Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt en Voordewind over mogelijke staatsgeheimen die gepubliceerd zijn in WOB-stukken over Non Lethal Assistance aan Syrische ‘rebellen’
Vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt (beiden CDA) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over mogelijke staatsgeheimen die gepubliceerd zijn in WOB-stukken over Non Lethal Assistance aan Syrische «rebellen» (ingezonden 22 november 2018).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 25 januari 2019).
Vraag 1
Van welke groepen, aan wie Nederland Non Lethal Assistance (NLA) verschaft heeft in
Syrië, heeft u in de op 8 en 20 oktober 2018 openbaar gemaakte WOB-stukken (vanaf
nu: de WOB-stukken) de naam gepubliceerd?
Antwoord 1
Bij de publicatie van de WOB-stukken is in een aantal documenten per abuis informatie
niet gelakt die wel gelakt had moeten worden. Dit is betreurenswaardig en het had
niet moeten gebeuren. De stukken worden herzien en opnieuw gepubliceerd.
Het kabinet blijft evenwel bij het uitgangspunt dat er geen openbare uitspraken gedaan
worden over groepen die steun ontvingen in het kader van het Non Lethal Assistance (NLA)-programma. De redenen blijven daarvoor immers van kracht: de veiligheid van
betrokken groepen dient in acht te worden genomen, vanwege bondgenootschappelijke
verplichtingen en vanwege betrokkenheid van inlichtingendiensten. Informatie over
de uitvoerder en details over de geleverde producten zijn eveneens uit veiligheidsoverwegingen
niet publiek gemaakt.
Vraag 2
Heeft u staatsgeheimen gepubliceerd in de WOB-stukken? Zo ja, welke staatsgeheimen?
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 1. Ondanks gemaakte fouten in de WOB-publicatie blijven
de redenen van vertrouwelijkheid van kracht. Het in openbare communicatie refereren
aan staatsgeheime informatie kan daarom niet gedaan worden.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u op vraag 235 antwoordde: «Het kabinet heeft er sinds de aanvang
van het NLA programma in 2015 voor gekozen om de namen van de door Nederland gesteunde
groepen en informatie over hun locaties, als staatsgeheim te kwalificeren» (Kamerstuk
32 623, nr. 229)?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Is op enig moment besloten om de namen van de door Nederland gesteunde groepen niet
langer als staatsgeheim te kwalificeren? Zo ja, op welke datum is dat besluit dan
genomen en kunt u dat besluit publiceren?
Antwoord 4
Nee. Er is tot op heden geen besluit genomen om de betreffende informatie te de-rubriceren.
Vraag 5
Welke straf staat op het publiceren van staatsgeheimen?
Antwoord 5
De strafbaarstelling van schending van staatsgeheimen is geregeld in artikel 98 t/m
98c van het Wetboek van Strafrecht. De maximaal op te leggen geldboete of gevangenisstraf
varieert daarin afhankelijk van de specifieke omstandigheden. De rechter bepaalt uiteindelijk
na bewezenverklaring en weging van de ten laste gelegde feiten de hoogte van de op
te leggen straf.
Vraag 6
Indien er staatsgeheimen gepubliceerd zijn, welke actie gaat u dan ondernemen?
Antwoord 6
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 21 november jl. onmiddellijk een melding
gemaakt van een mogelijk datalek bij de Functionaris Gegevensbescherming. Ook is het
gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit zag op de berichtgeving in de media
dat er een naam van een persoon in de stukken zou zijn achtergebleven. De persoon
is conform de AVG geïnformeerd. De op grond van de WOB vrijgegeven stukken zijn van
de website van de rijksoverheid gehaald en de stukken worden momenteel herzien. Daarnaast
heeft de Secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op advies van
de Beveiligingsambtenaar (BVA) van Buitenlandse Zaken een commissie van onderzoek
ingesteld op basis van de artikelen 8 en 9 van het Voorschrift Informatiebeveiliging
Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIRBI). Er wordt onder andere gekeken naar de wijze
waarop de compromittering heeft plaatsgevonden en welke maatregelen genomen moeten
worden om herhaling te voorkomen. De BVA rapporteert dit voorjaar hierover aan de
departementsleiding. Indien tijdens het onderzoek een vermoeden ontstaat dat er sprake
is van opzet of grove nalatigheid, zal aangifte worden gedaan. Op dit moment zijn
daar echter geen aanwijzingen voor.
Vraag 7
Kunt u een lijst geven van de stukken die u ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer
gegeven heeft, conform de werkwijze van de Kamercommissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten (CIVD), onder Kamerstuk 32 623, nr. 229?
Antwoord 7
Uw Kamer heeft inzage gekregen in stukken met vertrouwelijke informatie die betrekking
hebben op het NLA-programma. Het betrof onder andere besluitvormingsmemo’s, overdrachtsbewijzen
en onderliggend beeldmateriaal.
Vraag 8
Welke van deze stukken zijn ook gedeeltelijk opgenomen in de WOB-verzoeken?
Antwoord 8
Alle documenten die de Kamer ter vertrouwelijke inzage heeft kregen maken deel uit
van de inventarislijst van de WOB, waarbij een aantal documenten niet is vrijgegeven
op grond van de relevante uitzonderingsgronden van de WOB.
Vraag 9
Kunnen Kamerleden de vertrouwelijke stukken nogmaals inzien?
Antwoord 9
Ja. De stukken worden uw Kamer nogmaals ter vertrouwelijke inzage aangeboden.
Vraag 10
Welke van de stukken waarvoor de Kamerleden moesten tekenen dat zij er zelfs niet
met collega’s over konden spreken, waren geen staatsgeheim?
Antwoord 10
De documenten die uw Kamer ter vertrouwelijke inzage kreeg bevatten informatie die
zowel betrekking had op groepen die steun ontvingen als andere vertrouwelijke informatie
over bijvoorbeeld bondgenoten, uitvoerders of betrokkenheid van de diensten. Dergelijke
informatie is bij de WOB-publicatie ook niet vrijgegeven of gelakt.
Vraag 11
Kunt u deze vragen een voor een, zeer precies en binnen een week beantwoorden?
Antwoord 11
De vragen zijn zo snel mogelijk en een voor een beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.