Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over ABN AMRO-medewerkers die de bonuswet omzeilen
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over ABN Amro-medewerkers die de bonuswet omzeilen (ingezonden 18 december 2018).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 16 januari 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich nog de antwoorden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
tijdens het vragenuur op 30 november 2018 in uw afwezigheid gaf over de berichtgeving
dat medewerkers van ABN Amro de bonuswet omzeilen?1
Antwoord 1
Ja, waarbij ik ervan uit ga dat u doelt op het vragenuur van 4 december 2018.
Vraag 2 en 3
Moet de bank openbaar rapporteren over ABN Amro Participaties over 2018? Zo nee, waarom
niet? Bent u bereid om alsnog aan ABN Amro te vragen te rapporteren over dit belang
in 2018?
Hoe hoog was de winst van ABN Amro Participaties over 2018, en hoeveel is daarvan
uitgekeerd als dividend of terugbetaling van kapitaal?
Antwoord 2 en 3
De winst van ABN AMRO Participaties2 (AAP) over 2018 kan nog niet worden vastgesteld aangezien het boekjaar 2018 nog niet
is afgerond. Ook na afloop van het boekjaar zal ABN AMRO niet openbaar maken wat de
winst van AAP was. ABN AMRO maakt op dit niveau van de organisatie geen specifieke
gegevens openbaar en hiervoor geldt geen rapportageverplichting.
In het jaarverslag van ABN AMRO wordt het belang opgenomen dat derden hebben in de
activiteiten van ABN AMRO. Het belang van de medewerkers in de private-equityfondsen
van AAP valt hieronder. De belangen van derden zullen ook in het jaarverslag over
2018 worden opgenomen.3
Vraag 4, 5 en 6
Hoeveel natuurlijke personen hadden belangen in ABN Amro Participaties in 2017 en
2018, en hoeveel dividend werd uitgekeerd aan deze natuurlijke personen?
Kregen alle 16 betrokkenen een gelijk deel van de te verdelen 10 miljoen euro? Zo
nee, hoe werd dit bedrag verdeeld en wat was de hoogste uitkering?
Aangezien bij de beantwoording werd gesteld dat de bonuswetgeving niet van toepassing
was omdat de betrokkenen participeerden, een aandelenbelang hadden, hoe hoog was deze
inleg in ABN Amro Participaties? Staat deze in verhouding tot de verkregen beloningen?
Hoeveel risico liepen de betrokken medewerkers en in hoeverre is dit te herleiden
tot de ontvangen bedragen?
Antwoord 4, 5 en 6
ABN AMRO heeft bevestigd dat 16 huidige en voormalige medewerkers van AAP een belang
hebben in één of meerdere fondsen van AAP. Bij de oprichting van dergelijke fondsen
worden afspraken gemaakt over rechten en investeringen van de deelnemers. Op basis
van deze vooraf gemaakte afspraken wordt, na verrekening van de oorspronkelijke investering,
inclusief rente aan ABN AMRO, de meeropbrengst (dividend) conform de afspraken verdeeld
onder ABN AMRO en de deelnemers. Bij tegenvallende resultaten kan de medewerker de
inleg verliezen.
Informatie over de inleg en uitkering per persoon kan niet gegeven worden in verband
met het persoonsvertrouwelijke karakter van deze informatie. Het is ook niet gebruikelijk
dergelijke informatie over individuele medewerkers te publiceren. Wel wordt, zoals
ik hiervoor onder de beantwoording van de vragen 2 en 3 heb aangegeven, het belang
van de medewerkers in de private-equityfondsen van AAP in het jaarverslag over 2018
opgenomen.
Vraag 7
Hoe verhoudt de gang van zaken zich tot de cao van ABN Amro? Vielen deze personen
onder de cao? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre zijn deelnemingen in dochters
acceptabel onder de cao?
Antwoord 7
Medewerkers van AAP vielen tot het moment van verzelfstandiging onder de cao van ABN
AMRO. Uitgezonderd het hoofd van de private-equityactiviteiten, wiens functie buiten
de cao viel. De betreffende regeling viel niet onder de cao.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat met deze constructie tegen de geest van de bonuswet is gehandeld,
omdat medewerkers van een bank op deze manier alsnog een hoge variabele beloning konden
krijgen en het juist de bedoeling was deze te maximeren op 20 procent van het jaarsalaris?
Antwoord vraag 8
Zoals ik in mijn brief van 17 december 20184 heb aangegeven is een participatie waarbij medewerkers investeren met hun eigen vermogen
wezenlijk anders dan een beloning die een medewerker ontvangt voor geleverde prestaties
voor de onderneming. Bij een dergelijke participatie verkrijgt de medewerker – in
geval van een rendement van de investering – dividend; in geval van een negatief investeringsresultaat,
verliest de medewerker (een deel van) zijn inleg. In algemene zin worden dividenduitkeringen
en andere uitkeringen die partners, deelnemers, leden, eigenaren en dergelijke ontvangen
dan ook – in lijn met richtsnoeren van de Europese toezichthouders, zoals de Europese
Banken Autoriteit – niet aangemerkt als vaste of variabele beloningen in de zin van
de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo). Dit ligt anders indien een
dergelijke dividenduitkering aangemerkt kan worden als ontwijkingsconstructie in de
zin van de Wbfo. DNB en de AFM zien hierop toe en zullen – indien daartoe aanleiding
bestaat – maatregelen treffen.
ABN AMRO heeft mij laten weten dat de regeling geldt voor huidige en voormalige medewerkers
van AAP. De uitkeringen die hieruit voortvloeien aan medewerkers zijn hoger dan de
bank wenselijk vindt en sluiten niet aan bij de bank die ABN AMRO wil zijn. Ik kan
me vinden in dit standpunt van ABN AMRO en begrijp van ABN AMRO dat dit een belangrijke
rol heeft gespeeld bij de beslissing van om AAP te verzelfstandigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.