Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over de verstrekking van Nederlandse visa in landen waar geen Nederlands consulaat gevestigd is
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de verstrekking van Nederlandse visa in landen waar geen Nederlands consulaat gevestigd is (ingezonden 14 december 2018).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 8 januari 2019).
Vraag 1
Kunt u de procedures toelichten omtrent de verstrekking van Nederlandse visa in landen
waar Nederland geen eigen consulaat gevestigd heeft?
Antwoord 1
Europese regelgeving (de gemeenschappelijke Visumcode, Verordening (EG) nr. 810/2009)
schrijft voor dat lidstaten die geen eigen consulaat hebben in een derde land waarvan
de ingezetenen visumplichtig zijn voor het Schengengebied, ernaar dienen te streven
om afspraken voor visumvertegenwoordiging te maken met andere Schengenlidstaten. Dit
is een inspanningsverplichting.
Nederland maakt op bijna alle locaties waar geen Nederlandse beroepspost aanwezig
is, gebruik van visumvertegenwoordiging. Hiermee wordt voorkomen dat het visumaanvragers
onevenredige moeite kost (tijd en geld), om toegang tot een consulaat te krijgen.
Inmiddels heeft Nederland met 21 lidstaten bilaterale Schengen visumvertegenwoordigingsregelingen
gesloten.
Visumaanvragers met als hoofdreisdoel Nederland, kunnen zodoende een visumaanvraag
indienen in het land van hun permanent verblijf bij de lidstaat die Nederland in dat
land vertegenwoordigt voor Schengenvisa.
Overigens is het ook mogelijk om een externe dienstverlener in te schakelen in landen
waar geen consulaat gevestigd is. Nederland werkt in toenemende mate met externe dienstverleners.
De visumaanvrager kan hier terecht voor het indienen van de aanvraag, behandeling
van de aanvraag geschiedt elders door BZ-personeel.
Vraag 2
Welke verdragen of afspraken liggen ten grondslag aan internationale samenwerking,
daar waar Nederland in deze gevallen samenwerkt met andere landen?
Antwoord 2
Aan deze internationale samenwerking ligt de Visumcode ten grondslag. Met artikel
8 van de Visumcode worden de visumvertegenwoordigingsregelingen bepaald.
Art. 8 (4) van de Visumcode bepaalt voorts dat de elkaar vertegenwoordigende lidstaten
een bilaterale regeling sluiten en welke elementen die regeling bevat.
De bilaterale vertegenwoordigingsregelingen worden in zogeheten Note Verbales vastgelegd.
Vraag 3
Kunt u specifiek toelichten hoe de Nederlandse en Belgische overheid samenwerken in
Kameroen omtrent verzoeken voor (tijdelijke) visa van Kameroense staatsburgers die
partner of echtgenoot zijn van Nederlandse staatsburgers, bijvoorbeeld wanneer een
Kameroense staatsburger de bevalling van zijn Nederlandse vrouw in Nederland wil bijwonen?
Antwoord 3
Nederland heeft met België een bilaterale vertegenwoordigingsregeling gesloten voor
Schengenvisa. In de betreffende regeling is aangegeven op welke locaties België en
Nederland elkaar vertegenwoordigen voor Schengenvisa. In de regeling staat ook aangegeven
waaruit de vertegenwoordiging bestaat en wat de voorwaarden zijn.
De bilaterale vertegenwoordigingsafspraak is gebaseerd op art. 8 4. (d) van de Visumcode.
Dit houdt in dat België of Nederland volledig zelfstandig beslist op Schengenvisumaanvragen
wanneer deze worden ingediend in vertegenwoordiging voor de andere lidstaat.
België vertegenwoordigt Nederland voor Schengenvisa in Kameroen. Wanneer in Kameroen
een Schengenvisumaanvraag wordt ingediend bij België in vertegenwoordiging voor Nederland,
zal België de aanvraag beoordelen en daarop zelfstandig beslissen conform de voorwaarden
van de Visumcode. Dat geldt voor alle visumaanvragen in Kameroen voor kort verblijf,
dus ook voor het door u aangehaalde voorbeeld.
Vraag 4
Op basis van welke criteria wordt bijvoorbeeld bepaald dat er wel/niet voldoende bewijs
is dat een staatsburger met de Kameroense (of een andere) nationaliteit over financiële
middelen beschikt, of dat er wel/niet voldoende bewijs is dat hij/zij voor verlopen
van het visum Nederland weer verlaat?
Antwoord 4
Art. 14 van de Visumcode (bewijsstukken) geeft aan wat van aanvragers voor een Schengenvisum
wordt verlangd bij het indienen van een aanvraag. Zo bepaalt art.14.1 (c) dat een
aanvrager documenten verstrekt waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende middelen
van bestaan heeft voor zowel de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis
naar het land van herkomst of verblijf.
Voorbeelden van bewijsstukken hiervoor zijn o.m. recente bankafschriften, loonstroken,
verklaring van tewerkstelling, bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking,
retourticket.
Verder bepalen lidstaten een richtbedrag dat geacht wordt «voldoende middelen van
bestaan» te vertegenwoordigen. Voor Nederland is het bedrag dat door de grensbewakingsambtenaren
hierbij als uitgangspunt wordt gehanteerd thans 34 EUR per persoon per dag.
De richtbedragen van de lidstaten zijn opgenomen in bijlage 18 van het Handboek bij
de Visumcode.
Bij het beoordelen of er voldoende waarborgen zijn dat de visumaanvrager voor het
verlopen van het Schengenvisum het Schengengrondgebied (in casu Nederland) tijdig
verlaat wordt de algemene situatie van het land van herkomst of permanent verblijf
van de aanvrager betrokken. Daarnaast wordt rekening gehouden met de sociaal economische
achtergrond van de aanvrager.
Criteria hiervoor zijn o.m. de familiebanden of andere persoonlijke bindingen in het
land van verblijf of familiebanden of andere persoonlijke bindingen in de lidstaten;
de werksituatie; regelmatigheid van inkomen; de huwelijkse staat; het bezit van een
huis/onroerend goed.
Voor de beoordeling van elke individuele visumaanvraag geldt dat bewijsstukken worden
beoordeeld in het licht van iedere individuele aanvraag.
Vraag 5
Welke mogelijkheden heeft Nederland om, indien nodig, in contact te treden met de
Belgische overheid, of andere overheden waarmee wordt samengewerkt, over het al dan
niet herzien van een beschikking inzake een visumaanvraag?
Antwoord 5
De bilaterale Schengenvisumvertegenwoordigingsregeling die Nederland heeft gesloten
met andere lidstaten (en ook met België) is op een enkele uitzondering na, gebaseerd
op art. 8.4.d van de Visumcode.
De afspraken in de bilaterale vertegenwoordigingsregelingen zijn leidend. Nederland
heeft de bevoegdheid om definitief te beslissen op visumaanvragen in Kameroen overgedragen
aan België.
Nederland heeft met België regulier overleg om in geval van knelpunten in de wederzijdse
visumvertegenwoordiging gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Dat geldt niet voor herzieningen van beslissingen op individuele aanvragen door de
vertegenwoordigende lidstaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.