Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut over een naar Bahrein uitgezette man
Vragen van de leden Jasper vanDijk en Karabulut (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse Zaken over een naar Bahrein uitgezette man (ingezonden 8 januari 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Buitenlandse Zaken (ontvangen 23 januari 2019).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het bericht «Door Nederland uitgezette asielzoeker in Bahrein
vastgezet»?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van dit bericht.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat een door Nederland uitgezette asielzoeker uit Bahrein, Ali Mohammed
al-Showaikh, na aankomst in dat land meteen is opgepakt en waarschijnlijk zelfs is
mishandeld, geen vertrouwelijke toegang heeft tot een advocaat en onder druk een bekentenis
heeft getekend? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Antwoord 2
Zoals uw Kamer bekend kan ik in verband met de privacy van de betrokken persoon geen
uitspraken doen over individuele zaken en eventuele uitzettingen. Het kan onder omstandigheden
voorkomen dat een afgewezen asielzoeker die is uitgezet bij aankomst in het land van
herkomst door de autoriteiten wordt gearresteerd. Daar kunnen verschillende oorzaken
voor zijn, die niet altijd te maken zullen hebben met het afgewezen asielverzoek.
Vraag 3
Waarom is deze informatie niet meegewogen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) bij de beslissing tot uitzetting, aangezien van tevoren bekend was dat Al-Showaikh
risico liep?
Antwoord 3
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat sinds 2016 de mensenrechtensituatie in Bahrein ernstig is
verslechterd?
Antwoord 4
Iedere asielaanvraag wordt beoordeeld op zijn individuele merites. Voor de meeste
landen waar asielzoekers vandaan komen is er geen specifiek landgebonden asielbeleid
in de Vreemdelingencirculaire 2000 opgenomen. Vaak wordt specifiek beleid pas opgesteld
als er relatief veel asielzoekers uit een land komen en uit een ambtsbericht van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat sprake is van risicogroepen of kwetsbare
minderheden. Voor Bahrein is er geen specifiek landgebonden asielbeleid, mede gelet
op de relatief zeer lage instroom (circa 10 asielzoekers in 2018) en dat het algemene
asielbeleid afdoende mogelijkheden biedt. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om het
beleid te wijzigen.
Dat er geen specifieke landgebonden asielbeleid is, betekent dat de IND het asielverzoek
toetst op basis van de algemene uitgangspunten, zoals neergelegd in de Vreemdelingenwet,
het Vreemdelingenbesluit en de Vreemdelingencirculaire, afgezet tegen wat uit openbare
bronnen bekend is over Bahrein. Dat zijn onder meer de rapporten van Amnesty International,
Human Rights Watch en diverse VN-organisaties, maar ook rapporten van andere landen,
bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Voor Bahrein geldt dat uit verschillende bronnen blijkt dat de mensenrechtensituatie
in de laatste jaren verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit
de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten en de vrijheid
van meningsuiting, vereniging en vergadering.
Deze ontwikkelingen worden door de IND betrokken bij de beoordeling van een individueel
asielverzoek. Wanneer een asielzoeker aannemelijk maakt dat, gelet op zijn of haar
individuele verhaal, tegen de achtergrond van de algemene situatie in Bahrein een
gegronde vrees voor vervolging bestaat of bij terugkeer een reëel risico bestaat op
een vernederende of onmenselijke behandeling dan wordt asiel verleend.
Vraag 5
Bent u bereid voorlopig niemand meer uit te zetten naar Bahrein en een onafhankelijk
onderzoek in te stellen naar deze casus, waaronder naar de vraag of het non-refoulementprincipe
is geschonden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Een besluit- of vertrekmoratorium wordt ingesteld
als de situatie in een land van herkomst dermate onduidelijk of chaotisch is dat op
dat moment geen gewogen beslissing kan worden genomen. Een voorbeeld daarvan was de
opkomst van IS in Irak.
Er is voldoende informatie voorhanden over de veiligheids- en mensenrechtensituatie
in Bahrein. Wel zal ik in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
de ontwikkelingen in Bahrein en de berichtgeving daarover, onder meer van de kant
van mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch, nauwlettend
volgen. In het licht van die informatie worden individuele asielzaken beoordeeld.
Of asiel wordt verleend is afhankelijk van de aannemelijkheid van het individuele
relaas en de conclusie daaruit of gegronde vrees voor vervolging bestaat dan wel bij
terugkeer een reëel risico bestaat op een vernederende of onmenselijke behandeling.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Ojik (GroenLinks),
ingezonden 8 januari 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1270).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.