Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en Moorlag over het bericht dat criminelen misbruik maken van pakketbezorgers PostNL
Vragen van de leden Kuiken en Moorlag (beiden PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat criminelen misbruik maken van pakketbezorgers PostNL (ingezonden 30 november 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Staatssecretaris
van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 18 januari 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1023.
Vraag 1
Kent u de berichten «Criminelen maken misbruik van pakketbezorgers PostNL» en «PostNL's
dubieuze pakjesmachine»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waaruit bestaat de samenwerking tussen PostNL met de politie, het openbaar ministerie
(OM) en de Belastingdienst concreet? Wat doet het in het bericht genoemde interventieteam
en wat zijn de resultaten van deze samenwerking? Bestaat een dergelijke samenwerking
ook met ander postbedrijven?
Antwoord 2
Het Postinterventieteam (hierna: PIT) is een team dat actief is sinds september 2016.
Het team bestaat uit medewerkers van politie en Openbaar Ministerie (hierna: OM) en
werkt samen met PostNL. Zo nodig wordt ook afstemming gezocht met de Douane. De samenwerking
heeft als doel criminaliteitsbestrijding op geldstromen en het tegengaan van ongewenste
pakketten. Zo laat PostNL drugshonden controles uitvoeren in centra waar postpakketten
worden gedistribueerd. Zodra een hond «aanslaat» bij een postpakket, wordt het pakket
uit het distributieproces gehaald en ongeopend aan de politie overhandigd of aan de
Douane als het internationaal postverkeer van buiten de EU betreft.
Het PIT heeft laten weten inmiddels meer dan 200.000 xtc-tabletten, enkele tientallen
kilo’s MDMA en amfetamine en enkele kilo’s cocaïne en heroïne in beslag te hebben
genomen.
Vanuit de Douane wordt eveneens samengewerkt met andere grote pakketvervoerders die
internationaal pakketvervoer van buiten de EU verrichten. Tijdens overleggen met die
pakketvervoerders (zogenaamde fast-couriers), wordt steeds aandacht besteed aan het
signaleren en aan de Douane melden van ongewenste goederen zoals verdovende middelen
en wapens. Van dergelijke meldingen wordt door de Douane geen afzonderlijke registratie
bijgehouden.
Vraag 3
Is het waar dat bezorgers en vakbondsleden die hebben geprobeerd misstanden aan te
pakken bedreigd en geïntimideerd zijn vanuit de branche? Zo ja, over welke informatie
beschikt u over deze bedreigingen en intimidaties? Bent u bereid het melden van deze
misstanden aan te moedigen en hoe gaat u dat doen?
Antwoord 3
Op basis van de informatie in het artikel van het Financieel Dagblad kan niet in de
systemen worden gezocht naar eventuele aangiften wegens bedreiging en intimidatie
binnen de branche. Navraag heeft geleerd dat bij het PIT zelf geen signalen van bedreiging
en intimidatie binnen de branche bekend zijn.
Op het moment dat sprake is van strafrechtelijke bedreiging heeft iedereen vanzelfsprekend
het recht om daarvan aangifte te doen en achten wij een aangifte ook wenselijk. Eventuele
misstanden binnen de organisatie van pakketvervoerders alsmede de omgang daarmee,
vallen onder de verantwoordelijkheid van de bestuurders van deze bedrijven.
Vraag 4
Beschikt u over andere gegevens of signalen over koeriersbedrijven die gebruikt worden
door criminelen dan wel de belasting en sociale lasten ontlopen? Zo ja, waar bestaan
die uit en wat heeft u daar mee gedaan? Zo nee, acht u het wenselijk dit deel van
de postmarkt te onderzoeken op criminele infiltratie en het ontduiken van belasting
en sociale lasten en hoe gaat u dit doen?
Antwoord 4
Bij het OM en de politie is bekend dat ook criminelen misbruik maken van aanbieders
van pakketvervoerdiensten om pakketten te versturen. Zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 2 werkt het PIT samen met PostNL om crimineel misbruik van de pakketdiensten
van PostNL tegen te gaan. Als onderzoek aan pakketten daartoe aanleiding geeft, kan
een strafrechtelijk onderzoek worden gestart. Over verdere uitkomsten van deze werkwijze
en opvolging daarvan in individuele gevallen worden geen mededelingen gedaan.
De Belastingdienst vervult een rol bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in
het samenwerkingsverband van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s)
en het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC). In dit verband wordt onder
coördinatie van het RIEC Den Haag sinds de zomer van 2017 een pilot uitgevoerd, met
onder andere de politie en PostNL. Doel van deze pilot is om zicht te krijgen op de
problematiek en eventuele achterliggende netwerken van criminele handelingen in de
postmarkt en om uiteindelijk de branche en de overheid in staat te stellen barrières
op te werpen (ieder binnen zijn of haar eigen domein) tegen het misbruik van de postmarkt
door criminelen. De rol van de Belastingdienst binnen de samenwerking met vervoersbedrijven
is beperkt aangezien de Belastingdienst geen informatie mag delen met private partijen.
Indien gedurende de pilot blijkt dat sprake is van ondermijnende criminaliteit waar
fiscale interventies noodzakelijk zijn, worden deze zaken aangeboden aan het betreffende
RIEC. Het RIEC beoordeelt dan of het signaal ook andere maatregelen vraagt. Tot op
heden zijn er echter nog geen signalen aan de Belastingdienst aangeboden vanuit de
pilot.
Vraag 5
Beschikken alle koeriersbedrijven over een vergunning van de Nationale en Internationale
Wegvervoer Organisatie (NIWO)? Zo ja, wie controleert het naleven van die vergunningen
en hoe frequent? Zo nee, welke koeriersbedrijven hoeven een dergelijke vergunning
niet te hebben en acht u het wenselijk de vergunningseis uit te breiden naar laadvermogens
met minder dan 500 kilo?
Antwoord 5
Op basis van de Wet wegvervoer goederen is voor het beroepsgoederenvervoer over de
weg een communautaire vergunning nodig, wanneer dit vervoer verricht wordt door voertuigen
met een laadvermogen van meer dan 500 kg. NIWO is daartoe de vergunningverlenende
instantie. Zij toetst in elk geval iedere vijf jaar of deze bedrijven aan de vier
in de wet omschreven kwalitatieve eisen voldoen: kredietwaardigheid, betrouwbaarheid,
vakbekwaamheid en reële vestiging. Zogenaamde risicobedrijven worden elk jaar op financiële
draagkracht gecontroleerd.
Sinds 2015 heeft de NIWO ook een meldpunt misstanden in de transportsector. Als er
sprake is van een voldoende concrete melding stelt de NIWO een onderzoek in; waar
nodig wordt de Inspectie Leefomgeving en Transport geïnformeerd.
De in Nederland gehanteerde vergunninggrens ligt aanzienlijk lager dan de Europees
voorgeschreven grens, die op 3.500 kg totaalgewicht (ongeveer 1.700 kg laadvermogen)
ligt. Wat betreft een verdere verlaging van de vergunninggrens naar 0 kg verwijs ik
naar de brief van de toenmalige Minister van SZW van 23 september 20152 inzake de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector, waarin wordt aangegeven
dat het kabinet vooralsnog geen aanleiding ziet om hiertoe over te gaan. Dit standpunt
is eveneens ingenomen naar aanleiding van het voorstel van de Europese Commissie tot
verlaging van de vergunninggrens in het kader van het EU-Mobiliteitspakket waarover
uw Kamer is geïnformeerd bij brief van 26 juni 20173 en bij brief van 18 december 2017.4
Vraag 6
Deelt u de mening dat indien blijkt dat bedrijven in de postmarkt kwetsbaar zijn voor
criminele organisaties strengere eisen aan dergelijke bedrijven moeten worden gesteld
waaronder bijvoorbeeld een verplichte Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor medewerkers
of een vergunningplicht met een Bibob-toets? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Als een bedrijf in de postmarkt gebruik maakt van een voertuig met een laadvermogen
groter dan 500 kg, is een communautaire vergunning van de NIWO vereist, zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 5. Grote postbedrijven beschikken veelal over een dergelijke
vergunning en leggen deze eis tevens op aan hun onderaannemers, waarmee een deel van
de post- en pakketmarkt wordt afgedekt. De aanvrager van deze vergunning dient bij
de NIWO een VOG en Bibob-vragenlijst aan te leveren. Als zij daar aanleiding toe ziet
kan de NIWO het Landelijk Bureau Bibob vragen om onderzoek te verrichten.
Er geldt geen wettelijke VOG-verplichting voor medewerkers van bedrijven in de postsector.
Werkgevers bepalen zelf of werknemers een VOG moeten overleggen. Grote pakketvervoerders
zoals PostNL eisen nu al een VOG van hun medewerkers. Het invoeren van een wettelijke
verplichting wordt daarom niet nodig geacht.
Vraag 7, 8, 9
Is het waar dat PostNL onderaannemers zo weinig betaalt per afgeleverd pakket dat
ze slechts overeind kunnen blijven door stelselmatig de regels te ontduiken? Zo ja,
wat moet er gebeuren om er voor te zorgen dat deze bedrijven zich wel aan de regels
gaan houden? Zo nee, wat is er niet waar?
Kan het niet controleren of een onderaannemer zich aan de regels houdt, er toe leiden
dat PostNL voor een deel verantwoordelijk is voor deze overtredingen? Zo ja, waaruit
bestaat die verantwoordelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid een vorm van ketenverantwoordelijkheid en ketenaansprakelijkheid te
ontwikkelen om te bevorderen dat de opdrachtgever zich niet inlaat met partijen die
wetten en cao’s niet correct naleven? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7, 8. 9
Het is aan PostNL en haar onderaannemers om te bepalen op welke wijze zij inhoud geven
aan hun contracten en welke tarieven zij onderling hanteren. PostNL en haar onderaannemers
moeten zich hierbij uiteraard aan de wet houden.
Voor wat betreft naleving van cao’s geldt vanaf 2016 dat op grond van artikel 616A,
boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, (hoofd)opdrachtgevers aansprakelijk gesteld kunnen
worden door hun werknemers lager in de keten voor de voldoening van het loon ingeval
van onderbetaling. Sinds 2017 geldt deze ketenaansprakelijkheid ook voor de sector
goederenvervoer over de weg. Dit houdt in dat de opdrachtgever uiteindelijk aansprakelijk
gesteld kan worden als haar onderaannemer niet het cao-loon betaalt. Het is dan ook
mogelijk dat de hoofdopdrachtgever uiteindelijk aansprakelijk wordt gesteld voor onderbetaling
in de keten wanneer daar sprake van is.
Toezicht op naleving van cao’s is primair de verantwoordelijkheid van de sociale partners.
De Inspectie SZW kan de sociale partners hierbij ondersteunen door op hun verzoek
een onderzoek te doen en hier een rapport van op te maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.