Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding
29 509 Palliatieve zorg
Nr. 70 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 januari 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 8 oktober 2018 over aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding
(Kamerstuk 29 509, nr. 68).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2018 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 8 januari 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van
aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde
leden zien het belang van een goede ondersteuning bij belangrijke levensvragen en
gebeurtenissen. Naar hun mening is het belangrijk dat deze ondersteuning breed wordt
ingezet. Allereerst zijn deze leden van mening dat de ondersteuning niet alleen vanuit
religieus perspectief dient te worden ingezet. Daarnaast is geestelijke verzorging
niet alleen tijdens de laatste fase van het leven van belang, maar ook na heftige
gebeurtenissen, zoals het plotseling moeten leven met een (ongeneeslijke) ziekte of
het verlies van een dierbare. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen naar
aanleiding van de brief.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister de structurele inschakeling
van geestelijke verzorgers in de thuissituatie verder wil realiseren door te stimuleren
dat geestelijke verzorgers hun kennis kunnen delen, door de bekendheid van geestelijke
verzorging te vergroten en door de bekostiging van consulten. Op welke wijze zullen
de consulten precies worden bekostigd en in hoeverre is het mogelijk om na te gaan
of de extra financiële middelen voor de landelijke netwerken palliatieve zorg daadwerkelijk
worden ingezet voor de bekostiging van consulten? Op welke wijze wordt gemonitord
of de consulten breed worden ingezet voor enerzijds alle levensvragen en anderzijds
voor alle mensen die daaraan behoefte hebben, dus niet alleen ouderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat sommige netwerken al
het initiatief hebben genomen tot het oprichten van centra voor levensvragen die voor
een breder publiek toegankelijk zijn. Genoemde leden vragen hoeveel van dit soort
centra er zijn. In hoeverre is op dit moment sprake van een landelijk dekkend netwerk?
Waar bevinden zich op dit moment nog geen centra voor levensvragen? Welke stappen
gaat de Minister concreet zetten om tot een landelijk dekkend netwerk te komen en
op welke termijn?
Voorts wil de Minister de bekendheid van geestelijke verzorging stimuleren, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Voor genoemde leden is het echter onduidelijk hoe de
Minister dit concreet gaat doen. Welke concrete acties gaat de Minister nemen, of
wie gaat deze opdracht op zich nemen? Wat wordt precies bedoeld met het matchen van
vraag en aanbod door de netwerken? Hoe zal dat gerealiseerd worden?
Voorts blijkt uit de brief dat er naast de 5 miljoen euro die structureel ingezet
wordt voor verbetering van de geestelijke verzorging, ook 2 miljoen euro over de netwerken
verdeeld wordt voor het opzetten van infrastructuur lokaal en in de regio. Tussentijds
zal er een evaluatie over de beoogde doelen plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie
vragen wat de beoogde doelen zijn. Heeft de Minister zich enkel kwalitatieve doelen
gesteld of zijn er ook kwantitatieve doelen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er daarnaast in 2019 en 2020 jaarlijks 3 miljoen
euro beschikbaar gesteld wordt voor de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging.
Genoemde leden vragen hoe dit budget precies zal worden ingezet. Is het budget enkel
bedoeld voor het actiegericht onderzoek en de overkoepelende ondersteuningsstructuur
of worden ook andere maatregelen hiervan gefinancierd? Wat wordt precies bedoeld met
een overkoepelende ondersteuningsstructuur? Wat wordt met deze structuur gedaan, aangezien
uit de brief blijkt dat de Minister niet zeker weet of behoefte is aan gezamenlijke
afspraken en het delen van informatie?
In de brief wordt aangegeven dat beide componenten, de structurele inschakeling en
de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging, dit najaar in meer detail worden
uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het daar nu mee staat. Maakt
het plan van aanpak, dat afgesproken is in de consultatiebijeenkomst, hiervan ook
onderdeel uit? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van
aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde
leden hebben een aantal vragen bij dit plan van aanpak.
De leden van de CDA-fractie zien begeleiding van zingevingsvraagstukken als iets wat
over het brede levensterreinen kan spelen. Met veel instemming hebben genoemde leden
de column van Pieter Barnhoorn in de Volkskrant gelezen, die duidelijk maakt dat zingeving
in vele levensfasen kan opspelen. Deze leden zien daarom de keuze om de extra middelen
te verdelen via palliatieve netwerken als een keuze voor de korte termijn, klopt dit?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het bovenstaande wel vraagt dat de
komende periode gebruikt zal worden om toe te werken naar een duurzame oplossing.
Belangrijk daarbij zal zijn dat juist in de thuissituatie geestelijke verzorgers kunnen
worden ingeschakeld. Genoemde leden zouden het niet verstandig vinden wanneer de middelen
voor de geestelijke verzorging binnen de netwerken palliatieve zorg blijven «hangen».
Mogen deze leden ervan uit gaan dat de komende periode gebruikt zal worden om hier
tot een goede structurele of lange termijnoplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er sprake is van een stuurgroep die de infrastructuur
moet opzetten, krijgt deze stuurgroep een duidelijk mandaat? Hoe ziet dat mandaat
eruit? Heeft de kennismakelaar geestelijke verzorging, die de Minister sinds 1 september
2018 bij Agora heeft aangesteld, beslissingsbevoegdheid?
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van een structurele oplossing voor
de netwerken palliatieve zorg een paar zorgpunten. Het eerste is dat deze oplossing
dus te beperkt blijft tot de laatste fase van het leven, het tweede is dat zij te
aanbod gestuurd is. Genoemde leden hebben kennisgenomen van de werkwijze van het Levinas
gezondheidscentrum in Rotterdam. Daar heeft de huisarts de mogelijkheid om patiënten
met zingevingsvragen door te sturen naar een geestelijke verzorger. Wanneer meer dan
drie gesprekken nodig zijn, maakt de geestelijke verzorger een rapport op. Tevens
wordt gewerkt met doelen. Het voordeel in de ogen van deze leden is dat hier eerst
een arts kijkt welk type vraag ten grondslag ligt aan een blokkade op de gezondheid.
Er wordt ook gewerkt met verslaglegging, waardoor kritisch gekeken wordt of verdere
behandeling nodig is. Bovenal echter wordt hierdoor gewerkt met vraagsturing in plaats
van met aanbodsturing. Voor een dergelijk model is echter een code nodig, waar de
huisarts dit type verzorging op kan wegschrijven. Een aparte declaratiecode ontbreekt
momenteel. Hoe kijkt de Minister er tegenaan om de financiering van levensbegeleiders
en geestelijke verzorgers in de structurele oplossing meer vraag gestuurd te maken?
Is de Minister bereid te onderzoeken of het opnemen van een «code geestelijke verzorging»
daartoe tot de mogelijkheden behoort, zo vragen deze leden.
De centra voor levensvragen zullen niet alleen geestelijke verzorgers beschikbaar
moeten kunnen stellen voor patiënten bij wie de huisarts (of thuiszorg) een behoefte
signaleert, maar ook voor doelgroepen die door de gemeente of het sociaal werk geïdentificeerd
worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een (verwijs)lijn tussen
de centra voor levensvragen en consultatieteams palliatieve zorg wellicht ziet als
optie om samenwerking te bevorderen.
De leden van de CDA-fractie hebben het regeerakkoord zo begrepen dat voor de periode
2018–2020 jaarlijks 10 miljoen euro beschikbaar is en dat 5 miljoen euro vanaf 2021
beschikbaar is voor levensbegeleiders/geestelijke verzorging. In de brief van 8 oktober
2018 geeft de Minister uitsluitsel over de besteding van de 10 miljoen euro in 2019
en 2020 en de 5 miljoen euro vanaf 2021. Genoemde leden vragen wat is gebeurd met
de 10 miljoen euro voor 2018. Worden deze middelen toegevoegd aan de middelen in 2019–2021?
De leden van de CDA-fractie zien dat medische en psychische vragen, maar ook vragen
rond zingeving, een blokkade kunnen vormen voor de gezondheid van een mens. Dat betekent
dat de begeleiding van de vragen rond zingeving wel kennis en kwaliteit vereist. Hoe
kijkt de Minister er tegenaan dat iemand, om in aanmerking te komen voor de beschikbaar
gestelde middelen, geaccrediteerd moet zijn in het kwaliteitsregister SKGV (Stichting
Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers)? Hoe ziet de Minister de rol van de beroepsvereniging
van geestelijke verzorgers, de Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ), in de
scholing met betrekking tot andere zorgverleners?
In de ogen van de leden van de CDA-fractie hoeven vele zingevingsvragen niet direct
besproken te worden met beroepskrachten, maar kunnen deze ook onderdeel van een gesprek
zijn met iemand met veel levenservaring. Het vraagt echter wel degelijk vaardigheden
om een dergelijk gesprek goed aan te gaan. Dat vraagt training en begeleiding van
vrijwilligers. Zijn er binnen het programma ook mogelijkheden en middelen om deze
zingevingsvrijwilligers te trainen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat begeleiding bij zingevingskwesties nog
redelijk onbekend is. Die onbekendheid bestaat bij een deel van de medici, maar ook
bij de mensen die niet weten dat hierop een beroep kan worden gedaan. Is de Minister
bereid om via een gerichte campagne richting zowel zorgverleners als mensen met zingevingsvragen,
de kennis over de mogelijkheid tot begeleiding door levensbegeleiders en geestelijke
verzorgers te vergroten? Zo ja, op welke wijze wil hij dat doen?
Ten slotte, de leden van de CDA-fractie zien dat steeds vaker de geestelijke verzorging
verdwijnt uit de instellingen, zoals uit het verpleeghuis. De Minister heeft zelf
eerder aangegeven dat de financiering van verpleeghuizen voldoende mogelijkheden biedt
om deze zorg te bekostigen. Wil de Minister samen met de Inspectie Gezondheid en Jeugd
(IGJ) actief oppakken dat deze vorm van zorg beschikbaar blijft bij zorginstellingen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit
aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen de Minister nog enkele
vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de Minister erkent dat de
bereikbaarheid van geestelijke verzorging niet optimaal is. Bovendien worden hoofdzakelijk
ouderen genoemd als doelgroep voor geestelijke verzorging. Genoemde leden menen dat
geestelijke verzorging niet alleen voor ouderen van betekenis kan zijn, maar voor
mensen van alle leeftijden die met zingevingsvragen kampen. Is de Minister het daarmee
eens? Kan de Minister een duidelijkere doelgroep schetsen waarin ook jongere mensen
worden meegenomen, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat, om deze jongere doelgroepen te informeren
over mogelijkheden voor geestelijke verzorging, bredere bekendheid en informatievoorziening
nodig zijn over geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Bij het huidige besluit
om de subsidie via de regeling Palliatieve terminale zorg te laten lopen is er niet
de beschikking over het netwerk dat bereikt zou moeten worden. Heeft de Minister plannen
voor campagnes? Gaat de Minister daar de VGVZ bij betrekken? Hoe wil de Minister zorgen
dat de succesvolle experimenten als de centra voor levensvragen algemene bekendheid
krijgen? Is de Minister bereid om een duidelijk mandaat te geven aan een stuurgroep
die de infrastructuur moet opzetten, zo vragen genoemde leden tenslotte.
De leden van de GroenLinks-fractie merken voorts op dat de realisering van geestelijke
verzorging en levensbegeleiding in de eerste lijn mogelijk zou worden gemaakt door
in de jaren 2018, 2019 en 2020 10 miljoen euro te financieren om vanaf 2021, 5 miljoen
euro structureel te verschaffen. In de brief deelt de Minister mee dat dit veranderd
is naar 10 miljoen euro vanaf 2019 en 5 miljoen euro structureel vanaf 2021. Genoemde
leden vragen de Minister of deze verschoven 10 miljoen euro voor 2018 kan worden ingezet,
om de structuuropbouw in goede banen binnen twee jaar te laten plaatsvinden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat om geestelijke verzorging te ontvangen,
aangeraden wordt om zelf contact op te nemen of dit via een doorverwijzing te verstrekken.
Genoemde leden menen dat een huisarts een belangrijke spil in deze doorverwijzing
kan zijn. Is de Minister bereid een plan te maken om deze huisartsen hierover in te
lichten en te motiveren? Zo ja, hoe wil de Minister dit aanpakken, zo vragen deze
leden.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de bijscholing voor geestelijke verzorging
in de toekomst zal toenemen. Deze leden vragen de Minister hoe hij deze bijscholing
wil organiseren. Kan de Minister in deze bijscholing de VGVZ een sleutelrol laten
spelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er bezuinigd wordt op intramurale
geestelijke verzorging. Genoemde leden vragen of de Minister een verschil ziet tussen
intramurale en extramurale levensbegeleiding. Waarom wordt door de Minister geïnvesteerd
in geestelijke verzorging, terwijl er bezuinigd wordt op intramurale geestelijke verzorging?
Ziet de Minister een mogelijkheid om deze twee vormen in de toekomst te combineren,
zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van de brief over de aanpak van geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen
de Minister hierover graag enkele vragen voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de extra investeringen in geestelijke
verzorging en levensbegeleiding. Zeker nu mensen langer thuis blijven wonen, is steeds
meer aandacht nodig voor levensvragen en zingevingsproblematiek in de thuissituatie.
Voor de genoemde leden is het van groot belang dat de extra middelen daadwerkelijk
zo veel mogelijk worden besteed aan (extra) geestelijk verzorgers, zodat zoveel mogelijk
patiënten/cliënten die behoefte hebben aan geestelijke verzorging, er gebruik van
kunnen maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de 10 miljoen euro die beschikbaar
is voor 2018, dit jaar niet tot besteding lijkt te komen. Genoemde leden willen de
Minister met klem verzoeken deze middelen (bijna een derde van het totale bedrag voor
deze kabinetsperiode) beschikbaar te houden voor geestelijke verzorging. Is de Minister
bereid om deze middelen door middel van een kasschuif door te schuiven, temeer daar
nu de omslag in de geestelijke verzorging binnen twee in plaats van drie jaar dient
plaats te vinden.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de Minister de verdeling van de
middelen de komende twee jaar wil laten lopen via de netwerken palliatieve zorg. Dit
dient echter een tijdelijke constructie te zijn, aangezien geestelijke verzorging
niet alleen relevant is in de palliatieve fase. Hoe wordt het proces en de verdeling
van middelen de komende twee jaar gemonitord en wie gaat dit doen, zo vragen genoemde
leden. Hoe worden hier de relevante belanghebbenden zoals VGVZ bij betrokken? Kan
de Minister aangeven welke status en welk mandaat de overkoepelende stuurgroep hierbij
krijgen? Ten slotte vragen deze leden hoe hierbij geborgd wordt dat alle betrokken
partijen evenredig en bestuurlijk vertegenwoordigd zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke randvoorwaarden worden gehanteerd
op basis waarvan vergoeding kan plaatsvinden. Is het de bedoeling dat alleen gekwalificeerde
geestelijke verzorgers een beroep kunnen doen op de beschikbaar gestelde financiering
en dat dus het lidmaatschap van de VGVZ en registratie in het beroepsregister SKGV
een vereiste zijn? Voor genoemde leden is het van groot belang dat kwalitatief goede
geestelijke verzorging wordt aangeboden. Tegelijkertijd zijn er ook veel vrijwilligers
en andere zorgverleners die te maken krijgen met zingevingsvragen. Hoe worden zij
gefaciliteerd en getraind om de gekwalificeerde geestelijke verzorgers te ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om de 5 miljoen euro die structureel
beschikbaar is voor geestelijke verzorging ook daadwerkelijk goed vast te leggen,
zodat wordt voorkomen dat bij aantreden van een nieuw kabinet de structurele infrastructuur,
die nu wordt opgetuigd voor 2021, geen financieringszekerheid houdt.
Op dit moment bestaat er zowel bij patiënten/cliënten als naasten, maar ook bij zorgverleners
weinig kennis over geestelijke verzorging. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn
blij dat de Minister geld wil vrij maken voor het vergroten van de bekendheid van
de geestelijke verzorger. Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar en wie gaat dit uitvoeren,
zo vragen genoemde leden. Is in de aanpak voorzien in het rechtstreeks bereiken van
cliënten, naasten en hun verwijzers? Bijvoorbeeld via het breed ontsluiten van toegankelijke
informatie over wat geestelijke verzorging is, wat mensen van een geestelijke verzorger
mogen verwachten, waar men voor geestelijke verzorging terecht kan, hoe het geregeld
wordt en wat het kost?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat geestelijke verzorging zeker
niet alleen bedoeld is voor ouderen. Ook andere groepen kunnen zingevingsvragen hebben.
Kan de Minister bevestigen dat de aanpak bedoeld is voor een brede doelgroep, bijvoorbeeld
ook voor mensen die wachten op een orgaan via orgaandonatie of voor mensen met een
ongeneeslijke ziekte?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt bepaald of er behoefte aan inzet
van meer of betere geestelijke verzorging bij bewoners in verpleeghuizen en andere
instellingen bestaat. Genoemde leden vragen of attent zijn samen met de IGJ wel voldoende
is, als in het thematische onderzoek wordt geconcludeerd dat de geestelijke verzorging
in instellingen mogelijk ook onder druk staat.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat in diverse ziekenhuizen de
wekelijkse bezinningsbijeenkomsten onder druk staan vanwege bezuinigingen. Deze (niet
per se religieuze) bijeenkomsten zijn een waardevolle toevoeging op het aanbod van
een-op-een gesprekken (aan het bed), juist omdat ze de patiënt even uit de ziektecontext
halen. Genoemde leden vragen de Minister of hij van mening is dat ziekenhuizen dergelijke
bijeenkomsten moeten aanbieden, als patiënten (via de cliëntenraden) hierom vragen.
II. Reactie van de Minister
De leden van de fracties van de VVD, CDA, Groen Links en ChristenUnie hebben mij op
16 november 2018 vragen en opmerkingen voorgelegd in het kader van het VSO over de
brief inzake Aanpak geestelijke verzorging/levensbegeleiding die op 8 oktober 2018
aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstuk 29 509, nr. 68). Ik dank de leden van de fracties voor de inbreng en geef hieronder de antwoorden,
waarbij de vragen per fractie worden beantwoord en zijn samengevat.
VVD-fractie
Op welke wijze zullen de consulten precies worden bekostigd en in hoeverre is het
mogelijk om na te gaan of de extra financiële middelen voor de landelijke netwerken
palliatieve zorg daadwerkelijk worden ingezet voor de bekostiging van consulten?
De netwerken palliatieve zorg ontvangen de komende jaren via een ophoging van de instellingssubsidie
in de regeling Palliatieve terminale zorg extra middelen om de inzet van geestelijke
verzorgers voor onder meer consulten mogelijk te maken. Geestelijke verzorgers die
bekwaam en bevoegd zijn, kunnen in de loop van 2019 consulten declareren. De netwerken
zullen in 2020 aangegeven bij de verantwoording over de subsidie hoeveel consulten
er zijn gedeclareerd. Daarnaast zal ik al eerder laten onderzoeken of de middelen
daadwerkelijk worden ingezet voor de beoogde doelen.
Op welke wijze wordt gemonitord of de consulten breed worden ingezet voor enerzijds
alle levensvragen en anderzijds voor alle mensen die daaraan behoefte hebben, dus
niet alleen ouderen?
Dat zal worden gedaan door middel van actiegericht onderzoek. De precieze invulling
hiervan zal in de loop van 2019 worden ontwikkeld en bekend worden gemaakt. Omdat
de extra impuls in het regeerakkoord gericht is op waardig ouder worden, ligt de focus
van de inzet van de middelen op deze groep (mensen van 50 jaar en ouder en palliatieve
patiënten (inclusief kinderen en naasten)). In de brief aan de Kamer van 8 oktober
2018 (Kamerstuk 29 509, nr. 68) is daarnaast ook de volgende passage opgenomen: «Het is verder de bedoeling dat
netwerken (nog meer) de verbinding zoeken met gemeenten en andere actoren in het sociale
domein. Ik wil dat de netwerken vraag en aanbod gaan matchen en dat er vanuit deze
impuls een olievlekwerking ontstaat, zodat uiteindelijk alle groepen die geestelijke
verzorging nodig hebben, die ook kunnen krijgen.
Sommige netwerken hebben al het initiatief genomen tot het oprichten van centra voor
levensvragen die voor een breder publiek toegankelijk zijn. Genoemde leden vragen
hoeveel van dit soort centra er zijn. In hoeverre is op dit moment sprake van een
landelijk dekkend netwerk? Waar bevinden zich op dit moment nog geen centra voor levensvragen?
Welke stappen gaat de Minister concreet zetten om tot een landelijk dekkend netwerk
te komen en op welke termijn?
Op dit moment zijn er ongeveer 20 initiatieven bekend. Er is geen landelijke dekking,
ofschoon er al een zekere spreiding is waarbij de vier grote steden en landelijke
gebieden in Friesland, Zeeland, de Achterhoek en Brabant worden gedekt.
De verwachting is dat het actieplan dat ik heb aangekondigd in de brief van 8 oktober
2018 (Kamerstuk 29 509, nr. 68) en de communicatie over de implementatie van het actieplan een stimulans zal zijn
voor ontwikkelingen op dit gebied; ik verwacht dat er meer initiatieven zullen ontstaan.
Ik zal op termijn evalueren hoe de centra functioneren en welke andere initiatieven
en aanpakken er gaan ontstaan.
Het is onduidelijk hoe de Minister de bekendheid van geestelijke verzorging concreet
gaat stimuleren. Welke concrete acties gaat de Minister nemen, of wie gaat deze opdracht
op zich nemen?
Ik sta een aanpak langs twee lijnen voor. Enerzijds zullen lokale partijen, zoals
de netwerken palliatieve zorg en bestaande centra voor levensvragen, zelf bekendheid
geven aan het regionale aanbod. Anderzijds ben ik in gesprek met de stuurgroep Geestelijke verzorging in de eerste lijn, over het vormgeven van een landelijke en meer overkoepelende aanpak om te komen
tot meer bekendheid. Deze aanpak kan in de loop van 2019 starten, als de netwerken
gestart zijn met hun activiteiten.
Wat wordt precies bedoeld met het matchen van vraag en aanbod door de netwerken? Hoe
zal dat gerealiseerd worden?
Ik bedoel hiermee dat de netwerken palliatieve zorg het mogelijk maken dat zorgverleners
en cliënten kennis kunnen nemen van het aanbod van geestelijk verzorgers in hun regio,
met hen in contact kunnen treden en gebruik kunnen maken van hun diensten.
Tussentijds zal er een evaluatie over de beoogde doelen plaatsvinden. Wat zijn de
beoogde doelen? Heeft de Minister zich enkel kwalitatieve doelen gesteld of zijn er
ook kwantitatieve doelen?
De kwalitatieve en kwantitatieve doelen zijn opgenomen in de brief van 8 oktober 2018
(Kamerstuk 29 509, nr. 68). Een kwantitatief doel in de brief van 8 oktober is dat er ongeveer 200 geestelijke
verzorgers extra kunnen worden ingezet. De kwalitatieve doelen zijn dat de geestelijk
verzorgers worden ingezet voor consultaties, onderwijs en multidisciplinair overleg,
dat de ondersteuning er is voor alle ouderen en alle levensvragen en dat er een verbinding
ontstaat met gemeenten en andere actoren in het sociale domein zodat uiteindelijk
alle groepen die geestelijke verzorging/levensbegeleiding nodig hebben die ook kunnen
krijgen. Ik ben nog in overleg over de wijze waarop deze evaluatie het beste plaats
kan vinden. Het zal in ieder geval deel uitmaken van het actiegerichte onderzoek dat
in de loop van 2019 in het kader van het ZonMw-programma wordt opgepakt.
In 2019 en 2020 wordt jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de verdere
ontwikkeling van geestelijke verzorging. Genoemde leden vragen hoe dit budget precies
zal worden ingezet. Is het budget enkel bedoeld voor het actiegericht onderzoek en
de overkoepelende ondersteuningsstructuur of worden ook andere maatregelen hiervan
gefinancierd?
Het geld is bedoeld voor het ZonMw programma en de ondersteuningsstructuur die bestaat
uit de samenwerkende betrokken veldpartijen. De verdere ontwikkeling van geestelijke
verzorging beslaat onder meer kwaliteit, onderzoek (bijvoorbeeld naar effectiviteit),
onderwijs en bekendheid.
De brief ging nog uit van de beschikbaarheid van 10 miljoen euro in 2019 en 2020.
Het budget wordt uitgebreid met de middelen die nog resteren uit 2018. Over de verdeling
van de kasschuif over de jaren vindt nog overleg plaats met het Ministerie van Financiën.
De uitbreiding betekent in ieder geval dat meer en uitgebreider gewerkt kan worden
aan de verdere ontwikkeling van geestelijks verzorging.
Wat wordt precies bedoeld met een overkoepelende ondersteuningsstructuur? Wat wordt
met deze structuur gedaan, aangezien uit de brief blijkt dat de Minister niet zeker
weet of behoefte is aan gezamenlijke afspraken en het delen van informatie?
De overkoepelende ondersteuningsstructuur heeft inmiddels verder vorm gekregen. Het
bestaat uit een stuurgroep met onder meer de betrokken partijen die genoemd zijn in
de brief en daaronder enkele werkgroepen voor onder andere onderwijs, sociaal beleid
en praktische criteria die gebruikt kunnen worden door netwerken (bijvoorbeeld wanneer
en hoeveel consulten nodig zijn).
In de brief wordt aangegeven dat beide componenten, de structurele inschakeling en
de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging, dit najaar in meer detail worden
uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het daar nu mee staat. Maakt
het plan van aanpak, dat afgesproken is in de consultatiebijeenkomst, hiervan ook
onderdeel uit? Zo nee, waarom niet?
Voor de structurele inschakeling is de regeling Palliatieve terminale zorg uitgebreid
met een aparte paragraaf voor de inschakeling van geestelijke verzorgers. De aangepaste
regeling zal naar verwachting begin 2019 worden gepubliceerd. Voor de verdere ontwikkeling
van geestelijke verzorging wordt, zoals hierboven aangegeven, een overkoepelende ondersteuningsstructuur
opgezet die nu verder wordt ingericht. Ook heb ik ZonMw opdracht gegeven om een outline
te maken voor een programma dat zich richt op de verdere ontwikkeling van geestelijke
verzorging. Het plan van aanpak waarnaar in het verslag van de consultatiebijeenkomst
wordt verwezen, is verwerkt in mijn brief van 8 oktober (Kamerstuk 29 509, nr. 68) en wordt inderdaad verder uitgewerkt langs bovengenoemde lijnen.
CDA-fractie
De keuze om de extra middelen te verdelen via palliatieve netwerken zien we als een
keuze voor de korte termijn, klopt dit?
De keuze voor de netwerken geldt voor de komende twee jaar en is mede ingegeven vanwege
het feit dat een deel van de netwerken al werkt aan geestelijke verzorging. Hiermee
kunnen de middelen op relatief korte termijn al worden ingezet.
We zouden het niet verstandig vinden wanneer de middelen voor de geestelijke verzorging
binnen de netwerken palliatieve zorg blijven «hangen». Mogen we ervan uit gaan dat
de komende periode gebruikt zal worden om hier tot een goede structurele of lange
termijnoplossing te komen?
Het is inderdaad niet de bedoeling dat de middelen worden ingezet ten behoeve van
de netwerken palliatieve zorg. Alleen in 2019 en 2020 mag een klein deel van de middelen
worden gebruikt voor overhead- en opstartkosten. Ik wil echter niet op voorhand uitsluiten
dat de inzet via en met de netwerken geen structurele oplossing is. De effectiviteit
en het bereik van de aanpak via de netwerken zal de komende twee jaar moeten blijken.
Voor 1 september 2019 zal ik alle alternatieven met daarbij voor- en nadelen voor
het verdelen van de middelen nogmaals tegen het licht houden en u daarover berichten
(conform de motie Slootweg/ en Dik Faber van 18 oktober 2018 (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 56)).
Er is sprake van een stuurgroep die de infrastructuur moet opzetten, krijgt deze stuurgroep
een duidelijk mandaat? Hoe ziet dat mandaat eruit?
De stuurgroep heeft een agenderende en adviserende rol bij de uitwerking van de visie
op levensbegeleiding/geestelijke verzorging in de thuissituatie en volgt de uitvoering
van het plan van aanpak uit de brief. Ik betrek de adviezen van de stuurgroep, inclusief
projectvoorstellen van de onderliggende deelprojectgroepen, bij de beleidsontwikkeling
rond geestelijke verzorging/levensbegeleiding en gebruik deze voor de uitvoering van
het plan van aanpak.
Heeft de kennismakelaar geestelijke verzorging, die de Minister sinds 1 september
2018 bij Agora heeft aangesteld, beslissingsbevoegdheid?
Nee, de kennismakelaar/projectleider bij Agora heeft geen beslissingsbevoegdheid.
Hij functioneert als projectleider binnen de landelijke ondersteuningsstructuur, bereidt
de bijeenkomsten van de stuurgroep voor en brengt partijen bij elkaar waar dat nodig
is.
Hoe kijkt de Minister er tegenaan om de financiering van levensbegeleiders en geestelijke
verzorgers in de structurele oplossing meer vraag gestuurd te maken? Is de Minister
bereid te onderzoeken of het opnemen van een «code geestelijke verzorging» daartoe
tot de mogelijkheden behoort?
Ik wil de bekostiging ook in de huidige aanpak al zo vraaggestuurd mogelijk maken.
Een werkgroep is aan de slag met het ontwikkelen van praktische criteria die landelijk
gebruikt kunnen worden door netwerken en centra voor levensvragen (bijvoorbeeld verwijscriteria,
het bepalen wanneer en hoeveel consulten nodig zijn en wanneer consulten kunnen stoppen
en/of overgedragen kunnen worden aan andere zorgverleners). De aanpak van het door
u genoemde Levinas gezondheidscentrum in Rotterdam zal hierbij worden meegenomen.
Daarbij zal ook worden bezien of en welke aanvullende afspraken tussen artsen en netwerken
moeten worden gemaakt.
Een aparte prestatiecode voor huisartsen is daarvoor niet nodig. Een patiënt kan altijd
met zijn zorgvraag bij de huisarts terecht. Het is vervolgens aan de huisarts in afstemming
op de behoefte van de patiënt en diens zorgvraag te bepalen wat voor zorg of ondersteuning
er nodig is en wie dit het beste kan geven. De huisarts krijgt voor al zijn patiënten
een inschrijftarief en kan daarnaast per contact een apart consult declareren. Naar
mijn mening is daarmee de bekostiging van de huisarts geborgd.
De centra voor levensvragen zullen niet alleen geestelijke verzorgers beschikbaar
moeten kunnen stellen voor patiënten bij wie de huisarts (of thuiszorg) een behoefte
signaleert, maar ook voor doelgroepen die door de gemeente of het sociaal werk geïdentificeerd
worden. Ziet de Minister een (verwijs)lijn tussen de centra voor levensvragen en consultatieteams
palliatieve zorg wellicht als optie om samenwerking te bevorderen?
Ik zie vooral de betere samenwerking tussen de partijen verenigd in de netwerken palliatieve
zorg en de gemeente en het sociaal werk als voorwaarde om alle doelgroepen die behoefte
aan levensbegeleiding hebben te bereiken. Het samenkomen van verschillende verwijslijnen
in bijvoorbeeld centra voor levensvragen is daarvan het resultaat.
Wat is er gebeurd met de 10 miljoen euro voor 2018. Worden deze middelen toegevoegd
aan de middelen in 2019–2021?
Ja, het budget wordt uitgebreid met de middelen die nog resteren uit 2018. Over de
precieze verdeling van deze middelen over de jaren zal in overleg worden getreden
met het Ministerie van Financiën.
Hoe kijkt de Minister er tegenaan dat iemand, om in aanmerking te komen voor de beschikbaar
gestelde middelen, geaccrediteerd moet zijn in het kwaliteitsregister SKGV (Stichting
Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers)?
Ik ben het daar mee eens en heb dit als voorwaarde voor inschakeling van geestelijke
verzorgers opgenomen in de regeling Palliatief terminale zorg.
Hoe ziet de Minister de rol van de beroepsvereniging van geestelijke verzorgers, de
Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ), in de scholing met betrekking tot andere
zorgverleners?
Ik zie zeker een rol voor geestelijke verzorgers bij de (bij)scholing van andere zorgverleners
en vrijwilligers. De VGVZ zal een rol spelen bij de ondersteunende activiteiten.
Zijn er binnen het programma ook mogelijkheden en middelen om zingevingsvrijwilligers
te trainen?
Ja, ik wil daar graag rekening mee houden, zowel bij de middelen via de netwerken
als in bijvoorbeeld het ZonMw programma.
Is de Minister bereid om via een gerichte campagne richting zowel zorgverleners als
mensen met zingevingsvragen, de kennis over de mogelijkheid tot begeleiding door levensbegeleiders
en geestelijke verzorgers te vergroten? Zo ja, op welke wijze wil hij dat doen?
Ik sta een aanpak langs twee lijnen voor. Enerzijds zullen lokale partijen, zoals
de netwerken palliatieve zorg en bestaande centra voor levensvragen, zelf bekendheid
geven aan het regionale aanbod. Anderzijds ben ik in gesprek met de stuurgroep Geestelijke verzorging in de eerste lijn, over het vormgeven van een landelijke en meer overkoepelende aanpak om te komen
tot meer bekendheid. Deze aanpak kan in de loop van 2019 starten, als de netwerken
gestart zijn met hun activiteiten.
Geestelijke verzorging verdwijnt steeds vaker uit de instellingen, zoals uit het verpleeghuis.
De Minister heeft zelf eerder aangegeven dat de financiering van verpleeghuizen voldoende
mogelijkheden biedt om deze zorg te bekostigen. Wil de Minister samen met de Inspectie
Gezondheid en Jeugd (IGJ) actief oppakken dat deze vorm van zorg beschikbaar blijft
bij zorginstellingen?
In de brief heb ik aangegeven dat goede verpleeghuiszorg begint bij datgene wat een
bewoner nodig heeft (Kamerstuk 29 509, nr. 68). Daarbij gaat het om alle levensdomeinen die voor het welbevinden van de bewoner
belangrijk zijn. Vanuit de extra middelen voor de verpleeghuiszorg kan als deze behoefte
bestaat ook meer inzet van geestelijke verzorgers worden bekostigd. Ik heb aangegeven
dat ik samen met de IGJ ook op dit onderdeel attent zal zijn.
GroenLinks-fractie
We menen dat geestelijke verzorging niet alleen voor ouderen van betekenis kan zijn,
maar voor mensen van alle leeftijden die met zingevingsvragen kampen. Is de Minister
het daarmee eens? Kan de Minister een duidelijkere doelgroep schetsen waarin ook jongere
mensen worden meegenomen, zo vragen deze leden.
Ja, er zijn meerdere doelgroepen die zingevingsvragen hebben, zoals jongere mensen
die een ingrijpende gebeurtenis in hun leven hebben meegemaakt, studenten en asielzoekers.
Het is de bedoeling dat op termijn al deze doelgroepen, overal in Nederland, toegang
hebben tot geestelijke verzorging. De brede aanpak en het ZonMw programma zijn voor
al deze groepen bedoeld. Wel richten we ons nu wat betreft de bekostiging van inschakeling
van geestelijke verzorgers eerst op de groep mensen ouder dan 50 jaar en palliatieve
patiënten (inclusief kinderen) en hun naasten, aangezien de aanvullende middelen uit
het Regeerakkoord onder «waardig ouder worden» vallen. Ik hoop en verwacht dat er
in samenwerking met andere partijen (zoals de gemeenten) op niet al te lange termijn
tot een volledig aanbod kan worden gekomen.
Heeft de Minister plannen voor campagnes? Gaat de Minister daar de VGVZ bij betrekken?
Hoe wil de Minister zorgen dat de succesvolle experimenten als de centra voor levensvragen
algemene bekendheid krijgen?
Ik sta een aanpak langs twee lijnen voor. Enerzijds zullen lokale partijen, zoals
de netwerken palliatieve zorg en bestaande centra voor levensvragen, zelf bekendheid
geven aan het regionale aanbod. Anderzijds ben ik in gesprek met de stuurgroep Geestelijke verzorging in de eerste lijn, waarin ook de VGVZ is vertegenwoordigd, over het vormgeven van een landelijke en
meer overkoepelende aanpak om te komen tot meer bekendheid. Deze aanpak kan in de
loop van 2019 starten, als de netwerken gestart zijn met hun activiteiten.
Is de Minister bereid om een duidelijk mandaat te geven aan een stuurgroep die de
infrastructuur moet opzetten?
Ja, de stuurgroep heeft een agenderende en adviserende rol bij de uitwerking van de
visie op levensbegeleiding/geestelijke verzorging in de thuissituatie en volgt de
uitvoering van het plan van aanpak uit de brief. Ik betrek de adviezen van de stuurgroep,
inclusief projectvoorstellen van de onderliggende deelprojectgroepen, bij de beleidsontwikkeling
rond geestelijke verzorging/levensbegeleiding en gebruik deze voor de uitvoering van
het plan van aanpak.
Kunnen de verschoven 10 miljoen euro voor 2018 worden ingezet, om de structuuropbouw
in goede banen binnen twee jaar te laten plaatsvinden.
Ja, het budget wordt uitgebreid met de middelen die nog resteren uit 2018. Over de
precieze verdeling van deze middelen over de jaren zal in overleg worden getreden
met het Ministerie van Financiën. De middelen zullen zowel voor de daadwerkelijke
inschakeling, als voor de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging worden gebruikt.
Wij menen dat een huisarts een belangrijke spil in deze doorverwijzing kan zijn. Is
de Minister bereid een plan te maken om deze huisartsen hierover in te lichten en
te motiveren? Zo ja, hoe wil de Minister dit aanpakken.
We hebben daartoe al contact opgenomen met de NHG en nodigen de NHG uit om zitting
te nemen in zowel de stuurgroep als de onderliggende werkgroep die zich onder meer
met verwijscriteria bezig gaat houden. De inbreng van huisartsen zelf is daarbij onmisbaar.
Bijscholing voor geestelijke verzorging zal in de toekomst toenemen. Hoe wil de Minister
deze bijscholing organiseren. Kan de Minister in deze bijscholing de VGVZ een sleutelrol
laten spelen?
In de huidige opzet is al voorzien in inschakeling van geestelijke verzorgers voor
bijscholing van professionals en vrijwilligers. Dat kan verschillende vormen krijgen
die het komende jaar verder worden uitgewerkt. De VGVZ is bij al deze activiteiten
zeer nauw betrokken.
We hebben vernomen dat er bezuinigd wordt op intramurale geestelijke verzorging. Ziet
de Minister een verschil tussen intramurale en extramurale levensbegeleiding. Waarom
wordt door de Minister geïnvesteerd in geestelijke verzorging, terwijl er bezuinigd
wordt op intramurale geestelijke verzorging? Ziet de Minister een mogelijkheid om
deze twee vormen in de toekomst te combineren?
Ik ben niet van plan om te bezuinigen op intramurale geestelijke verzorging. In de
brief heb ik aangegeven dat goede verpleeghuiszorg begint bij datgene wat een bewoner
nodig heeft. Daarbij gaat het om alle levensdomeinen die voor het welbevinden van
de bewoner belangrijk zijn. Vanuit de extra middelen voor de verpleeghuiszorg kan,
als deze behoefte bestaat, ook meer inzet van geestelijke verzorgers worden bekostigd.
Het verschil met extramurale geestelijke verzorging bestaat eruit dat in een instelling
ook ondersteuning bij religie en spiritualiteit moet worden geboden. Het combineren
van beide vormen kan er bijvoorbeeld uit bestaan dat geestelijke verzorgers dankzij
de inzet van de nieuwe middelen desgewenst gemakkelijker mee kunnen gaan met de cliënt
als deze bijvoorbeeld van het ziekenhuis naar huis gaat. Ik ben echter niet van plan
om ondersteuning bij religie en spiritualiteit thuis mogelijk te maken.
ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de 10 miljoen euro die beschikbaar
is voor 2018, dit jaar niet tot besteding lijkt te komen. Is de Minister bereid om
deze middelen door middel van een kasschuif door te schuiven, temeer daar nu de omslag
in de geestelijke verzorging binnen twee in plaats van drie jaar dient plaats te vinden.
Ja, het budget wordt uitgebreid met de middelen die nog resteren uit 2018. Over de
precieze verdeling van deze middelen over de jaren zal in overleg worden getreden
met het Ministerie van Financiën.
Hoe wordt het proces en de verdeling van middelen de komende twee jaar gemonitord
en wie gaat dit doen. Hoe worden hier de relevante belanghebbenden zoals VGVZ bij
betrokken? Kan de Minister aangeven welke status en welk mandaat de overkoepelende
stuurgroep hierbij krijgen? Ten slotte vragen deze leden hoe hierbij geborgd wordt
dat alle betrokken partijen evenredig en bestuurlijk vertegenwoordigd zijn.
Er is een stuurgroep samengesteld waar alle relevante belanghebbenden zitting in nemen
of vertegenwoordigd worden. De stuurgroep adviseert mij over de inzet van de middelen,
maar heeft hierover geen beslissingsbevoegdheid. De werkgroepen die onder de stuurgroep
zijn of worden ingericht kunnen voorstellen doen voor besteding van een deel van de
middelen die zijn gereserveerd voor de landelijke ondersteuning. Daarnaast zullen
enkele organisaties die het meest betrokken zijn tijdelijk extra menskracht inzetten,
waar dat voor de ondersteuning nodig is. Ik zal er ook voor zorgdragen dat alle betrokken
partijen, inclusief de VGVZ, goed betrokken zijn bij de verdere ontwikkeling van geestelijke
verzorging.
Welke randvoorwaarden worden gehanteerd op basis waarvan vergoeding kan plaatsvinden?
Is het de bedoeling dat alleen gekwalificeerde geestelijke verzorgers een beroep kunnen
doen op de beschikbaar gestelde financiering en dat dus het lidmaatschap van de VGVZ
en registratie in het beroepsregister SKGV een vereiste zijn?
De randvoorwaarden worden aangegeven in de regeling Palliatieve terminale zorg (afbakening
van doelgroep, kwalificaties en setting). Hierbij wordt ook de registratie in het
SKGV (en impliciet daarmee ook lidmaatschap van beroepsorganisaties, waaronder de
VGVZ) als vereiste gesteld.
Tegelijkertijd zijn er ook veel vrijwilligers en andere zorgverleners die te maken
krijgen met zingevingsvragen. Hoe worden zij gefaciliteerd en getraind om de gekwalificeerde
geestelijke verzorgers te ondersteunen?
In de huidige opzet is al voorzien in inschakeling van geestelijke verzorgers voor
scholing van vrijwilligers. Daarnaast zijn ook andere vormen van training denkbaar
die het komende jaar verder worden uitgewerkt.
Kunt u de 5 miljoen euro die structureel beschikbaar is voor geestelijke verzorging
ook daadwerkelijk goed vastleggen, zodat wordt voorkomen dat bij aantreden van een
nieuw kabinet de structurele infrastructuur, die nu wordt opgetuigd voor 2021, geen
financieringszekerheid houdt.
De middelen zijn structureel beschikbaar.
Op dit moment bestaat er zowel bij patiënten/cliënten als naasten, maar ook bij zorgverleners
weinig kennis over geestelijke verzorging. Hoeveel budget is hiervoor (bekendheid)
beschikbaar en wie gaat dit uitvoeren?
Ik sta een aanpak langs twee lijnen voor. Enerzijds zullen lokale partijen, zoals
de netwerken palliatieve zorg en bestaande centra voor levensvragen, zelf bekendheid
geven aan het regionale aanbod. Anderzijds ben ik in gesprek met de stuurgroep Geestelijke verzorging in de eerste lijn, over het vormgeven van een landelijke en meer overkoepelende aanpak om te komen
tot meer bekendheid. Deze aanpak kan in de loop van 2019 starten, als de netwerken
gestart zijn met hun activiteiten. In de loop van 2019 wordt duidelijk wat het benodigde
beschikbare budget hiervoor is en wie het gaat uitvoeren.
Is in de aanpak voorzien in het rechtstreeks bereiken van cliënten, naasten en hun
verwijzers? Bijvoorbeeld via het breed ontsluiten van toegankelijke informatie over
wat geestelijke verzorging is, wat mensen van een geestelijke verzorger mogen verwachten,
waar men voor geestelijke verzorging terecht kan, hoe het geregeld wordt en wat het
kost?
Ja.
Kan de Minister bevestigen dat de aanpak bedoeld is voor een brede doelgroep, bijvoorbeeld
ook voor mensen die wachten op een orgaan via orgaandonatie of voor mensen met een
ongeneeslijke ziekte?
Ja, er zijn meerdere doelgroepen die zingevingsvragen hebben, zoals jongere mensen
die een ingrijpende gebeurtenis in hun leven hebben meegemaakt, studenten en asielzoekers.
Het is de bedoeling dat op termijn al deze doelgroepen, overal in Nederland, toegang
hebben tot geestelijke verzorging. De brede aanpak en het ZonMw programma zijn voor
al deze groepen bedoeld. Wel richten we ons nu wat betreft de bekostiging van inschakeling
van geestelijke verzorgers eerst op de groep mensen ouder dan 50 jaar en palliatieve
patiënten (inclusief kinderen) en hun naasten, aangezien de aanvullende middelen uit
het Regeerakkoord onder «waardig ouder worden» vallen. Ik hoop en verwacht dat er
in samenwerking met andere partijen (zoals de gemeenten) op niet al te lange termijn
tot een volledig aanbod kan worden gekomen.
Hoe wordt bepaald of er behoefte aan inzet van meer of betere geestelijke verzorging
bij bewoners in verpleeghuizen en andere instellingen bestaat? Genoemde leden vragen
of attent zijn samen met de IGJ wel voldoende is, als in het thematische onderzoek
wordt geconcludeerd dat de geestelijke verzorging in instellingen mogelijk ook onder
druk staat.
Ik ben niet van plan om te bezuinigen op intramurale geestelijke verzorging. In de
brief heb ik aangegeven dat goede verpleeghuiszorg begint bij datgene wat een bewoner
nodig heeft. Daarbij gaat het om alle levensdomeinen die voor het welbevinden van
de bewoner belangrijk zijn. Vanuit de extra middelen voor de verpleeghuiszorg kan,
als deze behoefte bestaat, ook meer inzet van geestelijke verzorgers worden bekostigd.
Binnen het ZonMw programma kan ook aandacht worden gegeven aan de verdere ontwikkeling
van intramurale geestelijke verzorging.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat in diverse ziekenhuizen de
wekelijkse bezinningsbijeenkomsten onder druk staan vanwege bezuinigingen. Deze (niet
per se religieuze) bijeenkomsten zijn een waardevolle toevoeging op het aanbod van
een-op-een gesprekken (aan het bed), juist omdat ze de patiënt even uit de ziektecontext
halen. Genoemde leden vragen de Minister of hij van mening is dat ziekenhuizen dergelijke
bijeenkomsten moeten aanbieden, als patiënten (via de cliëntenraden) hierom vragen.
Zorginstellingen die 24 uur per dag verblijf bieden aan patiënten zijn wettelijk verplicht
om geestelijke verzorging te regelen, maar het staat de instellingen vrij hoe zij
dit invullen. De cliëntenraden hebben op basis van de Wet medezeggenschap cliënten
zorginstellingen adviesrecht over het beleid. Om goed aan te sluiten bij de behoefte
van patiënten is het aan te raden om bij de adviezen van de cliëntenraad aan te sluiten,
maar dit kan ik niet verplichten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier