Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over Reactie Advies Commissie Sorgdrager 'Onderzoek naar fipronil' (herdruk)
26 991 Voedselveiligheid
Nr. 537 HERDRUK1 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 27 december 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Ministers voor Medische Zorg en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 25 juni 2018 inzake de reactie Advies Commissie Sorgdrager «Onderzoek
naar fipronil» (Kamerstuk 26 991, nr. 529).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 21 december 2018. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, De Leau
1
Welke documenten of rapporten van voor 22 juli 2017 waren op de Ministeries van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), het voormalig Ministerie van Economische Zaken (EZ), of bij
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aanwezig waarin wordt ingegaan op
de stof fipronil en/of bloedluisbestrijding bij kippen?
Antwoord vraag 1
Voor 2017 waren artikelen en publicaties over fipronil bekend bij de NVWA en LNV (destijds
EZ). Zo heeft Bureau Risicobeoordeling en onderzoek (BuRO) van de NVWA in 2009 en
2012 adviezen uitgebracht over fipronil en gewasbeschermingsmiddelen op gewassen (over
de gezondheidsrisico’s voor mens en milieu van respectievelijk fipronil en dodemorph
op snijbloemen en fipronil in Nocturn, een gewasbeschermingsmiddel).
Wageningen University & Research (WUR) onderzoekt de oorzaken, gevolgen en mogelijkheden
voor het bestrijden van bloedluis/vogelmijt bij kippen. Informatie en onderzoeksresultaten
zijn te vinden op de website van de WUR en deze worden ook geraadpleegd door LNV en
NVWA (https://www.wur.nl/web/show/search?id=88776&langid=43&from=&to=&webid=2…).
Over het gebruik van fipronil bij de bloedluisbestrijding bij kippen waren tot 22 juli
2017 geen documenten of rapporten aanwezig bij de NVWA of bij de Ministeries van LNV
en VWS.
2
Heeft iemand bij de NVWA in 2016 kennisgenomen van het artikel «Determination of residual
fipronil in chicken egg and muscle by LC-MS/MS» in the Journal of Chromatography B
(uitgave van Elsevier) van een aantal Chinese wetenschappers waarin wordt geconstateerd
dat er een groeiend crimineel gebruik van fipronil was bij pluimvee? Zo nee, hoe verklaart
u dat?
3
Welke artikelen van voor 2017 zijn er naast het artikel «Determination of residual
fipronil in chicken egg and muscle by LC-MS/MS» nog meer over fipronil en/of pluimvee?
Antwoord vragen 2 en 3
Over fipronil en/of pluimvee zijn respectievelijk 1.600 en tienduizenden wetenschappelijke
en niet-wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. De NVWA heeft in 2016 geen kennisgenomen
van het genoemde artikel.
4
Kunt u verklaren waarom gerenommeerde onderzoekerscentra als De Schothorst en Wageningen
UR op dezelfde wijze gedupeerd zijn als pluimveehouders?
Antwoord vraag 4
Net als een aantal pluimveehouders hebben De Schothorst en Wageningen UR gebruik gemaakt
van de diensten van Chickfriend en hebben zij zich niet vergewist van de aard en toelating
van de middelen die door Chickfriend werden gebruikt bij de bestrijding van bloedluis.
5
Kunt u de onderbouwing geven van de Maximum Residu Levels (MRL) voor mest, die er
eerst niet was en waarbij later gekozen is voor eenzelfde waarde als bij eieren?
6
Waarom is bij mest dezelfde waarde voor fipronil gekozen als voor eieren?
Antwoord vragen 5 en 6
In tegenstelling tot fipronil in eieren en in vlees was voor fipronil in pluimveemest
geen specifiek maximumniveau vastgesteld in communautaire of nationale wetgeving.
Het toenmalig Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft begin september 2017 het
RIVM gevraagd onderzoek te doen naar de milieurisico’s van fipronil in mest. In het
rapport (https://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporte…) concludeert het RIVM dat fipronil schadelijk is voor waterdieren en insecten. Om
tegen te gaan dat fipronil via verontreinigde kippenmest in het milieu terechtkomt,
is het maximumniveau voor fipronil in pluimveemest vastgesteld op hetzelfde niveau
als voor fipronil in vlees en eieren: 5 microgram fipronil per kilogram mest.
Dit niveau ligt op de detectiegrens, de laagste waarde van een stof die in producten
kan worden gemeten. Deze norm wordt tevens in België gehanteerd.
7
Kunt u aangegeven welke taken de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) heeft
en welke taken daarvan specifiek namens de overheid worden uitgevoerd?
Antwoord vraag 7
De NCAE voert uitsluitend taken uit hoofde van publieke wetgeving uit. De NCAE voert
geen private taken uit. De taken zijn:
• het toezicht op het Hygiënepakket (de verordeningen (EG) nr. 178/2002, 882/2004, 852/2004,
853/2004 en 854/2004) in de eiersector (legpluimveehouderijen, pakstations, verzamelaars,
eiproductenfabrieken en -handelaren) (opdrachtgever: VWS, via NVWA).
• het toezicht op de overige Warenwetregelgeving voor zover het betrekking heeft op
de eiersector, in het bijzonder de regels inzake de verstrekking van voedselinformatie
aan consumenten (Warenwet informatie van levensmiddelen) (VWS, via NVWA)
• toezicht op dierlijke bijproducten in de eierketen (verordeningen (EG) nr. 169/2009
en (EG) nr.142/2011), met uitzondering van de detailhandel (LNV, via NVWA).
• het opstellen van voorcertificaten voor exporterende bedrijven en de betreffende partij(en)
die eieren en eierproducten exporteren. De NVWA geeft de veterinaire certificaten
af die gebaseerd zijn op deze voorcertificaten (NVWA).
• toezicht op de kanalisatie van eieren indien er een Salmonella infectie (Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium) wordt vastgesteld in de primaire sector (Verordening (EG) nr. 2160/2003, bijlage
2, sub D lid 2, tweede alinea onder c) en het toezicht op het correct uitvoeren van
het hygiëneprotocol voor bedrijven die eieren ontvangen uit een beschermings- en toezichtgebied
bij vogelgriep uitbraken op basis van regelingen van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (GWWD) (LNV, via NVWA).
• cross-compliance controles bij legpluimveebedrijven (controles op hygiëne-eisen),
ten behoeve van onderzoek op de naleving van wettelijke eisen die gesteld zijn voor
steunmaatregelen (verordening (EG) nr. 1782/2003) (LNV, NVWA coördineert).
• toezicht op de handelsnormen voor eieren (verordening (EG) nr. 589/2008) en de handelsnormen
voor pluimveevlees (verordening (EG) nr. 543/2008) (LNV). Dit toezicht vormt circa
70% van de NCAE-controles.
8
Verwacht u dat de NCAE de keuring- en toezichtstaken kan uitvoeren als het ondergebracht
wordt bij de NVWA, gezien de langzame voortgang van de verbeteringstrajecten bij de
NVWA?
Antwoord vraag 8
De NVWA kan in principe deze taken uitvoeren. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd
over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze
uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de opvolging van de aanbeveling over de
NCAE.
9
Welke argumenten heeft de Commissie Sorgdrager om de NCAE onder te brengen bij de
NVWA?
Antwoord vraag 9
De Commissie Sorgdrager concludeert dat de verdeling van het publieke toezicht over
de NCAE en de NVWA het waarborgen van de voedselveiligheid door de overheid onnodig
complex, minder doeltreffend en minder efficiënt maakt. Daarbij constateert de Commissie
dat door de verdeling van de taken over de twee organisaties extra aansturings-, verantwoordings-,
en afstemmingsmomenten nodig zijn, dat de kennis over de sector verdeeld is en dat
er gebrek aan uniformiteit in het optreden van de publieke toezichthouders is. Deze
opsplitsing heeft gevolgen voor een slagvaardige handhaving, vooral op momenten dat
de voedselveiligheid in gevaar komt.
10
Kunt u een inschatting geven van de kosten die gemoeid zijn met het onderbrengen van
de NCAE bij de NVWA voor overheid en bedrijfsleven?
Antwoord vraag 10
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de
opvolging van de aanbeveling over de NCAE. De te maken kosten zijn afhankelijk van
de te maken keuzes. Dit zal onderdeel worden van de nadere uitwerking van de betreffende
aanbeveling.
11
Kunt u toelichten of een overheveling van de NCAE naar de NVWA past bij de vastgestelde
beleidsvisie op keuring en toezicht in de plantaardige en dierlijke sectoren? Zo ja,
op basis waarvan komt u tot deze conclusie?
Antwoord vraag 11
De toenmalige Staatssecretaris van EZ en de Minister van VWS hebben bij brief van
16 oktober 2015 (Kamerstuk 33 835, nr. 16) aangegeven dat de taken van COKZ publiekrechtelijk zullen worden vormgegeven. Tegelijkertijd
heeft uw Kamer via de motie Geurts (Kamerstuk 33 835, nr. 67), verzocht de huidige wijze van toezicht van COKZ in stand te laten. Wij zullen uw
Kamer op korte termijn informeren over de opvolging van de aanbeveling van de Commissie
Sorgdrager over de NCAE.
12
Welke keuring- en toezichtstaken zullen beter vervuld gaan worden na overheveling
van de NCAE-taken van Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
(COKZ)/NCEA naar de NVWA?
Antwoord vragen 12 en 62
De Commissie Sorgdrager constateert dat veel partijen een rol vervullen bij het waarborgen
van de voedselveiligheid. Ze doen dat vanuit verschillende verantwoordelijkheden,
voor verschillende opdrachtgevers, met uiteenlopende middelen en uiteenlopende belangen.
Van een sluitend systeem van waarborgen is op dit moment naar de mening van de Commissie
geen sprake. De Commissie concludeert dat de verdeling van het publieke toezicht op
de eierketen over twee organisaties het waarborgen van de voedselveiligheid door de
overheid onnodig complex, minder doeltreffend en minder efficiënt maakt.
Wij zullen uw Kamer op korte termijn informeren over de opvolging van de aanbeveling
van de Commissie Sorgdrager over de NCAE.
13
In hoeverre is het functioneren van de NVWA ICT-systemen debet aan het verlies van
productieve toezicht-uren?
Antwoord vraag 13
Zoals in de tweede voortgangsrapportage NVWA 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 78) is aangegeven, vergt de investering in de het risicogerichter en uniform werken
en de vernieuwing van de ICT-systemen ook een tijdelijke andere inzet van medewerkers.
De geldende wet- en regelgeving en het interventiebeleid moet worden ingevoerd in
het nieuwe systeem Inspect. Daarnaast moeten de inspecteurs en medewerkers juridische
zaken werken volgens de nieuwe werkwijze en het nieuwe ICT-systeem. De NVWA heeft
met de ministeries afspraken over de benodigde capaciteit voor deze inzet en daarmee
de verlaging van de reguliere inzet. Hiermee worden de risico’s voor adequaat toezicht
zo laag mogelijk gehouden. In de voortgangsrapportages is hierover gerapporteerd.
14
Kunt u ophelderen hoe het precies zit met de meetonzekerheid en verschillen tussen
publiek en private bemonstering?
Antwoord vraag 14
De NVWA hanteert bij het blokkeren en vrijgeven van stallen een meetonzekerheid van
50%. Deze waarde is gebaseerd op het richtsnoer van de Europese Commissie, dat gaat
over de wijze waarop bevoegde autoriteiten moeten toezien op de naleving van de maximale
residulimieten van stoffen. Een meetonzekerheid van 50% betekent dat het werkelijke
gehalte van de stof ligt in de range van 50% onder en 50% boven het gemeten analyseresultaat.
Als de NVWA maatregelen oplegt (sancties, blokkeren van bedrijven), moet zij zeker
weten (juridisch onbetwistbaar) dat het betreffende monster niet voldoet aan de wettelijke
eisen. Daarom moet de NVWA rekening houden met de meetonzekerheid van 50% om zeker
te weten dat de wettelijke residulimiet is overschreden. Dat betekent dat, uitgaande
van de MRL van 0,005 mg/kg, maatregelen worden genomen (sancties, blokkeren bedrijven)
bij een gemeten waarde van groter of gelijk aan 0,010 mg/kg.
De bedrijven moeten het gemeten gehalte van de stof vergelijken met de wettelijke
limiet, zonder rekening te houden met de meetonzekerheid. Dit houdt in dat zij de
meetonzekerheid niet hoeven toe te passen in hun nadeel (= het meetresultaat plus
50% als afkeurgrens hanteren) maar zij mogen de meetonzekerheid ook niet toepassen
in hun voordeel (het meetresultaat min 50% daarvan als afkeurgrens hanteren). Zodra
het gemeten gehalte hoger is dan de maximale residulimiet moet het bedrijf maatregelen
nemen. Betreffende partijen levensmiddelen mogen niet in de handel worden gebracht.
15
Gaat de NVWA met betrekking tot de toepassing van marges in verband met meetonzekerheden
bij het nemen van maatregelen en bij de handhaving in de toekomst meer kijken naar
de daadwerkelijke risico's voor de volksgezondheid in plaats van naar de exacte normstelling?
Antwoord vraag 15
In Europese wetgeving (verordening (EG) 1881/2006) is vastgelegd dat bij overschrijding
van de wettelijke (residu)limiet, het levensmiddel niet verhandeld mag worden. Deze
normen zijn vastgesteld op basis van risicobeoordelingen van EFSA, waarin de risico’s
voor de volksgezondheid van betreffende stoffen zijn ingeschat. De NVWA kan het in
de beantwoording van vraag 14 toegelichte interventiebeleid rondom het toepassen van
de meetonzekerheid bij het beoordelen van analyseresultaten van monsters van levensmiddelen
niet aanpassen.
16
Hoe beoordeelt u het signaal dat laboratoria regelmatig met onderling afwijkende meetuitslagen
kwamen dan wel geen eenduidig beeld gaven?
Antwoord vraag 16
Het bedrijfsleven heeft monsters laten meten bij private laboratoria. Hiervoor was
het nodig dat deze laboratoria de analyse «fipronil» adequaat en gevalideerd konden
uitvoeren. In samenwerking met het Nationaal Referentie Laboratorium heeft de NVWA
een toelatingstoets (kwaliteitstoets) op de uitvoering van deze testen door de laboratoria
gedaan. De NVWA heeft op haar website de laboratoria gepubliceerd die voldeden aan
deze toelatingstoets.
Het signaal van afwijkende meetuitslagen is voor de NVWA aanleiding geweest om de
kwaliteit van de genoemde private laboratoria nogmaals te toetsen. Met een ringtest
is getoetst of de laboratoria de testen adequaat uitvoeren. In de uitslagen van deze
test, waarbij verschillende laboratoria eenzelfde monster of reeks monsters ontvingen
en hierover de uitslagen rapporteerden, werden geen afwijkende uitslagen gezien.
Een mogelijke oorzaak van de onderling afwijkende uitslagen kan de wijze van monstername
door de ondernemers zijn. De NVWA heeft geen betrokkenheid gehad bij de private monsternames.
Het is door de NVWA dus niet te beoordelen of deze monsternames correct zijn uitgevoerd.
17
Kunt u aangeven hoe signalen en meldingen van NVWA-medewerkers, experts en erfbetreders
een passende, snelle risicoanalyse krijgen?
Antwoord vraag 17
Iedereen, dus ook erfbetreders en experts, kan signalen/meldingen doorgeven aan het
Klantcontactcentrum van de NVWA (https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/contact). De signalen/meldingen die bij de NVWA binnenkomen, worden doorgezet naar een multidisciplinair
team dat een analyse doet op de ernst en urgentie van de betreffende signalen. Aan
de hand van deze analyse wordt een afweging gemaakt of het signaal al dan niet en
met welke prioriteit wordt opgevolgd. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd
over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.
In deze uitwerking zullen wij nader ingaan op de werkwijze bij het binnenkomen en
het afhandelen van meldingen en signalen door de NVWA.
18
Kunt u aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering,
vanaf 1 juli 2017 het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (BuRO), binnen een redelijke
termijn komt met een deskundig advies?
Antwoord vraag 18
Bureau Risicobeoordeling en onderzoek (BuRO) is op het gebied van voedingsmiddelen
en andere consumentenproducten gehouden aan de eisen van de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (WOR). Deze Wet regelt de onafhankelijkheid,
kwaliteit en transparantie van de risicobeoordelingen. Hierin staat ook een procedure
voor kwaliteitscontrole van de adviezen door externe reviewers. Voor veel adviezen
moet BuRO, op grond van de verplichtingen vanuit de Algemene Levensmiddelenwetgeving
(Verordening (EG) nr. 178/2002) nagaan of in andere Europese landen geen conflicterende
opinies bestaan. Deze procedure kost tijd, maar is een verplicht onderdeel in het
kader van Europese samenwerking. Tenslotte zijn er voor de adviezen op basis van de
WOR wettelijke termijnen ingebouwd voor voorinzage en verdere toetsing: maximaal vier
weken na het uitkomen van een conceptadvies wordt het definitieve advies door de Inspecteur-Generaal
van de NVWA openbaar gemaakt.
Bij urgente situaties kan van deze procedures worden afgeweken en een snelle risicobeoordeling
worden afgegeven zodat in die gevallen ook snel gehandeld kan worden.
Daarnaast geeft BuRO ook wetenschappelijke adviezen over andere domeinen, zoals dierenwelzijn,
plantgezondheid, invasieve exoten, etc. Hoewel zij op deze domeinen niet gehouden
is aan de WOR, volgt BuRO ook hier zorgvuldige procedures en handelt zij daarbij in
lijn met de eisen vanuit de WOR.
De meeste wetenschappelijke adviezen hebben een doorlooptijd van enkele weken tot
maanden. Adviezen waarvoor eerst nog verkennend experimenteel onderzoek verricht moet
worden, hebben meestal een doorlooptijd van een jaar of langer. Naast de officiële
adviezen ondersteunt BuRO ook de directies handhaven en keuren met collegiale ondersteuning,
vaak ad hoc en in incidentsituaties.
De snelste van dit soort ad hoc adviezen worden binnen enkele uren gegeven, mits de
benodigde informatie beschikbaar is.
19
Hoeveel met fipronil besmette bedrijven hebben gekozen voor ruimen?
Antwoord vraag 19
Tot op heden (peildatum 29 oktober 2018) hebben 105 met fipronil besmette bedrijven
er voor gekozen om dieren op hun bedrijf te laten doden.
20
Hoeveel kippen zijn er in totaal geruimd vanwege fipronil?
Antwoord vraag 20
Tot op heden (peildatum 29 oktober 2018) zijn in totaal 3.649.739 kippen gedood op
bedrijven vanwege fipronil.
21
Hoeveel eieren bevatten uiteindelijk fipronil?
Antwoord vraag 21
De NVWA kan alleen iets zeggen over de resultaten van de eigen monsternames in 2017
en 2018. Van de 1.366 ei-monsters die in 2017 zijn genomen bij geblokkeerde bedrijven
is er 923 keer, dus in 67,5% van de gevallen, fipronil boven de maximale residulimiet
(MRL) in eieren aangetroffen. Van de 2.284 ei-monsters die zijn genomen in de supermarkten
is er 338 keer, dus in 14,8% van de gevallen, fipronil boven de MRL in eieren aangetroffen.
Van de 70 ei-monsters die in 2018 (tot 29 oktober 2018) zijn genomen bij geblokkeerde
bedrijven is er 21 keer, dus in 30% van de gevallen, fipronil boven de maximale residulimiet
(MRL) in eieren aangetroffen. Van de 2.357 ei-monsters die zijn genomen in de supermarkten
is er 91 keer, dus in 3,9% van de gevallen, fipronil boven de MRL in eieren aangetroffen.
De NVWA kan geen uitspraken doen over het aantal eieren dat uiteindelijk fipronil
bevatte, omdat niet alle eieren bemonsterd en geanalyseerd zijn.
22
Hoeveel eieren zijn er in totaal vernietigd vanwege fipronil?
Antwoord vraag 22
Er is in totaal 10.793.782 kg ei ter destructie aangeboden en vernietigd bij Rendac
(peildatum 21 oktober 2018). Uitgaande van een ei met een gemiddeld gewicht van 61
gram zou dat uitkomen op ongeveer 177 miljoen eieren.
23
Hoeveel mensen zijn er uiteindelijk ziek geworden door de fipronil?
Antwoord vraag 23
Het is bij de NVWA en het RIVM niet bekend of en hoeveel mensen ziek zijn geworden
door het consumeren van eieren met fipronil en producten waarin eieren met fipronil
zijn verwerkt. De overschrijding van de MRL voor fipronil hoeft niet onmiddellijk
tot ziekte te leiden, maar kan bij herhaaldelijke inname op de lange termijn wel tot
schadelijke effecten bij de mens leiden. De normstelling voor fipronil is er op gericht
dat de volksgezondheid ook met het oog op deze lange termijneffecten beschermd wordt.
24
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Vytenis Andriukaitis, eurocommissaris voor gezondheid
en voedselveiligheid, dat Nederland als belangrijke exporteur van voedsel zeer kwetsbaar
is voor voedselschandalen en dat hier meer aandacht voor moet zijn, en welke conclusies
verbindt u hieraan met betrekking tot de handhavingscapaciteit bij de NVWA? (https://www.nieuweoogst.nu/nieuws/2018/09/10/voedselveiligheid-moet-mee…)
Antwoord vraag 24
Nederland is zich bewust van het belang van haar grote exportpositie en daarbij behorende
verantwoordelijkheid voor adequaat toezicht. Met de beschikbare handhavingscapaciteit
wordt door de NVWA het toezicht risicogericht ingericht. Daarmee zet de NVWA haar
capaciteit op alle terreinen zo efficiënt en effectief mogelijk in. Er is evenredige
aandacht voor controles op de voedselproductie voor de Nederlandse markt en voor de
exportmarkten.
De in het regeerakkoord afgesproken intensiveringen voor de NVWA zullen onder andere
ingezet worden op toezicht op de voedselveiligheid.
25
Kunt u bevestigen dat volgens EU-regelgeving lidstaten verplicht zijn effectief op
te treden bij overtredingen, wat is de reikwijdte van deze bepaling, heeft Nederland
hier volgens u aan voldaan bij het optreden tegen de fipronil-crisis en kunt u dit
toelichten?
Antwoord vraag 25
De lidstaten zijn inderdaad verplicht toe te zien op de naleving van de geldende EU-regelgeving.
Bij constatering van tekortkomingen moet worden ingegrepen zodat deze kunnen worden
verholpen. De lidstaten zien toe op de naleving van de wetgeving op hun eigen grondgebied.
De Commissie Sorgdrager heeft in haar rapport geconcludeerd dat het interventiebeleid
van de NVWA tijdens het incident, gezien alle onzekerheden waarmee men te maken had,
passend en functioneel was (p. 120).
26
Kunt u bevestigen dat de NVWA op het hoogtepunt van het fipronilcrisis heeft gesteld
dat het aan de pluimveebedrijven zelf is om te besluiten wat bedrijfseconomisch de
beste oplossing is: afwachten, ruien of ruimen en hoe beoordeelt u dit? (https://www.boerderij.nl/Pluimveehouderij/Achtergrond/2017/7/Afwachten-…)
Antwoord vraag 26
Zoals aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Ouwehand
van 7 augustus 20171 heeft de NVWA inderdaad laten weten dat een pluimveehouder zelfstandig kan beslissen
zijn kippen voortijdig te laten doden, zonder dat de overheid daartoe verplicht. In
de beantwoording van bovengenoemde vragen is aangegeven dat deze uitspraak van de
NVWA overeenkomt met de vigerende wetgeving ten aanzien van het doden van dieren.
De dieren moeten wel met een methode die daarvoor gebruikt mag worden en op een juiste
manier worden gedood, zoals is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake
de bescherming van dieren bij het doden.
27
Op welke wijze is dierenwelzijn meegewogen in de beslissing of er wordt gekozen voor
afwachten, ruien of ruimen, deelt u de mening dat dierenwelzijn hierin centraal had
moeten staan en kunt u dit toelichten?
Antwoord vraag 27
De pluimveehouders hebben gezamenlijk met hun adviseurs zoals de Gezondheidsdienst
en LTO bekeken hoe het fipronilgehalte in de hennen op een verantwoorde en zo diervriendelijk
mogelijke manier teruggebracht kon worden. Zo levert bijvoorbeeld het vangen van dieren
om ze tijdelijk in kratten te houden als de stal wordt schoongemaakt stress op. Hetzelfde
geldt voor het ruien van dieren, ook al gebeurt dit op een zo welzijnsvriendelijk
mogelijke manier. Ook de leeftijd van het koppel in relatie tot de termijn waarop
de fipronil waarschijnlijk uit het lichaam is verdwenen speelt hierbij een rol. Een
pluimveehouder zal dit meenemen in zijn afweging.
Het was aan de pluimveehouder zelf om te beslissen wat het meest passend was, gezien
zijn bedrijfssituatie. Voor een nadere duiding hiervan verwijs ik u naar de antwoorden
op de vragen van de PvdD in het Schriftelijk Overleg inzake fipronil in eieren2.
28
Bij hoeveel bedrijven is er in 2018 nog fipronil aangetroffen en wat was hiervoor
de oorzaak?
Antwoord vraag 28
Naar aanleiding van de NVWA-monitoring van ei-monsters uit de supermarkten (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/biociden/fipronil-in-eieren/resultaten-…) is in 2018 bij 43 pluimveebedrijven fipronil in eieren aangetroffen boven de MRL.
Alle bedrijven zijn hierop gewaarschuwd door de NVWA. Op één bedrijf na ging het in
alle gevallen om bedrijven die geblokkeerd zijn geweest en inmiddels waren vrijgegeven
door de NVWA. Dit ene bedrijf bleek een bedrijf/onderzoeksinstelling die niet eerder
gemeld had dat er stallen behandeld waren door Chickfriend. Omdat de gevonden waarde
in het gebied van de meetonzekerheid viel, is het bedrijf niet geblokkeerd (zie antwoord
op vraag 14).
De NVWA heeft onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken voor het aantreffen van fipronil
in eieren van vrijgegeven bedrijven. Twee betrokken pluimveehouders hebben onderzocht
wat de reden kan zijn geweest van deze overschrijding. Bij beide vrije uitloopbedrijven
is fipronil aangetroffen in de grondmonsters. De NVWA heeft op deze twee bedrijven
ook zelf ei- en mestmonsters genomen. Alle door de NVWA genomen monsters hadden een
uitslag onder MRL. De NVWA heeft een extra monitoring uitgevoerd bij uitloopbedrijven
en daarnaast ook binnen de bovengenoemde reguliere monitoring van eieren uit de supermarkten
gekeken of er bij uitloopbedrijven relatief meer overschrijdingen voorkomen. Beiden
laten zien dat dit niet relatief vaker bij de uitloopbedrijven voorkomt.
Op basis van de uitslagen is niet goed te verklaren wat bij de bovengenoemde tweebedrijven
de overschrijding van fipronil in de eieren heeft veroorzaakt.Doordat bemonstering
steekproefsgewijs plaatsvindt, fipronil onregelmatig verspreid kan zijn in stallen
en hardnekkig/resistent is, is er geen garantie dat fipronil op geen enkele plek meer
in de stal wordt aangetroffen nadat deze is vrijgegeven. Dit kan de reden zijn dat
er alsnog fipronil wordt aangetroffen in eieren afkomstig uit vrijgegeven stallen.
De uitslagen van de analyses laten wel zien dat de frequentie waarin fipronil in eieren
wordt aangetroffen in de loop van de tijd steeds verder afneemt.
Op peildatum 29 oktober 2018 zijn nog negen bedrijven geheel geblokkeerd (waarvan
acht momenteel geen kippen houden en één bedrijf een onderzoeksinstelling is); 39
bedrijven zijn nog gedeeltelijk geblokkeerd voor mest en/of dieren.
29
Heeft u het voornemen om maatregelen eerder te baseren op monstername- en analyse
door private, geaccrediteerde laboratoria?
Antwoord vraag 29
Nee, monstername en laboratoriumanalyses die gebruikt worden in de context van officiële
controles moeten voldoen aan de Europese regelgeving (art. 11 van de verordening (EG)
882/2004). Dat wil zeggen dat de monsters door de bevoegde autoriteit of door een
gemachtigde (publieke of private) instantie moeten worden genomen en bij officiële
laboratoria onderzocht moeten worden. Officiële laboratoria zijn door de bevoegde
autoriteit aangewezen en voldoen aan een aantal criteria, zoals accreditatie.
30
Kunt u bevestigen dat de huidige opzet en omvang van de veehouderij in Nederland een
van de hoofdveroorzakers is van risico's op situaties als de fipronilcrisis, zoals
ook de NVWA op basis van de Integrale Risicoanalyse pluimveevleesketen concludeerde
dat de aanleiding, oorzaak of gelegenheid om de grenzen van de wet op te zoeken, of
daar overheen te gaan, nadrukkelijk ook gezocht moet worden in de huidige opzet van
het productiesysteem van pluimveevlees? Kunt u dit toelichten?
Antwoord vraag 30
Wij zijn niet van mening dat de fipronilcrisis in de legpluimveehouderij primair veroorzaakt
is door de omvang van de veehouderij. De conclusies van de Integrale Risicoanalyse
pluimveevleesketen zijn niet één-op-één van toepassing te verklaren op de eiersector.
31
Wat heeft de fipronilcrisis de overheid in totaal gekost (inclusief zaken als onderzoek,
inzet NVWA, inzet medewerkers bij de Ministeries van LNV en VWS)?
Antwoord vraag 31
De kosten van de fipronilcrisis voor de NVWA bedragen ca. € 6,1 mln. Dit bedrag bestaat
uit € 5,1 mln. voor de NVWA-inzet en uit € 1,0 mln. voor onder andere de inhuur van
RIKILT en externe leveranciers.
Door de Ministeries van LNV en VWS is circa € 1.080.000 aan kosten gemaakt. Dit is
exclusief de kosten van de inzet door medewerkers, want die wordt niet per deeltaak
geregistreerd.
32
Wat zijn de verschillen in risico's op ongedierte, uitgesplitst per houderijsysteem,
voor kippen?
Antwoord vraag 32
Het risico op ongedierte op pluimveebedrijven hangt samen met het soort ongedierte,
het type pluimveebedrijf, de hygiëne op het bedrijf en de wijze van plaagdierbeheersing
door de individuele pluimveehouder.
33
Hoeveel kilo bestrijdingsmiddelen wordt er jaarlijks gebruikt tegen parasieten bij
pluimvee, welke soorten zijn dit en in welke risicoklassen staan deze?
Antwoord vraag 33
Het jaarlijks gebruik van biociden (een stof die organismen doodt) wordt niet door
een ministerie of door het CBS bijgehouden. Biociden worden niet in risicoklassen
ingedeeld; wel bestaan er laag-risicobiociden, reguliere biociden en biociden die
binnen een bepaalde tijd vervangen moeten worden. De meeste biociden zijn reguliere
biociden.
In 2017 waren negen middelen tegen parasieten toegestaan. Met ingang van 1 maart 2018
zijn de toelatingen van drie biociden vervallen maar de voorraden van deze middelen
mogen nog tot 1 maart 2019 worden opgebruikt. Van de zes overgebleven middelen heeft
slechts één middel een toelating van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) (https://toelatingen.ctgb.nl). Daarnaast zijn er op dit moment nog vijf middelen toegestaan op basis van silicapoeder
en diatomeeënaarde die werken op basis van uitdroging van de bloedluizen en geen residuen
geven in vlees of eieren. Deze middelen vallen onder de per 15 februari 2018 opgeheven
Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen, de zogenoemde RUB-middelen (https://www.ctgb.nl/onderwerpen/rub-middelen-onder-eu-wetgeving). Deze middelen zijn niet bij het CTGB aangemeld voor officiële toelating (https://www.ctgb.nl/actueel/nieuws/2018/06/22/definitieve-lijst-aangeme…) en mochten nog tot 1 oktober 2018 worden verkocht en mogen nog tot 1 oktober 2019
worden gebruikt https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-34031.html.
34
Wat is de taakverdeling tussen NCAE en de NVWA als het gaat om de controle op eieren?
Antwoord vraag 34
De controle op eieren in de eierketen is met uitzondering van de controles in de detailhandel,
grotendeels belegd bij de NCAE. In de detailhandel ziet de NVWA toe op de veiligheid
van de eieren. De NVWA voert daarnaast enkele monitoringsprogramma’s uit om de naleving
van de regelgeving te monitoren of te bevorderen: het «Nationaal Controle Programma
Salmonella» en het «Nationaal Plan Residuen». Zowel de NVWA als de NCAE houden toezicht
op de naleving van traceerverplichtingen van de producten (eieren) door de ondernemers
in de hele eierketen. De NCAE voert haar werkzaamheden, met uitzondering van de handelsnormen
voor eieren en vlees van pluimvee, uit onder regie van de NVWA (zie antwoord vraag
7). De NVWA heeft hierbij een verantwoordelijkheid als tweedelijns toezichthouder.
De NCAE en de NVWA hebben werkafspraken over de uitwisseling van informatie over het
toezicht op de naleving van de regelgeving.
De NCAE maakt sinds 2016 gebruik van het NVWA-interventiebeleid. De NCAE kan zelfstandig
schriftelijke waarschuwingen geven, maar kan geen bestuursrechtelijke sancties op
het gebied van voedselveiligheid opleggen.
Zodra de NCAE een overtreding constateert waarvoor een bestuurlijke boete moet worden
opgelegd, stelt de NCAE een rapport van bevindingen op en stuurt dit door naar de
NVWA, die vervolgens het besluit neemt over een op te leggen boete. De NVWA heeft
ondermandaat verleend aan de NCAE om in kader van de hygiënewetgeving erkenningen
te verlenen aan inrichtingen die eieren of eiproducten produceren, bereiden, verpakken
of etiketteren.
Indien nodig, trekt de NVWA deze erkenningen in, op basis van informatie van de NCAE.
De NCAE heeft geen bevoegdheden in het kader van strafrecht.
Voor overtredingen in het kader van de Wet Dieren (handelsnormen) kunnen maatregelen,
waaronder boetes, via het tuchtgerecht van het COKZ worden opgelegd.
35
Wat is de scope van de kwaliteitssystemen in de eiersector, hoe verhouden controles
op dierenwelzijn in de legkippensector zich met controles op voedselveiligheid en
welke organisatie doet wat?
36
Hoe zijn de private kwaliteitssystemen in de legkippenhouderij afgestemd op de publieke
borging qua scope en controles?
Antwoord vragen 35 en 36
De reikwijdte (scope) van een privaat kwaliteitssysteem betreft de inhoudelijke aspecten
(bijv. dierenwelzijn en/of voedselveiligheid) en richt zich op een beoogde doelgroep
(welke ketenschakels, bedrijven, processen, producten). De eigenaar van het kwaliteitssysteem,
een private organisatie, bepaalt zelf de reikwijdte. De kwaliteitssystemen die in
de eiersector worden gebruikt inclusief de scope van die systemen, staan op de website
van de branchevereniging ANEVEI: http://www.anevei.nl/page/556/kwaliteitssystemen.html.
De NVWA en de NCAE zijn verantwoordelijk voor het publieke toezicht en de daaraan
verbonden controles in de pluimvee- en eiersector. Daarnaast is de privaatrechtelijke
stichting Skal3 Biocontrole belast met de controle en het toezicht op publiekrechtelijke voorschriften
inzake biologische landbouw. In dat kader geeft Skal ook (biologische) certificaten
aan bedrijven af.
Kwaliteitssystemen kunnen zich aanmelden voor toetsing aan de criteria van de Taskforce
Voedselvertrouwen en, wanneer daaraan wordt voldaan, acceptatie door de NVWA. Een
deelnemer aan een door de NVWA «geaccepteerd» kwaliteitssysteem kan in aanmerking
komen voor aangepast toezicht. Door de NVWA «geaccepteerde» private kwaliteitssystemen
worden gemeld aan de Stichting Ketenborging.nl (een door het bedrijfsleven beheerde
stichting) die de kwaliteitssystemen dan vermeldt op www.ketenborging.nl.
37
Hoe borgt u dat problemen ten aanzien van voedselveiligheid die geconstateerd worden
bij private controles (bijvoorbeeld salmonella) ook worden gemeld?
Antwoord vraag 37
Op grond van artikel 19 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG)
nr. 178/2002) geldt nu voor private laboratoria geen meldplicht, maar zijn ondernemers
verplicht zich bij de NVWA te melden zodra zij producten hebben die niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften
voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer niet aan de normen voor wat betreft Salmonella
wordt voldaan.
Op grond van artikel 5.15 van de Wet dieren, geldt dat een ieder die diervoeders,
diergeneesmiddelen of samenstellingen daarvan of dierlijke producten op enigerlei
wijze behandelt, verplicht is onregelmatigheden te melden.
Er is een meldplicht voor de ondernemer. De NVWA en de NCAE zien erop toe dat bedrijven
de melding doen en dat bedrijven bij overschrijdingen (zoals Salmonella besmettingen)
de juiste maatregelen nemen. Dit doen zij tijdens regulier toezicht. Zodra geconstateerd
wordt dat de ondernemer de verplichtingen niet naleeft, kan volgens het NVWA-interventiebeleid
een maatregel worden opgelegd.
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de
mogelijkheden om de borging van de voedselveiligheid door private laboratoria via
een meldplicht te versterken.
38
Onderschrijft u dat de NVWA moet reflecteren op de wijze waarop zij controleert en
de daaraan verbonden kosten deze mate waarin een sector zelf verantwoordelijkheid
neemt, en is dit dan al dan niet omdat er twee belangrijke factoren zijn die de effectiviteit
van private schema’s bepalen, in de eerste plaats de scope ervan (bijvoorbeeld niet
alleen voedselveiligheid, maar ook milieu en dierenwelzijn) en in de tweede plaats
de mate waarin verschillende schakels in de keten op elkaar zijn aangesloten (bijvoorbeeld
die van veevoer naar het primaire bedrijf)?
39
Bent u bereid om – uitgaande van kostenneutraliteit voor de sector als geheel – de
wijze van toerekenen van controlekosten aan gecontroleerden te relateren aan de mate
waarin ketens zelf verantwoordelijkheid nemen in de hierboven omschreven zin (vraag
38) (zowel aansluiting tussen de schakels als de scope)? Zo ja, op welke wijze? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord vragen 38 en 39
De NVWA heeft de publieke verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de
geldende (Europese en nationale) wetgeving op de terreinen voedselveiligheid, dierenwelzijn
en diergezondheid. De sectoren/bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving
van deze wetgeving. Hierbij ziet de NVWA erop toe hoe deze regels in alle schakels
van de voedselketen worden nageleefd. Zodra overtredingen worden vastgesteld, treedt
de NVWA op conform haar interventiebeleid. Goed werkende kwaliteitssystemen en het
vroegtijdig opvangen en uitwisselen van signalen is essentieel om grote incidenten
(met bijbehorende kosten voor de sector en de NVWA) in een vroegtijdig stadium te
kunnen aanpakken en grotere schade te voorkomen. De kosten voor initiële controles
komen niet voor rekening van bedrijven. De NVWA berekent wel de kosten voor hercontroles
door aan bedrijven. Dit gebeurt op basis van Europese wetgeving.
Sectoren kunnen zelfregulering regelen via private kwaliteitssystemen. Deze kwaliteitssystemen
kunnen zich aanmelden voor «acceptatie» door de NVWA en daarna kan publicatie op ketenborging.nl
volgen. Zie ook het antwoord op vraag 35 en 36.
De NVWA richt haar toezicht risicogebaseerd in. Dat houdt in dat bedrijven waar geringere
risico's worden verwacht, te maken kunnen krijgen met een lagere toezichtlast. Deelname
aan een «geaccepteerd» kwaliteitssysteem is één van de factoren, op basis waarvan
de NVWA kan bepalen of een bedrijf in een lagere risicocategorie kan vallen en daarmee
een lagere controle-intensiteit van de NVWA (minder of andere controles) kan krijgen.
Hierbij weegt de NVWA mee: de reikwijdte van het «geaccepteerde» kwaliteitssysteem»
(welke wetgeving wordt meegenomen en welke schakels in de keten), het naleefbeeld
dat de NVWA heeft van betreffende te controleren bedrijven én de betrouwbaarheid waarmee
het private kwaliteitssysteem functioneert in de praktijk.
40
Gaat u met stichting SecureFeed in gesprek over de vraag op welke wijze niet alleen
in de zuivelsector, maar ook in de varkenshouderij en de kippenhouderij er een sluitend
systeem komt tussen de veevoerleverancier en de primaire producent (lerend uit diverse
crisis is immers deze schakel de zwakste)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 40
Het gesloten systeem van de zuivelsector is een goed voorbeeld, dat navolging verdient.
De grotere complexiteit van de andere sectoren, onder andere doordat sommige ketens
veel schakels omvatten en minder geïntegreerd zijn, maakt dat dit minder eenvoudig
en snel te bewerkstelligen is. Het is uiteindelijk aan de ondernemers zelf om te besluiten
deel te nemen aan kwaliteitssystemen, en bij de kwaliteitssystemen aan te dringen
op aansluiting tussen de systemen. IKB Ei en IKB Kip hebben in hun voorwaarden reeds
opgenomen dat deelnemers alleen afnemen van GMP+ gecertificeerde diervoederleveranciers;
IKB Ei vereist daarnaast ook SecureFeed.
Wij vinden het belangrijk dat ook andere ketens hun zelfregulering onder de loep nemen.
Wij hebben ook de andere sectoren uitgenodigd om hun zelfregulering te toetsen aan
de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager, de aanbevelingen van de Werkgroep Versterking
Zelfregulering Eierketen (WVZE) en aan de criteria van de Taskforce Voedselvertrouwen
die vermeld staan op www.ketenborging.nl.
41
Welke afspraken worden er met de sector gemaakt om te bevorderen dat zij de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager opvolgen en dat de aandachtspunten worden uitgewerkt en
met welke sectorpartijen worden deze afspraken gemaakt?
Antwoord vragen 41 en 43
Wij zijn met de sector (Ovoned, Anevei, CBL en FNLI) in overleg over de opvolging
van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. Deze afspraken hebben onder andere
betrekking op de versterking van de zelfregulering, de wijze waarop de NVWA omgaat
met de zelfregulering, informatie-uitwisseling van signalen van overschrijdingen en
voedselfraude en incident- en crisismanagement.
Daarnaast heeft de NVWA per keten een overleg met brancheorganisaties en NGO’s waarin
gesproken wordt over de benodigde inzet ter verbetering van de voedselveiligheid.
Bij het ketenoverleg voor de eiersector zitten naast de Ministeries van VWS en LNV,
ook de toezichthouders SKAL en NCAE aan. In dit ketenoverleg wordt gesproken over
de invulling van de afspraken die naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie
Sorgdrager worden gemaakt. Uw Kamer zal op korte termijn worden geïnformeerd over
de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager en de monitoring daarvan.
42
Wat betekent het versterken van de aandacht voor voedselveiligheid door de NVWA concreet
voor de inzet op andere beleidsvelden?
Antwoord vraag 42
Het beschikbare budget voor toezicht wordt zo goed mogelijk ingezet op de verschillende
prioriteiten vanuit de ministeries. Daarbij dienen altijd afwegingen gemaakt te worden
tussen verschillende doelen. Dat is een afweging die in onderling overleg tussen de
opdrachtgevende ministeries en de NVWA jaarlijks wordt gemaakt. Daarnaast is er een
intensivering voor de NVWA afgesproken in het regeerakkoord. Deze middelen worden
onder andere ingezet voor voedselveiligheid en dierenwelzijn.
43
Welke afspraken zijn er gemaakt met de sector en de betrokken brancheorganisaties
naar aanleiding van de aandachtspunten van het rapport van de Commissie Sorgdrager?
Antwoord vraag 43
Zie het antwoord op vraag 41.
44
Welke doelen of eisen stelt u met betrekking tot de voortgang van de afspraken met
de sector en brancheorganisaties, wanneer beoordeelt u de voortgang of de naleving
als voldoende of onvoldoende, op welke wijze zult u ingrijpen indien de voortgang
of naleving onvoldoende is, welke acties zult u hier op inzetten en op welke termijn?
45
Op welke wijze zal de Kamer worden betrokken bij of worden geïnformeerd over de voortgang
van de afspraken met de sector en brancheorganisaties en de naleving hiervan?
Antwoord vragen 44 en 45
We hebben in onze brief van 25 juni 2018 toegezegd een overkoepelend plan op te stellen
waarin alle acties worden beschreven inclusief het tijdpad, de monitoring en de wijze
waarop uw Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang en de resultaten (Kamerstuk 26 991, nr. 537). Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager.
In die uitwerking is ook de opvolging van de 22 aanbevelingen van de Werkgroep Versterking
Zelfregulering Eierketen (WVZE) opgenomen. In het eindrapport van de WVZE staan ook
de doelen of eisen en termijnen waarop aanbevelingen moeten zijn geïmplementeerd.
We volgen nauwgezet de voortgang van de implementatie van deze aanbevelingen door
de eiersector en het tijdpad dat de sector hiervoor heeft opgesteld. Zodra aanbevelingen
onvoldoende of vertraagd worden uitgevoerd, spreken wij de betrokken partijen daarop
aan.
46
Op welke wijze zal de NVWA voedselveiligheid nadrukkelijker binnen haar organisatie
positioneren en zal dit effect hebben op de beschikbare handhavingscapaciteit voor
dit takenpakket en/of voor andere takenpakketten?
Antwoord vraag 46
Voedselveiligheid is een belangrijke taak van de NVWA. Om de positie van voedselveiligheid
te versterken zet de NVWA in op versterking van haar werkwijze bij het toezicht op
de voedselveiligheid. Ook de aanstelling van de Chief Food Safety Officer (CFSO),
zoals aangekondigd in onze Kamerbrief van 25 juni jongstleden, past binnen de verbeteracties.
In het regeerakkoord zijn structurele middelen ter beschikking gesteld voor het versterken
van toezicht op dierenwelzijn en voedselveiligheid. Hiermee wordt de inzet op deze
deelgebieden geïntensiveerd. Het is altijd nodig om afwegingen te maken tussen verschillende
doelen. Dit gebeurt in onderling overleg tussen de opdrachtgevende ministeries en
de NVWA.
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de
versterking van het toezicht op de voedselveiligheid.
47
Wat is uw definitie van een incident of crisis en hoe vaak is hier sprake van?
Antwoord vraag 47
LNV en VWS hanteren geen vaste definitie voor een crisis of een incident, maar kunnen
een crisisorganisatie inrichten voor situaties of gebeurtenissen die binnen kort tijdsbestek
(vitale) belangen in Nederland kunnen schaden (volksgezondheid, sociale veiligheid,
economische veiligheid en dergelijke) en gepaard gaan met korte beslistijden en veel
onzekerheden. Daarmee sluiten we aan bij de beschrijving van het begrip crisisbeheersing
in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (p.13). In dergelijke situaties kunnen
de ministeries en de NVWA een gezamenlijke en afzonderlijke crisisorganisatie inrichten.
Verschillende factoren zoals ernst, omvang en maatschappelijke onrust worden benut
om de afweging te maken hoe we de crisisorganisatie inrichten.
In de afgelopen jaren hebben NVWA, LNV en VWS voor meerdere situaties op het terrein
van voedselveiligheid een crisisorganisatie ingericht, zoals: Salmonella in zalm,
de paardenvleesaffaire, Salmonella in Poolse eieren, TTX in mosselen en Listeria in
diepvriesgroenten.
48
Op welke manier wordt de kennis (vroegtijdig) gedeeld, zodat de ondernemer de voedselveiligheid
adequaat kan beheersen?
Antwoord vraag 48
Uitgangspunt van de Algemene Levensmiddelenverordening (Verordening (EG) nr. 178/2002)
is dat de verantwoordelijkheid voor adequate beheersing van de voedselveiligheid bij
de ondernemer ligt. Een ondernemer waar in het kader van toezicht een overtreding
wordt geconstateerd, wordt hierover door de NVWA bericht.
Uit toezicht verkregen gegevens vallen onder het regime van de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG). Hieruit vloeit voort dat die gegevens alleen mogen worden
verstrekt aan derden indien dat kan worden gebaseerd op een van in de AVG genoemde
verwerkingsgronden. Verstrekking aan derden waaronder sectorpartijen is dan slechts
zeer beperkt mogelijk. Echter in het geval dat er sprake is van een risico voor de
volksgezondheid maar er (nog) onvoldoende reden is een algemene publiekswaarschuwing
uit te vaardigen, kan de NVWA op grond van de Algemene levensmiddelenverordening,
de Warenwet en de Wet dieren snel een beperkte hoeveelheid gegevens verstrekken aan
derden, zoals sectorpartijen. Door verstrekking van gegevens aan sectorpartijen kunnen
zij de bij hen aangesloten ondernemers op hun eigen verantwoordelijkheid wijzen. Dit
wordt de procedure snelle gegevensverstrekking genoemd.
Naast de hierboven genoemde verstrekking kan de NVWA binnen de kaders van de AVG-informatie
verstrekken aan organisaties in een keten voor zover die informatie niet te herleiden
is tot een bepaalde onderneming of een bepaalde ondernemer. Het gaat dan bijvoorbeeld
om meta-data ten behoeve van monitoringprogramma’s, geaggregeerde cijfermatige overzichten
en signalen.
49
Kunt u een reflectie geven over het delen van kennis voorafgaand aan de fipronilaffaire?
Antwoord vraag 49
De ketenoverleggen die de NVWA twee maal per jaar heeft met de partijen in de pluimvee-
en eierketen, zijn bedoeld om informatie met elkaar te delen. Ook voorafgaand aan
de fipronil-crisis deelde de NVWA tijdens structurele en ad hoc overleggen met de
sector kennis en informatie over toezicht. Voorbeelden zijn het delen van resultaten
uit de evaluatie publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)-taken over onder andere
Salmonella, toezichtresultaten over diergeneesmiddelen/antibiotica, diergezondheid
en dierenwelzijn op het primaire bedrijf en tijdens het vervoer, en in 2018 met NCAE
en Skal over de risicobeoordeling van de eierketen door BuRO van de NVWA. Tijdens
deze ketenoverleggen is er ook ruimte voor de sectororganisaties om informatie en
signalen te delen met de NVWA. Informatie die de NVWA tijdens deze overleggen deelt,
mag niet herleidbaar zijn naar een bedrijf, zie ook het antwoord op vraag 48. Voor
zover bekend is tijdens deze overleggen voorafgaand aan de fipronilcrisis het onderwerp
fipronil door sectororganisaties en de NVWA niet aan de orde gesteld. Het benadrukt
de wenselijkheid om signalen over en weer tijdig uit te wisselen om zo mogelijke risico’s
snel op te kunnen sporen.
50
Kunt u een overzicht en tijdpad geven van de implementatie van de adviezen die de
Commissie Sorgdrager gedaan heeft?
Antwoord vraag 50
Zie antwoord bij vraag 45.
51
Welke verduidelijkingen in het kader van voedselveiligheid worden binnen de organisatie
van de NVWA gepositioneerd en welk tijdpad hoort hierbij?
Antwoord vraag 51
Zie het antwoord bij vraag 46.
52
Op welke wijze zal worden geborgd dat de taken op andere gebieden, zoals de controles
op dierenwelzijn, voldoende kunnen worden uitgevoerd op het moment dat alle noodzakelijke
capaciteit voor de uit te voeren werkzaamheden vrijgemaakt moet worden ten tijde van
een incident of crisis?
Antwoord vraag 52
De ervaring leert dat het gedurende het kalender jaar soms noodzakelijk is om tot
herprioritering te komen in het toezicht als gevolg van een incident of crisis. Als
de NVWA-inzet geherprioriteerd moet worden, dan gebeurt dat in eerste instantie binnen
het betreffende toezichtsgebied. In het uitzonderlijke geval dat een crisis meer capaciteit
vraagt dan binnen dat toezichtsgebied beschikbaar is, dan wordt er geherprioriteerd
over de grenzen van het toezichtsgebied heen. Deze herprioriteringen worden in onderling
overleg tussen de opdrachtgevende ministeries en de NVWA besproken en vastgesteld.
Daarbij worden alle betrokken publieke belangen gewogen en geborgd.
53
Kunt u de Chief Food Safety Officer (CFSO) in een organigram plaatsen?
Antwoord vraag 53
De CFSO krijgt een gezaghebbende status binnen de NVWA. Een herkenbare en zichtbare
positionering binnen de NVWA is ook voor de internationale samenwerking tussen de
handhavingsautoriteiten en de contacten met de ministeries van belang. De rol van
CFSO zal directie- en afdelingsoverstijgend zijn, zowel in inhoudelijke advisering
als in de regierol die deze heeft bij incidenten en crises. De CFSO heeft rechtstreeks
toegang tot de Inspecteur-Generaal. De CFSO zal dichtbij de uitvoering staan om als
onafhankelijk strategisch adviseur zijn of haar rol waar te kunnen maken.
54
Wat is de langste, gemiddelde en snelste doorlooptijd voor een advies van BuRO?
Antwoord vraag 54
Zie antwoord bij vraag 18.
55
Hoeveel adviezen geeft BuRO per jaar de afgelopen 5 jaar? Het verzoek is om niet te
verwijzen naar sites maar een integraal antwoord te geven in de reactienota.
Antwoord vraag 55
BuRO brengt gevraagd en ongevraagd adviezen op het gebied van voedingsmiddelen en
andere consumentenproducten uit in het kader van de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (WOR). Per jaar zijn onder de WOR tussen de
10 en 18 adviezen uitgebracht in de periode 2013–2017 (zie de tabel hieronder). Adviezen
op andere domeinen worden niet op basis van de WOR uitgebracht. In 2017 was dat bijvoorbeeld
een advies over de risico’s van de introductie en verspreiding van (invasieve) exoten
in de oestersector.
Buiten de formele adviezen zijn er vele tientallen situaties per jaar waarbij BuRO
collegiale ondersteuning verleent aan de directies Handhaving en Keuren van de NVWA.
Aantal BuRO adviezen per jaar
Jaar
Totaal aantal
WOR-gerelateerd
2013
19
18
2014
22
18
2015
14
10
2016
12
11
2017
18
15
56
Van welke externe informatiebronnen maakt BuRO gebruik en hoe vaak maakt BuRO gebruik
van externe informatie?
Antwoord vraag 56
BuRO heeft toegang tot en maakt gebruik van een breed scala aan wetenschappelijke
bronnen. Voor veel bekende gevaren met betrekking tot voedselveiligheid gebruikt BuRO
standaard de rapportages die EFSA beschikbaar heeft. Ook wordt regelmatig EFSA geconsulteerd.
Via EFSA is BuRO ook verbonden aan tien Europese netwerken waarlangs zusterorganisaties
in dertig Europese landen kunnen worden geconsulteerd. Ook via het EFSA Focal Point
en via het EFSA Advisory Forum worden EFSA en zusterorganisaties geconsulteerd als
dat nodig is.
Binnen Nederland werkt BuRO standaard samen met het RIVM, RIKILT en Wageningen Bioveterinary
Research. Voor veel adviezen wordt onderzoek gedaan bij deze instituten of wordt via
het RIVM/RIKILT Frontoffice Voedsel- en Productveiligheid een advies gegeven. Incidenteel
heeft BuRO ook samenwerking met of geeft opdracht aan universiteiten en andere dan
hierboven genoemde instituten op specifieke onderwerpen.
57
Wanneer moet het overleg tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de NVWA afgerond zijn?
Antwoord vraag 57
Mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager is het contact
tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de NVWA geïntensiveerd, zowel op operationeel
als op tactisch niveau. De NVWA en het OM werken nu onder andere aan de totstandkoming
van een overkoepelende visie op hun samenwerking over de grenzen van de strafrechtelijke
opsporing en het bestuursrechtelijke toezicht heen. Het contact hierover vindt structureel
plaats en leidt nu al tot verbeterde samenwerking. Meer concreet betekent dit in de
huidige situatie dat namens de NVWA zowel opsporing als toezicht deelnemen aan het
overleg met het OM over potentiële strafzaken. Dit overleg vindt periodiek plaats
en maakt onderdeel uit van een doorlopend proces van afstemming over potentiële opsporingsonderzoeken.
58
Op welke manier wordt de gewenste versnelling naar risicogericht toezicht opgepakt
en welk tijdpad hoort hierbij?
Antwoord vraag 58
Via het veranderprogramma NVWA 2020 worden werkprocessen en ICT gemoderniseerd en
geüniformeerd, nieuwe informatieproducten zoals ketenanalyses en «Staten van...» ontwikkeld,
nieuwe handhavingsmethoden toegepast, gaan NVWA-ers anders werken en wordt het contact
met de buitenwereld uitgebouwd.
Doordat er zo veel vernieuwingen tegelijkertijd lopen, was het noodzakelijk voor enkele
resultaten meer tijd te nemen en het tijdpad voor NVWA 2020 bij te stellen. Uw Kamer
is hierover geïnformeerd via de Tweede Voortgangsrapportage NVWA (Kamerstuk 33 838, nr. 78)4 en via Kamerstuk 33 835, nr. 80 waarin een nieuwe planning voor de (informatie)producten van NVWA 2020 in relatie tot het risicogericht toezicht is gecommuniceerd.
59
Welke actiepunten zijn er geformuleerd en welke stappen zijn er inmiddels gezet in
het verbeteren van de crisiscommunicatie? Het verzoek is om niet te verwijzen naar
andere rapportages, maar een integraal antwoord te geven in de reactienota.
Antwoord vraag 59
Het is belangrijk dat bij een crisis of incident de betrokken organisaties en personen
elkaar snel weten te vinden. Er is daarom gestart met een overleg om alle betrokkenen
(beleid, crisismanagers en communicatie) van de drie organisaties NVWA, VWS en LNV
bijeen te brengen en afspraken te maken over het versterken van de crisisorganisatie
voedselveiligheid. LNV, VWS en NVWA maken nadere werkafspraken om te komen tot eenduidige
en goed afgestemde communicatie bij crisis en incidenten.
Binnen de NVWA wordt een nieuwe handleiding voor communicatie bij incident/crisis
ontwikkeld. Deze sluit aan bij de protocollen van LNV en VWS en de European Food Safety
Authority (EFSA). Tevens worden bij de NVWA-deskundigen getraind voor woordvoering
op basis van de risicocommunicatiestrategie.
Ook de eiersector stelt een crisisdraaiboek op zodat alle betrokken partijen in de
keten bij een volgend incident adequaat kunnen handelen en het voor iedereen duidelijk
is wie conform de Algemene Levensmiddelenwetgeving verantwoordelijk is en welke rol
hij/zij heeft bij het traceren en terughalen van producten zodra voedselveiligheidsnorm(en)
zijn overschreden. De eierketen heeft aangegeven dat het draaiboek eind 2018 gereed
is.
In de loop van 2019 zijn de crisisdraaiboeken voedselveiligheid geactualiseerd en
op elkaar afgestemd en zal een crisisoefening worden gedaan. Hieraan nemen de eierketen,
de NVWA en de Ministeries van LNV en VWS deel. Eenduidige communicatie is daarbij
één van de aandachtspunten.
60
Hoeveel budget krijgt de NVWA er de komende jaren netto bij en hoeveel is (daarvan)
nodig voor inzet in het kader van de Brexit?
Antwoord vraag 60
Door het vorige kabinet is voor 2018 voor de NVWA € 25 mln. beschikbaar gesteld. De
in het regeerakkoord afgesproken intensivering voor de NVWA is als volgt opgebouwd:
€ 5 mln. in 2019, € 10 mln. in 2020, € 15 mln. in 2021 en vanaf 2022 € 20 mln. structureel.
Na het afronden van de lopende onderzoeken naar kosteneffectiviteit en efficiëntie
van de NVWA zal een integrale financiële afweging worden gemaakt. Uw Kamer zal hierover
worden geïnformeerd. Vooruitlopend hierop is in de begroting voor 2019, uit de in
het regeerakkoord afgesproken intensivering, het bedrag van € 5 mln. met € 4 mln.
opgehoogd naar € 9 mln. Deze intensiveringen zullen onder andere ingezet worden op
meer toezicht op de voedselveiligheid.
Het Ministerie van LNV, inclusief de NVWA en overige keuringsdiensten, is gestart
met de voorbereidingen op de Brexit. In 2019 heeft het kabinet hier ten behoeve van
het gehele Ministerie van LNV € 22,2 mln. voor vrijgemaakt. Van deze € 22,2 mln. wordt
€ 4,3 mln. ingezet voor de aanloopkosten (waarvan specifiek € 3,4 mln. voor NVWA,
bovenop de eerdergenoemde intensiveringen, zie hiervoor het antwoord op vraag 42).
Onder de aanloopkosten vallen kosten voor werving van extra medewerkers, taal- en
opleidingskosten, inwerkkosten van nieuwe medewerkers en tegemoetkomingen in verhuiskosten
voor geworven buitenlandse dierenartsen. De resterende € 17,9 mln. betreft structurele
kosten (specifiek € 14,8 mln. voor NVWA).
De voorbereiding bij de NVWA loopt langs drie sporen: het werven van extra medewerkers,
in het bijzonder dierenartsen; het in kaart brengen van mogelijkheden om de export-
en importcontroles zo efficiënt mogelijk te laten verlopen; een goede afstemming met
ministeries, andere overheidsdiensten en het bedrijfsleven.
61
Wanneer zal de Kamer de aanpak, gericht op de versteviging van de rol van de twee
beleidsverantwoordelijke ministeries, ontvangen?
Antwoord vraag 61
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de
versteviging van de rol van de twee beleidsverantwoordelijke ministeries.
62
Deelt u de constatering van mevrouw Sorgdrager tijdens een gesprek met de commissie
LNV op 5 september 2018 dat de afstemmingsproblemen tussen de NCAE en de NVWA niet
te wijten zijn aan sec de opsplitsing van het toezicht maar aan het feit dat systemen
niet op elkaar aangesloten waren?
Antwoord vraag 62
Zie het antwoord bij vraag 12.
63
Zijn er Europese regels die de NVWA verplichten om zelf monsters te nemen en te laten
analyseren in plaats van het baseren van maatregelen op bedrijfsniveau op monstername-
en analyse door private, geaccrediteerde laboratoria?
Antwoord vraag 63
Zie het antwoord bij vraag 29.
64
Met welke schakel(s) in de keten heeft een pluimveehouder te maken?
65
Welke rollen plus verantwoordelijkheden hebben de verschillende schakels in de voedselveiligheid?
Antwoord vragen 64 en 65
Elke schakel in de keten is verantwoordelijk voor het borgen van de voedselveiligheid.
Nauwe samenwerking tussen de verschillende schakels in de productieketen moeten ertoe
leiden dat de producten die in de markt worden gezet gegarandeerd veilig zijn, en
dat in geval van overschrijding van een norm, deze producten worden teruggehaald.
In het rapport van de Commissie Sorgdrager wordt het stelsel van voedselveiligheid
beschreven, inclusief de bijbehorende verantwoordelijkheden. Zo worden de eierketen
en het stelsel van voedselveiligheid beschreven (hoofdstuk 2 en 3 van het rapport
«Onderzoek fipronil in eieren» van de Commissie Sorgdrager) en is een schematische
weergave te vinden van de eierketen en de eierbranche (p.12 en p.16 respectievelijk
van het rapport).
66
Welke kosten zijn er gemoeid met de adviezen van de Commissie Sorgdrager die u gaat
opvolgen, en welke specifieke organisaties/instellingen/sector betalen dit?
Antwoord vraag 66
Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie
Sorgdrager. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking
van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.
67
Op welke manier heeft de NVWA haar kennis over fipronil eigen gemaakt?
68
Wanneer heeft de NVWA de kennis plus risicobeoordeling van fipronil opgepakt en wanneer
heeft de NVWA dit afgerond?
Antwoord vragen 67 en 68
Voor de NVWA was fipronil geen onbekende stof. In 2009 en 2012 zijn BuRO-adviezen
verschenen in relatie tot fipronil (over respectievelijk fipronil en dodemorph op
snijbloemen en fipronil in Nocturn en de gezondheidsrisico’s voor mens en milieu).
Voor fipronil in de leghensector was de gevaaridentificatie en gevaarkarakterisering
bekend: fipronil kan in eieren en mensen worden opgenomen en er zijn gezondheidskundige
grenswaarden bekend waarboven effecten op zouden kunnen treden. Wetenschappelijk gezien
was dus bekend dat fipronil in eieren kon zitten. Dat dit ook daadwerkelijk op grote
schaal in de praktijk gebeurde werd pas in juli 2017 bekend.
Tussen 22 en 24 juli 2017 zijn eieren bemonsterd om de blootstellingsinformatie te
verkrijgen. Op 25 juli 2017 bracht BuRO het eerste voorlopige advies uit op basis
van analyses van een klein aantal bemonsterde eieren. Na 25 juli zijn er meer meetgegevens
beschikbaar gekomen van eieren, maar niet van dieren. De nadere informatie leidde
tot een tweede voorlopig advies op 27 juli en na het verder beschikbaar komen van
meetgegevens tot het advies van 11 augustus. Hierin is ook de uitkomst van de discussie
over het risicobeoordelingsmodel tussen NVWA, RIVM/RIKILT en de Belgische en Duitse
overheidsinstellingen opgenomen.
In de periode na 12 augustus heeft BuRO risicobeoordelingsadviezen aan de Inspecteur-Generaal
uitgebracht over de mogelijke aanwezigheid van fipronil in leghennen; deze adviezen
zijn met de sector gedeeld in het incidentenoverleg dat plaatsvindt tussen de NVWA,
de ministeries en de sector. De sector heeft de adviezen overgenomen.
69
Welke kosten zijn incidenteel en/of structureel gemoeid met het onderbrengen van de
NCEA bij de NVWA?
Antwoord vraag 69
Zie het antwoord bij vraag 66.
70
Welke kosten worden doorbelast aan de ondernemers?
Antwoord vraag 70
In het algemeen worden kosten doorbelast voor retribueerbare activiteiten zoals keuringen
bij import en export en op slachthuizen. De doorberekening van de kosten vindt plaats
op basis van de kaders gegeven door Europese Wetgeving en het rijksbreed vastgestelde
kader Maat houden 2014. Het uitgangspunt van het kabinet is in principe dat de kosten
die de NVWA maakt, zijn verdisconteerd in het tarief en dat daarmee het tarief kostendekkend
is.
71
Loopt de implementatie van de op te volgen adviezen op schema? Zo ja, hoe ziet dat
schema eruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 71
Zie het antwoord bij vraag 45.
72
Wat is de huidige stand van zaken omtrent Chickfriend?
Antwoord vraag 72
In het lopend strafrechtelijk onderzoek zijn meerdere verdachten, waaronder ChickFriend,
voorwerp van onderzoek. Een vervolgingsbeslissing zal worden genomen nadat het onderzoek
is afgerond.
73
Zijn er, naast de pluimveehouderij, nog andere sectoren waar de NVWA een tekort aan
inzicht heeft in de voedselveiligheid en de verschillende schakels in de keten? Zo,
ja welke sectoren zijn dit?
Antwoord vraag 73
De NVWA werkt binnen toezicht en opsporing doorlopend aan haar informatiepositie,
door onder andere informatie op te halen uit de inspecties, uit de opsporing, uit
risicobeoordelingen van BuRO en door allerlei andere signalen en informatie over risico’s
voor de voedselveiligheid. Daarbij volgt de NVWA actief (inter)nationale trends en
ontwikkelingen op allerlei domeinen. Dit betekent overigens niet dat er geen nieuwe
incidenten kunnen optreden.
Gezien de enorme reikwijdte en diversiteit van de voedselproductie moeten binnen de
beschikbare toezichtcapaciteit risicogerichte keuzes gemaakt worden. Om haar toezicht
te richten stelt de NVWA daarom onder andere ketenanalyses op waarin zij haar inzichten
vanuit wetenschappelijke risicobeoordeling en de fraude- en toezichtinformatie combineert.
Deze analyses maken inzichtelijk waar in de keten welke risico’s voor de voedselveiligheid
het grootst zijn en hoe die het effectiefst kunnen worden verminderd. Deze analyses
helpen ook om eventuele kennislacunes in beeld te brengen.
Voor de in totaal twaalf benoemde ketens heeft de NVWA inmiddels vier van dergelijke
analyses opgesteld. Het gaat om de roodvleesketen (2015), de zuivelketen (2017) en
de pluimveevleesketen (2018). Voor de eierketen (2018) is een risicobeoordeling en
een fraudebeeld beschikbaar. De planning van de overige analyses is met uw Kamer gedeeld
via de Tweede Voortgangsrapportage NVWA 2020 en via Kamerstuk 33 835, nr. 80 waarin een nieuwe planning voor de (informatie)producten van NVWA 2020 is gecommuniceerd.
74
Kunt u instemmen met alle elementen van de reconstructie van feitelijke gebeurtenissen
zoals die door de Commissie Sorgdrager zijn weergegeven?
Antwoord vraag 74
De Commissie Sorgdrager heeft langdurig en gedegen onderzoek gedaan naar de fipronilcrisis.
Hierbij heeft zij van veel partijen informatie ontvangen. Wij onderschrijven de daarvan
afgeleide onderzoeksresultaten en gaan ervan uit dat de reconstructie van de feitelijke
gebeurtenissen op basis van deze gesprekken een juiste weergave zijn.
75
Ontbreken er in de reconstructie van feitelijke gebeurtenissen door de Commissie Sorgdrager
nog relevante gebeurtenissen die de gang van zaken beïnvloed hebben?
Antwoord vraag 75
Voor zover wij dat kunnen vaststellen, niet.
76
In hoeverre heeft de NVWA in de periode tot 1 juni 2017 contact gehad met sectororganisaties
en de NCAE over de ontvangen signalen met betrekking tot het gebruik van fipronil?
Antwoord vraag 76
De NVWA, de sectororganisaties en de NCAE hebben in de periode tot 1 juni 2017 geen
specifiek contact gehad over de tot dan toe ontvangen signalen met betrekking tot
het gebruik van fipronil voor de bestrijding van bloedluis.
77
Hoe kwam de NVWA in januari 2017 tot de constatering dat het BuRO de conclusie had
getrokken dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek?
Antwoord vraag 77
BuRO heeft beoordeeld dat er geen acuut gevaar dreigde voor de volksgezondheid, omdat
fipronil een door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) en de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) als matig toxische stof voor mensen is gekarakteriseerd en er geen aanwijzingen
waren dat fipronil op een schaal gebruikt werd die een bedreiging voor mensen kon
vormen. Dit was de basis waarop de NVWA destijds heeft besloten om enkel strafrechtelijk
en
(vooralsnog) niet bestuursrechtelijk op te treden. De NVWA heeft niet geconcludeerd
dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek.
78
Kunt u aangeven op welke wijze er verbeteringen zijn getroffen ten aanzien van het
systeem voor de opvolging van meldingen en signalen, onder meer ten aanzien van risicobeoordeling
en het beleggen van verantwoordelijkheid? Kunt u dit toelichten met een voorbeeld?
Antwoord vraag 78
In het najaar van 2017 is de vernieuwing van het meldingenproces gestart. Alle meldingen
worden bij het Klantcontactcentrum van de NVWA geregistreerd en gemonitord tot aan
de afmelding. Per februari 2018 is een multidisciplinair team ingesteld voor de afhandeling
hiervan. In dit team werken deskundige medewerkers vanuit de toezichtgebieden van
de NVWA samen aan de beoordeling van de meldingen.
Zij doen een eerste inhoudelijke beoordeling van de melding en bepalen of de melding
moet worden uitgezet voor nader onderzoek, zoals bijvoorbeeld een inspectie of een
risicobeoordeling.
Voor een snelle en deskundige afhandeling van meldingen is naast inhoudelijke borging
ook een goed zicht op het proces van de afhandeling van belang.
Meldingen worden daarom op hun procesgang door de organisatie gevolgd via het meldingenvolgsysteem.
De melding wordt afgehandeld nadat een terugkoppeling is ontvangen van de ondernomen
actie. De melder krijgt bericht over de afhandeling.
79
Kunt u toelichten of een sectororganisatie of koepelorganisatie de bevoegdheid heeft
om recalls af te kondigen? Zo ja, welke juridische bevoegdheid hebben zij?
Antwoord vraag 79
Op basis van artikel 19 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG)
nr. 178/2002) is het de verantwoordelijkheid van een exploitant van een levensmiddelenbedrijf
om procedures in te leiden als zij een vermoeden hebben dat een levensmiddel niet
aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet. Hiertoe behoort ook het terugroepen
en uit de handel halen van levensmiddelen die niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften
voldoen. Iedere schakel in de keten dient deze verantwoordelijkheid na te leven. Voor
de sectororganisaties of koepelorganisatiesbestaat er geen juridische verplichting
om levensmiddelen terug te roepen als deze niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften.
Het is aan een sectororganisatie zelf om te beslissen of ze vanuit de organisatie
exploitanten van levensmiddelenbedrijven willen oproepen tot het terughalen van bepaalde
levensmiddelen die niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften. Echter, zij
kunnen dit de exploitanten niet dwingend opleggen of afdwingen. Ingeval een levensmiddelenbedrijf
deel uit maakt van een privaat kwaliteitssysteem kan de eigenaar van het systeem zelf
maatregelen (bijvoorbeeld schorsen of intrekken van het certificaat) nemen die er
toe kunnen leiden dat de exploitant zijn eigen verantwoordelijkheid neemt ten aanzien
van het terugroepen van levensmiddelen die niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften.
80
Kunt u aangeven hoe de General Food Law in Nederland doorwerkt ten aanzien van de
verantwoordelijkheid van de sector of een individueel bedrijf indien er een ondeugdelijk
product op de markt is gebracht? In hoeverre kan van individuele bedrijven, en in
het bijzonder primaire producenten, verwacht worden dat zij producten terugroepen
in de keten en de kosten daarvoor dragen en zijn de kosten van een recall draagbaar
voor een primaire producent, in welke landbouwsector dan ook?
Antwoord vraag 80
In de General Food Law (EG) 178/2002) is vastgelegd dat de voedingsmiddelenproducenten
zelf primair verantwoordelijk zijn voor de naleving van voedselveiligheidsvoorschriften.
In deze verordening worden daarbij eisen gesteld aan de ondernemers ten aanzien van
de traceerbaarheid en de te nemen maatregelen zodra een levensmiddel niet aan de gestelde
wettelijke normen voldoet. Zo moet de ondernemer bij overschrijdingen de bevoegde
autoriteit informeren over het door hem in de markt gezette levensmiddel dat schadelijk
kan zijn voor de menselijke gezondheid. De ondernemer moet zelf onverwijld maatregelen
nemen, zoals het terughalen van de betreffende partijen levensmiddelen en zo nodig
ook een publiekswaarschuwing in het geval het betreffende levensmiddel aan consumenten
is verkocht.
De kosten van terughaalactie zijn voor de betrokken ondernemer. De omvang van deze
kosten is afhankelijk van de grootte van de partij die teruggehaald moet worden. Het
is niet mogelijk om ten algemene een oordeel te geven of deze kosten draagbaar zijn
voor de individuele ondernemer. Dit is van verschillende factoren afhankelijk, onder
andere de draagkracht van de ondernemer en de omvang van de terughaalactie.
81
Zijn er keurings- en/of toezichtstaken die door het NCAE niet goed zijn of worden
uitgevoerd? Zo ja, heeft de NVWA dat als toezichthouder van COKZ)/NCAE vastgesteld
en kenbaar gemaakt aan de NCAE in de afgelopen jaren?
Antwoord 81
De NVWA is uitsluitend tweedelijnstoezichthouder van COKZ/NCAE voor de publieke voedselveiligheidstaken.
Voor de voedselveiligheidstaken voert de NVWA jaarlijks een audit uit op de controles
Hygiëneverordeningen, Warenwetregelgeving, dierlijke bijproducten en voorbereidende
werkzaamheden voor de veterinaire exportcertificering. Over het algemeen heeft COKZ/NCAE
een adequate invulling gegeven aan de uitvoering van de werkplannen.
In de auditrapportages van de NVWA over 2016 en 2017 staan diverse aanbevelingen en
aanwijzingen die de NCAE betreffen. De aanwijzingen hebben betrekking op verschillende
zaken in de uitvoering van het toezicht zoals een verouderde werkinstructie voor inspecteurs
en onvoldoende borging van de voortgangsbewaking van General Food Law meldingen. De
NCAE heeft de aanwijzingen opgepakt na herhaald aandringen bij brief door de NVWA.
De uitvoering en effectiviteit van de opvolging van de aanbevelingen en drie van de
vier aanwijzingen is momenteel onderwerp van toetsing door de NVWA. De aanwijzing
betreffende de borging van de voortgangsbewaking van de General Food Law meldingen
wordt in januari 2019 getoetst.
De NVWA rapporteert de resultaten van deze audit en aanbevelingen en meer dwingende
aanwijzingen naar aanleiding daarvan jaarlijks aan het COKZ/NCAE. Het COKZ/NCAE moet
de aanbevelingen via een plan van aanpak opvolgen; voor de aanwijzingen (betreft een
deel van de aanbevelingen) geldt een bepaalde termijn. Aanwijzingen zijn niet-vrijblijvende
verbeteropdrachten die van groot belang zijn voor de kwaliteit van het toezicht en
de taakuitoefening van het COKZ/NCAE en de NVWA. De NVWA doet een toets op de uitvoering
en effectiviteit van de opvolging van de aanbevelingen en aanwijzingen die aan COKZ/NCAE
zijn gedaan.
82
Waarom was niet meer ruimte geboden voor deblokkeren op basis van monsteranalyses
van private laboratoria?
Antwoord vraag 82
Zie het antwoord bij vraag 29.
83
Heeft de NCAE volgens u aantoonbaar gefaald? Zo ja, in welke opzichten, en in hoeverre
biedt het onderbrengen van de NCAE bij de NVWA een oplossing daarvoor?
Antwoord vraag 83
Over het functioneren van de NCAE verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 81. Uw
Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen
van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de
opvolging van de aanbeveling over de NCAE.
84
Op welk moment hadden de pluimveebedrijven zelf het idee dat er inderdaad sprake was
van problemen voor de voedselveiligheid?
Antwoord vraag 84
Dit is ons onbekend. De pluimveebedrijven hebben er kennis van kunnen nemen vanaf
het eerste persbericht dat de NVWA heeft uitgebracht op 22 juli 2017. Bedrijven waren
aanvankelijk verrast door de eis van de NVWA dat zij op grond van de verplichtingen
vanuit de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) onverwijld
verontreinigde eieren uit het handelskanaal moesten halen. Dit is ook in het rapport
Sorgdrager beschreven (pagina 104).
85
Hoe moet goed en gedegen kennismanagement worden geïmplementeerd in de keten?
Antwoord vraag 85
Ondernemers dienen zelf over de kennis te beschikken om de wetgeving op het vlak van
de voedselveiligheid na te leven. Voor individuele pluimveehouders blijkt het moeilijk
om zelf alle kennis en wetgeving op dit terrein bij te houden. De brancheorganisaties
kunnen hierin helpen. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere
uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking zullen
wij ook ingaan op de wijze waarop de kennis van de individuele ondernemer wordt versterkt.
86
Hoeveel pakstations zijn er in Nederland en hoeveel van deze pakstations konden niet
verzekeren dat de eieren voldeden aan de wettelijke eisen?
Antwoord vraag 86
In Nederland zijn er 122 pakstations van eieren (jaarverslag COKZ/NCAE, 2017). Sinds
aan het licht kwam dat eieren op een deel van de pluimveehouderijen in Nederland het
verboden middel fipronil bevatten, onderzoekt de NVWA regelmatig eieren in supermarkten
en andere winkels op fipronil. Dit gebeurt door middel van het nemen van een steekproef
van eieren. De niet-conforme resultaten (boven de MRL) uit de steekproef waren afkomstig
van achttien pakstations. Pakstations zijn er verantwoordelijk voor dat eieren die
zij in de handel brengen aan de wettelijke normen voldoen. Het NCAE ziet daarop toe.
87
Hoeveel verschillende systemen hanteert de NVWA momenteel bij de registratie van de
meldingen en naar hoeveel systemen wil de NVWA uiteindelijk toe?
Antwoord vraag 87
De NVWA heeft op dit moment zes systemen voor verschillende meldingen, inclusief het
in ontwikkeling zijnde nieuwe systeem INSPECT. Naar verwachting gaan de meldingen
na afronding van het Programma NVWA 2020 via twee systemen verlopen. Voor het overgrote
deel zal dit gebeuren via het eerdergenoemde INSPECT; voor meldingen voor de Inlichtingen-
en Opsporingsdienst (IOD) wordt het systeem SUMMIT gebruikt. SUMMIT is een systeem
van de politie en het OM waar de IOD gebruik van maakt.
88
Wist de NVWA dat er fipronil in de eieren terecht kon komen?
Antwoord vraag 88
De NVWA wist, vanuit de wetenschappelijke kennis, dat fipronil in eieren terecht kon
komen, dat dit ook daadwerkelijk op grote schaal gebeurde bleek in juli 2017.
89
Beschikt de NVWA op dit moment over een handboek voor voedselveiligheidsincidenten
of -crises?
90
Welke voorbereidingen zijn gestart om te komen tot een handboek of protocol en crisisorganisatie
voor bij een voedselcrisis?
Antwoord vragen 89 en 90
De Ministeries van LNV en VWS hebben de crisisdraaiboeken voedselveiligheid geactualiseerd
en op elkaar afgestemd. In juni 2018 is het NVWA-Uitvoeringsdraaiboek afhandelen incidenten
voedselveiligheid vastgesteld.
De eierketen ontwikkelt een eigen draaiboek om in geval van een overschrijding van
een norm zelf onverwijld en adequaat de eieren die niet voldoen aan de gestelde eisen
en de daarvan gemaakte producten te kunnen traceren en uit de handel te kunnen nemen.
91
Heeft België de normen voor de gevarenanalyse, de publiekswaarschuwing en de toepassingen
van de meetonzekerheid al aangepast?
Antwoord vraag 91
In alle lidstaten wordt de voedselveiligheidswetgeving geïmplementeerd op basis van
de Europese wetgeving en eventuele uitleg die de Europese Commissie hieraan geeft.
Ook in België is uitgegaan van de Europese wetgeving en de uitleg die Europese Commissie
hieraan geeft.
Wij zijn er niet mee bekend dat België de normen voor de gevarenanalyse, de publiekswaarschuwing
en de toepassing van de meetonzekerheid heeft aangepast, maar gaan ervan uit dat ook
België uitgaat van de richtsnoeren die de Europese Commissie hierover heeft gegeven.
92
Kunt u een overzicht geven van het totale budget voor de NVWA (vanuit EZ/LNV en VWS),
verdeeld over de afgelopen 10 jaar?
Antwoord vraag 92
In onderstaande tabel vindt u het gevraagde overzicht. Naast deze bijdragen heeft
de NVWA ook inkomsten van derden (retributies).
Tabel Realisatie opbrengsten NVWA (x € 1.000)
Jaar
bijdrage Moeder-departement
bijdrage VWS
2008
130.618
77.046
2009
139.542
81.564
2010
132.195
83.367
2011
132.073
73.424
2012
121.439
72.141
2013
129.522
73.614
2014
119.113
76.194
2015
128.9351
80.520
2016
141.1461
79.586
2017
137.0591
81.586
Bron: Jaarverslagen EZ/LNV
X Noot
1
Excl. het deel dat sinds 2014 als bijzondere baten in de exploitatierekening van de
NVWA is verantwoord (gem. € 11 mln p.j.).
Naast bovenstaande bijdragen heeft de NVWA ook inkomsten van derden (retributies).
93
Kunt u een overzicht geven van het budget dat de NVWA ter beschikking heeft gehad
voor controles op het gebied van dierenwelzijn, verdeeld over de afgelopen 10 jaar?
Antwoord vraag 93
In onderstaande tabel staat het gerealiseerde budget en het aantal fte op het domein
Dierenwelzijn bij de NVWA tot en met 2017. De detailgegevens over de jaren vóór 2010
zijn, vanwege de fusie van Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), Algemene Inspectiedienst
(AID) en Plantenziektenkundige Dienst (PD) in 2012 niet meer (of niet zonder grote
inspanningen) te achterhalen.
Dierenwelzijn: gerealiseerde inzet 2010–2017 (rechtsvoorgangers van de) NVWA
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
budget (x Euro 1.000)
12.419
12.023
13.843
13.615
12.849
13.813
13.422
12.563
aantal (productieve) fte
102
100
116
113
100
107
100
93
94
Kunt u een overzicht geven van het budget dat de NVWA ter beschikking heeft gehad
voor controles op het gebied van voedselveiligheid, verdeeld over de afgelopen 10
jaar?
Antwoord vraag 94
In onderstaande tabel staat het gerealiseerde budget en het aantal fte op het domein
voedselveiligheid bij de NVWA tot en met 2017. Tot voedselveiligheid zijn gerekend
de domeinen «Bijzondere eet- en drinkwaren», «dierlijke bijproducten», «diervoeder»,
«horeca en ambachtelijke productie», «industriële productie», «microbiologie», «visketen»
en «vleesketen en voedselveiligheid». De budgetten in de tabel hieronder zijn inclusief
de retributies die het bedrijfsleven betaalt voor de vleeskeuring en andere voedselveiligheidszaken.
De detailgegevens over de jaren vóór 2010 zijn, vanwege de fusie van VWA, AID en PD
in 2012 niet meer (of niet zonder grote inspanningen) te achterhalen.
Voedselveiligheid: gerealiseerde inzet 2010–2017 (rechtsvoorgangers van de) NVWA
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
budget (x Euro 1.000)
103.517
103.984
98.153
93.195
106.882
109.877
104.916
105.633
aantal (productieve) fte
853
857
811
768
828
846
779
773
Met ingang van 2013 wordt de inzet van het wetenschappelijk BuRO en de inzet op het
terrein van opsporing niet meer naar een specifiek beleidsterrein verbijzonderd (en
dus sinds 2013 niet meer meegenomen in dit overzicht). Hetzelfde is van toepassing
op de inzet in verband met klantcontacten met ingang van 2016. Daarnaast wordt ook
in andere domeinen en algemene overkoepelende terreinen soms inzet gepleegd in het
kader van voedselveiligheid, die niet in dit overzicht zijn opgenomen.
95
Kunt u een overzicht geven van het aantal fte dat de NVWA ter beschikking heeft gehad
voor controles op het gebied van dierenwelzijn, uitgesplitst over de afgelopen 10
jaar?
Antwoord vraag 95
Zie het antwoord op vraag 93.
96
Is het budget dat de NVWA er de komende jaren bij krijgt voldoende om de door de Commissie
Sorgdrager genoemde problemen als gevolg van de beperkte capaciteit het hoofd te bieden?
Antwoord vraag 96
In het antwoord op vraag 60 wordt ingegaan op het budget van de NVWA. Uw Kamer wordt
op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de
Commissie Sorgdrager.
97
Worden alle aanbevelingen van de Werkgroep geïmplementeerd? Zo ja, hoelang denkt u
dat dit gaat duren? Zo nee, welke aanbevelingen niet? Waarom niet?
Antwoord vraag 97
De verwachting is dat alle aanbevelingen van de Werkgroep Versterking Zelfregulering
Eierketen door de eierketen worden geïmplementeerd. In het overkoepelend plan zal
worden opgenomen welke aanbevelingen al geëffectueerd zijn en op welke termijn de
verwachting is dat de andere aanbevelingen afgerond zullen zijn.
98
Hoeveel gevallen van voedselfraude zijn er in de afgelopen twee jaar gemeld door bedrijven
bij de toezichthouder?
Antwoord vraag 98
De afgelopen twee jaar zijn er 36 meldingen van bedrijven over vermoedens van voedselfraude
binnengekomen bij de NVWA.
99
In hoeveel en in welke gevallen hebben de NVWA en het OM sinds januari 2017 informatie
uitgewisseld over fraude in de voedselketens?
Antwoord vraag 99
Signalen van concrete misstanden worden in het informatie-overleg periodiek besproken
tussen het Functioneel Parket van het OM en de NVWA. Dat kunnen ook signalen zijn
over fraude in de voedselketen. Een aantal van die signalen wordt direct gedeeld met
NVWA-toezicht, anderen worden verrijkt voor een eventuele strafrechtelijke reactie.
In verband met het afbreukrisico voor een te volgen toezichtactie of een bestuurs-
of strafrechtelijk traject, kan ik geen concrete informatie verstrekken over hetgeen
tussen NVWA en OM is uitgewisseld.
100
Wat is de huidige handhavingscapaciteit in fte die zich bij de NVWA bezighouden met
voedselveiligheid?
Antwoord vraag 100
Op basis van het huidige jaarplan (2018) en de indeling zoals in antwoord 94 weergegeven,
betreft dat circa 750 fte in verschillende functies zoals inspecteurs, specialisten,
laboratoriummedewerkers en auditors.
101
Op welke manier wordt de voedselveiligheid binnen de NVWA nadrukkelijker gepositioneerd?
Antwoord vraag 101
Zie het antwoord bij vraag 46.
102
Hoeveel signalen krijgt de NVWA uit de samenleving omtrent voedselveiligheid?
Antwoord vraag 102
De NVWA heeft in 2017 ongeveer 11.500 meldingen van consumenten en bedrijven gekregen
op het gebied van voedselveiligheid.
103
Hoe wordt het publieke toezicht binnen en tussen de verschillende toezichthouders
in de eiersector gestroomlijnd?
Antwoord vraag 103
De NVWA heeft werkafspraken met de NCAE en met Skal over het uitwisselen van informatie
ter versterking van het publieke toezicht op ieders domein, binnen de bestaande bevoegdheidsverdeling.
Het publieke toezicht binnen en tussen de verschillende toezichthouders wordt in het
overleg van de NVWA met deze toezichthouders gestroomlijnd.
De NVWA heeft daarnaast met de NCAE een formele aansturingsrelatie, inclusief een
jaarlijkse kaderbrief met toezichtprioriteiten en vaste verantwoordingsmomenten. De
prioriteiten en de handhavingsmethodiek wordt door de NVWA met de NCAE afgestemd,
zodat de aanpak van de NCAE in overeenstemming is met de aanpak door de NVWA.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier