Schriftelijke vragen : Het rendement in Box 3
Vragen van de leden Omtzigt (CDA) en Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het rendement in Box 3 (ingezonden 28 december 2018).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u de Kamer in uw antwoorden van 21 december 2018 op vragen van
de leden Omtzigt (CDA) en Lodders (VVD) van 5 december 2018 meedeelde a) dat de Belastingdienst
bij de Hoge Raad gemotiveerd betoogd heeft dat ook AEX-hoofdfondsen en onroerende
zaken een stabiele beleggingsvorm vormen met weinig risico’s zijn, en b) dat het geen
kabinetsbeleid is om AEX-beleggingen te beschouwen als risico-arm?
Vraag 2
Kunt u uitleggen hoe het het kabinet lukt zowel het hierboven onder a genoemde als
het onder b genoemde te beweren?
Vraag 3
Herinnert u zich dat u dat u in uw antwoord op vraag 4 van 5 december 2018 heeft gezegd
dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de genoemde beleggingscategorieën (hoofdfondsen
en onroerende zaken) terecht niet per definitie ziet als stabiel en met weinig risico.»?
Vraag 4
Kunt u een voorbeeld geven van een beleggingsfonds, dat alleen in AEX-hoofdfondsen
belegt en een 1, 2 of 3 scoort op de risicometer van AFM en dus relatief weinig risicovol
is?
Vraag 5
Kunt u één omstandigheid geven waarin de AFM hoofdfondsen wel ziet als een stabiele
beleggingscategorie met weinig risico?
Vraag 6
Indien u op de vorige vraag geen antwoord kunt geven, is het dan waar dat uw antwoord
op de vierde vraag van 5 december had moeten luiden dat de AFM de genoemde beleggingscategorieën
(hoofdfondsen en onroerende zaken) terecht nooit ziet als stabiel en met weinig risico?
Vraag 7
Herinnert u zich dat in het regeerakkoord staat dat in de vermogensrendementsheffing
(box 3) sneller wordt aangesloten op het werkelijk rendement van spaartegoeden en
dat in deze kabinetsperiode een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van
werkelijk rendement zal worden uitgewerkt?
Vraag 8
Herinnert u zich dat in uw fiscale beleidsagenda van 23 februari 2018 schreef dat
in het regeerakkoord is opgenomen dat het kabinet een stelsel van vermogensrendementsheffing
op basis van werkelijk rendement zal uitwerken, waarbij u, onder verwijzing naar het
verzoek van de vaste commissie voor Financiën van de om een kabinetsstandpunt over
box 3 op basis van werkelijk rendement en uw voorgenomen tijdpad, de Kamer meedeelde
dat u de brief daarover in het voorjaar van 2018 zou sturen (Kamerstuk 32 140, nr. 33)?
Vraag 9
Klopt het dat deze brief nog steeds niet aan de Kamer verstuurd is?
Vraag 10
Kunt u voor elk van de 28 EU-landen aangeven of zij een heffing hebben op basis van
forfaitair rendement of op basis van reëel rendement (zoals een vermogenswinstbelasting
of een vermogensaanwasbelasting)?
Vraag 11
Kunt u voor elk van de 28 EU-landen aangeven hoeveel belasting een alleenstaande belastingplichtige
betaalt die 120.000 euro op de bank heeft staan in 2018 en daar 0,15% rente over ontvangst
(180 euro per jaar)?
Kunt u dus voor elk van deze landen aangeven hoe groot de belastingdruk is, namelijk
de verhouding tussen verschuldigde belasting en betaalde rente?
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken aan de Kamer doen toekomen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
W.J.H. Lodders, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.