken van de heer Wolfgang Baumann, secretaris-generaal
van het Oostenrijkse Ministerie van Defensie, de heer Berndt Körner, directeur van
FRONTEX, en mevrouw Melita Sunjic, hoofd van Transcultural Campaigning en voormalig staflid van UNHCR.
De heer Baumann sprak in zijn bijdrage over het belang van Europese oplossingen: migratie
is geen kwestie die nationaal kan worden geregeld. De heer Baumann riep de situatie
van 2015 in herinnering, toen de controle over de Europese buitengrenzen totaal was
verloren. Dat zorgde voor grote spanning in de Europese samenlevingen. We moeten daarom
volgens de heer Baumann erkennen dat gebeurtenissen in het buitenland impact hebben
op ons binnenland. De heer Baumann benadrukte daarnaast het belang van stabiliteit
in de westelijke Balkan. Vanuit historisch perspectief kent Oostenrijk een bijzondere
betrokkenheid bij deze regio en tijdens het EU-voorzitterschap zal Oostenrijk de aandacht
extra vestigen op het Europese perspectief van de westelijke Balkanlanden.
De heer Körner gaf een beknopte inleiding over het functioneren van FRONTEX. Hij schetste
hoe de organisatie de laatste jaren aan importantie heeft gewonnen en ook enorm is
gegroeid als het gaat om financiële middelen, personeel én verantwoordelijkheden.
FRONTEX speelt naast de grensbewaking bijvoorbeeld ook een rol als het gaat om de
bestrijding van grensoverschrijdend terrorisme en criminaliteit, in nauwe samenwerking
met EuropOL. De heer Körner hield in lijn hiermee een pleidooi voor nog meer middelen
voor FRONTEX, waarbij hij benadrukte dat meer middelen voor FRONTEX leidt tot verlichting
voor de lidstaten.
Mevrouw Sunjic gebruikte haar spreektijd om zeven hypothese voor te leggen. Zo bracht
zij onder meer de gedachte naar voren dat de EU twee asielsystemen nodig heeft: één
voor economische migranten en één voor vluchtelingen. Ook wierp ze de stelling op
dat hoe dichter migranten bij Europa zijn, hoe meer risico’s ze bereid zijn te nemen,
alsmede de stelling dat het sluiten van grenzen alleen maar leidt tot meer immigratie.
Tijdens de discussie die volgde bracht de heer Van Haga in dat in Nederland de weerstand
tegen migratie is gegroeid: mensen zijn bang voor invloed van migratie op hun levenssfeer.
De Nederlandse regering steunt daarom in principe de uitbreiding van FRONTEX. De heer
Van Haga vroeg in reactie op de bijdrage van de heer Körner hoe men is gekomen tot
de voorgestelde 10.000 grenswachters voor FRONTEX, zouden het er ook meer of minder
kunnen zijn? Ook vroeg de heer Van Haga aan de sprekers hoe we ervoor kunnen zorgen
dat derde landen meewerken aan het terugnemen van eigen onderdanen die geen recht
hebben op verblijf in de EU. In reactie op de eerste vraag antwoordde de heer Körner
dat we niet moeten focussen op een exact getal maar dat er een duidelijke noodzaak
is voor meer personeel om te kunnen reageren op de uitdagingen die er liggen en om
de lidstaten aan de buitengrenzen te ontzien.
Workshop A: De toekomst van de nucleaire deal met Iran na de terugtrekking van de
VS
Mevrouw Pia Dijkstra nam deel aan een workshop over de toekomst van de nucleaire deal
met Iran. De workshop werd ingeleid door de heer Klement, speciaal adviseur van de
Iran Taskforce van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de heer Adebahr,
politiek analist van Canergie Europe. Volgens de sprekers heeft de terugtrekking van
de VS de nucleaire deal verzwakt, maar ook de eenheid en flexibiliteit van Europa
aangetoond en de positie van de EU als een sterke en coherente speler geconsolideerd.
Mevrouw Pia Dijkstra vroeg de sprekers naar de gevolgen van de recent ingevoerde Amerikaanse
sancties voor Iran. Daarop antwoordde de sprekers dat de sancties de Iraanse bevolking
direct raken en het daarom van groot belang is dat de EU de deal in stand houdt.
Workshop B: De toekomst van Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO) – verbeteren
van militaire mobiliteit in de EU
In deze workshop, bijgewoond door mevrouw Vlietstra en mevrouw Diks, stonden de inspanningen
die worden ondernomen om militaire mobiliteit in de EU te verbeteren centraal. De
workshop werd ingeleid door plaatsvervangend secretaris-generaal van EDEO, de heer
Pedro Serrano. Hij benadrukte de noodzaak om meer hybride projecten te promoten in
het kader van militaire mobiliteit, dat wil zeggen projecten die militair gebruik
van civiele infrastructuur mogelijk maken. Vervolgens schetste mevrouw Margriet Drent,
Senior Research Fellow bij Clingendael, de verbanden tussen activiteiten in het kader
van militaire mobiliteit die momenteel worden ondernomen op verschillende niveaus
en door verschillende actoren (o.a. NAVO, PESCO, EDA en de Europese Commissie). Zij
ging hierbij in het bijzonder in op het door Nederland geleide PESCO-project inzake
militaire mobiliteit. In de workshop pleitte mevrouw Diks voor het vergroten van de
betrokkenheid en awareness van nationale parlementen bij militaire mobiliteit, bijvoorbeeld
door de oprichting van een interparlementaire werkgroep.
Workshop C: OVSE een belangrijke partner in de dialoog tussen Oost en West
De heer Schaper nam deel aan de workshop over de rol van de OVSE. De workshop werd
ingeleid door de heer George Tsereteli, voorzitter van de Parlementaire Assemblee
van de OVSE, die het belang van de OVSE en haar op dialoog en consensus gebaseerde
model benadrukte, juist in tijden waarin de relatie tussen oost en west onder druk
staat. De heer Christian Strohal, voormalig speciaal vertegenwoordiger van het Oostenrijks
voorzitterschap van de OVSE, benadrukte als tweede spreker tijdens deze workshop het
unieke karakter van de OVSE als enige platform van directe en permanente dialoog tussen
de Verenigde Staten en Rusland. De heer Strohal noemde daarnaast het feit dat de EU
steeds meer met één stem spreekt binnen de OVSE, een ontwikkeling die hij als zeer
positief beschouwt.
Vrijdag 12 oktober 2018
Sessie 2: De Europese bijdrage aan de verbetering van de politieke en humanitaire
situatie in Syrië
Deze sessie werd ingeleid met toespraken van mevrouw Helga Schmid, secretaris-generaal
van EDEO, de heer Jean-Louis de Brouwer, directeur MENA bij DG ECHO van de Europese
Commissie en de heer Salam Kawakibi, directeur bij het Arab Center for Research and
Policy Studies.
Volgens mevrouw Schmid ligt de nadruk al veel te lang op een militaire, in plaats
van een politiek oplossing voor het conflict in Syrië. Vanaf het begin heeft de EU
zich geëngageerd en op vele niveaus hulp geboden. Zij sprak ook haar waardering uit
voor de buurlanden Turkije, Jordanië en Libanon die grote aantallen vluchtelingen
hebben opgevangen. Mevrouw Schmid benadrukte in haar toespraak dat alleen een politieke
benadering kan leiden tot een duurzame oplossing voor het conflict in Syrië. De instelling
van een constitutioneel comité zou volgens haar een belangrijke eerste stap kunnen
zijn naar een verenigd en vrij Syrië. Ook is het van belang dat oorlogsmisdadigers
en mensenrechtenschenders ter verantwoording worden geroepen.
De heer De Brouwer richtte zich in zijn toespraak op de humanitaire aspecten van de
crisis in Syrië. De EU is met € 5,5 miljard de grootste donor van humanitaire hulp
aan Syrië. De situatie blijft echter dramatisch, met ongeveer 13,1 miljoen mensen
die humanitaire hulp nodig hebben. De EU zet in op een geïntegreerde benadering voor
de conflictsituatie met een breed pakket aan maatregelen die zowel op de korte, als
op de lange termijn, de instabiliteit in het land moeten tegengaan.
De heer Kawakibi uitte in zijn bijdrage kritiek op het optreden van de EU en de internationale
gemeenschap in Syrië. Zolang de belangrijkste politieke actoren uiteenlopende belangen
blijven nastreven, zal er volgens hem geen politieke oplossing in zicht zijn.
Sessie 3: Het Europese perspectief voor de westelijke Balkan
Deze sessie werd ingeleid met toespraken van mevrouw Karin Kneissl, de Minister van
Buitenlandse Zaken van Oostenrijk, de heer Thomas Mayr-Harting, directeur van de directie
Europa/Centraal-Azië bij de EEAS en mevrouw Theresia Töglhofer, medewerker van het
Alfred von Oppenheim Centre for European Policy Studies.
Mevrouw Kneissl bracht in haar toespraak naar voren dat de Oostenrijkse regering de
landen op de westelijke Balkan als deel van Europa beschouwt en sterk voorstander
is van Europese integratie van deze landen. De EU is niet compleet zonder toetreding
van de westelijke Balkanlanden, zo stelde mevrouw Kneissl. De Oostenrijkse regering
zal dan ook een doorgaand politiek engagement blijven tonen als het gaat om het bieden
van Europees perspectief voor de landen in de regio.
De heer Mayr-Harting sloot zich aan bij de woorden van mevrouw Kneissl en beargumenteerde
dat toetreding van de westelijke Balkanlanden op termijn ook in het eigenbelang van
de Europese lidstaten is: het zorgt voor stabiliteit op het Europese continent en
voor verbreding van de Europese invloedsfeer. De heer Mayr-Harting ging daarbij in
op de belangrijkste uitdagingen voor de diverse landen op de westelijke Balkan als
het gaat om het pad richting Europese toetreding, zoals de strijd tegen corruptie
en de hervorming van het judiciële systeem. Ook praktische problemen zoals het naamgevingsconflict
tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië kwamen ter
tafel.
Mevrouw Töglhofer sprak in haar bijdrage zorgen uit over het tanende draagvlak voor
uitbreiding van de Europese Unie onder zowel de Europese bevolking als onder de bevolking
op de westelijke Balkan. Dit zou een mogelijke kink in de kabel kunnen zijn als het
gaat om toekomstige toetreding van de westelijke Balkanlanden. De Europese regeringsleiders
dienen hier aandacht voor te hebben door aan de ene kant aan de eigen bevolking te
laten zien dat niet gemarchandeerd wordt met toetredingscriteria, maar aan de andere
kant ook perspectief en commitment te tonen aan de bevolking van de Balkanlanden.
Tijdens de discussie die volgde bracht mevrouw Vlietstra vanuit de Nederlandse delegatie
in dat een Europese toekomst voor de landen op de westelijke Balkan ook in het belang
van de Europese Unie is. Het toetredingsproces is een lange weg en kent vele uitdagingen,
maar een constante betrokkenheid van de EU is van groot belang. Ze waarschuwde daarbij
voor de toenemende invloed van landen als Rusland, China en Turkije op de Balkan.
De delegatieleider, Pia Dijkstra
De plaatsvervangend delegatieleider, Vlietstra
De griffiers van de delegatie, Fonck Prenger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, EU-specialist