Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de vervolgstappen omtrent bevallen onder pseudoniem
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de vervolgstappen omtrent bevallen onder pseudoniem (ingezonden 18 december 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 24 januari 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1196.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bevallen onder valse naam voorlopig niet toegestaan»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het, dat in de brief van 3 december 2018 onder het kopje «vervolgstappen en
verkenning» veelal gekeken wordt naar bevallen onder geheimhouding?2 Kunt u ingaan op de huidige situatie van bevallen onder geheimhouding? Welke specifieke
afspraken moeten er met welke (overheids)instanties gemaakt worden teneinde de geheimhouding
te realiseren? Welke (overheids)instanties worden op de hoogte gesteld van de geboorte
van een kind, ook wanneer sprake is van geboorte onder geheimhouding?
Antwoord 2
Bij bevallen onder geheimhouding komen de gegevens van de moeder te staan op de geboorteakte
van het kind. Deze worden vervolgens opgenomen in de Basisregistratie Personen (BRP)
en verstrekt aan de (overheids)instanties die hierover moeten kunnen beschikken ter
uitoefening van hun taken.
Fiom heeft op grond van jarenlange ervaring een werkwijze bij geheimhouding ontwikkeld
en vastgelegd in een werkdocument. In dit werkdocument staan alle specifieke acties
en afspraken beschreven die nodig zijn om geheimhouding te regelen. Het document wordt
regelmatig aangevuld naar aanleiding van nieuwe ervaringen. Fiom en Siriz hebben aangegeven
dat het regelen van geheimhouding vanwege het grote aantal betrokkenen uiterst bewerkelijk
is. Met verscheidene instanties moeten specifieke afspraken worden gemaakt. Het kan
gaan om afspraken met onder meer de gemeente waar de moeder woont, waar het kind geboren
is en waar het kind bij het pleeggezin verblijft, met gecertificeerde instellingen,
de Raad voor de Kinderbescherming, de rechtbank, met het RIVM, Sociale Verzekeringsbank,
het ziekenhuis, de zorgverzekering, de GGD, de huisarts, de apotheek en soms met de
immigratie- en naturalisatiedienst en de Belastingdienst.
Een aantal instanties moet altijd op de hoogte gesteld worden van de geboorte van
een kind, ook als er sprake is van een «beperking gegevensverstrekking aan derden»
(de zogenoemde geheimhouding in de BRP). Zo krijgen RIVM, de Belastingdienst en de
Sociale Verzekeringsbank altijd bericht.
Daarnaast verschilt het per casus welke instantie de informatie krijgt, dit is afhankelijk
van de persoonlijke omstandigheden van de moeder.
De toepassing van de geheimhouding is in deze gevallen mensenwerk, daarom valt geheimhouding
niet voor de volle honderd procent te garanderen.
Vraag 3
Kunt u voorts ingaan op de (financiële) gevolgen van een «beschermde bevalling» die
Stichting Beschermde Wieg in samenwerking met een aantal ziekenhuizen aanbiedt? Hoe
worden de kosten die samenhangen met een bevalling in dit soort gevallen vergoed?
Antwoord 3
Een beschermde bevalling is vanwege het anonieme karakter onverzekerde zorg waarvoor
geen declaratietitel bestaat. Ziekenhuizen die een beschermde bevalling aanbieden
nemen deze kosten daarom voor eigen rekening. Voor declaratie bij een zorgverzekeraar
is immers nodig dat kan worden vastgesteld dat iemand verzekerd is. Dat gebeurt aan
de hand van het burgerservicenummer.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat ziekenhuizen de kosten van zo’n beschermde bevalling
declareren via de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Hoewel
deze regeling een uitzondering kent als iemand verzekerd is, speelt hierbij hetzelfde
probleem. Als niet kan worden vastgesteld of iemand verzekerd is, bijvoorbeeld omdat
betrokkene weigert toestemming te geven om haar gegevens te verstrekken, kunnen de
kosten desondanks onder deze regeling worden vergoed.3
Vraag 4 en 8
Kunt u ingaan op de in de brief genoemde «samenwerking met Stichting Beschermde Wieg
en de andere partners»? Welke andere partners zijn dat? Hoe gaat u pogen «een adequate
bescherming» te bieden? Kunt u daarnaast ingaan op «adequate bescherming»? Wat acht
u adequaat?
Wat is de planning van de gesprekken die u de komende tijd aangaat met de betrokken
organisaties? Hoe gaat u deze gesprekken aanpakken en wat is de gewenste uitkomst
van deze gesprekken? Wanneer verwacht u de Kamer te informeren over de uitkomsten
van de gesprekken? Met welke betrokken organisaties gaat u spreken?
Antwoord 4 en 8
Mijn inzet is tweeledig. Ik wil voorkomen dat een ongewenst zwangere vrouw anoniem
afstand doet van haar kind en óók dat een kind door de moeder in een hulpeloze toestand
wordt achtergelaten omdat de moeder haar identiteit hoe dan ook verborgen wil houden.
Op 15 januari 2019 heb ik met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), Fiom, Stichting Beschermde Wieg (SBW) en Siriz verkend op welke wijze de bescherming
van moeder en kind het meest effectief geboden kan worden. Daarbij hebben de drie
organisaties hun werkwijze toegelicht, is een inventarisatie van de ervaren knelpunten
gemaakt bij bevallen onder geheimhouding en zijn mogelijke oplossingsrichtingen verkend.
Deze oplossingsrichtingen zien op het versterken van de procedure bij geheimhouding
en het de facto onder bepaalde omstandigheden mogelijk maken van het bevallen onder
pseudoniem.
De drie organisaties bereiken vrouwen in verschillende omstandigheden: Fiom en Siriz
hebben vooral te maken met vrouwen die doorverwezen worden vanuit de hulpverlening,
huisarts of het ziekenhuis. De vrouwen die SBW benaderen, willen liever helemaal geen
bemoeienis vanuit de hulpverlening. Een reden waarom vrouwen toch SBW benaderen is
dat SBW een verdergaande vorm van geheimhouding biedt. Door in haar communicatie-uitingen
de mogelijkheid om anoniem te bevallen niet uit te sluiten, tracht SBW die vrouwen
over de streep trekken die anders iedere vorm van hulp zouden mijden. Als een vrouw
zich meldt, is de hulpverlening vanuit SBW erop gericht de vrouw te bewegen alsnog
de zorg voor haar kind op zich te nemen of in ieder geval in te stemmen met achterlating
van gegevens over haar identiteit (bevallen onder geheimhouding met vermelding op
de geboorteakte). Als de vrouw ook dit niet wil, kunnen de gegevens van de moeder
met haar instemming elders worden bewaard op zodanige wijze dat de toegang op termijn
voor het kind verzekerd is. De gegevens van de moeder worden dan niet in de geboorteakte
van het kind opgenomen. In het uiterste geval heeft de moeder de mogelijkheid om geen
enkel gegeven achter te laten. In de afgelopen jaren bleek slechts één moeder zich
te hebben gemeld die uiteindelijk haar gegevens niet wilde delen. Deze vrouw is destijds
door Siriz naar SBW verwezen. In dat geval biedt SBW de moeder de mogelijkheid om
het kind anoniem achter te laten in een kamer in een ziekenhuis. De zorg voor het
kind is daarmee geborgd. In de kamers worden vrouwen door het beschikbaar stellen
van materiaal uitgenodigd alsnog contact te zoeken met de hulpverlening en om in ieder
geval enige gegevens over haar persoon achter te laten.
Tijdens het overleg hebben Fiom en Siriz aangegeven de dilemma’s te delen die SBW
gebracht hebben tot deze werkwijze. Ze zouden zelf ook graag meer ruimte willen hebben
om zorgmijdende vrouwen pro-actiever tegemoet te treden. De komende maand ga ik met
deze partijen en met het Openbaar Ministerie (OM), de ziekenhuizen die een vondelingenkamer
hebben ingericht, de Raad voor de Kinderbescherming en de ministeries van BZK en VWS
nader onderzoeken hoe we de bestaande knelpunten bij het bevallen onder geheimhouding
zoveel mogelijk kunnen wegnemen waarbij we tegelijkertijd kijken naar de mogelijkheid
van het de facto invoeren van bevallen onder pseudoniem. Daarbij zal ik nadrukkelijk
aandacht besteden aan de mogelijke strafrechtelijke aspecten die hieraan verbonden
zijn. Ik verwacht uw Kamer daarover vóór 1 maart te kunnen informeren.
Met de te nemen acties zal ook aangesloten worden bij de maatregelen in preventieve
sfeer die de Staatssecretaris van VWS in zijn brief aan uw Kamer van 11 september
2018 heeft aangekondigd. Een belangrijk element daarin is de invoering van een gratis
telefonische hulplijn die dag en nacht bereikbaar is. Tijdens het eerdergenoemd overleg
bleek dat de hulplijn in een daadwerkelijke behoefte voorziet.
Vraag 5
Kunt u ingaan op de positie van de Stichting Beschermde Wieg, als onafhankelijke private
stichting? Hoe wordt de kwaliteit van de dienstverlening geborgd?
Antwoord 5
SBW is een private stichting en ontvangt geen subsidie van de overheid. Haar werkprocessen
staan in haar protocollen beschreven. SBW streeft erkenning door de overheid na en
is voornemens om de overheid om subsidie te vragen. Daartoe zal SBW moeten voldoen
aan de voorwaarden en kwaliteitsvereisten die de overheid voor de verlening van subsidie
stelt.
Vraag 6
Deelt u de mening van het Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie dat wanneer
een kind in een vondelingenkamer wordt neergelegd, diegene die de vondelingenkamer
in staat houdt medeplichtig is aan verduistering van staat, ex artikel 236 Wetboek
van Strafrecht?4 Ziet u het risico van een verdiepende samenwerking aangegaan met een organisatie
die, indien een civiele rechter uitspraak heeft gedaan over de staat van het kind,
mogelijk vervolgd kan worden door het openbaar ministerie (OM)?
Antwoord 6
In het voormelde advies concludeert het Wetenschappelijk Bureau van het OM dat er
voor het beschikbaar houden van een vondelingenkamer sprake van medeplichtigheid kan
zijn aan verduistering van staat in het geval dat er een kind in de vondelingenkamer
wordt neergelegd. Het in artikel 236, derde lid, Wetboek van Strafrecht neergelegde
vervolgingsbeletsel kan vervolging alleen plaatshebben nadat een verzoek tot inroeping
of tot betwisting van staat is gedaan en de burgerlijke rechter daarop een eindbeslissing
heeft gegeven of, ingeval het verzoek door het stilzitten van partijen onvoldoende
voortgang vindt, nadat de burgerlijke rechter heeft beslist dat er een begin van bewijs
is. Of er in een concrete situatie daadwerkelijk sprake is van medeplichtigheid als
bedoeld, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. Het is dan aan het
OM om te beslissen of er aanleiding is tot vervolging.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de evaluatie van de in 2014 in Duitsland in werking getreden
wettelijke regeling «Gesetz zum Ausbau der Hilfen für Schwangere und zur Regelung
der vertraulichen Geburt», waarmee bevallen onder pseudoniem werd geïntroduceerd,
positief of in ieder geval bemoedigend is? Erkent u dat door deze wettelijke regeling
de adviesbureaus erin zijn geslaagd de vrouwen in het zorgstelsel te laten instromen
zodat zij er ook voor konden kiezen hun anonimiteit op te geven teneinde een reguliere
adoptieprocedure mogelijk te maken of om het kind zelf op te voeden?
Antwoord 7
De evaluatie van de wet laat een positief beeld zien. Meer vrouwen zijn bereid de
hulpverlening te benaderen en geven aan dat de mogelijkheid van bevallen onder pseudoniem
en de gelijktijdige beschikbaarstelling en intensivering van de hulpverlening daaraan
hebben bijgedragen. De evaluatie maakt ook duidelijk dat deze vorm van bevallen niet
voor alle gevallen een oplossing biedt.
Een aanmerkelijk aantal vrouwen doet geen beroep op de mogelijkheden die de wet biedt
en kiest toch voor anoniem bevallen: de zorgmijders.
Ik neem uiteraard goede notie van de ontwikkelingen en ervaringen in Duitsland en
zal deze, waar mogelijk, als input gebruiken om de Nederlandse procedure te optimaliseren.
Vraag 9
Klopt het, dat er geen sprake kan zijn van volledige bescherming van de vrouw bij
bevallen onder geheimhouding, zelfs wanneer het proces verbeterd wordt? Acht u het
daarom verstandig parallel aan de voorgenomen stappen, ook het traject van wetswijzigingen
in te zetten die bevallen onder pseudoniem mogelijk maken, omdat deze wetswijzigingen
tijd kosten?
Antwoord 9
Zoals in het antwoord op de vragen 2 en 4 is aangegeven, kan er geen absolute garantie
gegeven worden voor volledige bescherming van de vrouw onder alle omstandigheden.
Het risico op bijvoorbeeld een menselijke fout kan niet in absolute zin worden uitgesloten.
Dit is niet anders bij wetswijziging. Mijn inzet is daarom nu gericht op het bereiken
van de hoogst haalbare vorm van bescherming voor de vrouw in een praktische aanpak
die flexibel is en het maatwerk kan bieden waar voor deze complexe materie behoefte
aan is.
Vraag 10
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voor het algemeen overleg Personen- en
familierecht van 24 januari 2019?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.