Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over deals met kroongetuigen waarbij zij crimineel geld mogen houden
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over deals met kroongetuigen waarbij zij crimineel geld mogen houden (ingezonden 12 december 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 januari 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1154.
Vraag 1
Hoe vaak zijn er de afgelopen jaren deals met kroongetuigen gesloten?
Antwoord 1
Voor de beantwoording van deze vraag is gekeken naar de periode van 2006 tot 2018.
In deze periode zijn tien uitgevoerde toezeggingen aan getuigen bekend.
Vraag 2
Wat zijn de totale kosten van deze deals, inclusief de kosten om een nieuw leven te
beginnen?
Antwoord 2
Met betrekking tot het verminderen van het aan de Staat te betalen bedrag wegens wederrechtelijk
verkregen voordeel als onderdeel van een toezegging aan een getuige verwijs ik naar
het antwoord op vraag 3. Voor zover de vraag doelt op de eventuele kosten van beschermingsmaatregelen
die worden getroffen ten aanzien van getuigen aan wie een toezegging wordt gedaan,
betreffen dit kosten die geen onderdeel uitmaken van de toezegging en worden over
deze kosten uit veiligheidsoverwegingen geen mededelingen gedaan.
Vraag 3
In hoeveel gevallen daarvan zijn toezeggingen gedaan rondom het mogen houden van wederrechtelijk
verkregen vermogen, zoals bijvoorbeeld het halveren van het ontnemingsbedrag waardoor
de helft van het misdaadgeld niet terugbetaald hoeft te worden?1
Antwoord 3
Het OM heeft mij bericht dat er geen toezeggingen worden gedaan over het mogen houden
van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar over het verminderen van het aan de Staat
te betalen bedrag. Daarbij moet worden bedacht dat in veel gevallen het wederrechtelijk
verkregen voordeel deels niet meer in het bezit is van de verdachte en feitelijk niet
(geheel) geïnd zal kunnen worden.
Het OM heeft in één zaak een toezegging gedaan tot vermindering van het aan de Staat
te betalen bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In één andere zaak waarin een toezegging aan een getuige is gedaan heeft het OM daarnaast
om opportuniteitsredenen afgezien van het indienen van een vordering tot betaling
aan de Staat wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. Het ontbreken van reële verhaalsmogelijkheden
was daarbij een belangrijke factor. Dit is door de rechter ter terechtzitting getoetst,
waarbij de rechter heeft geoordeeld dat op dit punt geen sprake was van een toezegging
aan de getuige.
Vraag 4
Hoeveel geld is de staat in totaal misgelopen als gevolg van het niet afpakken van
misdaadgeld?
Antwoord 4
Deze vraag is niet exact te beantwoorden. Bij het doen van een toezegging tot het
verminderen van een ontnemingsvordering of -maatregel speelt voor het OM een rol in
welke mate de ontnemingsvordering ook daadwerkelijk verhaald kan worden op de veroordeelde,
aangezien in veel gevallen dat vermogen of een deel ervan niet meer in zijn of haar
bezit is. Het verminderen van de vordering betekent dus niet het (in dezelfde mate)
mislopen van geld.
Vraag 5
Sinds wanneer is het toegestaan criminelen hun misdaadgeld te laten houden? Wanneer
is de Kamer precies over deze beleidswijziging geïnformeerd?
Antwoord 5
De OM-Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken sluit aan op de gelijknamige
wet en schetst de kaders van -toelaatbare en niet-toelaatbare- toezeggingen van het
OM aan verdachten van een strafbaar feit, die strekken tot toezeggingen tot strafvermindering
in ruil voor het afleggen van een getuigenverklaring in een strafzaak tegen een andere
verdachte. Onder de categorie «overige toelaatbare toezeggingen» is in deze aanwijzing
de mogelijkheid opgenomen tot het doen van de toezegging tot het verminderen van de
vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met ten hoogste de
helft. Het OM heeft deze mogelijkheid ook in het kader van de schikking op grond van
artikel 511c Sv.
Deze mogelijkheid is in 2006 geïntroduceerd in de OM-aanwijzing. Dit betrof een uitbreiding
van de toenmalige mogelijkheden voor toezeggingen aan getuigen, welke is doorgevoerd
op advies van het College van procureurs-generaal over wenselijke verruiming van de
regeling.2 Dit advies was gebaseerd op de praktijkervaringen met toezeggingen tot dat moment,
waaruit bleek dat de toen als toelaatbaar geldende toezeggingen niet goed werkbaar
waren en onvoldoende ruimte lieten voor de opsporing en vervolging van ernstige criminaliteit.
De toenmalige Minister van Justitie heeft uw Kamer op 1 juli 2004 geïnformeerd over
dit advies van het College van procureurs-generaal met betrekking tot de wenselijkheid
van onder andere deze verruiming, waarbij hij zijn begrip uitsprak voor deze wens.3 Bij brief van 12 april 2005 is de toenmalig Minister van Justitie nader ingegaan
op vanuit uw Kamer gestelde vragen die betrekking hadden op de brief van 1 juli 2004.4
Vraag 6
Nog los van de overige mogelijke bezwaren tegen de deals met kroongetuigen (zoals
vragen rondom de betrouwbaarheid van de verklaringen, de legitimiteit van de overheid
die deals sluit met criminelen, het belonen van berouw na strafbare feiten met halvering
van de straf), bent u bereid nog eens kritisch na te denken over het gebruik van de
mogelijkheid om criminelen hun door misdaad verkregen vermogen te laten houden? Deelt
u de mening dat dit dusdanig immoreel is dat dit niet langer onderdeel van dergelijke
deals uit zou moeten maken? Zo nee, op grond waarvan acht u het rechtvaardig dat criminelen
hun misdaadgeld mogen houden?
Antwoord 6
Ik acht de argumenten die de toenmalige Minister van Justitie in zijn brief van 12 april
2005 uiteen heeft gezet ter onderbouwing van de uitbreiding van toelaatbare toezeggingen
met de mogelijkheid tot het doen van de toezegging tot het verminderen van de vordering
tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ook nu nog valide.5 Zo heeft het OM ook binnen het huidige wettelijke systeem op grond van artikel 511c
SV reeds een ruime schikkingsbevoegdheid. Gezien de praktijkervaringen, waaruit blijkt
dat deze toevoeging bij kan dragen aan de mogelijkheden om met succes tot een overeenkomst
te komen over strafvermindering in ruil voor het afleggen van een getuigenverklaring
in een strafzaak tegen een andere verdachte, zie ik geen reden de toelaatbaarheid
van deze toezegging te heroverwegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.