Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over de felle kritiek van de Europese Rekenkamer op het EU-noodfonds voor Afrika
Vragen van het lid Van Haga (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de felle kritiek van de Europese Rekenkamer op het EU-noodfonds voor Afrika (ingezonden 6 december 2018).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
10 januari 2019).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de kritiek van de Europese Rekenkamer op het noodfonds voor
Afrika van de Europese Unie (EU)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de kritiek van de Europese Rekenkamer op het EU-noodfonds voor Afrika,
in het bijzonder de opmerkingen over het gebrek aan focus, de zwakke implementatie
en de beperkte mogelijkheid om resultaten te meten?2
Antwoord 2
De breedte van de EUTF doelstellingen is een resultaat van de diversiteit aan doelstellingen
overeengekomen tussen Europese en Afrikaanse leiders op de Valletta migratietop van
november 2015. Daar werden vijf pijlers3 geformuleerd die richtinggevend zijn voor te financieren programma’s uit het EUTF.
Met de huidige inzichten zou de inzet van het EUTF zich minder moeten richten op grondoorzaken
van armoede en instabiliteit die aanleiding zouden kunnen geven tot onder meer irreguliere
migratie en meer op de andere Valletta pijlers, met name de aanpak van mensenhandel
en mensensmokkel, bescherming en opvang in de regio, terugkeersamenwerking en re-integratie.
Deze focus wordt ook al sinds de start van het trustfonds door Nederland bepleit.
Voor wat betreft de uitvoering van het EUTF doet de Rekenkamer een serie aanbevelingen
om de selectie van programma’s beter te laten verlopen en de uitvoering sneller te
laten starten. Het kabinet zal er bij de Europese Commissie op aandringen dat deze
aanbevelingen zo goed als mogelijk worden toegepast.
Inmiddels is er een monitoringssysteem voor alle drie de geografische EUTF «luiken»
(Sahel en Tsjaadmeer, Hoorn van Afrika en Noord-Afrika) opgericht en in 2019 zal het
EUTF worden geëvalueerd.
Vraag 3
Kunt u zich herinneren dat diverse deskundigen twee jaar geleden verklaarden dat het
noodfonds alleen effectief kan zijn als ook de Afrikaanse landen zelf hun eigen migratiebeleid
aanscherpen?4 Wordt daar op dit moment – al dan niet met het noodfonds als drukmiddel – over gesproken?
Antwoord 3
De EU spreekt regelmatig met Afrikaanse partnerlanden over migratiesamenwerking, vaak
als onderdeel van een bredere politieke dialoog, waaraan ook lidstaten deelnemen.
We zien in verschillende landen verbeteringen in het nationale migratiebeleid en ook
is de irreguliere migratie richting Europa afgenomen. Zo zijn in Niger beleidswijzigingen
doorgevoerd en worden wetten tegen mensenhandel en mensensmokkel beter nageleefd.
In landen als Ethiopië en Oeganda zien we verbetering van de opvang van vluchtelingen
en ontheemden. In alle drie deze voorbeelden worden nationale programma’s die deze
beleidsverbetering ondersteunen, mede gesteund via het EUTF.
Vraag 4
Welke zichtbare resultaten, in het bijzonder op het tegengaan van irreguliere migratie,
hebben de bestedingen reeds opgeleverd? Welke resultaten verwacht u de komende tijd
te zien?
Antwoord 4
De Europese Commissie heeft een aantal zichtbare resultaten gepresenteerd van EUTF-programma’s.
Naast de vaststelling dat de irreguliere migratiestroom naar Europa en door bepaalde
transitlanden (Niger, Libië) fors is afgenomen, is met EUTF steun aan 86.000 migranten
en vluchtelingen bescherming geboden, zijn 38.000 migranten vrijwillig teruggekeerd
vanuit transitlanden naar hun landen van herkomst, zijn 137 personen gearresteerd
op verdenking van mensensmokkel/handel en zijn 23 mensensmokkelnetwerken opgerold.
Met EUTF steun zijn tevens meer dan 4.000 banen gecreëerd en meer dan 2.000 lokale
MKB bedrijven gesteund. Het hierboven genoemde EUTF-monitoringsysteem zal de komende
tijd ingezet worden om meer resultaten in kaart te brengen en ook zal de evaluatie
in 2019 hier verdere inzichten over geven.
Vraag 5
Welke financiële bijdrage heeft Nederland tot nu toe geleverd aan het EU-noodfonds
voor Afrika?
Antwoord 5
Het grootste deel van het EUTF bestaat uit overhevelingen vanuit andere EU-instrumenten,
zoals de reserve van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument
(DCI) en het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), in totaal ca. EUR 3,7 miljard.
De rest, ca. EUR 450 mln., betreft bilaterale bijdragen van EU-lidstaten en andere
donoren. Sinds 2015 heeft Nederland EUR 26,4 mln. aan bilaterale bijdragen aan het
EUTF gecommitteerd, onder meer voor projecten gericht op vrijwillige terugkeer en
herintegratie vanuit transitlanden in Noord-Afrika en voor opvang van vluchtelingen
in de Hoorn van Afrika. Deze bijdragen zijn afkomstig uit de BHOS-begroting.
Vraag 6
Klopt het dat een deel van de middelen uit het fonds wordt geïnvesteerd in duurzame
energie, infrastructuur en bedrijven? Op welke wijze zorgt u ervoor dat, in het kader
van de hulp- en handelsagenda, ook Nederlandse bedrijven betrokken worden bij de uitvoering?
Antwoord 6
Een deel van de fondsen wordt uitgegeven aan duurzame energie, infrastructuur en ondersteuning
van lokale bedrijven in landen van opvang, transit en herkomst indien dit bijdraagt
aan de doelstellingen in het kader van de aanpak van grondoorzaken van irreguliere
migratie dan wel verbeterde opvang in de regio.
Het bedrijfsleven kan geen directe aanspraak maken op fondsen vanuit het EUTF. Waar
Nederlandse organisaties kunnen worden betrokken bij de uitvoering van programma’s
gefinancierd uit het EUTF, wordt dit gestimuleerd. Zo is SNV in Mali betrokken in
een consortium dat zich richt op werkgelegenheid.
Vraag 7
Hoe garandeert u complementariteit van de bestedingen via dit EU-noodfonds ten opzichte
van Nederlandse (bilaterale) inspanningen met dezelfde doelstellingen? Op welke wijze
worden doublures concreet voorkomen?
Antwoord 7
Bij de ontwikkeling van EUTF programma’s in een partnerland vindt overleg en afstemming
plaats tussen de EU-vertegenwoordiging en de individuele EU ambassades ter plaatse.
Individuele EU-lidstaten kunnen eenzelfde doelstelling nastreven waarbij de uitvoering
gecoördineerd plaatsvindt. Ter illustratie: ten aanzien van werkgelegenheid en economische
groei kan het ene land zich richten op verbetering van de regelgeving en het andere
land op een specifieke sector. Uitgangspunten zijn complementariteit, efficiëntie
en effectiviteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.