Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht 'Waarschuwing voor flinke tegenvaller gemeenten'
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Waarschuwing voor flinke tegenvaller gemeenten» (ingezonden 13 december 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 januari
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Waarschuwing voor flinke tegenvaller gemeenten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zijn de geponeerde stelling dat gemeenten straks (minstens) 100 miljoen euro minder
kunnen tegemoet zien dan verondersteld als ook de daaraan ten grondslag liggende aannames
correct? Zo nee, waarom niet? Hoe zit het dan wel volgens u?
Antwoord 2
Neen. De ontwikkeling van de omvang van het gemeentefonds – het accres – is conform
de normeringssystematiek gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Het artikel
baseert zich op een voorlopige stand. De definitieve uitkomst van het accres over
2018 voor gemeenten volgt in de meicirculaire gemeentefonds 2019, als het Financieel
Jaarverslag van het Rijk over 2018 is vastgesteld. Dan is het definitieve bedrag bekend.
Het accres wordt niet herberekend op basis van de stand van de Najaarsnota.
Vraag 3
Bent u het eens met de in het artikel gedane voorspelling dat het uiteindelijke bedrag
dat gemeenten minder krijgen dan verondersteld nog hoger zal worden? Zo ja, wat is
dan volgens u een realistisch scenario? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De definitieve balans zal na afloop van 2018 worden opgemaakt. Het kabinet kan nog
niet vooruitlopen op de uitkomst hiervan en zal uw Kamer daarover zoals gebruikelijk
informeren via het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Vraag 4
Bent u het eens met de stelling dat de financiële problemen van gemeenten hierdoor,
met name ook in het sociaal domein, groter worden dan eerder door u aangenomen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Neen. De overgehevelde taken in het sociaal domein worden in 2018 en 2019 nog afzonderlijk
geïndexeerd, buiten de normeringssystematiek om. De normeringssystematiek is vanaf
2020 ook integraal van toepassing op de overgehevelde taken.
Ten aanzien van de budgetten voor het sociaal domein heeft het kabinet afspraken met
de VNG gemaakt. Uw Kamer is hierover op 6 november jl. per brief geïnformeerd (Kamerstuk
34 477, nr. 45). Het kabinet voert momenteel gezamenlijk met de VNG een verdiepend onderzoek naar
jeugdhulp uit met de volgende componenten: 1) een analyse van de volumeontwikkeling,
die zichtbaar is in de beleidsinformatie Jeugd, 2) een analyse van de aanvragen in
het Fonds Tekortgemeenten en 3) een benchmarkanalyse van de uitvoering van de Jeugdwet,
in de context van het sociaal domein. Het onderzoek zal in de lente van 2019 klaar
zijn. Over de uitkomsten van het onderzoek zullen het Rijk en VNG zich beraden en
hierover het gesprek met elkaar voeren.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat er een grote kans is dat bedoelde verslechtering linksom
of rechtsom zal worden afgewenteld op de kwetsbaarste inwoners? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat vindt u daar van?
Antwoord 5
Neen. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet verantwoordelijk voor
een passende bijdrage aan de ondersteuning en jeugdhulp aan ingezetenen waarbij is
vastgesteld dat dat die op ondersteuning en jeugdhulp van de zijde van gemeenten aangewezen
zijn. De regelgeving biedt ingezetenen voldoende waarborgen. Een budgettaire afweging
in dat kader is daarmee niet mogelijk. Zie voor een antwoord op de omvang van de beschikbare
middelen het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Vindt u het ook eigenaardig dat terwijl uw ministerie geld overhoudt gemeenten juist
minder geld krijgen dan eerder verondersteld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Neen. Met deze vraag wordt waarschijnlijk gedoeld op de meevaller van € 0,7 miljard
in 2018 bij de premie (Budgettair Kader Zorg). Van de totale onderschrijding van € 1,5 miljard
was € 0,8 miljard al bekend op Prinsjesdag / bij de miljoenennota 2019. Op de eventuele
structurele doorwerking van deze meevaller zal in de eerste suppletoire begroting
2019 nader worden ingegaan, omdat op dat moment de uitgaven voor de jaren 2019 en
verder eventueel worden aangepast. Het is hierbij belangrijk te vermelden dat geld
voor de uitvoering van de Zvw en de Wlz gezamenlijk wordt betaald door burgers (via
de premie en het eigen risico), werkgevers (via de inkomensafhankelijke bijdrage)
en de overheid (via de rijksbijdrage voor de zorgkosten van kinderen). Die (premie)inkomsten
mogen niet voor andere zaken worden aangewend. Zie verder ook het antwoord op vragen 4
en 5.
Vraag 7
Bent u nu wel bereid om gemeenten extra geld te geven, zodat bijvoorbeeld hun kwetsbaarste
inwoners niet de dupe worden van het zogenaamde «abonnementstarief» in de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) of (grotere) problemen in de jeugdhulp kunnen worden voorkomen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, wordt momenteel gezamenlijk met de
VNG onderzoek uitgevoerd naar de jeugdhulp. Dit onderzoek is in de lente van 2019
klaar. Wat betreft het abonnementstarief eigen bijdragen Wmo én de daarbij verwachte
toestroom naar voorzieningen zijn gemeenten naar huidig inzicht voldoende gecompenseerd.
De invoering van deze maatregel kan en mag er dan ook niet toe leiden dat mensen die
daarop zijn aangewezen niet of onvoldoende de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Met de VNG heb ik afgesproken om de effecten in de praktijk met behulp van een monitor
nauwlettend te volgen en – als de resultaten van de monitor daartoe aanleiding geven –
op te acteren. Ik acht het niet zinvol om hierop vooruit te lopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.