Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 3 december 2018, over het OCW-begrotingsonderdeel Media
35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019
Nr. 149
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Vastgesteld 21 december 2018
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 3 december 2018
overleg gevoerd met de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en
Media, over:
– Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.het wetsvoorstel Vaststelling
van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
voor het jaar 2019 (Kamerstuk
35 000 VIII);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 16 november
2018 inzake Mediabegroting 2019 (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 91);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 14 november
2018 inzake afschrift van de reactie op het Concessiebeleidsplan 2017–2025 van de
Regionale Publieke Omroep (RPO) (Kamerstuk 32 827, nr. 146);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 oktober 2018
inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 15);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 30 oktober
2018 inzake jaarverslag 2017 van het Commissariaat voor de Media (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 29);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 22 augustus
2018 inzake evaluatie expertisecentrum Mediawijzer.net 2015–2018 (Kamerstuk 31 434, nr. 8);
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs inzake nazending rapport
validatie begroting pilot regionale vensterprogrammering (Kamerstukken 35 000 VIII en 32 827, nr. 140).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Tellegen
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Aartsen, Martin Bosma, Van der Graaf,
Van den Hul, Krol, Kwint, Van der Molen, Öztürk, Sneller, Tellegen en Westerveld,
en de heer Slob, Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Ik open deze vergadering. Aan de orde is het wetgevingsoverleg Media. Een heel hartelijk
welkom aan de Minister en zijn ambtenaren. Hartelijk welkom aan mijn collega's aan
de linker- en rechterzijde. Het illustere duo hier rechts, de heer Öztürk en de heer
Krol, heeft op een andere plek plaatsgenomen. Ik denk dat heel veel mensen vandaag
deelnemen aan dit debat; die komen hopelijk nog. En hartelijk welkom aan alle mensen
op de publieke tribune. Wij gaan snel beginnen, want u heeft ongetwijfeld veel te
vertellen... Nu al een punt van orde?
De heer Öztürk (DENK):
Jazeker. Ik zie een briefje: DENK vier minuten. Ik wil weten wat daar de bedoeling
van is. Ik weet dat we weinig zendtijd krijgen van de NPO-omroepen. Maar dat we zelfs
maar vier minuten krijgen, wil ik even met u bespreken.
De voorzitter:
Op de convocatie staat ook heel duidelijk dat u vier minuten spreektijd heeft, dus
u zult kort en bondig moeten formuleren.
De heer Öztürk (DENK):
Dan zou ik mijn collega's willen vragen of wij vandaag toch iets meer tijd kunnen
krijgen, omdat we het vandaag over een heel belangrijk onderwerp hebben.
De voorzitter:
Dan ga ik eerst maar eens even beginnen met de heer Bosma. De heer Bosma heeft hoeveel
minuten?
De heer Martin Bosma (PVV):
Vijftien, voorzitter.
De voorzitter:
Negen! Aan u het woord.
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat vind ik ook veel te kort, voorzitter. Nu ik hoor dat de NPO DENK kort houdt, ben
ik toch ineens een stuk positiever over de NPO.
De voorzitter:
De stemming is gezet.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Vol verwachting klopte ons hart. De Mediabrief ging komen en het omroepbestel
ging op de schop. Wij zaten met veiligheidsgordels klaar om dit explosieve werkje
in ontvangst te nemen en dit debat werd daarom zelfs drie weken uitgesteld, zodat
we konden bijkomen van de schrik om als we weer op adem waren erover te praten. Nou,
in die Mediabrief staat dus helemaal niets. Elke open deur wordt met kracht opengeschopt.
Elke gemeenplaats wordt tot in extenso herhaald. Concrete inhoud is er niet. Dat kan
maar één ding betekenen: er is stront aan de knikker binnen de coalitie. Minister
Slob wil de Evangelische Omroep terug in het zadel en daarmee de omroepverenigingen.
Terug naar 1976. Terug naar Fred Oster met cavia's. Andere coalitiepartijen willen
dat blijkbaar niet.
Toch zijn er dramatische ontwikkelingen op het gebied van de media. Op de commerciële
televisie is een grap gemaakt over de onderbroek van Albert Verlinde en iets gezegd
over het uit de kast komen van homo's. Het kabinet is daar ontstemd over. De grap
vinden zij niet leuk. Eén Minister heeft zichzelf gekroond tot Minister van humorzaken.
Het betreft het grootste lachebekje van dit kabinet, mevrouw Van Engelshoven. Alhoewel,
gevoel voor humor kan haar niet ontzegd worden. Zij is lid van D66, noemt zichzelf
liberaal en heeft haar wortels in de sixties, toen alles moest kunnen, maar gaat nu
dus interveniëren inzake de inhoud van commerciële media betreffende de onderbroek
van Albert Verlinde.
Voorzitter. Wat zullen we nou krijgen? Een dienaar van de Kroon, een Minister, gaat
een journalist aanspreken op zijn werk en hem beïnvloeden het niet meer te doen. Onder
Slob gaan we niet terug naar 1976, maar naar 1956. De motivatie is: er is mensen pijn
gedaan. Aha, Minister voor mediazaken, dus dat is uw nieuwe criterium. De Ministers
krijgen het maar druk. Komt de Minister ook in actie als Freek de Jonge op de tv verklaart
dat PVV'ers erger zijn dan NSB'ers? Of als Marcel van Dam tegen Pim Fortuyn zegt dat
hij een buitengewoon minderwaardig mens is? Of als NPO-testbeeld Peter R. de Vries
zegt dat de redacteuren van Charlie Hebdo hun massamoord aan zichzelf te wijten hebben
vanwege hun islamkritiek? Dat doet mensen pijn en dus is er werk aan de winkel voor
het kabinet.
Welke grappen zijn er precies niet leuk? Belgenmoppen, doen die ook pijn? Als valse
nichten het Eurosongfestival bespotten, kan dat nog wel? Ik ervaar persoonlijk continu
pijn als ik naar de NPO moet kijken, die 24 uur per dag een politiek-correcte diarree
in je gezicht spuit. Komt de Minister ook bij mij thuis? Een klein dingetje hoor,
hoe staat het met de Grondwet, artikel 7: voor het openbaren van gedachten of gevoelens
heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan? Sinds wanneer is
het de taak van Ministers om de inhoud van programma's te beïnvloeden? Stel je voor
dat Trump of Orbán dit zou doen. Dan zou Nieuwsuur met ingelaste uitzendingen komen
vol schuimbekkende verontwaardiging.
Ik stel tevens vast dat ik de afgelopen twaalf jaar als mediawoordvoerder van mijn
partij stelselmatig in de maling ben genomen. Steeds als ik begon over het feit dat
de NPO als links feestje zich niet aan de Mediawet houdt, riepen Ministers Van Bijsterveldt,
Plasterk en Sander Dekker: wij gaan niet over de inhoud. Dat is dus bewezen onzin.
Als je een verkeerde grap maakt, komt dit kabinet in actie. Het kabinet spreekt zich
dus wel degelijk uit over de inhoud. Alle Ministers voor Media sinds 2006 hebben mij
onwaarheid verteld. Dat is in strijd met artikel 68 van de Grondwet.
Voorzitter. Minister Slob is ook op een andere manier bezig de persvrijheid te schaden.
Volgende week dreigt het kabinet het verdrag van Marrakesh te ondertekenen. Daarmee
valt Slob keihard de vrijheid van de media aan en handelt opnieuw in strijd met de
Grondwet. Dit verdrag beveelt de overheid aan «to stop allocation of public funding
or material support to media outlets that systematically promote intolerance, xenophobia,
racism». Het betekent dat media die nog ruimte geven aan kritiek op migratie, door
de overheid gesloten kunnen worden. Sociale media kunnen worden aangepakt, «xenofobie»
krijgt iedereen die kritisch is voor de voeten geworpen. Hoe verhoudt zich dat tot
de persvrijheid? Hoe verhoudt zich dat tot de Grondwet? Hoezo ondertekent de Minister
dit? Waarom gaat hij akkoord met persbreidel? Graag een concreet antwoord. Ook hier
weer humor om te lachen: partijen die zich liberaal noemen, zoals de VVD en D66, stemmen
juichend in met deze capitulatie.
Voorzitter. De NPO krijgt er 40 miljoen euro bij. Waar komt dat geld ineens vandaan?
Eerder zei de Minister, in debat met deze commissie: niet van Onderwijs. Van welke
begroting komt het dan wel? Graag duidelijkheid.
Voorzitter. Mensen kijken steeds minder televisie. Adverteerders rennen sneller weg
dan kiezers bij D66. Vreemd: voor 2024 begroot de Minister de advertentie-inkomsten
op 150 miljoen. Dat is evenveel als in 2019. Wat had de Minister gerookt voordat hij
dit opschreef? Op dit drijfzand bouwt Slob zijn luchtkasteel. Dit kan toch niet? De
subsidie explodeert, van 821 naar 900 miljoen. De bomen groeien tot ver voorbij de
hemel. Het geld kan niet op, ons geld. Dat is allemaal erg dom. Dit was dé mogelijkheid
om Hilversum te dwingen zich te richten op publieke taken en aan de megageldverspilling
een einde te maken. Toen het kabinet Rutte I voor 200 miljoen euro sneed in de publieke
omroep heeft geen kijker er iets van gemerkt, de belastingbetaler wel. Nog steeds
biedt de NPO vele tientallen miljoenen te veel op de voetbalrechten. Waarom doen ze
dat? Nou, omdat ze voor de kijkcijfers gaan en niet voor de publieke taken. Waarom
kunnen ze dat? Nou, omdat ze bulken van het geld, óns geld. Laat John de Mol het toch
lekker doen!
Nog een paar ideeën: stop met de radio-NPO, want er is niets publieks meer aan. Onder
de 35 jaar luistert vrijwel iedereen commercieel. Verkoop Radio 3. De luistercijfers
zijn nul komma nul. Verkoop van het zenderpark levert Minister Slob meer geld op dan
de penningmeester van Ajax gaat krijgen voor Matthijs de Ligt. Idem Radio 2, dat dure
discjockeys wegkoopt bij Qmusic. Hoezo is dat een publieke taak?
De heer Öztürk (DENK):
De heer Bosma verkoopt iedere keer de radioprogramma's als we hier met elkaar bijeen
zitten. Maar voordat de heer Bosma de politiek inging, was hij directeur NRG. Dat
is de Nederlandse Radio Groep. Dat bedrijf is failliet gegaan en exploiteerde ook
Colorful Radio. Hij zei in die tijd dat hij de enige multiculturele radio van Nederland
maakte, en vandaag de dag verkoopt hij alle radiozenders. Die omwenteling van failliet
gaan, multiculturele radio maken en vandaag verkopen: hoe is dat allemaal tot stand
gekomen, meneer Bosma?
De heer Martin Bosma (PVV):
Dat bewijst eens te meer dat ik oog heb voor publiek geld en dat ik elk dubbeltje
dat de overheid binnen krijgt van de belastingbetaler, goed wil besteden. Dus ik ben
volledig consequent, sinds de kleuterschool moet ik eerlijk toegeven.
De heer Öztürk (DENK):
En dat is de reden dat u failliet bent gegaan in die tijd?
De heer Martin Bosma (PVV):
Nee, dat had te maken met de herverdeling van FM-frequenties. Wij vielen daarbij niet
in de prijzen. Staatssecretaris Van der Ploeg had toen bedacht dat ook een multiculturele
zender een FM-pakket moest krijgen. Wij zeiden toen dat wij dat wel wilden zijn, maar
we hebben het niet gekregen. En toen gingen wij failliet.
De voorzitter:
De heer Bosma vervolgt zijn betoog.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Voor de heer Öztürk: stop FunX, een zender speciaal voor allochtonen,
een apartheidszender dus. Verkoop het en geniet van de euro's die binnenstromen, meneer
de Minister. Stop met al dat amusement. Heel Holland Bakt is prachtig hoor, en Boer
Zoekt Vrouw ook, maar is het een publieke taak? Stop met internet. Daar is geen enkele
schaarste en de NPO concurreert nodeloos met het bedrijfsleven. Weggegooid geld, marktbederf.
Dan video on demand: nu werkt de NPO samen met NLZIET. Tegelijkertijd concurreert
de NPO daarmee in NPO Plus, de hobby van Martijn van Dam: weggesmeten geld. Terwijl
de Nederlandse media als geheel tegen Google en Facebook moeten concurreren, staan
ze elkaar naar het leven. Sla die koppen tegen elkaar, meneer de Minister. Stop met
de weerzinwekkende multiculpropaganda. Laat commerciëlen adverteren op de NPO. Dat
levert weer heel veel geld op. Stop met al die gekke omroepen. Er is helemaal niets
katholieks aan de KRO, helemaal niets. Ze draaien hun veelal oudere leden een rad
voor ogen. Het is eigenlijk oplichting.
Sinds 2014 hebben die omroepen een miljoen leden minder. 1% van de huidige leden lijkt
zelfs dood te zijn. Hak in al die managementlagen, zendercoördinatoren, genrecommissies,
omroepoverleggen oftewel het Byzantijnse labyrint dat Mediapark heet. Sloop het en
maak het simpel. Schrap die derde televisiezender. Twee is echt meer dan zat. Stop
met al die misselijkmakende BN'ers op reis. Deze kerosineslurpers doen het allemaal
vanwege een beter milieu. Laten ze hun idealisme elders botvieren!
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank meneer Bosma. Dan is nu het woord aan de heer Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De manier van televisiekijken verandert enorm snel.
Tien jaar geleden zat je in je pyjama met een bakje chips voor de buis te kijken en
vocht je thuis om wie de afstandsbediening mocht hebben en daarmee naar welk programma
je keek. Tegenwoordig gooit mijn neefje diezelfde afstandsbediening weg omdat de afleveringen
van Pingu op NPO Start volgens hem op zijn. Vervolgens gaat hij verder kijken op YouTube
en op Netflix. Tegenwoordig bepaal je zelf hoe laat, wanneer, op welke plek, op welk
apparaat en in welk tempo jij je eigen programma's kijkt. Wie met deze vernieuwingsbril
naar het Nederlandse publieke bestel kijkt, ziet dat het behoorlijk ouderwets is geworden.
Volgens de VVD is het dan ook hoog tijd voor een flinke hervorming van het bestel,
zoals de Minister ook aankondigt in zijn brief. Daarbij vindt de VVD het belangrijk
dat er wel een concreet plan komt waarmee we echt gaan doorpakken en knopen gaan doorhakken
om de publieke omroep klaar te stomen voor de toekomst. Ik hoop daarom dat ik van
de Minister te horen krijg dat er echt een concreet actieplan komt in februari, dat
verder gaat dan alleen een visie op die hervorming. Wat ons betreft is het echt tijd
om door te pakken.
Die hervorming begint bij de vraag waarom we eigenlijk een publieke omroep hebben.
Het antwoord is wat mij betreft heel simpel: om het veronderstelde falen van marktpartijen
op te vangen. Oftewel: om programma's te maken die commerciële mediapartijen niet
maken, om programma's te maken die bijdragen aan de publieke waarden. Daar zou wat
mij betreft de eerste hervorming moeten beginnen. Om dit moment zijn vooral de drie
televisienetten leidend voor de programma's die gemaakt worden. Bepaal nu eerst eens
even welke content je precies zou moeten maken. Pas daarna bepaal je het distributiekanaal.
Dat kan wat ons betreft een televisienet zijn, een radionet maar ook YouTube, Facebook
of Instagram TV.
De VVD is blij dat de Minister bereid is om te kijken of het aantal netten nog past
bij deze tijd. Het is geen geheim dat de VVD al langer pleit voor het afschaffen van
het derde net. Hiermee kan geld worden bespaard en gaat de focus veel meer liggen
op het produceren van programma's, in plaats van het vullen van televisienetten.
Ook de vraag of omroepverenigingen met een hoge ledeneis van 150.000 leden nog van
deze tijd zijn, ligt wat ons betreft op tafel.
De voorzitter:
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Ik heb die vraag al heel lang als het gaat om die astronomische bezuiniging die de
VVD denkt te realiseren door het schrappen van het derde net. Dan zeggen ze: ja, we
schrappen het net want dat kost ongelofelijk veel geld en dan kunnen de programma's
op het internet. Is de VVD het met mij eens dat het overgrote deel van de kosten van
een programma niet zit in het via de kabel uitzenden van het programma naar de huiskamer
maar vooral in het maken van het programma?
De heer Aartsen (VVD):
Dat klopt. Maar het probleem zit nu juist in het feit dat het maken van die programma's
niet gebaseerd wordt op de vraag: wat wil je maken, welke genres wil je hebben, welke
programma's zou je moeten maken? De programmering wordt bepaald op basis van de drie
Excelsheets, die drie televisienetten die leidend zijn. Vervolgens worden er programma's
gemaakt en «o ja, we zetten ze misschien ook nog op internet». Wat mij betreft moet
dat veranderen. De focus moet niet meer liggen op de vraag welke kanalen we overeind
gaan houden, de focus moet liggen op de vraag welke programma's je wilt maken. Om
daar een impuls aan te geven moet je kijken naar het aantal televisienetten en daarmee
de programmering een stukje terugbrengen.
De heer Kwint (SP):
Het wordt er niet duidelijker op. Los van het feit dat het grootste deel van de kosten
gewoon zit in het maken van zo'n programma en niet in het uitzenden van het programma
naar uw of mijn televisie, stel ik het volgende vast. De VVD zegt: kwaliteit moet
leidend zijn. Dat klinkt heel redelijk. Daar kun je nauwelijks tegen zijn. Maar vervolgens
is het uitgangspunt dat we het met één kanaal minder gaan doen. Dus: kwaliteit moet
leidend zijn, maar de uitkomst van de afweging of iets wel of niet kwalitatief is,
is dat er sowieso een net afgaat. Het aantal tegenstrijdigheden stapelt zich wel heel
snel op, meneer Aartsen. Wat vindt u er zelf van?
De heer Aartsen (VVD):
Volgens mij verzint de heer Kwint die tegenstrijdigheden vooral zelf. Het is logisch
dat als je anders omgaat met het aantal televisienetten en dit aantal terugbrengt,
je daarmee ook de programmering een stukje terugbrengt. Het uitgangspunt is dus niet
meer het vullen van die drie netten, maar de vraag welke programma's je wilt maken.
Daarmee breng je de programmering een stukje terug en slinkt het budget ook een stuk
in. Volgens mij kan de NPO dat wel goed gebruiken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Dan de omroepverenigingen. Nogmaals, volgens mij moeten we ons met elkaar
afvragen of de ledeneis van 150.000 leden nog wel van deze tijd is. Waar het decennia
geleden nog gebruikelijk was om vanuit een bepaalde zuil lid te worden van een omroep,
is het dat vandaag de dag een stukje minder. Steeds minder mensen zijn lid van een
omroep. Moeten we deze ledeneis dan nog wel centraal stellen? Zijn er naast leden
geen andere mogelijkheden om maatschappelijke betrokkenheid aan te tonen? Denk aan
maatschappelijke allianties of online betrokkenheid. Volgens mij is het goed om te
kijken wie die programma's zoal mogelijk maken in het publieke bestel. Ik zou de Minister
dan ook willen vragen hoe hij die ledeneis op dit moment ziet en of het niet mogelijk
is om ook andere partijen toe te staan in het publieke bestel.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik hoor de heer Aartsen van de VVD eigenlijk een beetje een pleidooi herhalen dat
ik de vorige keer hield, of in ieder geval een vraag aan de Minister om eens te kijken
naar bredere manieren om draagvlak te meten en niet alleen te kijken naar leden. Daar
heb ik toen samen met collega's van PvdA en SP ook een motie over ingediend. Daar
hebt u tegen gestemd. Dan is de vraag aan u natuurlijk, of de vraag aan meneer Aartsen
van de VVD: waarom heeft de VVD in het vorige debat tegen onze motie gestemd, die
precies vroeg wat u nu ook vraagt aan de Minister?
De heer Aartsen (VVD):
Omdat je het volgens mij in een veel breder verband moet zien. Je kunt nu niet één
onderdeeltje nemen en zeggen: we gooien het bestel open en daarmee is het probleem
opgelost. Volgens mij moet je een brede hervorming van het publieke bestel bekijken.
Volgens mij is dit debat een mooie gelegenheid om de Minister ook punten mee te geven
waarvan we zeggen: Minister, kijk eens of je dit niet anders zou moeten doen. Dat
is wat we ook doen in dit debat. Maar je kunt daar als Kamer nu niet één onderdeeltje
in wijzigen. Volgens mij moet je dat in een brede hervorming doen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dit een bedenkelijk antwoord, want in het vorige debat hebben we de Minister
ook een aantal zaken meegegeven over hoe de discussie eruit kan komen te zien, waarvan
we het belangrijk vonden dat hij die meenam in zijn visie op de publieke omroep. Dat
ging onder andere over meer manieren om draagvlak te meten. Ik zou de heer Aartsen
dus willen vragen: als wij nou weer diezelfde oproep gaan doen aan de Minister, kunt
u die in dit debat dan wel steunen?
De heer Aartsen (VVD):
Nee, omdat het in een breder verband moet worden gezien. Je kunt niet zomaar eenzijdig
de toegang tot het bestel aanpassen. Dan zul je het ook bijvoorbeeld moeten hebben
over het vraagstuk van de financiering van omroepen. Er zijn allemaal vraagstukken
die daarin meegewogen moeten worden. Dat staat volgens mij ook keurig in de brief
van de Minister. Volgens mij is het in het debat van vandaag belangrijk dat we onze
speerpunten meegeven en dat er in de toekomstvisie van de Minister vervolgens een
integraal en breed afgewogen verhaal komt te staan, omdat je niet één blokje uit die
toren weg kan trekken.
De heer Öztürk (DENK):
De vorige woordvoerder van de VVD was tafeldame bij WNL en Powned. Zij zei heel open:
we willen die 150.000 ledendrempel weghalen. Nu zie ik dat de heer Aartsen ook als
tafelheer in Hilversum langs is gegaan en uiteindelijk met WNL en Powned heeft gesproken.
Zij hebben hem het idee gegeven: kun jij ervoor zorgen dat wij die 150.000 leden niet
hoeven op te brengen, zodat wij door kunnen gaan? Zeg dat dan.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Öztürk (DENK):
De vraag is dan: zit de heer Aartsen vanuit de VVD aan de ene kant te bezuinigen door
te pleiten voor één zender minder en aan de andere kant voor WNL en Powned te lobbyen
om ze toch voor de NPO te behouden?
De heer Aartsen (VVD):
Ik lobby namens helemaal niemand. Ik geef aan dat ik vind dat 150.000 leden wel een
hele hoge eis is. De heer Bosma zei het al: in vier jaar tijd zijn er een miljoen
leden verdwenen. Als je dit systeem vol blijft houden, dan hebben we over vijf jaar
misschien helemaal geen ledenomroepen meer die die 150.000 gaan halen. Volgens mij
is het onze verantwoordelijkheid om hiernaar te kijken. En dat geldt voor alle omroepen
en niet voor een aantal specifieke omroepen.
De heer Öztürk (DENK):
En bent u van plan om dat aantal van 50.000 leden dat je nodig hebt om aspirant-omroep
te worden ook te verlagen? Of zegt u: laten we WNL en Powned eerst regelen, zodat
ze de rechtse ideeën van de VVD, de PVV en nog een aantal rechtse partijen steeds
in de ochtend, maar ook in de avond kunnen spuien op onze publieke omroep?
De heer Aartsen (VVD):
Dat is een mooi bruggetje naar mijn volgende alinea, over de aspirant-omroepen. Ik
ben er inderdaad van overtuigd dat het goed is om verschillende omroepen in ons bestel
te hebben. In tegenstelling tot de heer Öztürk bemoei ik mij niet zozeer met de vraag
welke omroepen er specifiek in moeten, maar gaat het me veel meer om het geluid van
de omroepen die erin zouden moeten. Daar zou de heer Öztürk nog van kunnen leren.
Voorzitter. Ik vraag de Minister vooral ook hoe hij de status van aspiranten ziet,
want dat is natuurlijk een precair onderdeel. In het vorige debat hebben we al de
toezegging van de Minister gekregen dat hij het geluid van de aspiranten ook terug
zou laten komen in de nieuwe concessieperiode om er zo voor te zorgen dat er een echt
pluriform stelsel is, waarin alle geluiden vertegenwoordigd zijn. De huidige aspiranten
geven dan ook aan dat het voor hen glad onmogelijk gaat zijn om die hoge ledeneisen
te halen.
Ook een belangrijk punt is dat zij daarnaast ook nog eens veel geld moeten besteden
– zo niet verspillen – aan de ledenwerving om dit mogelijk te maken. Dat kruist natuurlijk
wel elkaars tijdspad. Ik vraag de Minister hoe hij die verhouding ziet tussen het
tijdspad in de richting van het toekomstplan in het voorjaar en de ledenwerfcampagnes
van de drie aspiranten. Ik zou het namelijk jammer vinden als de aspiranten op dit
moment worden afgerekend, maar ook als zij een behoorlijke hoeveelheid geld moeten
verspillen aan een eis die over een tijdje, over een aantal maanden, misschien niet
meer bestaat. Ziet de Minister dit probleem en, zo ja, wat is dan volgens hem de oplossing?
Kan de Minister ook toezeggen dat hij gedurende het proces in de richting van dat
toekomstplan in contact zal blijven met de aspiranten ten aanzien van dit punt?
Voorzitter. Dan het plan dat de NPO heeft ingediend voor 2019.
De heer Kwint (SP):
Je knippert twee keer met je ogen en het is voorbij. Ik zag meneer Aartsen vanochtend
op WNL zo'n gloedvol betoog houden tegen de publieke omroep, omdat de keuze alleen
maar tussen links en nog linkser was. Maar goed, dat is een beetje het proefballonnetjesadagium
van de VVD: je zegt wat in de media en dan hoop je dat niemand er in het debat op
terugkomt. Dat is bij dezen dus net niet gelukt. U vond dat de omroep diverser moest:
niet alleen links en heel links. Wat is volgens u van de grote partijen, de partij
in Den Haag die het minst met de VVD, toch een behoorlijk rechtse partij, meestemt?
De heer Aartsen (VVD):
Nog een keer.
De heer Kwint (SP):
Welke van de grotere partijen stemt het minst met de VVD mee en is het dus het meest
oneens met de VVD?
De heer Aartsen (VVD):
Van de grote partijen? Die eer moet ik toch wel geven aan mijn collega naast mij,
aan de rechterkant. Dat is een hartstikke linkse partij.
De heer Kwint (SP):
Ik begin ondertussen wel te begrijpen waarom u de publieke omroep zo links vindt,
als u meneer Bosma ook heel links vindt.
De heer Aartsen (VVD):
Die is héél links.
De heer Kwint (SP):
Er valt nu van alles op z'n plek. Nee, het is de SP.
De heer Aartsen (VVD):
Proficiat.
De heer Kwint (SP):
Nou goed, ik maak het ook niet zo heel moeilijk, kan ik zeggen. Maar dan terug naar
de publieke omroep: u zegt dat het allemaal zo verschrikkelijk is en dat het alleen
kiezen is tussen links en heel erg links. Ik vond het opvallend dat geen van de vier
VVD'ers die vorige week bij dat verschrikkelijke linkse Pauw van de verschrikkelijk
linkse BNNVARA zaten, de kans heeft genomen om dit verhaal te vertellen. Maar welke
omroep van de publieke omroepen zou nu naar uw inschatting bijvoorbeeld het verhaal
van de SP het best vertolken? Want het zou toch onwaarschijnlijk zijn dat er in dat
verschrikkelijk linkse publieke bestel geen enkele omroep is die zo'n verhaal zou
vertellen? Welke omroep zou dat volgens u zijn?
De heer Aartsen (VVD):
Wat ik vanmorgen heb gezegd, is heel duidelijk: we moeten zorgen dat we een divers
en pluriform stelsel hebben. We moeten dus voorkomen dat het te eenzijdig wordt. Dat
betekent dat je omroepen moet hebben die een links geluid vertegenwoordigen, omroepen
die een rechts geluid vertegenwoordigen, omroepen die een conservatief geluid vertegenwoordigen,
omroepen die een progressief geluid vertegenwoordigen en omroepen die een religieus
geluid of een niet-religieus geluid vertegenwoordigen. Zo kan ik nog wel even doorgaan.
Volgens mij is dat een onderdeel van ons stelsel. Vandaar dat ik ervoor pleit, zoals
ik zojuist ook heb gedaan, om ervoor te zorgen dat het een open stelsel wordt met
andere vormen van maatschappelijke betrokkenheid, zodat het voor iedereen makkelijker
wordt om toe te treden tot dat pluriforme stelsel en zodat alle geluiden goed vertegenwoordigd
zijn in dit stelsel.
De heer Kwint (SP):
Dat is inderdaad precies zoals ik vanochtend al had voorspeld hoe de discussie zou
lopen. Je had een hele grote mond in de media: «het is alleen maar links en het is
alleen maar superlinks». Dan word je daar in het debat op aangesproken en dan is het:
ik vind het belangrijk dat conform de huidige Mediawet de pluriformiteit van meningen
binnen het huidige publieke stelsel gewaarborgd blijft. Wat is het nou?
De voorzitter:
Uw vraag.
De heer Kwint (SP):
Moet de pluriformiteit gewaarborgd blijven of is de publieke omroep alleen een keuze
tussen links en heel erg links?
De heer Aartsen (VVD):
De heer Kwint moet echt vroeger wakker worden als hij dat programma goed wil beluisteren.
Volgens mij heb ik juist gezegd dat we dat moeten voorkomen door ervoor te zorgen
dat je een pluriform stelsel krijgt.
De heer Öztürk (DENK):
Ik ga toch een poging wagen.
De voorzitter:
Meneer Öztürk, ik heb het aan het begin van deze vergadering niet helder genoeg gesteld,
maar ik heb de hoop het met twee tot drie interrupties per persoon te kunnen doen.
Dit zou uw derde interruptie worden. Daar moet u dus misschien even over nadenken.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, maar dit is wel een begrotingsbehandeling, hè?
De voorzitter:
Dat weet ik.
De heer Öztürk (DENK):
Normaal hebben we bij de begrotingsbehandeling iets meer ruimte om met elkaar in debat
te gaan. Ik neem aan dat al het publiek ook daarvoor hier is.
De voorzitter:
Ik ga niet met u in discussie. Ik denk dat drie interrupties per persoon met zo'n
groot aantal leden best veel is. U zou dus een beetje moeten nadenken wanneer u welke
interruptie wilt gebruiken. Ik geef u nu het woord of u spaart dit voor een ander
moment.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, ik snap het wel. Bij de publieke omroep krijgen wij niet de zendtijd om het verhaal
te houden en dan denk ik: laten we een goed debat voeren.
De voorzitter:
Nee, meneer Öztürk. U zit op een plek waar ik u minder zie. Dan ga ik me nog meer
richten op de collega's aan deze kant. Dat is dan heel zielig voor meneer Krol. Maar
we gaan nu door met deze vergadering, dus u houdt uw interruptie voor een ander moment.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, op deze manier...
De voorzitter:
Meneer Aartsen vervolgt zijn betoog.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
Ik was bij het plan dat de NPO heeft ingediend voor 2019. Ik ben blij dat er goede
transparantie is over de kosten van externe inhuur in de organisatie. Wat mij betreft
staan er weinig strategische keuzes in dat plan, maar die staan wel in de brief van
de Minister, en daar ben ik blij om. In het plan voor 2019 staat overigens wel iets
over innovatie. Dat de NPO innovatief wil zijn, juicht de VVD dan ook toe.
Wat mij betreft zijn ze alleen innovatief bij het maken van programma's. In de plannen
van de NPO lees ik dat zij budget wil inzetten voor het ontwikkelen van apparaten.
Het gaat om de NPO, dus je weet het nooit. Mijn vraag aan de Minister is of het hier
alleen gaat om software voor smart speakers en andere apparaten. Ik mag toch hopen
dat de NPO haar geld niet gaat inzetten voor de ontwikkeling van hardware. Graag een
reactie van de Minister daarop.
De NPO maakt wel mooie content, dat moeten we ook zeggen in dit debat. Ik denk dat
dit ook is waar zij goed in is. Het is wel belangrijk dat zij daarover goede verantwoording
afleggen. Zij maakt wel een keurige verantwoording waarom zij specifieke programma's
maakt. Ik merk echter dat het voor kijkers niet altijd even duidelijk is hoe deze
programma's aansluiten op de publieke waarden van de NPO. Het lijkt mij dan ook goed
dat de NPO bij ieder programma dat zij maakt, op de website openbaar aangeeft waarom
dit programma bijdraagt aan de kerntaken van de NPO. Ik ben ook benieuwd hoe de Minister
naar die openbaarheid kijkt.
Een ander heel belangrijk punt betreft de regionale en lokale omroepen. Deze zijn
de oren en ogen van de lokale en regionale democratie en dus ook onmisbaar. Het valt
mij op dat deze lokale omroepen nog extra geld moeten betalen bij een specifieke kabelaar
voor het doorgeven van het signaal van de mediahub naar het regionale punt. Het is
zonde als deze lokale omroepen, die toch vaak niet bulken van het geld, dit geld voor
een vorm van techniek als het doorgeven van een signaal moet gebruiken in plaats van
voor journalistiek bijvoorbeeld. Ik ben ook benieuwd hoe de Minister daar tegenaan
kijkt.
Deze Minister is een Minister voor de gehele mediasector en dus niet alleen voor de
publieke mediaorganisaties. Om te komen tot een media-akkoord schrijft de Minister
dat hij met een aantal grote commerciële partijen om de tafel zit. Hoe betrekt de
Minister andere, kleinere partijen bij dit proces? Is hij bereid om dit proces openbaar
en transparant te maken, zodat partijen die in de mediasector actief zijn, ook deel
kunnen nemen aan die tafels?
In de brief wordt behoorlijk veel aandacht besteed aan de publieke omroepen, terwijl
er bij de commerciële mediapartijen ook veel is veranderd. Ook deze partijen staan
onder druk. Ik denk dat het goed is dat wij als politiek ook kijken hoe wij deze mediapartijen
niet te veel in de weg kunnen zitten met regelgeving, omdat de mediamarkt zo snel
verandert.
Ik wil er twee concrete punten uitlichten. Het eerste gaat over nieuwe marktdefinities.
De mediawereld verandert enorm snel. Je kunt je dus afvragen of de definities die
door de ACM worden gehanteerd voor de advertentiemarkt, nog wel toereikend zijn. Zitten
we hiermee niet een aantal mediabedrijven in de weg die willen innoveren en die van
deze markt gebruik willen maken? Is de Minister bereid om samen met de ACM te kijken
naar de definities van de advertentiemarkt en deze tegen het licht te houden?
Het tweede punt gaat over de regelgeving voor commerciële radiozenders, altijd een
belangrijk onderwerp. Sommige radiozenders mogen maar een bepaald aantal minuten spreken
op de radio. Er zijn behoorlijk wat regels voor de frequentievergunningen. Deze zijn
afkomstig van bijna vijftien jaar geleden, uit 2003. Ik vraag me af of deze regels
nog wel nodig en van deze tijd zijn. Is de Minister bereid om in gesprek te gaan met
het Ministerie van Economische Zaken, dat gaat over het veilen en afgeven van deze
vergunningen? Welke mogelijkheden zijn er om deze regels eventueel te versoepelen
of af te schaffen, zodat ook innovatie in de commerciële radiomarkt mogelijk is?
Voorzitter. Tot slot wil ik een van de belangrijkste vrijheden aansnijden die we in
ons land kennen, namelijk de persvrijheid. Met grote regelmaat bereiken mij berichten
van journalisten die op straat worden belaagd. Journalisten worden ontslagen omdat
zij een kwetsende column schrijven. Journalisten worden bedreigd omdat ze een bepaald
item over een bepaald onderwerp maken. Dit kunnen we als incidenten beschouwen, maar
ik wil dit graag wat breder zien. Ik vind het belangrijk dat deze journalisten beschermd
worden. Voor mij is het gevaarlijkste in een vrije samenleving als journalisten zelfcensuur
gaan toepassen. Wat is op dit moment de status van de aanpak van de bescherming van
journalisten, zoals bijvoorbeeld wordt vormgegeven in het akkoord met de Stuurgroep
Geweld en Agressie tegen Journalisten? Heeft de Minister hier een goed beeld bij?
Weet hij hoeveel incidenten per jaar plaatsvinden? Heeft het ministerie hier aandacht
voor? Herkent de Minister dan ook dat het beeld van persvrijheid in Nederland onder
druk staat?
Dat was mijn laatste vraag, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Bosma heeft een vraag.
De heer Martin Bosma (PVV):
Die laatste – wat was het? – drie of vier alinea's waren mij uit het hart gegrepen,
over dat journalisten bedreigd worden en over zelfcensuur. Nu worden journalisten
ook bedreigd door de Minister. Zij gaat journalisten aanspreken. Een journalist, Johan
Derksen, heeft iets gezegd over de onderbroek van Albert Verlinde. Mensen zijn boos
over die grap. Het grappige is dat de VVD in dit kabinet zit. Wat vindt de VVD ervan
dat een Minister van een VVD-kabinet een journalist gaat aanspreken op de inhoud van
een televisieprogramma? Hoe verhoudt dit zich tot de Grondwet?
De heer Aartsen (VVD):
Volgens mij is het niet zo dat de Minister van Emancipatie, mevrouw Van Engelshoven,
een journalist gaat aanspreken op wat hij of zij gezegd heeft. Volgens mij heeft zij
meneer Derksen uitgenodigd voor een gesprek. Dat vind ik iets anders. Dat is één.
En twee, mocht de Minister inderdaad druk uitoefenen op een journalist om iets wel
of niet te zeggen, dan lijkt mij dat uiteraard niet acceptabel. Maar dat spreekt volgens
mij voor zich. Ik denk dat iedereen in deze Kamer zich daarbij kan aansluiten.
De heer Martin Bosma (PVV):
O, dus de journalist wordt alleen maar uitgenodigd voor een gesprek, maar de Minister
gaat niet met hem praten. Nu snap ik het verschil. Dit is toch niet te tolereren voor
een liberale partij? De Minister is ontstemd over iets wat een journalist roept. Vervolgens
gaat de Minister praten met de journalist, met het doel om die journalist te beïnvloeden.
Het gaat er niet over of de grap wel of niet leuk is. Nee, de bedoeling is om het
gedrag van de journalist, dus de manier waarop hij nieuws behandelt, te beïnvloeden.
Een liberale partij kan daar toch nooit...
De voorzitter:
Uw punt is duidelijk, meneer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
... mee akkoord gaan, zeker gelet op artikel 7 van de Grondwet?
De heer Aartsen (VVD):
Ik weet niet wat voor gesprekken de heer Bosma voert, maar volgens mij is iemand uitnodigen
voor een gesprek over een bepaald maatschappelijk thema echt iets fundamenteel anders
dan iemand onder druk zetten, met als doel om hem of haar op een andere manier verslag
te laten doen van nieuws. Volgens mij is dat echt iets heel anders. Volgens mij heb
ik over dat laatste gezegd wat ik heb gezegd, namelijk dat het heel belangrijk is
dat alle journalisten onafhankelijk hun werk moeten doen en dus ook geen zelfcensuur
moeten toepassen. De Minister blijft daar volgens mij ver van weg en zou dat ook moeten
blijven.
De voorzitter:
U was aan het einde gekomen van uw betoog? Dan is nu het woord aan mevrouw Westerveld
van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Als kind keek ik vaak naar Die Sendung mit der Maus. Vanwege
de slechte ontvangst in de Achterhoek stond de Duitse tv bij ons vaak aan. Tegenwoordig
is dit ondenkbaar, want er zijn veel meer verschillende manieren om programma's te
zien. Wanneer de jonge kinderen van nu volwassen zijn, ziet de mediawereld er waarschijnlijk
weer helemaal anders uit. De vraag hoe die wereld er over 30 jaar uitziet, is er wel
een waar we ook nu bij stil moeten staan.
Voorzitter. De tijd dat oer-Nederlandse comedy's zoals Zeg «ns Aaa ruim 8 miljoen
kijkers behaalden, ligt ver achter ons. Daarom is het belangrijk dat we nu de juiste
keuzes maken. Om ook in de toekomst relevant te blijven, is visie nodig. In de afgelopen
jaren vond in het Nederlandse medialandschap een enorme schaalvergroting plaats. Het
Vlaamse De Persgroep kocht de regionale kranten op. Landgenoot Mediahuis nam NRC en
later TMG over. Producent Skyhigh TV kwam in buitenlandse handen, net als Tuvalu Media,
IDTV en Eyeworks. Zelfs Talpa Media is in Britse handen. Nagenoeg alle prominente
Nederlandse mediabedrijven zijn de afgelopen paar jaar opgekocht. Dat is geen toeval,
maar heeft te maken met een rap veranderend speelveld. In dit speelveld kiezen adverteerders
voor onlineplatforms als YouTube en Facebook om reclame te verspreiden via zeer gepersonaliseerde
advertentieprofielen. De lokale uitgeverij om de hoek en de omroepen op het Mediapark
hebben iets gemeen: ze zien massaal advertentiegeld verdwijnen naar Silicon Valley.
In dit speelveld zijn het Netflix en Liberty Global die veel geld verdienen. De journalist
in de regio of de programmamaker in Hilversum verdient daardoor een steeds slechtere
boterham.
Voorzitter. In de afgelopen debatten over media heeft GroenLinks er bij de Minister
op aangedrongen om haast te maken en aan de slag te gaan. Wat ons betreft is de tijd
van toekijken voorbij. In navolging van het advies van de Raad voor Cultuur pleiten
wij daarom voor een eerlijke exploitatieheffing. Zo kan een deel van de opbrengsten
uit de verkoop en verhuur van of abonnementen op audiovisuele content terugvloeien
naar de mediamakers. Anders vindt er een nog verdere verschraling plaats. Bovendien
is deze discussie op dit moment relevanter dan ooit, nu de nieuwe Europese Richtlijn
voor Audiovisuele Mediadiensten recent is gepubliceerd. Daarom een aantal vragen aan
de Minister. Bent u het met GroenLinks eens dat in navolging van onze Europese buurlanden
een exploitatieheffing noodzakelijk is? Bent u van plan de beleidsruimte te gebruiken
die de nieuwe Europese richtlijn biedt? En hoe staat het met het onderzoek naar de
aanbevelingen van de Raad voor Cultuur?
Voorzitter. Er is een langeretermijnvisie nodig. We weten dat de Minister met het
veld om tafel zit om de toekomst te bespreken, maar hoe ver reikt die toekomst? Is
dat de komende vier jaar of dertig jaar?
Eerder vroeg ik de Minister naar andere manieren om draagvlak te meten, want we zien
dat jongeren veel minder snel lid worden van een omroep. De Minister gaf toen aan
dat hij niet van plan was om zomaar af te zien van ledenaantallen, maar hoe garandeert
hij dat er wel draagvlak en vernieuwing blijft? Hoe ziet de Minister het medialandschap
in, laten we zeggen, 2050 voor zich? En wat vindt de Minister ervan dat de NPO haar
bereiksdoelstellingen voor jongeren naar beneden heeft bijgesteld?
Voorzitter. Verdere samenwerking van de publieke omroep met kranten, blogs of andere
omroepen is van belang voor alle partijen. In de kelders van de NPO en de omroepen
liggen duizenden uren aan unieke content en archiefmateriaal, materiaal dat nog nooit
het daglicht heeft gezien. De huidige situatie doet geen recht aan de oorspronkelijke
makers, die iets maken zodat zo veel mogelijk mensen het kunnen zien. Wil de Minister
daarom met de NPO en de sector kijken hoe ze content beschikbaar kunnen maken voor
een groot publiek en voor andere media? Kan de Minister ons ook op de hoogte houden
van eventueel gemaakte afspraken daarover? Niet alleen biedt dit een potentiële vorm
van inkomsten voor de NPO, maar op deze manier draagt het publieke bestel ook bij
aan de journalistiek en de hele sector.
Voorzitter. Dan de streekomroepen. Ik kan er met mijn hoofd niet bij dat we meer verantwoordelijkheden
bij de gemeenten leggen maar de bijbehorende democratische controle niet op orde hebben.
Tijdens het vorige debat gaf ik al aan dat bijvoorbeeld de omroep van Noordoost-Friesland
€ 25.000 per jaar krijgt. Hiermee kun je geen professionele omroep runnen. Helaas
is er sinds het vorige debat alleen weinig gebeurd. Dit maakt het probleem alleen
maar nijpender. De NLPO schat in dat negen streekomroepen 2019 niet zullen overleven,
terwijl we juist de vorming van streekomroepen willen stimuleren. Wat GroenLinks betreft
moeten er op de korte termijn twee dingen gebeuren. Eén: goed onderzoek naar de kosten
om de huidige wettelijke taken uit te voeren. Hierover heb ik tijdens het vorige debat
met collega's Kwint en Van den Hul een motie ingediend, die we hebben aangehouden
omdat de Minister in gesprek zou gaan. We zijn benieuwd naar de voortgang van die
gesprekken. Twee: er moet nu ook wat gebeuren om ervoor te zorgen dat er geen streekomroepen
omvallen. Er ligt een plan van de NLPO en de VNG om streekvorming te stimuleren. Wat
doet de Minister met dit plan?
Voorzitter. Dan mijn laatste onderwerp. Journalisten en opiniemakers trekken aan de
bel omdat in dit geval een aantal zwarte vrouwelijke collega's wordt bedreigd. We
zouden het «de paradox van het vrije woord» kunnen noemen: de vrijheid van meningsuiting
staat ernstig onder druk vanwege diezelfde vrijheid van meningsuiting. Opiniemakers
kunnen niet alles meer zeggen vanwege de hatelijke en bedreigende opmerkingen die
daarop volgen. Dat is een ingewikkelde discussie, omdat de vrijheid van meningsuiting
een groot goed is. Over ernstige bedreigingen of haatzaaien is de wet duidelijk en
er kan ook aangifte worden gedaan, maar de vraag is natuurlijk ook wie verantwoordelijk
is. Zijn alleen de grote platforms dat, of ook de beheerders? En hoe gaan publieke
omroepen bijvoorbeeld om met haatzaaierij in de reacties op hun Facebookpagina's of
YouTube-kanaal? Hebben ze bijvoorbeeld richtlijnen om deze te verwijderen? Graag zou
ik van de Minister willen weten hoe hij naar deze discussie kijkt. Heeft de Minister
een beeld van het probleem? Is de Minister bereid om een onderzoek te doen naar wat
ik zojuist «de paradox van het vrije woord» noemde?
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
De heer Bosma heeft een vraag.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ja, de paradox van het vrije woord. Ik was nogal geschokt door de reactie van GroenLinks
op, laat ik zeggen, de hele zaak rond Johan Derksen, want GroenLinks is toch de partij
van vrijheid, blijheid et cetera. GroenLinks reageerde met de tekst «Veronica moet
homofobe en transfobe duo Johan Derksen en René van der Gijp tot de orde roepen».
Waarom zou iemand een journalist die iets vindt, tot de orde moeten roepen?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Je mag heel veel zeggen maar je hoeft niet alles te zeggen. Dat is in ieder geval
ook de strekking van de tweet die ik heb verstuurd, omdat we zien dat de reacties
die zijn gegeven nogal van invloed zijn op bijvoorbeeld mannen die homo zijn en die
moeilijk uit de kast durven te komen. We weten dat dit een heel groot probleem is,
vooral in het voetbal.
De heer Martin Bosma (PVV):
Je hoeft niet alles te zeggen, maar mensen willen wel alles zeggen en mensen moeten
ook alles kunnen zeggen. Als de mevrouw van GroenLinks hier zegt dat Veronica twee
journalisten tot de orde moet roepen, dan suggereert dat toch dat GroenLinks gewoon
voor persbreidel is en journalisten niet alles wil kunnen laten zeggen. Dus die vrijheid,
blijheid waar GroenLinks zo voor pleit, bestaat in de praktijk gewoon niet. GroenLinks
vindt dus kennelijk dat van bovenaf via een Kamerlid die dat zegt in de richting van
Veronica, die vrijheid uiterst beperkt moet worden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Wij zeggen helemaal niet dat je niet alles mag zeggen maar wij vinden wel dat je niet
alles hoeft te zeggen. Ik vind ook dat ik als Kamerlid een mening mag hebben over
wat er bijvoorbeeld op tv wordt gezegd. Dat mogen we uitdragen. We hebben nergens
gezegd dat het verboden moet worden of dat sommige uitspraken niet gedaan mogen worden.
We zeggen wel dat het goed is om over sommige uitspraken eens een goed gesprek te
voeren. Dat mag ik als Kamerlid ook zeker zeggen.
De voorzitter:
De heer Bosma, voor de derde keer, maar dan wel kort.
De heer Martin Bosma (PVV):
GroenLinks zegt gewoon: moet tot de orde roepen. Dat is iets heel anders; dat is keihard
ingrijpen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat mag de heer Bosma zeggen. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Van der Molen van het CDA.
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Het CDA vindt een publieke omroep met ledenomroepen die de
pluriformiteit van Nederland weergeven en publieke waarden doorgeven belangrijker
dan ooit. Een publieke omroep die er niet alleen is voor een gepassioneerde elite
maar ook voor de bakker in Bakkeveen, de marktkoopman in Marknesse en de carnavalsvierder
uit Breda. Ik begreep dat mijn collega Aartsen van de VVD in het cultuurdebat de oproep
heeft gedaan om subsidiegeld voortaan niet alleen maar te besteden aan cultuur met
een grote C. Bij de publieke omroep was dat jarenlang voor de VVD wel heel anders,
want daar was geen amusement en vooral een beperkte programmering toegestaan. Wie
weet betekent dit dat de NPO in de toekomst ook van de VVD wat meer ruimte zal krijgen.
Voorzitter. Op het gebied van de publieke omroep zijn er helaas een aantal problemen
aan het ontstaan door de daling van het budget, de manier van aansturing uit Den Haag
en de snelle veranderingen in het internationale landschap. We zijn hierdoor in een
situatie gekomen dat de marktlogica van kijkcijfers en advertentie-inkomsten leidend
zijn geworden en discussies in Den Haag vooral gaan over waar er te bezuinigingen
valt in plaats van wat voor publieke omroep we nu eigenlijk willen hebben. Het CDA
vindt het daarom goed dat het kabinet en deze Minister werken aan een langetermijnvisie
voor de publieke omroep. We verwachten in de visiebrief van de Minister dan ook een
antwoord op de vraag hoe we het totale Nederlandse medialandschap als geheel qua investeringen
op peil houden, want dat is groter dan de publieke omroep alleen.
In het kader van de dalende advertentie-inkomsten heb ik de Minister eerder gevraagd
naar de keuze van de Ster om af te zien van surcommission, de bonussen die aan mediabureaus
worden uitgekeerd. Volgens de Ster is daar in het verleden tot 80 miljoen aan publiek
geld in gaan zitten. De Ster heeft wat ons betreft een dappere stap gezet door een
einde te maken aan de kickbacks en RTL en Qmusic hebben soortgelijke plannen. Omdat
anderen wel bonussen blijven uitkeren, dreigt er een ongelijk speelveld te ontstaan
en krijgt de Ster de rekening gepresenteerd. Is de Minister bereid om met zijn collega
van Economische Zaken een wettelijk verbod op bonussen voor mediabureaus bij hun bemiddeling
bij advertenties te onderzoeken?
Het CDA vindt het belangrijk dat kinderen worden beschermd tegen schadelijke content.
Dat is allereerst een verantwoordelijkheid van ouders, maar ze kunnen daar prima hulp
bij gebruiken. Het CDA is blij met de nieuwe Europese richtlijn Audiovisuele mediadiensten.
Ook online kunnen we in de toekomst kinderen beter beschermen tegen schadelijke content.
Het is jammer dat de Minister tegen deze richtlijn gestemd heeft. Dat heeft ons wel
verbaasd. Maar de vraag is dan ook: gaat de Minister, nu die richtlijn aangenomen
is, vaart maken met de uitwerking ervan in Nederlandse regelgeving?
Maar er is meer nodig. Het CDA stelt voor om voortaan de leeftijdsclassificatie gedurende
het hele programma in beeld te houden, zowel lineair als online. Heel veel Europese
landen doen dat al. Is de Minister bereid om hierover met partijen, bijvoorbeeld YouTube,
afspraken te maken of dit vast te leggen?
Wat is de mening van de Minister over de proef die gaande is om te gaan morrelen aan
de regel dat op Nederlandse zenders programma's en films met een Kijkwijzerleeftijd
van 12 jaar na 20.00 uur, en met een Kijkwijzerleeftijd van 16 jaar na 22.00 uur mogen
worden uitgezonden? Het CDA zou het daarnaast verstandig vinden dat het toezicht van
het Commissariaat voor de Media op NICAM, de organisatie die afspraken maakt rond
het beschermen van minderjarigen, wettelijk te verankeren. Graag een reactie van de
Minister.
Voorzitter. De Minister is in gesprek met de publieke omroep over de toegankelijkheid
van programma's voor mensen met een audiovisuele beperking. Als CDA kregen we onlangs
het signaal binnen dat bijvoorbeeld de Nationale Dodenherdenking voor in dit geval
een groep doven – een klas wilde dat volgen – niet gevolgd kon worden omdat er geen
doventolk in beeld was. Is de Minister het met ons eens dat belangrijke Nederlandse
evenementen, zoals de Dodenherdenking, bij voorrang toegankelijk gemaakt zouden moeten
worden voor mensen met een audiovisuele beperking?
Voorzitter. In het regeerakkoord is de realisatie van regiovensters bij de NPO opgenomen.
We begrepen dat een proef hiermee zal starten op 1 september komend jaar. Wat het
CDA betreft mag het ambitieniveau wel omhoog. We hoorden dat er een kans is dat de
pilot als op 1 april in kan gaan, als kabelaar Ziggo sneller zou handelen. Kan de
Minister aangeven of hij met het CDA deelt dat een snellere start van de pilot een
goeie zaak zou zijn?
Voorzitter. Het CDA vindt lokale omroepen belangrijk voor het functioneren van de
lokale democratie. Een van de problemen is dat sommige gemeenten het geld voor de
lokale omroep daar niet aan uitgeven. Eerder heeft het CDA met de ChristenUnie voorgesteld
om te bezien of gemeenten verplicht kunnen worden de minimumbijdrage aan de lokale
omroep te besteden. Hoe staat het daarmee?
Het CDA vindt het verder onwenselijk dat lokale omroepen dubbele kosten maken voor
signaaldoorgifte. Eenmaal naar het centrale punt in Hilversum, en in het geval van
Ziggo dan nog eens vanaf daar naar de regionale knooppunten. Hoe maken we hier een
einde aan, voorzitter? Minister, sorry: ik moet het wel aan de juiste persoon adresseren.
Nou ja, u mag er ook een antwoord op geven, voorzitter. Daar heb ik geen bezwaar tegen.
Zoals ik in een eerder overleg al aangaf, staat een heel aantal streekomroepen het
water aan de lippen. Het gaat dan juist om die omroepen die de Minister ter voorbeeld
stelt van hoe een streekomroep zou moeten zijn. Wat is de Minister van plan te ondernemen
om deze streekomroepen financieel te ondersteunen?
De voorzitter:
Dank. Het woord is aan de heer Kwint van de SP...
De heer Kwint (SP):
... wiens belangrijkste thema vandaag de persvrijheid zal zijn, en hoe die op verschillende
manieren onder druk staat. Want de ene journalist kan niet meer naar het Leidseplein,
waar hij al jarenlang drie keer per week komt, en de andere is eindelijk weer terug
bij z'n gezin, na maandenlang ondergedoken te hebben. De ene columnist stopt met haar
column na maandenlange haatreacties vol racisme, en de andere zag zich gedwongen om
aangifte te doen. Ik heb het over John van de Heuvel, Paul Vugts, Seada Nourhussen
en Clarice Gargard: vier journalisten in verschillende takken van de journalistiek,
die na serieuze dreiging uit verschillende hoeken, alle vier een ander besluit namen.
Maar wat ze bindt, is onvrijheid: onvrijheid door dreiging van criminelen en onvrijheid
door dreiging van racisten. Wat ze bindt, is dat ze beperkt worden in de manier waarop
zij hun werk uitoefenen. Dat is erg, natuurlijk voor deze mensen zelf, maar ook voor
onze persvrijheid, voor de controle op onze democratie en voor de controle op onze
samenleving, die is gebaat bij journalisten die in vrijheid kunnen onderzoeken of
beschouwen. Deze mensen vervullen een publieke taak, en verdienen wat de SP betreft
onze bescherming en onze steun. Hoe staat het ondertussen bijvoorbeeld met de onvervulde
vacatures bij de Dienst Persoonsbeveiliging? Het is bizar dat je daar tegenwoordig
bij een debat over media naar moet vragen, maar het is helaas wel de realiteit. Voeren
wij ook gesprekken met de media zelf, met de werkgevers, over hoe zij kunnen gaan
staan voor de vrijheid van hun eigen mensen?
Een totaal andere manier waarop de pers onder druk staat, is dat er simpelweg geen
werk meer is, omdat er niemand is die bereid is om te betalen voor iemand die verslag
doet van een lokale raadsvergadering. Sommige gemeenten huren namelijk liever zelf
een ambtenaar in. Of het komt omdat dit kabinet 16 miljoen aan advertentiekosten bezuinigd
met een wet die gemeenten verplicht alles digitaal te publiceren. Dat is de doodsteek
voor sommige lokale verslaggevers, voor zover ze er nog zitten. Ik heb de Minister
hier eerder naar gevraagd en zou nog een reactie krijgen. Ik heb die nog niet gehad,
dus ik ga ervan uit dat het was omdat hij druk bezig was om dit wetsvoorstel van zijn
collega Knops door de versnipperaar te halen. Ik hoor graag hoe ver dat wetsvoorstel
ondertussen door de versnipperaar is.
De derde bedreiging voor onze journalistiek is dat er geen droog brood meer mee te
verdienen is als freelancer. We wachten, in de hoop dat er eindelijk ruimte gaat komen
die ervoor gaat zorgen dat de Persgroep niet 150 miljoen aan dividend naar België
sleept, maar meer dan € 0,13 per woord gaat betalen aan de eigen freelancers. In het
voorjaar horen we meer. Vol verwachting klopt ons hart, want Minister Dekker klonk
tijdens het debat over auteursrecht bepaald niet hoopvol over de slagingskansen van
deze regels, terwijl Minister van Engelshoven wel optimistisch was. Aan Minister Slob
de dankbare taak om ons duidelijkheid te verschaffen. Ligt er nu in het voorjaar een
oplossing, ja of nee? Kunnen freelancers gezamenlijk gaan onderhandelen over tarieven,
ja of nee?
Ten vierde de toenemende clustering van macht. GroenLinks heeft al het nodige gezegd
over de exploitatieheffing. Daar kan ik me gemakshalve bij aansluiten. Maar wanneer
zijn mediaconcerns groot genoeg? Wanneer vinden wij dat de diversiteit van de media
niet langer gebaat is bij nog meer outlets in één hand? Kijk bijvoorbeeld naar Talpa.
John de Mol koopt steeds meer. En dat is niet voor niets. Investico, een onderzoeksjournalistiek
platform, onthulde de dataverslaving van Talpa. Vanaf het moment dat u allen opstaat,
wil Talpa weten wat u doet. De Autoriteit Persoonsgegevens zette niet voor niets vraagtekens
bij deze dataverslaving van Talpa. Gaan zij hiernaar dan onderzoek doen? Zou dit ook
niet iets zijn voor de Autoriteit Consument & Markt? Het aantal bedrijven dat in handen
is van John de Mol neemt harder toe dan het aantal partijen hier per verkiezing. En
dat gaat toch ook best hard. Pluriformiteit in de media vaart niet wel bij toenemende
clustering van mediamacht.
De tweede helft van mijn betoog wil ik graag gebruiken voor een kleine bespiegeling
over de omroepen, zowel lokaal, regionaal als landelijk. Zelfs de lokale omroepen
die doen wat deze Minister wil – samenwerken in de regio, innoveren, de macht controleren,
investeren – staan er slecht voor. De vlaggenschepen van de Minister, de omroepen
die met name genoemd worden – ik denk aan REGIO8 en 1Twente – dreigen alsnog failliet
te gaan. Dat laat toch zien dat deze manier van financieren niet werkt, als zelfs
de omroepen die precies doen wat wij van ze willen het hoofd niet boven water kunnen
houden? Moet dat niet anders, als we toch het hele publiek bestel tegen het licht
gaan houden? Doe meer centraal. Dan krijg je ook niet dat de vorming van streekomroepen
bijvoorbeeld wordt tegengewerkt door gemeenten die elkaar aanstaren, in de trant van:
betaal jij maar. Of doordat je in een dunbevolkt gebied nu eenmaal veel hogere vaste
lasten hebt, want je wordt betaald per inwoner. Maar die camera ga je toch nodig hebben.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag voor u van de heer Bosma. Ik heb de heer Bosma
verteld – en dat is ook voor de Öztürk van belang om te horen – dat het zijn vierde
interruptie is. Het geeft u niet een carte blanche om er allemaal vier te gebruiken,
maar ik ben dus rekkelijker, zeg ik ook tegen u, meneer Öztürk. Dus dit is de vierde
interruptie, maar daarmee ook de laatste, van de heer Bosma.
De heer Martin Bosma (PVV):
Nou, voorzitter, als dat maar goed gaat. De heer Kwint heeft helemaal gelijk als hij
zegt dat de bedreiging van journalisten niet door de beugel kan. Maar hij komt ook
met de zaak aan van de columniste van Trouw die daar is weggegaan en die roept over
racisme et cetera. Neem Trouw en andere publicaties, bijvoorbeeld van Sylvain Ephimenco,
die zegt «conclusie: racisme en antiracisme worden soms misbruikt voor duistere rekeningen».
Adri Vermaat, de ombudsman van Trouw, heeft het met betrekking tot deze dame over
belangenverstrengeling en gebrek aan kwaliteit. In de column van Jamal Ouariachi van
vandaag in Trouw lees ik: deze mevrouw is zelf racistisch bezig. Dan denk ik: het
zou goed zijn als de heer Kwint ook dat gedeelte van het verhaal vertelt en niet meegaat
in die hype van Nieuwsuur en NRC en begint te schreeuwen: racisme, racisme!
De heer Kwint (SP):
Waren er meer mensen die mijn verhaal ervaren hebben als «beginnen met schreeuwen»?
Want dan pas ik mijn toon graag aan. Ik vond het wel meevallen, in dit hele specifieke
geval. Ik kan onmogelijk beoordelen of een columnist functioneert of niet. Ik lees
het en ik ben heel blij dat ik geen kwaliteitsstempeltjes hoef te geven. Ik vind het
ook wat wonderlijk dat de heer Bosma met zijn felle pleidooi voor persvrijheid dat
nu wel lijkt te gaan doen. Maar als er andere redenen waren, vraag ik mij af waarom
Trouw die columnist dan niet heeft ontslagen. Die columnist heeft zelf besloten om
ermee op te houden. Dan is het een beetje gek om daarna te komen met: er was dit aan
de hand en er was dat aan de hand. Ik kan dat niet inschatten, maar het is wel een
van de redenen waarom ik ook gezegd heb: helpen wij ook redacties om zelf in gesprek
te gaan met hun mensen, in plaats van dat zij pas in actie komen op het moment dat
iemand zijn baan opzegt?
De heer Martin Bosma (PVV):
Nou ja, als ik de brief lees van de ombudsman van Trouw van twee weken geleden, dan
is die dame daarzo gewoon ontslagen. Het is heel vreemd dat de heer Kwint hier een
arbeidsconflict naar binnen haalt en dan één gedeelte daarbinnen steunt, namelijk
het verhaal racisme-racisme, zoals we dat ook bij Nieuwsuur en NRC hebben mogen ervaren,
terwijl er veel meer aan de hand is dan de heer Kwint hier vertelt. Ik lees over belangenverstrengeling,
ik lees over een gebrek aan kwaliteit, ik lees vandaag in Trouw dat deze mevrouw zelf
racistisch is. Wat is dat nou toch voor een verhaal? Als een arbeidsconflict hier
besproken moet worden, waarom vertelt de heer Kwint dan niet het hele verhaal?
De heer Kwint (SP):
Ik stel voor dat de heer Bosma wat beter luistert. Ik wil hier helemaal niet het arbeidsconflict
bespreken. Het gaat mij om de aard van de reacties op die columns. Dat heeft niks
te maken met de vraag of mevrouw wel of niet ontslagen is, of de columns wel of niet
goed zijn, of de ombudsman wel of geen fan van haar was. Dat interesseert mij geen
zak. Waar het mij om gaat, is dat iemand zich niet langer vrij voelt om te schrijven
wat hij of zij, wit of zwart, homo of hetero, wil vanwege de hatelijke reacties en
in het geval van deze mevrouw de keihard racistische reacties die mevrouw krijgt.
Als meneer Bosma vraagt waar het uit blijkt, dan stel ik hem voor dat hij in de schorsing
een kleine twittersearch doet. Zelfs naar zijn maatstaven is dat denk ik wel racistisch
te noemen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter, ik...
De voorzitter:
Meneer Öztürk, misschien kunt u uw vinger opsteken. Dan krijgt u het woord.
De heer Öztürk (DENK):
Soms kun je ook een beetje geluid maken om het woord te krijgen.
De voorzitter:
U maakt zeker geluid, absoluut.
De heer Öztürk (DENK):
Nu we het toch over mevrouw Nourhussen hebben, wil ik zeggen dat ze een heel belangrijk
punt aansnijdt. Ze zegt: niet die racistische reacties hebben mij doen besluiten om
als columnist weg te gaan, maar de ondersteuning van de redactie van Trouw. Dat is
een probleem dat ik vaker van journalisten hoor. Als het gaat om dit soort punten
kunnen ze tot een bepaalde hoogte kritisch schrijven, maar daarna krijgen ze de ondersteuning
niet meer en gaan ze weg. Je ziet dat er heel weinig journalisten met een migrantenachtergrond
zijn die columns schrijven of die als journalist doorgaan. Wat vindt de SP hiervan?
Vindt de SP ook dat wij een taak hebben om journalisten van migrantenafkomst op de
een of andere manier te steunen, zodat ze toch een plekje krijgen in de journalistiek?
De heer Kwint (SP):
Ik vind «een of andere manier» wel heel abstract. De ene of de andere manier maakt
namelijk nogal uit of ik dit een goed idee vind of niet. Als de heer Öztürk bereid
is om zijn ene en zijn andere manier toe te lichten, dan zal ik hem laten weten wat
ik daarvan vind.
De heer Öztürk (DENK):
Het gaat erom dat heel veel journalisten van migrantenafkomst aangeven dat zij door
hun redacties niet gesteund worden als ze een kritisch verhaal willen schrijven over
punten als racisme en xenofobie. In haar eigen column waarmee ze afscheid neemt van
Trouw, schrijft ze dat racisme niet de reden is waarom ze weggaat, maar het ontbreken
van ondersteuning door Trouw. Wat zie je daarna? Er wordt een complete bashactie klaargezet
door een andere journalist van migrantenafkomst en door de ombudsman. Dat is wat Bosma
net voorlas. Heel veel journalisten van migrantenafkomst durven dan niet meer...
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Öztürk (DENK):
Vindt u dat wij die journalisten wel of niet moeten steunen?
De heer Kwint (SP):
Het «een of ander» is me niet heel veel duidelijker geworden. Ik heb expres aan het
eind van de eerste alinea hierover – we hadden het ondertussen over lokale media –
gevraagd of er ook gesprekken worden gevoerd met redacties over hoe zij beter voor
hun mensen kunnen gaan staan. Ja, dat gaat ook hierom. Ja, dat gaat ook om onderzoeksjournalisten
die geïntimideerd worden vanuit de onderwereld. Dat gaat wat mij betreft om elke vorm
van intimidatie waarbij journalisten de bescherming en de rugdekking van hun redactie
of hun werkgever nodig hebben om hun werk te blijven doen. Kan ik in dit specifieke
geval inschatten in hoeverre dat het geval is? Nee, natuurlijk niet. Maar ja, ik vind
dat een goede werkgever voor zijn mensen moet gaan staan. En ik vind in het geval
van de media dat de overheid dat gesprek best op gang mag brengen.
De voorzitter:
Meneer Kwint, u vervolgt uw betoog.
De heer Kwint (SP):
Ik had het over REGIO8 en 1Twente. Bij de regionale media hebben we besloten dat het
beter zou zijn om de financiering hier weer terug te halen, zodat je niet meer afhankelijk
bent van een provincie of er wel of niet geld komt en zodat we beter kunnen inschatten
of het voldoende is of niet. Wat ons betreft zou de volgende stap dan ook de lokale
zijn. Is de Minister ten minste bereid om de omroepen die hij als goede voorbeelden
beschouwt niet failliet te laten gaan?
Dan de landelijke publieke omroep. Ineens was-ie er: de 40 miljoen waar niemand van
de coalitie het tijdens het vorige debat over wilde hebben. Nu tel ik mijn zegeningen
– tijdelijk extra geld – en bovendien de zegening dat schijnbaar de vuistregel van
dekking niet meer van toepassing is op moties tot 40 miljoen. Dat biedt weer wat ruimte
de komende tijd. Maar wie gaat nu uiteindelijk die 40 miljoen van de motie van Dijkhoff
en anderen betalen? Dat kan ik ondertussen niet vinden. Of gaat dat gewoon van de
grote hoop? Nu wordt onder andere de Mediareserve tijdelijk bijgevuld, maar kan de
Minister ons eens een keer een overzicht sturen van wat er de afgelopen tien jaar
allemaal uit die Mediareserve gehaald is? Ik heb namelijk het idee dat het nogal een
favoriet snoeppotje van menigeen was.
Ook kondigt de Minister een verlaging van de wettelijke minimumbijdrage aan. Dat is
interessant. Dat zou niet anders kunnen vanwege minder reclame-inkomsten, maar ik
vind dat raar. Je stelt een wettelijk minimum en op het moment dat het minimum in
zicht komt zeg je: we passen het wettelijk minimum aan. Daar heb je toch niks aan?
Dat is net zoiets als 129 km/u te rijden, in een keer extra gas te willen geven en
dus de maximumsnelheid maar naar 150 km/u te verhogen. Wat heeft dat wettelijk minimum
dan voor zin? Als ik de Minister mag citeren: «je kunt zo'n minimumbedrag niet ieder
jaar gaan wijzigen; dan krijg je willekeur». Een jaar later doet hij echter waar hij
ons vorig jaar voor waarschuwde.
De SP vindt kunst en cultuur een zeer belangrijke publieke taak, maar de aandacht
ervoor keldert: een afname van meer dan 40% tussen 2013 en 2017. 2018 is nog niet
klaar, maar dat ziet er niet best uit. Wat gaat de Minister hier uiteindelijk tegen
doen? Van Vrije Geluiden tot de TROS Muziekfeesten: het raakt voor ons allemaal aan
de publieke taak die de NPO zou moeten vervullen.
Ten slotte mijn favoriete onderwerp: de veelverdieners. Tijdens het vorige mediadebat
zei de Minister dat hij de wettelijke mogelijkheden niet heeft om de mediaparkmagnaten
die via hun bedrijfjes extra binnenlopen aan te pakken. Is hij dan bereid om de wet
aan te passen? Want wat houdt ons tegen? We vinden het allemaal drie keer niks, we
vinden het allemaal ongemakkelijk, we willen er allemaal vanaf, en toevallig zijn
we allemaal wetgever. Dan moet dat toch te regelen zijn? Gewoon geen klussen meer
voor iemand zijn eigen bedrijf als hij ook al € 180.000 van ons belastinggeld ontvangt.
Daar kun je volgens mij prima van rondkomen. Ik ben benieuwd of de Minister daartoe
bereid is.
De voorzitter:
Dank, meneer Kwint. Dan is nu het woord aan de heer Sneller van D66.
De heer Sneller (D66):
Dank u, voorzitter. «Een dreigend klimaat»; zo werd de positie van journalisten in
onze maatschappij anderhalf jaar geleden treffend samengevat. Afgelopen week werd
er weer een triest hoofdstuk aan toegevoegd. Columniste Nourhussen van Trouw stopte
met haar column vanwege extreem negatieve en vooral racistische reacties. Ik vind
dit een zeer verontrustende ontwikkeling. Journalisten en columnisten zijn de verdedigers
van het vrije woord. Er werd net al terecht op gewezen. Hoe meer zij zich vogelvrij
verklaard voelen, hoe groter het chilling effect. Ik nodig de Minister uit om hier
stevig stelling in te nemen en bij de uitwerking van het stuurgroepakkoord naar aanleiding
van het rapport Een dreigend klimaat ook naar ondersteunende maatregelen te kijken.
Voorzitter. Of je het nou «revolutionair» noemt of een «fundamentele bezinning, dit
kabinet heeft een hervormingsgezinde Mediabrief gepresenteerd. En dat is nodig ook,
want het huidige medialandschap verandert snel. Maar de actieve rol van de overheid
om een pluriform, onafhankelijk en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod te garanderen,
blijft. De Minister benoemt in zijn Mediabrief veel punten die hij bij de vormgeving
van een nieuw bestel wil betrekken. Die inhoudsopgave zonder veel taboes en de ambitieuze
planning juich ik toe. Ik hoop dat de publieke en private partijen die op dit moment
over een media-akkoord praten met diezelfde mentaliteit aan tafel zitten en dat tijdpad
ook helder voor ogen hebben, want dat betekent tempo maken. Anders zullen wij als
politiek onze verantwoordelijkheid moeten nemen op veel van de punten die daar besproken
worden.
Ik ben blij met de manier waarop de motie-Pechtold en het gedragen plan van aanpak
dat er nu ligt, waarin de programmering ook duidelijke prioriteit krijgt, even rust
hebben gebracht, maar de genoemde ontwikkelingen en gesprekken brengen ook onrust.
Ik zie daarom graag dat deze Minister in de visiebrief die hij aankondigt keuzes maakt
die ook echt leiden tot die toekomstbestendige publieke omroep. Allereerst moeten
er keuzes worden gemaakt over de financiering van de publieke omroep. Ik ben positief
over het feit dat daarin expliciet aandacht is voor een deels of helemaal reclamevrije
publieke omroep. Ik bedoel dat niet alleen vanwege de perverse of commerciële prikkels
die daarvan uitgaan, maar ook vanwege de effecten op de reclame-inkomsten van commerciële
zenders. Bovendien, heel pragmatisch: hoe kan je nou een toekomstig bestel bouwen
op iets wat eigenlijk drijfzand is en een dalende lijn laat zien? Maar de Ster is
er voorlopig nog. Zoals eerder besproken, is zij dit jaar afgestapt van het surcommissionstelsel,
de provisie die mediabureaus krijgen op de advertentiemarkt. In Frankrijk en andere
landen is dit verboden. Omwille van een gelijk speelveld en transparantie wil ik de
Minister vragen of hij bereid is onderzoek te doen naar zo'n verbod in Nederland.
De voorzitter:
De heer Van der Molen heeft een vraag.
De heer Van der Molen (CDA):
Dat laatste ondersteun ik van harte. Ik had nog een vraag bij de opmerking over reclamevrije
publieke omroep. Dat betekent minder inkomsten voor de publieke omroep. Zou u na zo'n
keuze willen eindigen met een lager budget voor de publieke omroep? Hoe ziet D66 dat?
De heer Sneller (D66):
Ik denk dat wij in Nederland al relatief laag zitten met de bijdrage voor de publieke
omroep, dus ik zou niet graag omlaag gaan.
Ten tweede de omroepen. Die zijn er ook zeker nog en ze weten zich goed te mobiliseren.
Tegelijkertijd verandert hun positie in de samenleving en zijn de ledenaantallen een
steeds slechtere maatstaf voor representativiteit. Het behouden van de onderliggende
waarde van een pluriforme publieke omroep vraagt om het moderniseren van de regels
rondom die omroepen.
Ten derde de afname van lineair kijken. De focus van de publieke omroep moet verder
naar online met een realistische kijk op de maakbaarheid van dat kijkgedrag van mensen.
Dus moet de publieke omroep volgens mij ook op plekken en platforms aanwezig zijn
waar de kijker is en die niet per se in het centrum van de comfortzone van de publieke
omroep liggen. Ook moet ze haar verantwoordelijkheid nemen voor het Nederlandse medialandschap
in bredere zin.
Ten vierde de transparantie en checks-and-balances. Ik beperk me tot enkele voorbeelden,
maar dit principe moet volgens mij door de hele herziening heen lopen. Voor een volgende
concessieperiode vind ik het belangrijk dat we zorgen voor eenduidige begrippen en
dat als iemand zegt «er wordt niet bezuinigd op journalistiek», wij hier daar allemaal
hetzelfde onder verstaan. Het is op dit moment een wirwar van aanboddomeinen, aanbodprioriteiten,
genres en classificaties, waar we verschillende dingen onder verstaan. Ik wil daar
als politicus niet over gaan, maar ik vind wel dat iemand het moet controleren. Op
dit moment gebeurt dat volgens mij nog onvoldoende.
Dan bleek ook dat bij klachten over programma's die niet journalistiek zijn er eigenlijk
een lacune is. Mijn oproep aan de Minister is om te zorgen dat de NPO-ombudsman net
zoals die bij de BBC bijvoorbeeld ook kan gaan over niet-journalistieke programma's.
Is de Minister daartoe bereid?
Ten slotte de sub-nationale omroepen, zoals ik ze maar heb genoemd. De regionale omroepen
vragen om bestuurlijke rust, maar de vraag is of zij wel buiten beschouwing moeten
blijven als wij aan een nieuw bestel gaan werken. Zij hebben ook te maken met teruglopende
reclame-inkomsten en veranderend kijk- en luistergedrag. Mijn vraag aan de Minister
is: hoe wil hij dat gaan aanpakken? Ook de lokale omroepen kampen met problemen en
er zitten een aantal weeffouten in het systeem; de heer Kwint had het er ook over.
Sommige van de net gevormde streekomroepen worden nu alweer wankel. Mijn vraag aan
de Minister daarover is of hij serieus bereid is te onderzoeken of en in welke mate
de pilot die is voorgesteld door de NPO ook daadwerkelijk gefinancierd kan worden.
Volgens mij zou zo'n pilot de kans geven om de beste organisatie en financiering van
die streekomroepen te organiseren.
Dan het laatste punt: is hij bereid daarbij ook te kijken naar de samenwerking met
de regionale omroepen? Dat moet dan wel op basis van gelijkwaardigheid gebeuren, maar
ik denk dat daar ook mogelijkheden liggen.
De voorzitter:
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Ik was even aan het afwachten, want ik dacht: als ik hem nog twintig seconden door
laat praten, dan zit hij precies op mijn standpunt. Maar helaas, toen was u klaar.
U breekt een lans voor juist die succesvolle streekomroepen. Dat vind ik mooi. U zegt:
kan de Minister onderzoeken of dat bij de uitbreiding van de pilot kan worden meegenomen?
Mijn stellige overtuiging is dat nog een onderzoek deze lokale omroepen niet gaat
helpen en dat zij simpelweg de tijd niet meer hebben om op nog een onderzoek te wachten.
Welke informatie hebben wij nog meer nodig? Zouden wij hier niet gewoon als Kamer
moeten zeggen: jongens, wij willen dat deze omroepen niet failliet gaan?
De heer Sneller (D66):
Er zijn een aantal streekomroepen die nu in de problemen komen. Volgens mij is dat
ook heel helder op het netvlies van deze Minister en biedt deze pilot juist de mogelijkheid
om te kijken hoe je die in stand kan houden, maar tegelijkertijd ook te kijken of
de financiering breder moet. Wat de heer Kwint zei over «het moet niet meer lokaal
worden geregeld, maar landelijk», is daar natuurlijk ook een onderdeel van. Ik heb
daar vorig jaar hetzelfde pleidooi voor gehouden.
De heer Kwint (SP):
Daar vinden wij elkaar. En volgens mij vinden wij elkaar ook in de zoektocht naar
hoe je dit in de toekomst beter zou kunnen doen. Het zou alleen zonde zijn als we
tegen de tijd dat we daar een knoop over doorhakken, de beste jongetjes van de klas
al kwijt zijn. Dat is wel een reëel risico dat nu speelt. Daarom vraag ik u toch om
daarover na te denken om er echt voor te zorgen dat wij de succesvolle streekomroepen
in bijvoorbeeld Twente of de Achterhoek niet failliet laten gaan. Ik zal vast niet
meteen nu een ja of nee krijgen, maar het debat duurt nog even.
De heer Sneller (D66):
Dat is precies waarom ik deze oproep heb gedaan.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over hetzelfde onderwerp. Vindt de heer Sneller dat er genoeg bekostiging
naar de lokale omroepen en de streekomroepen gaat?
De heer Sneller (D66):
Nee, en ik vind ook dat de manier waarop we het hebben georganiseerd, onhandig is.
Ik heb hier vorig jaar bijvoorbeeld ook beschreven dat, gelet op de publieke financiering
van de verschillende omroepen, de regionale omroepen een stuk meer krijgen dan de
lokale omroepen, terwijl de gemeentelijke taken steeds verder zijn toegenomen, en
dat je het dus juist daar zou moeten concentreren qua controlerende taak. Dus ik denk
dat daar in de verdere toekomst – dat geld is er niet meteen – extra geld naartoe
zou moeten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het was weer jammer dat de heer Sneller aan het einde constateerde dat er misschien
in de verre toekomst dan wat moet gebeuren. Ik zou de heer Sneller nog één vraag willen
stellen: bent u bereid om samen met ons te kijken of er ook op de korte termijn wat
kan gebeuren, zodat bijvoorbeeld de nu gevormde streekomroepen niet komend jaar omvallen?
De heer Sneller (D66):
Dan wilden zowel mevrouw Westerveld als de heer Kwint iets te gretig dat ik aan het
einde van mijn betoog zou komen: dat is precies waarom ik ervoor heb gepleit om zo'n
pilot te starten om te bezien hoe je dat kunt regelen. Maar ook aan het manifest dat
de VNG en de NLPO hebben gepresenteerd zitten verschillende kanten: wat doe je aan
de vaste voet? Wat organiseer je landelijk sowieso en wat laat je ook lokaal? Volgens
mij zijn we er nog niet uit hoe we dat helemaal precies moeten vormgeven. Dat moeten
we echt wel in beeld hebben voordat dat besluit genomen kan worden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan zou ik de heer Sneller willen vragen of hij à la de motie-Pechtold, waar de heer
Kwint ook al naar verwees, bereid is om ook zoiets te gaan doen voor de streekomroepen
en de lokale omroepen.
De heer Sneller (D66):
Ik heb ergens in deze stapel een motie-Sneller liggen met ongeveer die strekking.
Als u die wilt meetekenen, ga vooral uw gang.
De voorzitter:
Het woord is aan Mevrouw Van den Hul van de PvdA.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Vorige week pleitte ik bij het begrotingsdebat Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voor meer ruimte voor het maatschappelijk middenveld:
de ruimte voor mensenrechtenverdedigers, milieuactivisten, vakbondsmensen en journalisten
staat wereldwijd onder druk. We zijn vaak geneigd te denken dat dat een ver-van-mijn-bedshow
is. En ja, in Saudi-Arabië, in Egypte, in Pakistan, in China, in Turkije, in Rusland
maar ook in een land als Malta zijn journalisten hun leven niet zeker. We zijn dan
ook blij dat dit kabinet extra geld uittrekt voor journalisten in nood.
Maar, voorzitter, ook dichter bij huis, ook in ons eigen land, staat het vrije woord
steeds vaker onder druk. Het werd al genoemd: misdaadjournalist John van den Heuvel,
die vanwege bedreigingen uit het criminele milieu niet naar de studio van RTL Boulevard
kan gaan. Aanslagen op De Telegraaf en Panorama. Racistische en seksistische bedreigingen
richting NRC-columnist Clarice Gargard en Trouw-columnist Seada Nourhussen, die dit
weekend zelfs aankondigde te stoppen als columnist.
Juist in tijden van verruwing van het publieke debat, van toenemende polarisatie en
doelgerichte desinformatie moet iedereen zeker zijn van herkenbare, onafhankelijke,
betrouwbare media. Dat vraagt om een kwalitatief hoogwaardig en pluriform publiek
media-aanbod, landelijk, regionaal en lokaal. Een sterke publieke omroep is immers
een onmisbare pijler in onze democratische rechtsstaat. Dat vraagt niet alleen om
een duidelijke toekomstvisie maar ook om de bijbehorende stabiele financiering. Dat
betekent dus ook: meer dan alleen pleisters op steeds diepere wonden. Daarmee nemen
we een groot en wat ons betreft onaanvaardbaar risico. De huidige tekorten dreigen
de kwaliteit te ondermijnen en maken de toch al onzekere positie van makers nog onzekerder.
Daarom willen wij dat deze Minister de NPO echt de ruimte biedt om met voorstellen
te komen om in de toekomst stabiliteit en continuïteit te garanderen. Hoe kijkt de
Minister hiernaar? Is hij het met ons eens dat om die ruimte te bieden, er extra geld
bij moet?
Voorzitter. De Minister komt volgend jaar met een toekomstvisie op ons publieke bestel.
Bij het ontwikkelen van die nieuwe visie geven wij de Minister graag nog een aantal
zaken mee. Allereerst de positie van de makers. De onrust binnen de omroepen door
de financiële problemen betekent onzekerheid, niet alleen voor de programmering maar
ook voor de makers, voor en vooral ook achter de schermen. Veel van hen werken in
onzekere flexibele dienstverbanden of werken gedwongen als zzp'er. Wij willen dat
ook de makers binnen de publieke omroep zeker zijn van fatsoenlijk werk tegen fatsoenlijk
loon. We horen graag wat de Minister op dit front gaat doen.
Ten tweede de herkenbaarheid. Iedereen moet zeker zijn zichzelf te kunnen herkennen
in het aanbod van de publieke omroep. Daarvoor is diversiteit nodig, zowel in programmering
als in de samenstelling van redacties. Mensen met een migratieachtergrond, vrouwen
en jongeren worden nog lang niet goed genoeg bereikt of vertegenwoordigd, zo hoorden
wij onlangs nog tijdens ons rondetafelgesprek. Is de Minister het met ons eens dat
hier een grote opdracht ligt voor de omroepen en de producenten en, zo ja, hoe neemt
hij dit mee in zijn toekomstvisie?
Voorzitter. Ten derde. Iedereen moet er zeker van zijn te vernemen wat er in zijn
buurt gebeurt. Dat is nu lang niet overal het geval vanwege al jaren teruglopende
budgetten voor regionale en lokale omroepen. Ook dat is iets om ons ernstig zorgen
over te maken in onze democratische rechtsstaat. Er zijn nu raadsvergaderingen die
niet worden verslagen in lokale media. Daarom pleiten ook wij voor een landelijk dekkend
budget voor regionale en lokale journalistiek en zetten wij in op de vorming van streekomroepen
om ook in krimpregio's te zorgen dat iedereen zeker is van nieuws uit de buurt. We
horen graag de reactie van de Minister hierop.
Voorzitter. Niet alleen lokaal en regionaal maar ook landelijk staat de onderzoeksjournalistiek
steeds meer onder druk. Dat is een enorm risico in een tijd van nepnieuws en groeiende
macht van algoritmes. Het is goed dat er extra geld is vrijgemaakt voor lokale en
regionale onderzoeksjournalistiek, maar ook landelijk zijn er tekorten. Is de Minister
bereid hierover in gesprek te gaan met het veld? Ik overweeg een motie op dit punt.
Over die algoritmes gesproken: ook dat vormt een punt van zorg, want algoritmes bepalen
in toenemende mate wat en wanneer we kijken of in welke filterbubbel we ons bevinden.
Ook dit gaat over de basis van onze democratie. Dat betekent: nepnieuws actief bestrijden
en mediawijsheid actief bevorderen.
Maar dat is niet het enige. Van Lubach tot Boer zoekt Vrouw, veel publiek gefinancierde
content gaat online via commerciële platforms de wereld over. Dat betekent dat deze
platforms door advertenties geld verdienen aan publiek gefinancierde programma's.
Dat moet anders wat ons betreft, te beginnen met een heffing op digitale diensten
van Amerikaanse techgiganten als Google en Facebook.
Tot slot, voorzitter. Hatespeech krijgt op digitale platforms als Facebook veel te
veel ruimte en ondermijnt daarmee de rechtsstaat. Dat vraagt om een proactieve inzet
van het kabinet. Ik begon mijn inbreng met de krimpende ruimte voor het vrije woord,
dat zowel online als offline steeds meer onder druk staat. Wij horen dan ook graag
wat de Minister en zijn collega's in het kabinet gaan doen om te zorgen dat onze journalisten,
columnisten en ook opiniemakers hun werk in veiligheid en vrijheid kunnen doen. Ook
op dit punt overweeg ik een motie. Want zoals oud-Kamervoorzitter en partijgenoot
Dick Dolman ooit zei: voor een democratie is een parlement van belang, maar de journalistiek
is nog veel belangrijker.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het mediabestel maakt een hele turbulente tijd
door. De ontwikkelingen volgen elkaar heel snel op. Grote internationale partijen
veroveren de markt en het aanbod neemt gigantisch toe. Iedereen kan kijken wat hij
wil en wanneer hij wil. Het is een grote uitdaging voor de Nederlandse mediapartijen,
publiek en privaat, om hierop in te spelen. De Mediabrief van de Minister dit jaar
is een bijzondere brief. Ik denk dat het niet vaak is voorgekomen dat er zo veel fundamentele
vragen over ons mediabestel worden aangeroerd in een mediabrief. Het is goed en ook
nodig dat de Minister deze stap zet om de toekomstdiscussie op te starten. Mijn fractie
vindt het van belang dat dit een brede maatschappelijke discussie wordt. We hebben
het hier over een vraagstuk dat alle huiskamers van Nederland raakt. Hoe gaat de Minister
dat vormgeven? Hoe zorgt hij ervoor dat het niet een Haagse of een Hilversumse discussie
is? Graag een reactie.
Voorzitter. Voor de ChristenUnie staat als een paal boven water dat een sterke publieke
omroep onmisbaar is. Maar ook de publieke omroep staat onder druk. De 40 miljoen euro
die vanuit de Kamer is vrijgemaakt geeft nu enige rust, ook voor de programma's. Het
is goed om te zien dat er een gedragen plan van de NPO en de omroepen ligt voor de
besteding van de middelen. Maar we kunnen niet achteroverleunen. We moeten ons diepgaand
bezinnen op de toekomst van het mediabestel. Tijdens de rondetafel merkte ik dat alle
aanwezige partijen in dezelfde stand stonden. Ik hoop dat dat zo blijft.
Voorzitter. Voor de ChristenUnie is het van belang dat we een onafhankelijke nieuwsvoorziening
behouden. In tijden van nepnieuws en wantrouwen jegens de media is het van het grootste
belang dat er onafhankelijke, kwalitatief sterke nieuwsvoorziening, opinievorming
en onderzoeksjournalistiek is. Het huidige Nederlandse omroepbestel is uniek en heeft
een rijke geschiedenis. De ChristenUnie hecht grote waarde aan de interne maar ook
de externe pluriformiteit die bestaat dankzij dit omroepbestel, het feit dat je contact
legt met de mensen in de samenleving. Het is van belang om dat marktplein te koesteren
waar alle lagen van de samenleving elkaar kunnen ontmoeten. Het zorgt ook voor een
tegengeluid. Het gaat ook om de vraag wie bepaalt wanneer wat mag worden uitgezonden.
Dat moet in onze ogen democratischer worden bepaald.
Voorzitter. Vanuit deze uitgangspunten zullen wij ook de voorstellen die op ons af
zullen komen beoordelen. Ik vind het van belang dat we daarbij ook buiten de gebaande
paden en de huidige wettelijke kaders durven te kijken. We moeten het hebben over
de financiering van de publieke omroep, de rol van reclame, de mogelijkheden van publiek-private
samenwerking en de governance van de publieke omroep.
Voorzitter. Dan de regionale omroepen. Het is goed om te zien dat de samenwerking
met de landelijke omroepen zo goed verloopt en dat er recent nog weer een nieuwe overeenkomst
is gesloten tussen de regionale omroepen en de NOS, bijvoorbeeld in het Bureau Regio.
Het is ook goed om in de Mediabrief te lezen dat de pilots met de vensterprogrammering
nu van de grond komen, te beginnen met vijf minuten op NPO 2. Ik lees dat de KPN als
distributeur nog niet meedoet aan de pilot. Ik vraag de Minister: is het niet mogelijk
om het aantal minuten voor de vensterprogrammering uit te breiden en ervoor te zorgen
dat ze in het hele land wordt aangeboden? Graag een reactie.
Ik sluit mij aan bij de vraag die zojuist al door de heer Van der Molen werd opgeworpen
over de financiering van de lokale omroepen. We hebben eerder het idee neergelegd
om de bijdrage van gemeenten aan lokale omroepen verplicht te stellen. Ik ben benieuwd
wat er uit de gesprekken is gekomen die de Minister hierover heeft gevoerd. Er lopen
momenteel pilots waarin lokale omroepen samenwerken in de streekomroep. Dat is een
belangrijke ontwikkeling voor de toekomst van de lokale omroepen, maar er zijn veel
problemen. Andere collega's vroegen daar ook aandacht voor. Hoe kijkt de Minister
hiertegen aan? En wat kan hij doen om de ontwikkeling van die pilots te stimuleren?
De voorzitter:
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Het lijkt mij heel goed als gemeenten inderdaad gewoon doen wat zij zouden moeten
doen, namelijk het wettelijke minimumbudget voor lokale media beschikbaar stellen.
Heeft mevrouw Van der Graaf het idee dat als zij dat doen, de lokale media boven Jan
is, gered is en gewoon weer kan doen wat zij zou moeten doen, namelijk de lokale democratie
kritisch controleren?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is zeer de vraag. Er zijn gemeenten die meer besteden aan de lokale omroep dan
het richtsnoerbedrag dat is opgegeven. Er zijn ook gemeenten die daar gewoon niet
aan voldoen. Die zullen op dat punt dus in ieder geval een stap moeten zetten. Het
is zeer de vraag of dat voldoende zal zijn. Daarom vraag ik de Minister ook hoe hij
daartegen aankijkt, hoe hij aankijkt tegen de problemen waar de streekomroepen nu
tegenaan lopen. Ik wacht even het antwoord van de Minister daarop af, met uw welnemen.
De heer Kwint (SP):
Daar heeft u mijn welnemen niet voor nodig. Ik kan hoog of laag springen, maar als
u iets wil afwachten, dan wilt u iets afwachten. Mevrouw Westerveld had het net over
die uitstekende motie die zij heeft ingediend met mevrouw Van den Hul en toevallig
ook met mij, om nou eens een keer tegen het licht te houden in hoeverre het geld dat
wij via het Gemeentefonds beschikbaar stellen voor lokale media toereikend is, zodat
wij een antwoord krijgen op de vraag en het vermoeden dat wij allebei hebben dat het
weleens te weinig zou kunnen zijn. De vraag is eigenlijk heel simpel: vindt de ChristenUnie
het niet ook nodig dat wij dat onderzoek nu echt gaan doen, zodat wij weten op basis
van welke cijfers we die discussie voeren?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat het goed is als daar duidelijkheid over komt, want die onduidelijkheid
bestaat nu. Wij kennen dat ook niet. Maar ik ben ook heel erg benieuwd wat voor antwoord
de Minister daar straks op zal geven in zijn reactie op uw vragen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ik kom tot het laatste punt. Dat gaat over mediawijsheid. Veel
kinderen zijn tegenwoordig al vanaf heel jonge leeftijd bezig met media. Ze zijn veel
online te vinden. Ook op scholen wordt veel gebruik gemaakt van de mogelijkheden die
de huidige mediawereld biedt. Dat is mooi, maar dat roept wel vragen op over de bescherming
van kinderen tegen ongepaste content. Het is meer dan ooit van belang dat er op scholen
aandacht wordt besteed aan mediawijsheid. Mijn fractie heeft daar al eerder aandacht
voor gevraagd. Ik vraag de Minister hoe het staat met de actiepunten uit het manifest
over recht op mediavrijheid. Is daar op scholen genoeg aandacht voor?
Voorzitter. Vijf jaar geleden bracht de ChristenUnie al het idee naar voren om standaard
een leeftijdsaanduiding in beeld te brengen, zowel bij lineaire als bij onlinecontent
op platforms zoals YouTube. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Is het niet ook van
belang om daarbij een weergave van de inhoud van programma's mee te nemen, zodat ouders
en kinderen maar ook scholen weten wat er getoond zal worden? Hier ziet de ChristenUnie
namelijk ook een verantwoordelijkheid voor de platforms zelf, zoals YouTube. De nieuwe
Richtlijn audiovisuele mediadiensten moet worden geïmplementeerd. Er komt dus wetgeving
aan. Ik vraag de Minister hoe concreet hij zal zijn in de implementatie van die wetgeving
en of hij deze opties wil meenemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan kijk ik naar de andere kant van de zaal. De heer Krol. Aan u het woord.
De heer Krol (50PLUS):
Dank, voorzitter. Allereerst nogmaals de vraag van 50PLUS wat de financiële gevolgen
zijn van het afschaffen van het systeem dat in vaktermen «surco» heet. Daardoor zou
een groot aantal adverteerders minder of geen reclame inkopen bij de Ster. We hebben
nog steeds geen duidelijkheid gekregen over de vraag die 50PLUS eerder stelde. Ik
herhaal de daaraan gekoppelde vraag of een onderzoek naar de wijze waarop mediabureaus
werken, ook in Nederland zinvol is. In Frankrijk is dat systeem verboden. Is zo'n
verbod dan ook in Nederland niet op z'n plaats?
We zijn blij dat het kabinet erkent dat de publieke omroep van groot maatschappelijk
belang is en onmisbaar in het brede Nederlandse medialandschap. Door technologische
ontwikkelingen zijn steeds meer informatiebronnen, ook uit het buitenland, beschikbaar.
De burger heeft daardoor steeds meer keuze en wij, de politiek, hebben steeds minder
middelen om dingen te regelen. Vooral jongeren nemen informatie en amusement op een
hele andere wijze tot zich dan via de klassieke mediazenders of kranten. Dat heeft
grote gevolgen in de vorm van sterk teruglopende advertentie-inkomsten. Nederland
heeft een goed publiek omroepbestel, maar dat bestel is wel toe aan een grondige modernisering,
ook omdat de financiële basis door structureel en snel dalende Ster-inkomsten instabiel
geworden is. De jaren waarin de Ster-inkomsten boven de 200 miljoen euro lagen, liggen
ver achter ons. Ooit waren de Ster-inkomsten goed voor pakweg een derde van het totale
budget. In 2019 gaat dat naar amper een vijfde.
De Minister heeft zijn best gedaan om een dreigende bezuiniging van 62 miljoen in
2019 af te zwakken door eenmalig 40 miljoen extra uit te trekken voor de NPO, mits
de NPO met een serieus toekomstplan op de proppen komt. De Minister praat op dit moment
nog met marktpartijen en de NPO over ingrijpende veranderingen in het bestel, met
als doel komend voorjaar een akkoord over een nieuw toekomstig mediabestel te bereiken.
50PLUS wil graag weten hoe het staat met die gesprekken. Een cruciale vraag is wat
de rol van de Ster-inkomsten als medefinanciering van het publieke omroepbestel moet
zijn.
Wat 50PLUS betreft is het tijd om te kiezen voor een publiek bestel zonder reclame,
een soort Nederlandse variant van de BBC of van de Vlaamse omroep, met een zeer beperkte
reclame. Het Verenigd Koninkrijk hecht zoveel belang aan een goed functionerende publieke
omroep dat financiering er sinds jaar en dag geheel voor rekening van de Staat is.
Dat heeft natuurlijk financiële gevolgen. Ik heb de Minister eerder gevraagd naar
de kosten van het publieke bestel per hoofd van de bevolking in een aantal buurlanden.
Daaruit blijkt dat we in Nederland niet voor een dubbeltje maar wel voor amper een
euro per week op de eerste rang zitten. Wij zijn per hoofd van de bevolking iets meer
dan € 52 kwijt aan Hilversum. Vlaanderen geeft bijna 20% meer uit aan het publieke
bestel. In Duitsland heeft men het zelfs over het dubbele en in het Verenigd Koninkrijk
betaalt men € 112,30 per hoofd van de bevolking voor de uitmuntende politieke informatievoorziening
van de BBC.
Naar onze overtuiging is het mogelijk de toekomst van de publieke omroep in Nederland
te verzekeren zonder dat de kosten uit de hand lopen. Moeten we dan inderdaad terug
van drie naar twee netten? Heeft dat ermee te maken dat jongeren steeds meer via internet
kijken? Hoe houden we al die kwalitatief hoogwaardige en diverse informatie- en amusementsprogramma's
zichtbaar? 50PLUS vindt dat programma's zoals Andere Tijden, Tegenlicht en Brandpunt+
vooral een plek moeten houden. Er moet vooral bij alle netten een fatsoenlijke dagprogrammering
zijn, inclusief een ontbijtprogramma. Dat is voor mijn achterban, die nog niet zo
vaak via de computer of via internet kijkt, van groot belang.
Ik heb bijna alle collega's vragen horen stellen over lokale en streekomroepen. Daar
sluit ik me bij aan, maar het zou toch mijn voorkeur hebben om niet eerst de lokale
omroepen te laten bezwijken, om daarna te concluderen dat we ze beter hadden kunnen
laten blijven.
We wachten met belangstelling af waar de Minister, de marktpartijen en de NPO mee
op de proppen komen. Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Tot slot het woord aan de heer Öztürk van DENK.
De heer Öztürk (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Wat valt op als je een weekje Nederlandse omroep kijkt? Een:
de mensen in beeld zijn overwegend wit. Twee: experts op tv zijn overwegend wit. Drie:
als het om entertainment gaat, zien we mensen van kleur wel terug. Vier: de NPO kijkt
vaak met een negatieve blik naar moslims. Vijf: de NPO corrigeert desinformatie over
mensen met een migratieachtergrond te weinig.
Dat zeggen zes mensen van kleur die een weekje NPO hebben gekeken, in een interview
met NRC. Ze staan voor een grote groep. Ze staan voor honderdduizenden mensen in Nederland
of misschien wel miljoenen mensen die vinden dat de NPO meer aan diversiteit moet
doen.
Wij van DENK hebben drie voorstellen om diversiteit te bevorderen. Een: het Charter
Diversiteit. Dit is al ondertekend door bijvoorbeeld ABN AMRO en Shell, door veel
gemeentes en door alle ministeries. Op mijn verzoek heeft de Minister de omroepen
op het Charter Diversiteit gewezen. Je zou denken dat de omroepen dan wel zouden tekenen,
want de Minister is toch min of meer hun subsidiegever. Maar wat blijkt? Alleen Omroep
Zeeland heeft tot nu toe getekend. Hoe kan dat? Luisteren de omroepen zo slecht naar
de Minister? Of willen ze helemaal geen diversiteit? Graag uw antwoord daarop.
Voorstel twee: nieuwe mensen in de kaartenbakken. Redacteuren van programma's nodigen
mensen met een migratieachtergrond amper uit. Dat komt door bevooroordeelde en soms
luie redacteuren, laat ik dat ook eens gezegd hebben. Mensen met een migratieachtergrond
zijn op tv zeer in de minderheid, maar als ze worden uitgenodigd, zijn het meestal
mensen die 95% kritisch zijn op hun eigen roots of hun eigen geloof. Mensen die trots
zijn op hun roots en op de islam of een ander geloof, zien we bij de NPO nauwelijks.
Of kunnen mijn collega's vandaag een aantal namen noemen?
Toch moet er ook ruimte zijn voor dat positieve geluid. Die mensen moeten veel meer
in de kaartenbakken komen, zodat er ruimte is voor balans. En degenen die uitgenodigd
worden, worden vaker door de presentatoren gebasht, of aangepakt met een aantal mensen
die aan tafel zitten, en dan zeggen ze tegen ons dat ze niemand kunnen vinden die
naar die programma's wil komen. Vindt u dat gek?
Voorstel drie: maak ook geld vrij voor diversiteit bij de redacties, bijvoorbeeld
bij de post talentontwikkeling op de NPO-begroting. Terecht trekt de overheid 5 miljoen
euro uit om 100 extra vrouwelijke hoogleraren te benoemen, maar diversiteit gaat niet
alleen over vrouwen maar ook andere groepen moeten aangemoedigd worden. Daar hoort
dan ook geld bij, anders blijft het alleen maar bij mooie woorden.
Voorzitter. Ik rond af. De subsidies van PowNed en WNL lopen af. Ze hebben onvoldoende
leden om te mogen blijven. Wij denken dat de rechtse partijen ervoor gaan zorgen dat
WNL en PowNed toch door kunnen, wellicht in een andere vorm. Want het is toch, zoals
we vanmorgen al hebben gezien, een beetje VVD-tv, een beetje PVV-tv of een beetje
Forum-tv. Ook hierbij vraag ik om balans. Als WNL en PowNed door mogen, dan moet er
ook ruimte zijn aan de andere kant, voor een soort Partij voor de Dieren-tv, voor
een beetje eco-tv en ruimte voor een soort multiculti-tv. Ik vraag de Minister om
balans.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De vergadering wordt van 15.32 uur tot 15.44 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik vraag iedereen om te gaan zitten, zodat ik de Minister het woord kan geven voor
zijn beantwoording in eerste termijn. Voordat ik dat doe, wil ik de leden meegeven
dat zij twee, max. drie, interrupties hebben, in tweeën. Het woord is aan de Minister.
Minister Slob:
Voorzitter. Ik wil de Kamer allereerst dankzeggen voor de inbreng in eerste termijn.
Het is fijn om weer met elkaar over onze media te kunnen spreken. Uit het aantal Kamerleden
dat hiernaartoe is gekomen, het aantal fracties dat hier vertegenwoordigd is en de
gepassioneerdheid waarmee over dit onderwerp is gesproken, blijkt wel hoe belangrijk
we dit met elkaar vinden.
Ik wil allereerst wat inleidende opmerkingen maken. Daarna stoom ik via lokaal en
regionaal op naar landelijk. Dan heb ik nog een categorie diversen voor een groot
aantal vragen die niet onder die categorieën vallen. Dan probeer ik uiteraard – ik
hoop naar volle tevredenheid – uw vragen te beantwoorden.
Voorzitter. Dan mijn inleidende opmerkingen. Ik ben altijd benieuwd op welke wijze
de heer Bosma zijn bijdrage gaat inkleuren. Hij zei dat we met mij als Minister teruggaan
naar de jaren vijftig. Ik ga in mijn inleidende opmerkingen met uw permissie nog even
iets verder terug. Ik wil eigenlijk even terug naar 1943. Waarom naar 1943, naar de
oorlogsjaren? Ik was een paar weken geleden uitgenodigd bij een regiobijeenkomst van
het dagblad Trouw, waar de geschiedenis van het dagblad Trouw, die een heel klein
beetje verweven is met mijn eigen familiegeschiedenis, mij opnieuw raakte. U kent,
naar ik aanneem, de oorsprong van het dagblad Trouw. In 1943 kwamen in Aerdenhout
een aantal mensen bij elkaar, waaronder Jan Schouten, de befaamde voorman van de ARP,
Siewert Bruins Slot, die ook geen onbekende achternaam draagt, en Elbert van Ruller,
een journalist. Men weet zelfs precies op welke plek, op de Klapheklaan 14 in Aerdenhout,
in het huis van Gezina van der Molen. Er zit inmiddels ook een gedenkplaat op dat
huis. Daar heeft men toen, in januari 1943, in de oorlogsjaren, besloten om Trouw
op te richten, en niet alleen op te richten maar ook te gaan maken, drukken en verspreiden.
Wij weten dat dit een heel moedig besluit is geweest en dat er op andere plekken ook
dergelijke besluiten zijn genomen, want heel wat media in ons land – denk aan Het
Parool, Vrij Nederland en De Waarheid – zijn in de oorlogsjaren ontstaan. Waarom deed
men dat? Omdat men heel goed besefte dat vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke
media van cruciaal belang zijn voor een land, voor een democratie. Zoals u weet was
de democratie in die jaren om zeep geholpen. We hadden te maken met een bezetter.
Men heeft zich er met gevaar voor eigen leven voor ingezet. Er zijn er zelfs die er
hun leven voor hebben gegeven.
We zijn nu vele jaren van de oorlogsjaren vandaan, maar het is ongelofelijk belangrijk
dat we levend houden en overdragen aan andere generaties hoe ongelofelijk cruciaal
vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn. Ook moeten we het belang van onafhankelijke
media met elkaar heel scherp hebben en daarvoor doen wat binnen onze mogelijkheden
ligt. Dat was toen geen vanzelfsprekendheid, maar dat is het in de jaren na de oorlog
nog steeds niet. Een aantal van u heeft benoemd dat op allerlei plekken in de wereld
journalisten het leven laten voor hun missie en opdracht, voor de taak die ze uitvoeren.
Ik kan allerlei namen noemen, maar u volgt dat ook wel. Ik ben er erg door getroffen
dat bijvoorbeeld in een land als Mexico zo ongelofelijk veel journalisten sterven
omdat ze hun werk op een goede manier willen doen. Denk ook aan Afghanistan. Het gebeurt
op allerlei plekken. Maar ook in ons eigen land zijn journalisten gestorven omdat
ze op heel moeilijke plekken toch bleven doorgaan met hun belangrijke werk. Ik heb
zelf een aantal maanden geleden in Nieuwspoort het digitale herdenkingsmonument in
gebruik mogen nemen. U kunt daar zelf langs lopen. Dan ziet u hun gezichten en namen,
net als datgene wat zij gedaan hebben. Dat is indrukwekkend. Het is ook heel goed
om dat op die manier door te geven.
We moeten ons dus nog steeds sterk maken voor die vrijheid. Mensen geven daar hun
leven voor. In ons eigen land hebben we in de afgelopen maanden een aantal keer met
situaties te maken gehad waarin geweld werd gebruikt. Sommigen van u hebben eraan
gerefereerd. Ik heb ook in het algemeen overleg genoemd wat er destijds bij De Telegraaf
en bij Panorama is gebeurd. En inderdaad, een misdaadjournalist kan niet meer aanschuiven,
omdat de driehoek zegt dat hij dat beter maar even niet kan doen omdat zijn leven
gevaar loopt en zijn veiligheid niet gegarandeerd kan worden. Laten we dergelijke
situaties nooit als vanzelfsprekend accepteren. Laten we doen wat binnen onze mogelijkheden
ligt om de vrijheid te beschermen en journalisten de ruimte te geven om hun werk te
doen, zowel nationaal als internationaal.
U weet dat er, zeker naar aanleiding van de situaties die zich in dit kalenderjaar
hebben voorgedaan, veel overleg is geweest. Er is een stuurgroep geweld en agressie
samengesteld. Daarin zijn de Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Genootschap
van Hoofdredacteuren vertegenwoordigd, maar ook het Openbaar Ministerie en de politie.
Zij werken nu met elkaar aan goede randvoorwaarden, maar ook aan ruimte om het te
melden als je iets overkomt en om te zorgen dat er opgetreden wordt, dat de strafmaat
passend is enzovoorts. De heer Aartsen vroeg: is er al een overzichtje van het aantal
meldingen? Nee, dit is allemaal vrij vers. Dit is voor de zomer afgesproken. Nu wordt
het uitgewerkt. Het is wel de bedoeling om dat frequent te volgen. Ik ga ervan uit
dat datgene wat gedeeld kan worden met u en breder in de Kamer – er zijn ook andere
commissies bij betrokken – ook met u gedeeld zal worden.
Laten we het dus nooit gewoon vinden dat de vrije pers onder druk komt te staan en
dat journalisten in hun werk gehinderd worden. Laten we datgene doen wat binnen onze
mogelijkheden ligt om die vrijheid te koesteren. Nogmaals, in het verleden maar helaas
ook in het heden vloeit daar nog steeds bloed voor.
Voorzitter. Onze pers is breed. Dat heeft een rijke geschiedenis, waar ik straks nog
even op terugkom als ik over de nationale media spreek. We zien dat ook regionaal
en lokaal, maar met name nationaal heeft dat altijd veel aandacht. Het is op een bepaalde
manier georganiseerd en ontstaan. We zien in ons huidige bestel nog de geschiedenis
daarvan terug, bijvoorbeeld in de namen van sommige omroepen.
We hebben ook veel commerciële media die hun werk met veel energie, inzet en gedrevenheid
doen. In deze tijd waarin we zien dat met name de verdienmodellen zwaar onder druk
staan, is het belangrijk om met elkaar datgene te doen wat in onze mogelijkheden ligt
en het liefst ook in goed overleg met elkaar, ook tussen commercieel en publiek, om
naar de toekomst toe de juiste dingen te doen en te zorgen dat we gewoon een goed
media-aanbod in ons land blijven houden. Ik zeg mevrouw De Graaf ook na dat de onafhankelijke
nieuwsvoorziening die we zo cruciaal vinden, zeker ook in deze tijd waarin we allemaal
toch een beetje in onze eigen bubbels leven en we als we niet oppassen, daarin helemaal
opgesloten dreigen te raken, ook gewoon goed moet zijn en mensen breed moet informeren.
Waar dat nodig is, zoals wanneer er sprake is van nepnieuws, moet dat ook aan de kaak
worden gesteld.
Het is ook van belang dat het mensen nieuwe inzichten geeft in onderwerpen waar ze
misschien anders op een verkeerd been gezet zouden worden. Daarbij dient er ruimte
te zijn voor educatie waarvan ook culturele vorming een onderdeel is. Het is tevens
belangrijk dat daarbij een breed publiek wordt bereikt en dat we ons niet alleen maar
richten op de allergrootste groepen, maar dat ook kleinere groepen bediend kunnen
worden.
Ook van belang is dat we daarbij rekening houden met de wijze waarop we groepen benaderen.
In deze tijd zien we overigens dat dit toch wel wat anders is dan vroeger, toen je
bij wijze van spreken op je trouwdag een abonnement op het lidmaatschap van een omroep
cadeau kreeg van je ouders, zoals zij dat misschien ook van hun ouders hadden gehad,
of een abonnement op de krant of wat dan ook. Er is zo veel veranderd. Sowieso trouwt
niet meer iedereen maar er worden nog wel steeds cadeaus gegeven. De jongere generatie
heeft toch wel een wat andere manier van daarin keuzes maken en toch wil je hen ook
bereiken. Dus ook daar zal je over moeten gaan nadenken.
Omdat die ontwikkelingen zo hard gaan, is het ook van belang om heel kritisch te kijken
naar de vormen en structuren die we nu hebben en die misschien zelfs ook wel belemmerend
kunnen zijn om die waarden die we met elkaar zo belangrijk vinden en die soms al heel
erg oud zijn, en om die te beschermen voor de toekomst en te zorgen dat er ook uitvoering
aan gegeven kan worden. Dus we praten met elkaar over een ongelofelijk belangrijk
onderwerp, een onderwerp waar we met elkaar voor moeten willen gaan staan, ook als
het soms gaat om lastige keuzes.
Dan zijn de financiën soms een storend element als het gaat om wat we allemaal aan
ideeën hebben en wat we allemaal zouden willen, omdat we uiteraard ook niet meer kunnen
uitgeven dan ons ter beschikking staat. Dat gezegd hebbende, zijn er volgens mij nog
voldoende mogelijkheden om naar de toekomst toe keuzes te maken die de waarden waar
we voor staan, veiligstellen en ervoor te zorgen dat mensen er ook mee aan het werk
kunnen en er uitvoering aan kunnen geven.
Dan wil ik nu het overstapje maken naar de lokale omroepen, waarover door velen van
u vragen zijn gesteld. Het is ook mooi om te zien hoe dat leeft op dit moment. Er
zijn wel jaren geweest dat het minder aandacht kreeg. Er leven ook wel een aantal
vragen die we me elkaar onder ogen zullen moeten zien.
De voorzitter:
Voordat u dat doet, heeft mevrouw Westerveld een vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De Minister had een heel mooie inleiding, waarin hij ook verwees naar hoe het vrije
woord onder druk staat en hoe journalisten onder druk staan. De Minister noemde daarbij
een aantal voorbeelden van geweld en bloedvergieten. Maar er zijn natuurlijk ook andere
manieren waardoor het vrije woord onder druk komt te staan. Bijvoorbeeld seksistische
opmerkingen en scheldpartijen zijn niet per se tegen de wet maar zijn wel schadelijk
waardoor journalisten en opiniemakers zich belemmerd kunnen voelen om bijvoorbeeld
stukken te schrijven. Ik heb daarover een aantal vragen gesteld en ik zou de Minister
willen vragen of hij ook vindt dat hij daarin een rol heeft.
Minister Slob:
Geweld, agressie kan zich op heel veel manieren uiten. Dat kan inderdaad ook fysiek.
Daar gebruiken we deze woorden heel vaak voor. Het kan ook op een niet-fysieke manier.
Je kunt ook mentaal te maken krijgen met geweld, met agressie. Op het moment dat journalisten
dat merken in hun werkpraktijk, op het moment dat ze er last van hebben en het ze
misschien ertoe dwingt om misschien niet datgene te doen waarvan ze eigenlijk vinden
dat ze het vanuit hun beroep wel moeten doen, dan is het belangrijk dat ze er ook
over spreken en ze ook op de juiste plekken de gesprekken erover voeren. Wat er op
dit moment gebeurt in ons land, gelet ook op wat we de afgelopen maanden hebben gezien
en hoe partijen bij elkaar zijn gekomen en met elkaar ruimtes hebben geboden om dingen
te melden, is volgens mij de infrastructuur waar men gebruik van zou kunnen gaan maken.
We steken daar ook geld in. Ik vind het ook wel bijzonder, want ik draag natuurlijk
de verantwoordelijkheid voor Media, maar ik zie ook dat mijn collega van Buitenlandse
Zaken daar iets in doet. Ik zie dat mijn collega van Justitie en Veiligheid daar ook
wat in doet. Dus er zijn op dit moment zelfs diverse bewindspersonen met dit onderwerp
bezig, en dat kunt u alleen maar als iets moois zien. Het is ook een onderstreping
van het besef dat in het kabinet maar ook daarbuiten en in de Kamer breed leeft, namelijk
dat we dit niet gewoon moeten vinden en dat we datgene moeten doen wat mogelijk is
om journalisten gewoon hun werk te laten doen, of ze nu met een fysieke bedreiging
te maken hebben gehad of dat ze op een wat meer mentale wijze onder druk worden gezet.
Dat hoort wat mij betreft gewoon bij elkaar, als het gaat om de ernst en noodzaak
om daar iets aan te doen en ervoor te zorgen dat ze wel gewoon hun werk kunnen doen.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat is een mooi antwoord van de Minister. Ik heb hem ook gevraagd of hij vindt dat
er bijvoorbeeld richtlijnen moeten komen voor de publieke omroepen, bijvoorbeeld voor
het verwijderen van haatzaaiende comments. Dus de vraag aan de Minister is: vindt
u dat daar richtlijnen voor moeten komen? Gebeurt er genoeg? En weten we voldoende
van de omvang van het probleem?
Minister Slob:
Nou, om met dat laatste te beginnen: er komen natuurlijk af en toe zaken naar buiten,
maar ik denk niet dat wij alles weten. Ik denk dat er misschien ook wel meer gebeurt
dan we soms weten. Daarom is het zo belangrijk dat er een sfeer en een cultuur ontstaat
waarin hier wel over gesproken wordt. Mensen moeten het ook gewoon kunnen melden.
Ook dan zul je natuurlijk heel kritisch moeten kijken naar waar het over gaat, want
er kunnen best weleens situaties zijn waarvan we zeggen: dat valt toch in een andere
categorie. Maar ik ga dat niet hier op afstand even beoordelen. Dus het is belangrijk
dat het gebeurt. Ik wil ook niet allemaal knipjes gaan maken tussen publiek en commercieel.
Het is gewoon een wat breder vraagstuk, waar je aandacht voor moet hebben. En als
het nodig is dat we daar toch wat gerichter afspraken over maken, dan zou ik dat ook
gelijk met elkaar willen doen, en niet alleen maar voor het publieke deel. Maar die
stuurgroep is nu ontstaan en daar zijn heel breed mensen in vertegenwoordigd. Ook
vanuit de journalistieke wereld is er volgens mij een goede vertegenwoordiging van
de breedte van die wereld. Laat die stuurgroep dat met elkaar beoordelen. En als ze
het nodig vinden, en als het echt belangrijk is dat er wat meer richtlijnen komen,
dan horen we dat wel. Dat is niet iets wat je op voorhand al voor hen moet gaan bepalen.
De heer Kwint (SP):
Heel kort, in de hoop dat het later weer een motie scheelt. Ik hoorde namelijk vanuit
de mensen die betrokken zijn bij die stuurgroep hele positieve reacties hierover.
Maar wordt daar ook het gesprek gevoerd over hoe media hun taak als werkgever beter
op zich kunnen nemen, bijvoorbeeld als het gaat om het in bescherming nemen van hun
eigen mensen? Ik kan me heel praktisch voorstellen dat je iemand het doen van aangifte,
wat best wel heftig is, uit handen kan nemen. Wordt het gesprek over hoe dat «goed
werkgeverschap» eruit ziet ook gevoerd?
Minister Slob:
Het antwoord is ja.
De heer Kwint (SP):
Oké, top!
Minister Slob:
En waar het nodig is, kunnen we ze zelfs financieel ondersteunen, als het bijvoorbeeld
nodig is om juridische bijstand in te roepen. Dat kan namelijk soms ook een belemmering
zijn om iets te doen. Dus ik ben hier heel blij mee. Het is een lichtpuntje in toch
wel een heel donker onderwerp, want het is wel heel erg ernstig dat dit voorkomt.
Laten we dan ook hopen dat deze samenwerking goede gevolgen voor de journalisten heeft.
Voorzitter. Er is veel gesproken over de lokale publieke omroepen. Het is ook een
onderwerp dat mij veel bezighoudt. Ik heb er ook een aantal bezocht. Vrij recent was
ik onder andere in Noordoost-Friesland. Het werd hier ook als voorbeeld genoemd. Maar
Twente werd ook genoemd, en daar ben ik ook al een keer wezen kijken. Ik ben bij OOG
wezen kijken in Groningen. Ik heb op allerlei plekken gezien dat er hele mooie dingen
gebeuren, maar het is ook wel heel moeilijk om dat te doen. Dat is ook inherent aan
lokale omroepen. Die drijven voor een overgroot deel, en soms zelfs volledig, op vrijwilligers.
Zo is het ooit ook ontstaan: in een lokale gemeenschap werd een initiatief genomen
en uiteindelijk is men een omroep geworden. Gemeentes hebben daar ook een verantwoordelijkheid
voor gekregen. Nogmaals, het is heel mooi om te zien hoe dat van onderaf ontstaan
is.
Dat geldt ook voor de vorming van de streekomroepen. Ook die zijn van onderaf ontstaan.
Dat is niet iets wat van bovenaf, bijvoorbeeld door een van mijn voorgangers, vanuit
de rijksoverheid is opgelegd. Nee, sterker nog: de gemeentes zijn met de vertegenwoordigers
van de lokale omroepen in gesprek gegaan en hebben toen met elkaar afgesproken dat
zij dit wilden gaan doen. Zij zijn daar gewoon mee aan de slag gegaan. Men heeft zelfs
een convenant met elkaar afgesloten. Er liep een convenant van 2012 tot 2015, maar
in 2015 is er een nieuw convenant afgesloten. Dat zou nu eigenlijk afgelopen moeten
zijn, maar omdat er nog geen nieuw is, loopt het nog gewoon door.
Met name in dat laatste convenant dat ik nu noem, dat in november 2015 is afgesloten
en waar VNG, NLPO en OLON zich achter geschaard hebben, heeft men de afspraak gemaakt
om met elkaar streekomroepen te vormen. Het is ook wel boeiend om dat convenant nog
eens te lezen dat men heeft ondertekend en dat in principe nu nog gewoon loopt. Daarin
zegt men heel nadrukkelijk, en erkent men ook, zoals ook onze wetgeving is, dat de
lokale publieke omroepen niet worden bekostigd door het Rijk maar door de gemeentes.
Dus dat wordt nog een keer onderstreept. Zij ontvangen daarvoor geld uit het Gemeentefonds.
Ik kom straks nog terug op het richtsnoerbedrag, naar aanleiding van vragen die daarover
zijn gesteld.
Toen men startte met die streekomroepen, besefte men: dat zal heel veel van ons gaan
vragen. Je leest ook in het convenant dat men heel erg duidelijk zegt: het zal wel
moeten, we gaan uit van de huidige bekostigingswijze. Dat is het uitgangspunt. Men
waarschuwt er zelfs voor dat de omroepen en de gemeentes niet in de reflex moeten
vallen om dit direct te gaan vertalen in hogere budgetten en het vragen om meer geld.
Dat verzinnen wij niet; het is hun eigen convenant geweest, tussen de gemeentes en
de lokale omroepen. Dat is de basis geweest. Zo is men van start gegaan.
Vanuit de nationale overheid hebben we gezegd: we vinden het wel interessant wat daar
gebeurt. Het is ook mooi, dergelijke afspraken die men van onderaf met elkaar maakt.
We gaan de NLPO helpen en we gaan geld geven om in coördinerende zin goed werk te
kunnen verrichten. U weet dat dit geld ook weer in de OCW-begroting voor 2019 staat.
Om precies te zijn wordt daarvoor 1.6 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Nu weten we al wat langer dat het best een heel lastig proces is. Als verdienmodellen
onder druk staan bij de nationale en de regionale omroepen, is dat natuurlijk bij
de lokale omroepen niet veel anders. Bovendien heeft men daar een probleem als er
iemand wegvalt, omdat men op vrijwilligers drijft. Dat is soms ook een enorme kracht,
want ik heb daar fantastische mensen aan het werk gezien. Ik was ergens waar men heel
veel extra geld binnenhaalde via advertenties van de lokale slager en noem maar op.
Maar het was afhankelijk van één persoon. Die deed hartstikke goed werk, maar als
hij een flinke griep krijgt of iets anders gaat doen, heb je wel even een groot probleem.
Dus het is inderdaad heel broos en kwetsbaar. Dat is de reden geweest – ik had u dat
ook toegezegd – waarom ik samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken een gesprek
heb gevoerd, ook met de VNG en de NLPO. Wij hebben met elkaar een paar dingen afgesproken.
We hebben allereerst afgesproken – dat was mede naar aanleiding van wat u al zelf
als Kamer in het vorige algemeen overleg aan de orde had gesteld – dat we het niet
acceptabel vinden dat er nog gemeentes zijn die zich niet houden aan dat richtsnoerbedrag.
Nu gaan we met dat bedrag, als dat er wel volledig voor 100% zou komen, ook niet alle
problemen oplossen, maar toch: het is gewoon een afspraak. Daar moet je je dan ook
aan houden.
De vraag is hier gesteld, en die is weer herhaald vandaag: moet het dan niet wettelijk
verplicht worden? Ik zal u maar gewoon eerlijk zeggen: er zijn grote twijfels of dat
nu echt zal gaan helpen. Er zit zelfs een risico aan vast op het moment dat je het
gaat verplichten. Er zijn gemeentes die meer geven dan het richtsnoerbedrag. Op het
moment dat je dat bedrag gaat verplichten, loop je dus het risico dat die gemeentes
misschien hun bijdrage gaan verminderen, omdat ze zeggen: het is een wettelijke verplichting,
dus daar houden we ons aan, we gaan niet meer doen. We hebben het richtsnoerbedrag
afgesproken. De gemeentes worden aangesproken om daaraan te voldoen, zo heeft de VNG
toegezegd. Dat gaan we uiteraard volgen. Een kleine 80% doet het overigens, maar die
andere 20% willen we er ook nog bij hebben.
Het tweede dat we afgesproken hebben, is dat mijn collega Ollongren en ik gaan kijken
of het mogelijk is om samen een soort subsidieregeling voor de lokale omroepen in
het leven te roepen. Dat gaan we proberen. We hebben wel gewaarschuwd voor al te hoge
verwachtingen. Er gaan bedragen van 6 tot 30 miljoen over tafel, grote bedragen die
wij niet zomaar in onze binnenzak hebben zitten. Maar we gaan er wel naar kijken.
Misschien kunnen we iets voor ze doen. We hebben vervolgens wel gevraagd: maak dan
eens inzichtelijk wat er dan precies aan de hand is bij die streekomroepen waarvan
jullie zeggen dat ze dreigen om te vallen. We hebben een heel lijstje gehad. Wat doen
die gemeentes daar? Hoeveel dragen die bij? Waar zit het probleem? Kortom, we willen
dan wel wat meer inzage hebben in de financiële situatie van die omroepen. Die informatie
hebben we tot op heden niet ontvangen. We horen veel en als ik op locatie ben zegt
men het ook, maar dan is het ook wel handig om even achter de cijfers te kunnen kijken.
Die hebben we nog niet ontvangen, althans niet anders dan in algemene zin: een basisbedrag,
de gemeentes, enzovoort, enzovoort. We moeten dat iets preciezer kunnen bekijken.
Maar goed, op korte termijn willen we kijken of we iets kunnen doen met een subsidieregeling.
Dat is nog niet eenvoudig; u kent ook mijn begroting, u kent de druk die daarop staat.
Ik zoek naar ruimtes, maar ik zie ze meestal niet. Mocht u wat zien, dan hoor ik het
wel. Het zou kunnen betekenen dat we bepaalde dingen dan misschien niet gaan doen,
maar het zou kunnen dat dat op een ander punt misschien weer problemen oplevert. Het
is best heel lastig, om het maar even in die termen uit te drukken.
We hebben nog iets afgesproken. We hebben aangegeven dat we de Raad voor Cultuur en
de Raad voor het Openbaar Bestuur gaan vragen om een advies uit te brengen over de
positie van die lokale, van die streekomroepen die in een wat grotere regio hun werk
doen. Hoe moeten we daartegen aankijken? Het gaat dan om alle vragen die er ook voor
de langere termijn zijn. Wat zouden we met de streekomroepen willen? Wat is hun toekomst?
Wat is hun financiële toekomst? Daar willen we beide raden naar laten kijken. Die
opdracht willen we gezamenlijk nog dit jaar met de VNG en de NLPO de deur uitdoen.
Zo krijgen we op dat front wat meer diepgang en informatie, opdat we vervolgens de
vraag kunnen stellen wat dat concreet voor ons betekent.
Dit zijn de afspraken die we met elkaar gemaakt hebben. Ik had u beloofd dat ik dat
bij dit wetgevingsoverleg aan u zou doorgeven. Bij dezen.
De heer Van der Molen (CDA):
Een interessant antwoord van de Minister. Vooral het woord «subsidieregeling» vond
ik interessant. Ik heb twee korte vragen. Wat voor tempo wil de Minister op dit vlak
maken, want er zijn omroepen die nú problemen hebben? Een oplossing moet dan niet
te lang duren.
Dan mijn tweede punt. U heeft afgesproken dat het niet acceptabel is dat gemeenten
iets niet overmaken. Dat lijkt mij een vrij makkelijke afspraak. Maar binnen welke
termijn zouden ze dat bedrag dan wél moeten overmaken, wilt u aan het eind van de
dag tevreden zijn?
Minister Slob:
Bedrag overmaken?
De heer Van der Molen (CDA):
De middelen die gemeenten ontvangen om door te geven aan hun lokale omroep. Onacceptabel
is het al heel lang.
Minister Slob:
Ik zag even gemeentelijk geld naar mij toe komen en dacht: interessant! Met de VNG
hebben we afgesproken dat men hier echt serieus mee aan het werk moet. Ik ga ervan
uit dat ze dat nu ook gewoon doen. Ze hebben ook de ruimte om u uitgebreid te informeren
over allerlei zaken. Dat is fijn en goed, maar het is ook belangrijk dat ze in gesprek
gaan met hun eigen achterban, met de gemeentes dus. Ze moeten heel gericht kijken:
wie houdt zich eraan? Ik had de indruk dat men wel een redelijk beeld had van gemeentes
die heel veel gaven, want daar was wel een lijstje van. Maar dan is het ook belangrijk
om een lijstje te hebben van gemeentes die helemaal niets doen of onder het richtsnoerbedrag
zitten. Dus ik zal ze uiteraard in het volgende overleg vragen wat de stand van zaken
is. Ik vind ook dat nu zo snel mogelijk naar die 100% moet worden toegewerkt, zonder
dat we het risico lopen dat gemeentes dan minder gaan geven. Want dat zou gebeuren
als je dat wettelijk zou vastleggen, wat overigens ook nog weer een jaar of twee duurt.
Dat willen we natuurlijk ook niet. Dat risico wil ik in ieder geval niet lopen, maar
ik denk dat u dat ook niet wilt.
We hopen u aan het begin van het kalenderjaar te kunnen informeren over de subsidieregeling
waar we naar gaan kijken. Dat willen we op korte termijn gaan doen, want het water
staat ons inderdaad aan de lippen. Ik ben heel blij met het feit dat er een aantal
lokale omroepen zijn die nu in de eerste tranche van onderzoeksjournalistiek gewoon
meedoen. Daar zit overigens ook een omroep tussen die in het gevarenrijtje zit, waarvan
ik in ieder geval niet de naam ben tegengekomen. Natuurlijk gaat het dan ook weer
om een bepaald bedrag dat niet het grootste probleem weghaalt, maar wel helpt. De
nieuwe regeling die we voor de regionale omroep gaan maken – ik kom daar straks nog
op terug bij het onderwerp «regionaal» – ter vervanging van die regeling B rond de
frictiekosten, die helemaal muurvast zat, biedt mogelijkheden om geld te krijgen voor
samenwerkingsprojecten met de lokale omroepen. Ik zou daar ook op aan willen dringen
en ik zal dat ook in de richting van de regionale omroepen gaan zeggen. Misschien
stuur ik alle hoofdredacteuren wel gewoon een brief waarin ik het even zwart-op-wit
zet. Die mogelijkheid is er gewoon. Dan moeten de regionale omroepen wel samenwerken
met de lokale omroepen.
Mijn beeld is dat dat in het land heel verschillend wordt opgepakt. Er zijn er waar
dat fantastisch gebeurt. Ik had het net even over die omroep in Noordoost-Friesland.
Daar zijn net herindelingsverkiezingen geweest en die hebben gewoon fantastisch samengewerkt
met Omrop Fryslân, zoals je dat moet zeggen. Gewoon op een prachtige manier zijn de
mensen in die regio bediend met belangrijke informatie rond de verkiezingen. Maar
er zijn ook omroepen die toch wat meer met de ruggen naar elkaar staan. Ik vind het
belangrijk dat ze dat niet doen, dat ze elkaar aankijken en dat ze ook beseffen, met
name die regionale omroepen, hoeveel waarde die lokale omroepen voor hen kunnen hebben.
Die zitten echt in de haarvaten van de samenleving en kunnen dus ook als het gaat
om de journalistieke opdracht die zij hebben heel dienstbaar zijn. Er kan heel erg
mooi op basis van gelijkwaardigheid worden samengewerkt. Dat is de ruimte die ik zie
op de korte termijn, ook als het gaat om financiële bijdrages vanuit budgetten die
nu al beschikbaar zijn en waar ook de lokalen van kunnen profiteren. «Gebruik van
kunnen maken» is misschien een betere term.
De heer Sneller (D66):
Ik ben blij met deze opmerkingen van de Minister. Hij zegt dat ze dienstbaar kunnen
zijn en tegelijkertijd dat het op basis van gelijkwaardigheid moet zijn. Mijn vraag
is hoe hij precies de relatie ziet tussen de streekomroep en de regionale omroepen,
ook in het kader van het werken aan een nieuw mediabestel.
Minister Slob:
Op die laatste vraag kom ik straks nog even terug, want anders gaat het allemaal door
elkaar heen lopen, ook voor mij, al zijn het wel trajecten die elkaar raken. Kijk,
heel lang is de situatie geweest dat de regionale omroepen de indruk hadden dat de
nationale omroep een beetje op hen neerkeken, zo van «wij zijn de Champions League
en jullie zijn de Jupiler League» om het maar even in voetbaltermen te zeggen voor
de voetballiefhebbers. Dan weet ik dat meneer Kwint het ook volledig kan volgen. De
«Keuken Kampioen Divisie»; dat is de nieuwe naam. Je hebt gelijk, meneer Kwint. Je
bent er nog beter bij dan ik. Maar ik zie in de praktijk dat dat echt veranderd is
en dat men echt wederzijds respect voor elkaar heeft. De een kiest ervoor nationaal
te gaan werken en de ander kiest ervoor om dat regionaal te doen, maar het zijn gewoon
topjournalisten die hun werk goed willen doen en die ook heel veel voor elkaar kunnen
betekenen. Dat geldt ook in de hele infrastructuur van het uitwisselen van informatie.
Het is gewoon geweldig om te zien dat men gewoon inzage heeft in wat iedereen levert.
Het kan nu ook gebeuren dat ik door een journalist van de NOS bevraagd wordt op een
regionaal onderwerp en dat die opnames niet nationaal worden getoond maar in een keer
doorgaan naar bijvoorbeeld RTV Drenthe. Dat is mij een keer overkomen en daarom noem
ik dit voorbeeld. En die gebruiken dat dan gewoon, zoals dat andersom ook kan. Rond
het Regionieuws gebeuren er nationaal ook gewoon mooie dingen.
Ik zou het heel fijn vinden als dit ook de sfeer wordt tussen regionale en lokale
media. Het gebeurt al op heel veel plekken al. Ik weet ook wel dat de kwetsbaarheid
van lokale media, juist ook vanwege de vrijwilligers, heel groot is. Er zijn gebieden
in Nederland die zo dunbevolkt zijn dat die lokale media nog eens extra kwetsbaar
zijn en dat het zelfs al moeilijk is om goede streekomroepen te kunnen vormen. Het
is belangrijk dat die uitwisseling er is, dat dat wederzijdse respect er is en dat
men optimaal van elkaar gebruikmaakt. Die mogelijkheid is er gewoon. Het is toch eigenlijk
te gek voor woorden als je daar geen gebruik van maakt. Dat wat betreft de lokale
publieke omroep en de afspraken die ik heb gemaakt. Er komen nog wat vragen. Daar
ga ik uiteraard op in.
De voorzitter:
Er zijn een aantal vragen. De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Ik heb een hele concrete vraag gesteld over de succesvolle streekomroepen die nu failliet
dreigen te gaan. De Minister zegt prima dingen: de Raad voor Cultuur gaat ernaar kijken
en er komt een nieuwe regeling. Daar ben ik het heel erg mee eens. Ik ben het iets
minder eens met de opmerking dat de onderzoeksjournalistieke middelen nu mogelijk
ook gebruikt kunnen worden om een streekomroep in zijn voortbestaan te bestendigen,
want dat lijkt me nu juist niet de bedoeling van zo'n regeling. Ik hoor het graag
als ik dat verkeerd heb begrepen. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat deze succesvolle
omroepen niet al verdwenen zijn tegen de tijd dat bijvoorbeeld de Raad voor Cultuur
met zijn advies komt? Kunnen wij daarvoor zorgen?
Minister Slob:
Ik heb meer dan dat gezegd. Ik heb ook aangegeven dat we gaan kijken samen met BZK
of er een subsidieregeling kan komen. Ik heb regelingen genoemd waar men gebruik van
kan maken, niet met als hoofdreden dat men daarmee overeind kan blijven, want daar
is dat onderzoeksjournalistieke geld niet voor bedoeld. Dat geldt overigens ook voor
het geld dat vanuit de rijksoverheid naar de media gaat. Dat doen we niet om iets
overeind te houden. Nee, dat doen we omdat er waarden achter zitten die we met elkaar
belangrijk vinden. Dan kijken we op welke wijze we daar inhoud aan kunnen geven. Daar
horen soms organisaties bij die dat uitvoeren, maar een organisatie is ook geen doel
in zichzelf. Bij lokale omroepen speelt dat helemaal. Een gemeente kan gewoon zeggen:
die vinden we niet meer passend. Het Commissariaat voor de Media heeft daar ook een
rol in. Laat ik maar even bij mijn eigen woonplaats blijven. Daar is op het moment
zelfs een enorme discussie of de lokale omroep het nog wel moet blijven doen en of
de vergunning niet zou moeten worden ingetrokken. Ook dat komt voor en dat kan ook.
Laat dat debat maar gewoon lokaal gevoerd worden. Als burger volg ik dat met belangstelling.
Dat zult u begrijpen.
Er zijn dus ook op de korte termijn mogelijkheden om geld te genereren, wat weer kan
helpen om gewoon je werk te doen en als je goed bent, ook goed te blijven. Maar wat
ik hier niet kan doen, is dat ik na op maar één plek neergelegde vragen om geld, wat
op dit moment gewoon gebeurt, haast ongeclausuleerd toezeg: kom maar op, dat doen
we, dat gaan we even betalen, even los van de vraag waar we het vandaan gaan halen.
Dat kan natuurlijk niet. We moeten informatie hebben en we moeten er ook met elkaar
over in gesprek. We hebben daar een hele open houding in gehad. Het was een goed bestuurlijk
overleg samen met Binnenlandse Zaken, maar we moeten het wel in de juiste verhoudingen
zien. Dat was ook de reden dat ik de geschiedenis van de vorming van de streekomroepen
even ophaalde. Dat is van onderaf begonnen. Dat is een verantwoordelijkheid van de
gemeentes met de lokale omroepen geweest. Een mooi initiatief en we hebben er ook
wat steun aan gegeven. Maar het kan nu niet zo wezen dat, nu het even heel erg moeilijk
dreigt te worden met verdienmodellen die onder druk staan en er een vraag om geld
is, er op één plek een rekening wordt neergelegd: wilt u dat even betalen, dan kunnen
met ons mooie initiatief doorgaan. Zo werkt dat natuurlijk niet. Dat weet men overigens
best wel. Ik vind het ook niet zo erg als ze het even proberen, maar ik wil dat wel
graag in alle openheid doen zoals we dat bij het bestuurlijk overleg met elkaar hebben
afgesproken.
De heer Kwint (SP):
De vraag was ook niet of de Minister ongeclausuleerd zijn portemonnee op tafel zou
willen gooien. Dat zou ik nooit van hem durven vragen. Tenminste...
Minister Slob:
Kan dit in het verslag?
De heer Kwint (SP):
Laat ik het zo zeggen: ik vraag het in ieder geval op dit moment niet aan hem. De
Minister kondigt een hele hoop structurele maatregelen aan. Ik vind dat verstandig.
Ik denk ook dat het goed is om de lokale media te bestendigen. Maar volgens mij zou
het ook vanuit het perspectief van het ministerie onverstandig zijn om straks succesvolle
initiatieven kwijt zijn tegen de tijd dat wij een visie ontwikkeld hebben op hoe het
er in de toekomst uit zou moeten gaan zien. Iets met oude schoenen en niet weggooien
voordat we nieuwe hebben. Ziet de Minister dat risico en ook dat het bovendien financieel
helemaal niet aantrekkelijk kan zijn voor ons als rijksoverheid om straks zo'n goed
initiatief kwijt te zijn en dan weer iets nieuws op te moeten bouwen?
Minister Slob:
Het is ooit een heel bewuste keuze geweest – daar kun je altijd van afwijken – om
vanuit de rijksoverheid de nationale en de regionale omroepen te financieren en om
haar daar dus een verantwoordelijkheid voor te laten dragen. De financiering van de
lokale omroepen – dat hebben we ook altijd zo beoordeeld – was een verantwoordelijkheid
van de gemeentes, en die kregen daar geld voor via het Gemeentefonds. Je kunt erover
twisten of dat wel of niet voldoende was, maar dat is het wettelijk kader waar ik
zelf ook mee te maken heb vanuit mijn verantwoordelijkheid. Als er problemen ontstaan,
dan zien we die. Ik zie ook de waarde van de lokale omroepen. We kijken dus maximaal
naar wat we kunnen doen, maar wel in de juiste verhoudingen en gelet op de mogelijkheden,
ook in financiële zin. Want het is natuurlijk prachtig om dat allemaal toe te zeggen,
en ik zou het ook fantastisch vinden, maar dat geld is er gewoon niet op dit moment.
Ook vanuit de Kamer heb ik daarvoor geen initiatieven gezien, niet bij de begrotingsbehandeling
en noem maar op. Ik moet dus binnen de huidige kaders werken, in gezamenlijkheid naar
oplossingen zoeken en de verantwoordelijkheid nemen. Dat heeft geleid tot een serie
afspraken, met de VNG en met de NLPO. Daar gaan we vol voor; dat proberen we uit te
voeren. Het liefst zo snel mogelijk, maar dat spreekt voor zich.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, hebben mevrouw Westerveld en de heer Aartsen ook nog een vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ben blij dat de heer Kwint de vraag stelde die ik hierover ook wilde stellen, want
dan kan ik nog een tandje dieper gaan. De Minister wijst eigenlijk weer naar de lokale
overheden, maar hij is wel ook verantwoordelijk voor de Mediawet. In het vorige debat
heb ik al gezegd dat de Mediawet stelt dat er een lokaal toereikend, dekkend media-aanbod
moet zijn. Op het moment dat blijkt dat dit niet lukt en dat omroepen omvallen, wie
is dan verantwoordelijk? Is dat dan deze Minister of wijzen we dan naar de lokale
overheden?
Minister Slob:
Er ligt een verantwoordelijkheid bij gemeenten om met hun lokale omroepen ook te voorzien
in een lokaal toereikend media-aanbod. Wel is er altijd discussie over de vraag wat
een lokaal toereikend media-aanbod is. Die vraag kan natuurlijk ook gesteld worden
nu die lokale omroepen op een wat grotere schaal gaan werken, omdat ze streekomroepen
worden en soms meerdere gemeentes moeten gaan bedienen. Dat dispuut kan altijd gevoerd
blijven worden, maar ik heb er zelf niet zo veel zin in, want dat suggereert u een
klein beetje, om het balletje heen en weer te gaan tikken. Toch kom ik er niet onderuit
te zeggen dat dit het kader is, ook het financiële kader, waarmee we werken. Daar
moet ik eerlijk over zijn. Als u dat anders wilt, kan dat natuurlijk ook, maar dat
vraagt om wetswijzigingen en dus om een behoorlijke ingreep in wat we in ieder geval
tot op heden altijd met elkaar als uitgangspunt hebben gedeeld.
Ik constateer dat er een probleem is, en ik heb u de vorige keer aangegeven dat we
daarover in gesprek gaan en dat we kijken naar wat er mogelijk is. Ik heb ook informatie
nodig om te zien wat er aan de hand is. Die heb ik tot op heden in ieder geval niet
gekregen van de omroepen die zouden dreigen om te vallen. Ik wil dan ook duiken in
wat er achter die bedragen zit, want het is nog best wel een groot bedrag: 3 miljoen
en dan nog eens 3 miljoen, en er heeft zelfs het bedrag van 30 miljoen voor alles
gecirculeerd. Wat zit daarachter? Wat gaat daarmee gebeuren? Dat is wel de discussie
die we met elkaar moeten voeren. Daar sta ik voor open, evenals mijn collega van Binnenlandse
Zaken. Dat duurt eventjes, maar dat is wel de situatie waar we nu mee te maken hebben.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De Minister kondigt een aantal onderzoeken aan. Kunnen die voor de zomer naar de Kamer
komen, zodat we die onderzoeken en gegevens in ieder geval bij de bespreking van de
volgende Mediabegroting hebben?
Minister Slob:
Dat is wel de bedoeling. Dat geldt ook voor het onderzoek dat wij samen met NLPO en
VNG gaan uitzetten. Het komt immers niet alleen maar vanuit de rijksoverheid, maar
het is een gezamenlijke opdracht. Dat gaat zo snel mogelijk de deur uit. Dat moet
er voor de zomer liggen. Ik zie de knikkende hoofden van de ambtenaren naast me. Dat
is altijd fijn; dat gebeurt niet altijd, hoor. We doen het in een bepaalde volgordelijkheid.
We vragen van de gemeentes om zich te houden aan de het richtsnoerbedrag en we kijken
of er een subsidieregeling kan komen. We zullen ook proberen u daar zo snel mogelijk
over te informeren. Daar moet wat mij betreft gelijk begin 2019 duidelijkheid over
zijn. Dat is fair naar iedereen toe. Ook dat langeretermijnonderzoek moet gaan plaatsvinden.
Gelukkig zijn er ondertussen nog wel een aantal regelingen waar men een beroep op
kan doen. Ik hoop dat men dat ook gewoon doet; daar heb ik de eerste voorbeelden al
van heb gezien. Dat is mooi meegenomen. Dat is niet de oplossing voor het probleem,
maar het kan dus wel. Er is gelukkig wat mogelijk.
De heer Aartsen (VVD):
Ik heb nog een vraag gesteld over de kosten van de signaaldoorgifte van de lokale
omroepen. Komt die bij dit puntje?
Minister Slob:
Zeker. Die vraag kan ik gelijk beantwoorden. Inderdaad is er nog wat discussie over
de kosten voor dubbele doorgifte. Voor zover ik heb begrepen, is het belangrijk dat
we, als er problemen zijn met de manier waarop de Mediawet wordt uitgevoerd op dit
punt, het Commissariaat voor de Media vragen ernaar te kijken en er een uitspraak
over te doen. Ik heb begrepen dat NLPO van plan is om dit bij het commissariaat aan
te kaarten. Misschien is het inmiddels al gebeurd. We wachten af wat het oordeel van
het commissariaat is. Op basis daarvan zal ik bekijken of het eventueel nodig is dat
ik vanuit mijn positie ingrijp. Zo hebben we het wel afgesproken. Het commissariaat
heeft er een rol in. Voor zover ik weet, gaat het er ook naar kijken. Het is een heel
specifiek punt. Het is een probleem met één kabelaar. Het is belangrijk dat er zo
snel mogelijk duidelijkheid komt, dat ben ik met de heer Aartsen en de heer Van der
Molen eens.
De voorzitter:
Voordat u ingaat op het onderdeel regionaal: de heer Krol heeft nog een vraag.
De heer Krol (50PLUS):
Omdat de Minister het nu heeft over de doorgifte, heb ik een vraag over iets wat ik
van veel mensen hoor. Bij de ene kabelaar moet er extra betaald worden voor Politiek24
en bij de andere zit het in het basispakket. Zou daar ook nog eens naar gekeken kunnen
worden?
Minister Slob:
Dat is een situatie die vanuit de huidige regelgeving kan. Mensen kunnen bij het kiezen
van een bepaalde kabelaar ook even kijken naar de pakketten die worden aangeboden.
De heer Krol (50PLUS):
Het zou toch wel fijn zijn als Politiek24... Ik denk niet dat je, als je kiest voor
een kabelaar, kijkt of Politiek24 wordt geleverd. Ik vind het heel belangrijk, maar
ik wil het niet overdrijven voor de gewone burger. Ik kreeg net een mailtje van iemand
in Assen, die schrijft: mijn buurvrouw komt bij mij kijken omdat het niet bij haar
in het pakket zit. Dat is een beetje jammer. Het helpt wel weer een beetje de eenzaamheid
bestrijden.
De voorzitter:
Het is goed voor de saamhorigheid, hoor ik hier.
Minister Slob:
Ik vind het altijd heel ontroerend om te zien hoe u zich ontfermt over dit soort vragen
en ze ook zo snel oppakt, meneer Krol. Daar kunnen velen een voorbeeld aan nemen.
Er zijn natuurlijk nog meer mogelijkheden om Kamerdebatten te volgen, zoals u weet.
Niet iedereen heeft internet, hoor ik u zeggen. Dat klopt. Dat geldt niet voor alle
ouderen maar er zijn er wel.
De heer Kwint heeft nog gevraagd naar de publicatie van de mededelingen van gemeentes.
Ik had beloofd daar even over na te denken en er ook over in gesprek te gaan. Dat
hebben we ook gedaan. De digitalisering gaat gewoon door. Op die wijze zal informatie
ook verspreid moeten worden. Ik denk dan ook niet dat het intrekken van een wetsvoorstel
de oplossing voor het probleem is. Wat zien gemeentes van hun eigen lokale en soms
ook regionale media, soms letterlijk, als ze bij de raadsvergaderingen naar de publieke
tribune kijken? Soms maakt men zich daar zorgen over en probeert men op andere manieren
dan alleen via geld daar toch in te voorzien. In de Noordoostpolder bijvoorbeeld,
heeft de gemeente een overigens onafhankelijke journalist ingehuurd om verslag te
doen. Zijn berichten worden gratis aangeboden aan de lokale media, die daar gebruik
van kunnen maken en daar ook gebruik van maken. Er zijn meer voorbeelden van bekend.
Wat ook een goede afweging voor een gemeente kan zijn, al mag ik niet op die stoel
gaan zitten, is het volgende, hardop nadenkend. Stel dat je blijft adverteren in de
huis-aan-huisbladen, die vaak een enorm bereik hebben. Niet alleen oudere maar ook
jongere mensen grijpen daar vaak naar als ze thuiskomen en het op de mat ligt. Gemeentes
kunnen op die manier hun advertenties blijven verspreiden. Dat levert deze bladen
ook gewoon weer een bepaalde mate van inkomsten op. Dat helpt hen weer om hun journalisten
naar die raadsvergaderingen te kunnen sturen. Ik heb dat letterlijk gehoord uit de
mond van een hoofdredacteur van huis-aan-huisbladen die in de regio van de Alblasserwaard,
de Krimpenerwaard en de Bommelerwaard zit.
Dat is dus niet een directe manier om ervoor te zorgen dat er verslag wordt gedaan,
want het is echt een beetje ongemakkelijk als een overheid dat gaat doen. Ik vind
dat tenminste ongemakkelijk; er zijn misschien overheden of mensen die bij de overheid
horen die daar minder moeite mee hebben. Het is een indirecte manier om te zorgen
dat die bladen kunnen blijven bestaan en verspreid worden en dat dat nieuws wordt
meegenomen. Maar dat is een keuze die op het lokale terrein, in de gemeentes, gemaakt
moet worden. Het is inderdaad fijn als dergelijke bladen wel gewoon kunnen blijven
berichten over de lokale democratie, want dat blijft belangrijk.
De voorzitter:
De heer Kwint zegt: dit is ingewikkeld. U heeft dus een vraag, meneer Kwint?
De heer Kwint (SP):
Zeker. Het is maatschappelijk-politiek ingewikkeld. De Minister neemt veel tijd om
– terecht – mooie woorden te wijden aan wat gemeenten zouden kunnen doen. We hebben
het er bij de lokale media net al over gehad hoe problematisch dat soms is. Maar ondertussen
komt de rijksoverheid zelf met een wet, inclusief een ingeboekte bezuiniging van 15
miljoen, waardoor besluiten van gemeenten voortaan online moeten worden gepubliceerd
in plaats van in dagbladen en lokale huis-aan-huisbladen. Wat betekent dat? Dat de
rijksoverheid door een wetswijziging 15 miljoen euro uit de lokale advertentiemarkt
trekt. Dan zijn de woorden over wat de lokale overheid kan doen mooi, maar ondertussen
halen wij die 15 miljoen weg en zorgen wij ervoor dat het probleem van het inhuren
van journalisten die op kosten van de gemeente verslag gaan doen van de raadsvergadering
alleen maar wordt verergerd. Is de Minister niet alsnog bereid om met zijn collega
in gesprek te gaan om dit soort extreem negatieve gevolgen van dit wetsvoorstel te
voorkomen?
Minister Slob:
Het blijft ook belangrijk om je informatie digitaal te verspreiden, want we zien langzaam
maar zeker natuurlijk ook wel dat die omslag gemaakt wordt. We hebben het net gehad
over de jonge generatie. Vooral die is – ik zou haast zeggen: 24/7 – online. Het is
dus heel erg belangrijk om die kanalen ook te gebruiken. Aan de ene kant is dat dus
een vraagstuk. Aan de andere kant krijgen gemeentes van dezelfde rijksoverheid weer
geld in het kader van de versterking van lokale democratie en lokaal bestuur om maatregelen
te nemen die daarvoor van belang zijn. In dat hele verhaal wordt de media ook genoemd.
Het is dus misschien een beetje een kwestie van wegstrepen: aan de ene kant wordt
er iets bezuinigd – dat klopt in het grotere geheel – maar op een andere plek gaat
er ook weer geld naar gemeentes toe. Maar ik wil niet in zo'n spelletje terechtkomen.
Er zijn gewoon mogelijkheden. Gemeentes kunnen keuzes maken op basis van wat men lokaal
verantwoordelijk vindt.
We hebben ook met gemeentes afgesproken dat er een zekere mate van ruimte zit in wat
ze krijgen aan geld via het Gemeentefonds om daar hun eigen keuzes in te maken, op
basis van afspraken die we gemaakt hebben in het interbestuurlijk programma, waar
ook die lokale democratie weer bij hoort. Dat zijn de keuzes die lokaal gemaakt moeten
worden. Op die stoel ga ik niet zitten. Ook daar zit in financiële zin gewoon ruimte.
Het is alleen een afweging die je maakt: waar ga ik het in stoppen? Dat moet lokaal
gebeuren.
De heer Kwint (SP):
Maar de afweging of er 15 miljoen af gaat, wordt niet lokaal gemaakt. Die wordt namelijk
hier bij wet vastgelegd. We hebben het net gehad over de problemen bij bijvoorbeeld
lokale omroepen. Daarbij gaat het, in ieder geval voor de huidige, urgente problemen,
echt om minder dan 15 miljoen. En hier wordt via een ander ministerie gewoon met één
pennenstreek een streep gezet door 15 miljoen aan advertentiekosten. Dat moeten gemeenten
niet meer doen. Dat staat ook gewoon in dat wetsvoorstel ingeboekt. Dat is niet geheim.
Vanuit de systeemverantwoordelijkheid die deze Minister heeft, ook voor lokale media,
snap ik het gewoon niet. Ik snap niet hoe we aan de ene kant hard kunnen proberen
om die lokale media in stand te houden, en aan de andere kant een paar torens verder
gewoon met één pennenstreek 15 miljoen wegschrijven voor lokale media.
Minister Slob:
Hier speelt mee dat men vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft aangegeven
dat men het belangrijk vindt dat de informatie ook gewoon digitaal wordt verspreid.
Men heeft inderdaad ook een bezuiniging ingeboekt. Die is volgens mij een onderdeel
van een wat breder pakket van maatregelen die plaatsvinden, maar ik vind het op zich
ook niet zo heel erg vreemd dat informatie ook digitaal verspreid moet worden, dat
je daar je burgers mee wil bereiken en dat dit nu in toenemende mate ook steeds meer
gemeengoed aan het worden is.
Ik heb u aangegeven dat daarnaast vanuit hetzelfde ministerie op het punt van de versterking
van de lokale democratie en het lokaal bestuur ook gewoon innovatiegeld naar gemeentes
is gegaan om daar ook keuzes in te maken. Ik heb u gewezen op het interbestuurlijk
programma dat is afgesloten, waar ook een behoorlijk accres in zit waarin men ook
ruimte en vrijheid heeft om keuzes te maken. Als u dat interbestuurlijke programma
nog eens doorleest, dan ziet u ook hele warme woorden over goed openbaar bestuur in
een veranderende samenleving, waarbij ook onafhankelijke nieuwsvoorziening wordt genoemd,
zelfs als belangrijke randvoorwaarde. Ook dat is dus een plek en ook dat zijn weer
middelen die vanuit de overheid naar de gemeentes kunnen gaan waar men ook gebruik
van kan gaan maken. Maar nogmaals, dat is iets wat uiteindelijk ook op gemeentelijk
niveau zelf besloten moet worden, want daar stelt men samen prioriteiten vast.
Voorzitter. Ik maak de overstap naar de regio. Ik heb de Kamer het concessiebeleidsplan
van de RPO, inclusief mijn reactie daarop, toegestuurd. Ik heb ook aangegeven dat
ik vind dat er betekenisvolle stappen zijn gezet, want dit is natuurlijk ook een vrij
pril proces, waarbij we iedere keer weer opnieuw proberen met elkaar de goede dingen
te doen. Dat concessiebeleidsplan heeft trouwens ook een mooie titel gekregen: Liefde
voor de regio. Mijn voornemen is om per 1 januari 2019 de concessie ook formeel te
verlenen en in 2019 de gesprekken te gaan voeren over de prestatie die we van hen
verwachten, want ook dat zal natuurlijk wat smarter met elkaar moeten; dat heb ik
u ook de vorige keer al gezegd. Ik vind het mooi om te horen dat men bij de regionale
omroepen blij is met hoe het nu gaat, maar ook daar staan de verdienmodellen natuurlijk
onder druk. Dat loopt op een wat andere manier dan zoals het nationaal gaat. Het is
dus heel erg belangrijk om dat met elkaar te blijven volgen.
Ik heb u zojuist al gewezen op allerlei mogelijkheden die er zijn, ook in het kader
van samenwerking en ook in de vorm van budgetten die daarvoor beschikbaar komen. Er
is ooit, nadat er structureel fors bezuinigd was op de regionale omroepen, de afspraak
gemaakt om in ieder geval hetzelfde bedrag incidenteel nog beschikbaar te stellen
voor de noodzakelijke ingrepen die men dan ook in de organisatie zou moeten doen,
maar die regelingen waren zo opgezet dat er eigenlijk bijna niemand bij kon. Dat is
ook de reden waarom ik er met u over heb gesproken dat ik ga proberen dat geld vrij
te spelen, zodat het wel beschikbaar kan komen, want daar was het ook gewoon voor
bedoeld. Dat gaat nu dus lukken. Ik neem in 2019 nog even iets ruimte, omdat er nog
een aanvraag lijkt te komen voor de oude regeling. Het zou niet echt heel erg fatsoenlijk
zijn als we die nu opeens per onmiddellijke ingang intrekken. Dat betekent dat de
nieuwe regeling in maart of april open kan worden gesteld en dat er dus ruimte komt
om daarvoor aanvragen in te dienen.
Er zijn vragen gesteld over de vensterprogrammering. Het is wel gelukt om het geld
daarvoor beschikbaar te krijgen, zoals ik al eerder heb gemeld, maar het is nog niet
gelukt om dit al per 1 januari in te laten gaan. Dat vind ik wel jammer, want hoe
eerder hoe beter, omdat dit al zo lang loopt. Ik heb inderdaad ergens zelfs «september»
gehoord. Dat vind ik ook niet echt fijn. Ik ga er dus echt op aandringen om deze pilot
wat mij betreft gewoon in april te laten starten. Het geld is er en de partijen staan
er ook klaar voor. Alleen in technische zin moest er nog het een en ander geregeld
worden, maar Gelderland, Friesland en Zuid-Holland-Zuid kunnen daar dan gebruik van
gaan maken samen met de partijen die daarbij betrokken zijn. Ik ben zeer benieuwd
wat dat uiteindelijk gaat opleveren. Dan zullen we weer de balans moeten opmaken in
hoeverre we daar een vervolg aan geven, wat dat kost en hoe we dat financieren.
Voorzitter. Dan maak ik de overstap naar het nationale niveau, waarover we de vorige
keer heel uitgebreid hebben gesproken. Ik heb toen aangegeven en ik herhaal dat nog
maar een keer, want ik constateerde enige teleurstelling bij de heer Bosma, dat ik
nog niet met een uitgewerkte visie zal komen, maar dat die er al heel snel, in 2019,
gaat komen. In het voorjaar ligt die er, omdat we daar niet zo veel tijd voor kunnen
nemen. We moeten het wel zorgvuldig doen, dat is een belangrijke voorwaarde, maar
we kunnen er niet veel extra tijd voor nemen. Als we allerlei wetgeving in gang willen
zetten en met ingang van de nieuwe concessieperiode van start willen gaan, dan moet
er even heel hard worden doorgewerkt. In de tijd zit er heel veel druk op dit proces,
maar dat is niet zo heel erg, want er moet gewoon wel het een en ander gebeuren.
We hebben ook gezegd dat er op korte termijn iets moet gebeuren, en dat is voor de
begroting voor 2019. In de richting van de heer Kwint, die even weg is, zeg ik dat
ik vorig jaar heb gezegd dat ik als de inkomsten van de Ster zich zo blijven ontwikkelen
als het toen leek, en het is zelfs nog slechter geworden, conform mijn wettelijke
plicht het minimumbedrag naar beneden zou moeten bijstellen. Dat is een wettelijke
verplichting, maar je kan dat niet zomaar van de ene op de andere dag doen. Je moet
een redelijke termijn aangeven en dat is een heel begrotingsjaar of een kalenderjaar.
Je kunt dat ook niet ieder jaar doen. Ik heb aangegeven: als het zich zo verder ontwikkelt,
zal ik het bedrag terug moeten schroeven. Het slechte nieuws vandaag en in de Mediabrief
is dat we dat inderdaad moeten doen, dus dat we het minimumbedrag terug gaan brengen
naar 740 miljoen. We verlagen het dus.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is er, zoals u weet, een motie aangenomen
van de heer Pechtold – dat is zijn allerlaatste motie geweest, kunnen we nu constateren
– dat er incidenteel voor 2019 40 miljoen beschikbaar wordt gesteld. De motie gaf
aan dat er dan twee dingen moesten gebeuren. Voor die 40 miljoen moest er een plan
van aanpak komen voor de korte termijn, waarin de NPO aangeeft hoe zij met die tegenvallende
Ster-inkomsten omgaat, wat haar eigen bijdrage in het geheel zou zijn en er transparantie
moest zijn, waar de heer Aartsen ook op heeft gewezen. We kunnen constateren dat het
even wat heeft gekost, zeg ik met enig gevoel voor understatement, maar dat er uiteindelijk
een plan ligt dat voldoet aan de randvoorwaarden die in het eerste deel van de motie
zijn gesteld.
Wat ik heel mooi vind en wat we allemaal als vanzelfsprekend hebben ervaren, maar
dat is het niet, is dat heel Hilversum erachter staat. Dat is geen vanzelfsprekendheid,
maar dat geeft rust voor de korte termijn, maar we weten dat het heel onrustig gaat
worden vanwege dat tweede deel. Dat is dat we nu gaan toewerken naar een opzet voor
de nieuwe concessieperiode. We weten dat de dingen niet meer kunnen worden doorgezet
zoals we ze altijd gedaan hebben, en niet alleen omdat dat verdienmodel onder druk
staat, maar dat is wel een enorme katalysator geworden in dit proces en de wijze waarop
de Ster zich ontwikkelt. Wij waren vorig jaar aan de voorzichtige kant en zaten een
behoorlijk stuk onder de ramingen van de Ster, maar zelfs die raming is gelogenstraft
met 16,6 miljoen, dus dat geeft wel aan dat er iets aan de hand is. We zijn nu ook
weer aan de voorzichtige kant gaan zitten, want je kan beter wat meer krijgen dan
wat minder, maar daar is alle reden voor.
We hebben aangegeven dat we in de komende periode naar een nieuwe concessieperiode
toe gaan werken, en dat is het tweede deel van de motie. In deze Mediabrief heb ik
hiervoor al een aantal heipalen verwoord en die liggen klaar. Nu moeten we aan het
werk. In de motie wordt ons gevraagd om dat in overleg met de betrokkenen te doen.
De betrokkenen zijn diegenen die in het land hiermee aan het werk zijn in de media.
Dus daar gaan we mee aan de slag. We gaan de komende weken, maanden zorgen dat er
voorstellen komen. Dan krijgt u een visiebrief van mij waarin ik zal aangeven hoe
ik denk dat het moet worden. De elementen die ik in de brief noem, zullen daar ook
onderdeel van moeten zijn. Ik zal er zo even een paar uit halen.
Ik gaf al aan dat er nu even rust is in financiële zin. Dat is overigens betrekkelijk,
want het bedrag dat er nu incidenteel bij wordt geplust – daar kun je zo je gevoelens
over hebben; je kunt het leuk vinden of niet leuk; er zijn verschillende geluiden
daarover, ook in de Kamer – is nog steeds een kleiner bedrag dan wat er uiteindelijk
in mindering wordt gebracht op het vorige minimumbedrag. De omroepen en de NPO hebben
in dat opzicht ook zelf een bijdrage geleverd. Ze hebben er ook vanuit de eigen reserves
iets aan toe gevoegd. Ze hebben ook nog een wat grotere opgave als het om de organisatie
gaat. De inkomsten moeten verhoogd worden. Het was een heel vervelende boodschap dat
we zelfs weer een stuk onder onze raming van de Ster zouden gaan zitten, 16,6 miljoen.
Er zou maar één eigenaar van het probleem zijn, namelijk de rijksoverheid. Ik vond
het heel positief dat de NPO en de omroepen ook daarin hebben meegedacht en ook hebben
bijgedragen om dat probleem van het goed rondkrijgen van de begroting voor 2018 op
te lossen. Hier blijkt wel een gezamenlijke wil uit om verder te komen en om goede
keuzes te maken.
Wat vinden wij belangrijk? Ik gaf net aan dat het niet rustig zal zijn. Er is geen
rustig bezit. We gaan van alles onderzoeken. Ik heb in mijn brief gezet dat we ook
naar het aantal netten kunnen kijken. Ook daar moet je het met elkaar over hebben.
Als je ziet dat het lineaire kijken steeds meer afneemt, zeker bij jongere generaties,
en dat er online van alles gebeurt, is dat ook voor de toekomst een onderwerp. In
de visiebrief kijken we ook naar wat er gebeurt als je de reclame helemaal of gedeeltelijk
zou weghalen. Wat betekent dat dan? Dat heb ik al toegezegd en dat zullen we ook doen.
Zouden we een bestel in financiële zin overeind kunnen houden, met die brede taakopdracht,
die er gewoon moet blijven voor een publieke omroep, en de brede doelgroepen die bediend
moeten worden? Ook dat gaan we uitzoeken.
We hechten aan de externe pluriformiteit. Ik herhaal dat hier. Ik heb dat de vorige
keer ook gezegd. Ik vind dat nog steeds belangrijk. Er zijn nog steeds 3,5 miljoen
mensen lid van een publieke omroep. Er zijn weinig organisaties in Nederland die zulke
cijfers kunnen tonen. Ik hecht dus aan die externe pluriformiteit. We zien ook wat
er in andere landen gebeurt waar men de interne pluriformiteit handhaaft. Kijk eens
even naar wat er in het Verenigd Koninkrijk is gebeurd bij de brexit en de verslaggeving
daaromtrent. Men zat bij wijze van spreken met een stopwatch in de hand bij te houden
hoeveel seconden en minuten de ene partij kreeg, want dan moest de andere partij die
ook hebben. We hebben dat in ons land toch op een andere manier georganiseerd. Maar
ik ga ook kijken of er nog andere mogelijkheden zijn, los van ledenaantallen, om die
maatschappelijke verbinding concreet te maken. Dat is best nog wel een opgave. Het
zal ook wel wat gaan vergen in de komende tijd, maar daar hoop ik u te zijner tijd
voorstellen voor te kunnen voorleggen.
De heer Aartsen zei tegen mij, via de voorzitter, dat hij die aspirant-omroepen ook
belangrijk vindt en dat de lat voor hen nu heel erg hoog ligt. Dat hebben we inderdaad
geconstateerd. We hebben ze overigens wel een nieuwe aanloop gegund, in ieder geval
twee van hen. Het was al heel bijzonder dat men niet in één concessieperiode heeft
moeten proberen om over de lat te springen, maar dat men nog een tweede concessieperiode
heeft gekregen. Desondanks is het ook voor hen lastig om die aantallen te halen. Men
zegt soms dat het onmogelijk is. Daar gaan we ook naar kijken. In ons tijdschema hebben
we aangegeven dat we in het voorjaar met de voorstellen en de visiebrief willen komen.
De uiterlijke telling van de leden ligt helemaal aan het eind van het volgende kalenderjaar.
Als we tot keuzes kunnen komen, zullen we dus zo snel als mogelijk duidelijkheid moeten
geven. Zo weet men waar men aan toe is. Allerlei acties die men misschien op touw
wil gaan zetten, zijn wellicht niet meer nodig, of in mindere mate. Dat hangt af van
de uitkomst van alles wat we doen. U heeft wel terecht aangegeven dat we er niet één
dingetje uit kunnen halen. We kunnen niet zeggen: dat gaan we heel snel regelen en
er duidelijkheid over bieden. Het is iets totaals. We zullen het in samenhang moeten
bekijken. Maar de druk is groot, ook vanwege dit onderdeel.
De heer Aartsen (VVD):
Dank voor het antwoord van de Minister, juist omdat hij aangeeft dat de twee tijdslijnen
elkaar enigszins kruisen. Het voorjaar kan hier in de politiek februari zijn, maar
ook mei. Ik begrijp natuurlijk dat de Minister zegt: we hebben pas helemaal aan het
einde van het proces duidelijkheid, maar wanneer de Minister tussentijds contact heeft
met die organisaties, denk ik dat het wel goed is als hij meer duidelijkheid kan geven,
al is het maar op de achtergrond. We weten allemaal dat het verschrikkelijk veel geld
kost en het zou natuurlijk verschrikkelijk zonde zijn als er publiek geld verspild
zou worden voor eisen die we een aantal maanden later wellicht gaan wijzigen.
De voorzitter:
De heer... De Minister, excuses.
Minister Slob:
De Minister is een meneer, dus dat sluit wel op elkaar aan.
De beste pr die een omroep kan hebben, is dagelijks goede programma's maken en op
die manier werven, maar ik snap wel dat men nog eens even extra gas geeft en probeert
om mooie aantallen te behalen op het moment dat er een teldatum in zicht komt. Uiteraard
blijven we in gesprek. Sterker nog, ook de motie-Pechtold geeft aan dat uiteindelijk
de contouren voor een nieuw bestel in overleg met de betrokkenen, dus ook de omroepen,
tot stand zullen moeten worden gebracht. We gaan hen uiteraard betrekken in het proces
van de komende maanden. Hoe eerder ik met de visiebrief naar buiten kan komen, hoe
beter ik het zelf vind. Dan kunnen we hier ook een ordentelijk debat met elkaar voeren
en met elkaar tot keuzes komen. Dan kunnen de keuzes weer leidend zijn voor verdere
aanpassing van wet- en regelgeving als dat nodig is.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik had de Minister gevraagd waar die 40 miljoen van de ongedekte motie van de heer
Pechtold ineens vandaan komt. De Minister had eerder gezegd: het komt in ieder geval
niet van de Onderwijsbegroting, dus niet van onze onderwijzers. Ik heb me ook nogal
verbaasd over het feit dat de inschatting van de reclame-inkomsten zo stabiel blijft.
In 2019 gaat het, zeg maar, om 150 miljoen en in 2024 eveneens, tot op de euro nauwkeurig.
De Minister zegt zelf dat veel adverteerders wegtrekken richting online. Hoe kan dat
dan toch stabiel blijven? Hoe kan hij zo optimistisch zijn?
Minister Slob:
Allereerst de vraag waar die 40 miljoen vandaan komt. Die komt inderdaad niet van
mijn begroting. Ik heb aangegeven dat ik dat geld niet heb. Maar het is een Kameruitspraak
geweest. Op de aanvullende post zal vanuit Financiën dat geld worden overgemaakt naar
ons, zodat we daarmee aan de slag kunnen. Daarvoor was het, zoals ook in de motie
verwoord stond, belangrijk dat er een plan lag dat voldeed aan de eisen die de Kamer
in ruime meerderheid gesteld had. Mijn mediabrief is om die reden via de ministerraad
gegaan. Dat gebeurt niet altijd, maar het was nu wel extra belangrijk, vanwege het
feit dat er geld moest komen dat ik niet van mijn eigen begroting ging halen. Dat
gaf in feite ook groen licht voor het overmaken van de 40 miljoen. Dan komt het wel
op mijn begroting te staan. Hoewel u misschien iets anders zal oordelen, heeft dat
gelukkig ook mooie gevolgen, namelijk dat een aantal ingrepen die door de NPO, die
hier niet op kon wachten, al voor 2019 waren voorbereid, konden worden teruggedraaid.
Met name de journalistiek kon daardoor overeind blijven. Dat geld wordt dus gewoon
overgemaakt; dat komt er.
U had twee verschillende vragen. Uw andere vraag was...?
De heer Martin Bosma (PVV):
Nou, dat er tussen 2019 en 2024...
Minister Slob:
Ah, de Ster-inkomsten, ja. Men zal moeten zorgen dat er online meer opbrengsten komen.
Die opgave ligt er. Dat is best nog wel ingewikkeld; het is niet alleen voor de NPO
een behoorlijke opgave. Ieder jaar opnieuw worden er weer nieuwe ramingen gemaakt.
Dan worden oude ramingen soms ook weer aangepast. Duidelijk is dat de raming die de
vorige keer is gemaakt door de Ster, veel en veel te optimistisch was. Uiteindelijk
zullen we niet alleen maar klakkeloos ramingen van de Ster moeten overnemen, maar
zullen we zelf een inschatting moeten maken, soms mede op basis van een aantal andere
onderzoeksrapporten die dan op tafel komen te liggen, van wat we denken wat er aan
ramingen in onze begroting moet worden opgenomen. Vorig jaar zijn we al flink onder
die raming van de Ster gaan, zitten maar bleek er uiteindelijk toch nog een probleem
te ontstaan; daar kom ik straks nog op terug, want daar zijn heel specifiek ook vragen
over gesteld. Dat had overigens ook voor een deel te maken met keuzes die bij de Ster
zijn gemaakt. Er zijn natuurlijk meerjarenramingen, maar ieder jaar zullen we in het
najaar opnieuw een beoordeling moeten geven van de ramingen die wij zelf opnemen in
onze begroting.
De heer Martin Bosma (PVV):
Hoe verantwoord is de Minister dan bezig als hij zegt dat de komende vijf jaar per
saldo de reclame-euro's van de Ster en dus voor de NPO stabiel zullen blijven? Je
ziet de adverteerders toch wegrennen? Je ziet het toch naar online gaan in binnen-
en buitenland? En dan komt de Minister hier aan met een begroting waarbij hij zegt
dat er in 2019 tot de euro nauwkeurig evenveel geld zal worden opgehaald via de Ster
als in 2024. Is dat niet een gruwelijke overschatting?
Minister Slob:
Dat zal de tijd leren. We bespreken hier de begroting voor 2019. De voorzichtigheid
die we vorig jaar hadden, hebben we ook in deze begroting als het gaat om deze inkomsten.
Vorig jaar dachten we dat we zo voorzichtig waren dat het wel zou moeten gaan lukken,
ook met alle ontwikkelingen die er waren. Helaas is dat niet gelukt en hebben we nog
een probleem moeten oplossen voor de begroting voor 2018. Dit is de inschatting die
we voor 2019 maken. Dus we zullen zien hoe zich dat gaat ontwikkelen. Ieder jaar opnieuw
zullen de meerjarenramingen worden aangepast op basis van de ontwikkelingen zoals
die zich in dat kalenderjaar hebben voltrokken. Dat is de manier van werken.
De heer Öztürk (DENK):
Even terugkomend op de vraag van meneer Aartsen van de VVD of de Minister WNL en Powned
tussentijds wil informeren, wil ik de Minister vragen of hij de hele Kamer op de hoogte
wil stellen als het gaat om de informatiewisseling met deze omroepen, zodat het heel
transparant gebeurt en niet bepaalde omroepen alleen informatie krijgen en andere
omroepen niet. Mijn vraag is daarbij tevens of dit ook geldt voor de aspirant-omroepen
met 50.000 leden, in de zin dat u heel open en transparant communiceert over de ontwikkelingen
daar, zodat ook die omroepen die zich aan het voorbereiden zijn weten waar ze aan
toe zijn.
Minister Slob:
Dat laatste is uiteraard onze inzet, namelijk om zo snel als mogelijk duidelijkheid
te bieden aan alle omroepen, zodat men ook weet waar men aan toe is. Dat geldt niet
alleen voor de aspirant-omroepen maar ook voor de omroepen die zelfstandig opereren
of in samenwerkingsverband. De omroepen hebben ook een vertegenwoordiger. Ze zijn
verenigd en als ze met ons spreken, spreken ze ook met één stem. Dat is heel belangrijk
en ik hoop ook dat ze vol blijven houden. Ik was echt heel erg onder de indruk van
het feit dat dit in de afgelopen maanden gelukt is en dat men bij de omroepen door
heeft dat er op dit moment ontwikkelingen zijn die zo heftig zijn dat we het ons niet
eens kunnen permitteren om onze energie te gaan steken in onderlinge fitties en allerlei
meningsverschillen, maar dat we echt moeten zoeken naar wat ons bindt en hoe we naar
de toekomst toe datgene wat ons bindt, te weten die waarden, veilig kunnen stellen.
Op die manier blijven we naar ik hoop ook in de komende tijd, ook als het spannend
gaat worden met de keuzes die gemaakt worden, een open overleg houden. Ik heb er eerlijk
gezegd ook wel vertrouwen in als ik zie wat er op dit moment in Hilversum aan cultuur
en houding is rond dit vraagstuk. En daar horen de aspirant-omroepen gewoon bij, want
die zijn onderdeel van het geheel.
De heer Öztürk (DENK):
Dank daarvoor. De VVD is een goede lobbyist. Dat lobbywerk zal ze dus best wel goed
doen. Ik wil er dus ook voor waken dat omroepen die weinig lobbyen of weinig politieke
netwerken hebben, niet dezelfde eerlijke kans krijgen om aan onze publieke stelsel
een bijdrage te kunnen leveren.
Minister Slob:
Voorzitter. Ik denk dat de VVD hier terecht de vinger bij heeft gelegd, want je gaat
met elkaar een heel traject in. Je hebt ook te maken met aspirant-omroepen, waarvan
sommige nu zelfs in de herkansing bezig zijn. Die merken dat ze wel heel veel steun
krijgen voor wat ze aan het doen zijn, maar dat zich dat niet direct doorvertaald
in leden, soms ook vanwege de populatie die ze bedienen. Nou, dan is het denk ik terecht
dat je dat met elkaar onder ogen ziet en kijkt naar wat er mogelijk is, zonder daar
allerlei verwachtingen in te wekken die je later niet waar kunt maken. Dat doet volgens
mij niemand hier aan deze tafel, en volgens mij is het ook niet via de media gecommuniceerd,
althans voor zover ik heb meegekregen. En we zullen zien waar we straks uit gaan komen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Er is inmiddels veel gezegd over de teruglopende Ster-inkomsten. Wij maken ons er
zorgen over dat die teruglopende Ster-inkomsten uiteindelijk leiden tot een verslechtering
van de positie van de makers, zowel voor als achter de schermen. En we zien al veel
uitzendconstructies, flexcontracten en zzp-constructies, waarover makers ook bij ons
als Kamer de noodklok luiden op verschillende momenten. We horen: hou dat in het vizier.
Juist voor die pluriformiteit en die diversiteit die we al eerder benoemden, zijn
die makers cruciaal. Dus zou de Minister kunnen aangeven of hij dat met ons eens is?
En zo ja, wat gaat hij daaraan doen richting de ontwikkeling van die visie?
Minister Slob:
Ik heb in mijn brief ook aangegeven, en sommigen van u hebben daar ook aan gerefereerd,
dat we op dit moment eigenlijk aan twee tafels werken. Aan één tafel gaan we nu werken
aan de contouren voor de nieuwe concessieperiode voor onze nationale publieke media.
Daarnaast is er een tafel waaraan wordt gekeken of we ook een soort gezamenlijke agenda
kunnen maken met publiek en commercieel. Dat is een hele interessante tafel. En ook
aan die tafel wordt er over de arbeidsmarkt gesproken. Het is dus een onderwerp. Dat
geldt ook voor het met elkaar toewerken naar een nieuwe concessieperiode en naar een
nieuw bestel. Daarin zal dit gewoon een onderdeel moeten zijn: de positie van de externe
producenten en de makers, maar ook van de omroepen en de medewerkers die bij de omroepen
werken. Dus ik zal dat onderdeel meenemen in mijn Mediabrief. En ik kom straks nog
terug op een paar hele specifieke vragen rondom de zzp'ers. Daar hebben we overigens
de vorige keer ook over gesproken. Maar dit onderwerp hoort er wat mij betreft ook
gewoon bij, aan beide tafels.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Het is goed om te horen dat het onderwerp op het netvlies staat, ook richting die
visie. Toch zou ik de Minister hierbij nog een keer willen vragen: is hij het met
ons eens dat mensen nooit de sluitpost mogen zijn voor die teruglopende inkomsten?
Minister Slob:
Dat is zo algemeen geformuleerd... Kijk, we willen natuurlijk nooit dat mensen ergens
een sluitpost van zijn. We zullen aan de andere kant ook moeten respecteren dat de
verantwoordelijkheid voor de mensen bij de werkgever zelf ligt. Als overheid heb je
een verantwoordelijkheid om via wet- en regelgeving een bepaalde bescherming te bieden
aan mensen, zodat die werkgevers ook niet zomaar ongeclausuleerd kunnen doen wat ze
willen. Dus dat is wel het kader waarbinnen je dit soort discussies voert, ook richting
werkgevers die in het medialandschap werken. Maar dat dit onderwerp onze aandacht
heeft en dat het op verschillende plekken besproken wordt, ook door diegenen die hier
in de praktijk bij betrokken zijn, dat is denk ik evident. En ik hoop ook gewoon dat
dat tot goeie gezamenlijke conclusies gaat leiden, maar dat zullen we even moeten
afwachten.
Voorzitter. Dan heb ik ook vragen gekregen over de Ster, die ik nu even meepak. De
heer Krol begon er de vorige keer al over, en een aantal van u nu ook: de kickbacks
of de surco's of hoe we ze ook maar willen gaan noemen. Daar gaan wel bedragen in
om waar wij – zeg maar – nog niet helemaal achter kunnen kijken. Het is best heel
moeilijk te verifiëren wat dat zou gaan schelen. Ik heb ergens gelezen dat er een
bedrag van 175 miljoen wordt genoemd. Eén ding is wel duidelijk, namelijk dat de keuze
die gemaakt is inderdaad gevolgen heeft gehad. Niet alleen omdat grote bedrijven die
via die bureaus hun zendtijd inkopen dan zouden zijn afgehaakt, maar ook omdat er
verwachtingen zijn gewekt over de ruimte die dat zou gaan bieden aan anderen. Die
ruimte is misschien toch minder gebruikt dan men verondersteld had. Hoe het ook zij,
ik vind het belangrijk – en in dat opzicht is dat ook een toezegging aan de Kamer
– dat er een extern onderzoek komt naar de effecten van het prijsbeleid van de Ster.
Met name dit punt zal daarbij onderzocht worden. Ik zal mijn collega van EZK daar
ook bij betrekken. U weet dat hij ook een bijzondere verantwoordelijkheid hiervoor
heeft. Ik hoop dat onderzoek zo snel mogelijk te laten uitvoeren. Dan kan ik u naar
ik hoop in het voorjaar over de uitkomst informeren. Dan hebben we ook de rugnummers
om concreter te bezien wat waar is en wat fictie of veronderstelling. Kloppen de bedragen?
Wat helpt en wat helpt niet? Dat zijn dingen waar we met elkaar naar zullen moeten
kijken, maar ik zeg de Kamer toe dat onderzoek zo snel mogelijk uit te voeren, in
overleg met mijn collega van EZK.
De heer Van der Molen (CDA):
Het is goed om te horen dat de Minister hier verder in wil gaan duiken, ook samen
met zijn collega van Economische Zaken, want het gaat in zekere zin over marktregulering.
Maar de Minister noemde ook het beleid van de Ster. Ik denk dat de Minister – dat
hoop ik in ieder geval – bedoelt dat we het in de totale markt moeten bekijken, omdat
het een praktijk is die vertroebelend werkt en waarmee verschillende aspecten samenhangen.
Als ik de Minister zo mag begrijpen, ben ik in ieder geval heel blij met de inzet
die hij in dit WGO kiest.
Minister Slob:
Ik dank de heer Van der Molen voor deze vraag, want dan kan ik inderdaad het een en
ander wat verduidelijken. Het is wel de aanleiding waarom we er nu met elkaar volop
over spreken en dat ook een vorige keer hebben gedaan. Maar het ligt inderdaad breder,
dus we zullen dat ook breder gaan oppakken. Door wat er bij de Ster is gebeurd, is
het wel met wat meer stip op onze agenda terechtgekomen.
De heer Krol (50PLUS):
Ook ik dank de Minister dat hij de toezegging doet dat hij dit gaat onderzoeken. Zou
hij daar dan ook bij willen meenemen wat de gevolgen zijn geweest van de veranderde
regelgeving in Frankrijk?
Minister Slob:
Als een onderwerp even goed tegen het licht wordt gehouden, ga ik ervan uit dat men
ook internationaal even rondkijkt. Dan hoeft men dus niet eens zo heel ver van huis.
Ik ga er dus vanuit dat het gebeurt. We zullen daar bij de onderzoeksopdracht even
rekening mee houden.
De heer Krol (50PLUS):
Nogmaals dank, voorzitter.
Minister Slob:
De heer Aartsen had een zin uit het plan van aanpak van de NPO gehaald waarin je inderdaad,
als je dat zou willen, de veronderstelling kunt lezen dat men ook in hardware gaat
investeren. Dat is niet het geval. Ik kan u dus geruststellen; u slaapt vannacht weer
wat beter.
De heer Aartsen heeft ook een vraag gesteld over de verantwoording van de NPO. Het
is op dit moment zo geregeld dat de omroepen daarvoor de informatie aanleveren. Bij
hen is de primaire verantwoordelijkheid voor de programma's. De NPO laat daarover
in een jaarlijkse terugblik de publiekewaardetoets los, zoals we dat noemen, en rapporteert
daarover. Dat is allemaal voor iedereen online beschikbaar, als u in ieder geval online
bent aangesloten. Men geeft ook een overzicht van de programma's die erbuiten vallen
en daar dus niet aan voldoen. En ook van programma's die in de waardering lager dan
7,5 scoren. Die waardering wordt in dit geval door experts gegeven. Jaarlijks wordt
hier aandacht aan besteed en wordt ook nog eens een keer apart de maatschappelijke
waarde bekendgemaakt, waar ook weer een uitgebreid document voor is. Als het gaat
om de verantwoording en om het met elkaar zicht hebben op wat er gebeurt, denk ik
dat er op dit moment al voldoende gebeurt om dat naar buiten toe heel transparant
aan iedereen kenbaar te maken.
Een ander verhaal is of we dat zouden willen in een nieuwe concessieperiode. Zouden
we daar andere afspraken over willen maken? Nou, dat is iets om in de komende tijd
over na te denken. Ik voel niet zo heel erg veel aandrang als ik zie op welke wijze
dat op dit moment al gebeurt. Maar goed, het is altijd een onderwerp dat weer terug
kan komen als we vanuit de visiebrief over de toekomst spreken.
Daarmee heb ik volgens mij de vragen over het nationale gehad.
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal vragen die betrekking hebben op mijn laatste
categorie. Om te beginnen de vraag van de heer Sneller over de NPO-ombudsman. Moet
die niet een breder oordeel kunnen geven dan alleen over journalistieke programma's?
Daar wordt op dit moment over gesproken. Er is overleg tussen de vertegenwoordigers
van de omroepen en de NPO om daarnaar te kijken. Volgens mij hoopt men er dit kalenderjaar
nog uit te komen. Ik wacht even af waar men zelf mee komt. Ik hoop dat het gaat lukken
en ik zal u rapporteren op het moment dat die onderlinge gesprekken zijn afgelopen.
Er is een vraag gesteld over de collectieve onderhandelingen rond zzp'ers. Daar hebben
we het de vorige keer ook met elkaar over gehad. U weet dat er spanning is met het
EU-mededingingsrecht. Het is een vraagstuk waar verschillende bewindspersonen bij
betrokken zijn. Mijn collega van OCW mevrouw Van Engelshoven is erbij betrokken, maar
ook mijn collega van EZK en mijn collega van SZW. We hebben u al eerder meegedeeld
dat we, ondanks de spanning met het EU-mededingingsrecht, toch kijken of er wat ruimte
kan komen. Er wordt gewerkt aan een brief. Het is breder dan alleen media, het gaat
om cultuur in de meest brede zin van het woord. We hopen in het voorjaar met uitkomsten
te komen. Zoals u weet, wordt er als het gaat om media ook gesproken over de practicecode
en de wijze waarop die uitgevoerd moet worden. Rond dit vraagstuk wordt er door velen
op allerlei momenten gesproken. Ik hoop dat het uiteindelijk tot resultaten zal leiden.
Na ons vorige algemeen overleg is een motie-Westerveld aangenomen over het in de publieke
media tegemoetkomen aan audiovisuele beperkingen. Conform de uitwerking van deze motie
zal er een stappenplan worden gemaakt. Ik kan de heer Van der Molen toezeggen dat
de doventolk bij de Nationale Herdenking op 4 mei daarvan onderdeel zal zijn. Die
doventolk wordt al bij heel wat evenementen ingezet, maar het rijtje is nog niet helemaal
compleet. Ik noem Koningsdag, Prinsjesdag, de intocht van onze Goedheiligman, de kersttoespraak
van de Koning. Bij dat soort evenementen, voor zover je dat laatste een evenement
kunt noemen, was het al de praktijk. We nemen dit dus mee bij de uitwerking van deze
motie, die door de Kamer is aangenomen, naar ik meen zelfs unaniem, ondanks het feit
dat ik haar ontraden had. Maar goed, je neemt je verlies. Het was een hele mooie motie;
dat geef ik toe. Men deed al heel veel en we gaven geen extra geld, enzovoort, enzovoort.
De motie wordt nu gewoon uitgevoerd. Ik heb mijn rol met verve vervuld en u ook weer.
Voorzitter. Dan een vraagstuk dat door de heer Van der Molen is geagendeerd. Hij heeft
dat met enige kracht gedaan, want ik werd er vanochtend vroeg zelfs mee wakker. Het
gaat om het Nicam. Hoe moet het werken, wat werkt er nog niet, wat kan er nog meer
over worden gezegd? U weet dat het Nicam al een behoorlijk aantal jaren met de Kijkwijzer
werkt. Daar is in deze Kamer ook heel veel over gedebatteerd. Uiteindelijk is ervoor
gekozen om dat een systeem van zelfregulering te laten zijn. Dat is het woord dat
daar bij hoort. Op metaniveau ziet het Commissariaat voor de Media daarop toe. Ik
heb zelf vandaag nog eens gekeken naar de rapportages van het commissariaat, ook naar
aanleiding van het feit dat u aankondigde dat u er een groot onderwerp van ging maken;
dank daarvoor. Bij die zelfregulering kun je zo je gevoelens hebben, of je het positief
vindt of niet. Ik denk dat alle smaken ook in de Kamer aanwezig zullen zijn. Maar
in principe werkt die wel heel goed in het geval van de Kijkwijzer en de partijen
die daarbij aangesloten zijn. Dat is nog steeds een groeiende groep. We zien dat er
ook internationaal, met name in Europees verband, veel belangstelling voor is. Er
zijn nogal wat landen die, kijkend naar wat er in Nederland gebeurt, dit opgepakt
hebben.
Als we het toezicht van het commissariaat in de wet gaan vastleggen, trekken we wel
wat los. Dat moet dan wel een bewuste keuze zijn. Dan is het geen metatoezicht meer,
maar is het ook niet meer de zelfregulering zoals we die op dit moment hebben. Dan
gaat er een heel ander regime gelden. Ik denk dat het belangrijk is dat we die discussie
niet even tijdens een wetgevingsoverleg aftikken met elkaar, maar dat we daar de ruimte
voor nemen. Ik snap overigens wel alle vragen die u hierover stelt. Ik heb ze mezelf
voor een deel in een vorig verleden ook horen uitspreken, want dit is wel een vraagstuk
waar je heel alert op moet zijn met elkaar. Wat gebeurt hier? Werkt dit? Is dit ook
echt de bescherming de we willen bieden? Dat is immers uiteindelijk het doel dat je
hebt.
Dus even in algemene zin over het al dan niet wettelijk vastleggen van een taak voor
het Commissariaat voor de Media op dit onderdeel: ik zou u willen voorstellen dat
u mij de ruimte geeft om eens op een rijtje te zetten wat de voors en tegens zijn
van de huidige situatie en de gevolgen van wat u voorstelt, zodat we in het voorjaar
– ik weet dat de commissie graag over media spreekt en dit is een mooi onderwerp –
hierover het debat verder kunnen voeren, want dat is het wel waard, ook gezien de
woorden die anderen, bijvoorbeeld mevrouw Van der Graaf en ook mevrouw Van den Hul,
over mediawijsheid hebben gesproken. Dit is wel een onderwerp dat onze aandacht verdient.
Ik kan dan voor u wat uitgebreider op een rijtje zetten wat eventueel de consequenties
zijn van zo'n stap. Ik denk dat het ons debat over dit belangrijke onderwerp kan versterken.
Wat betreft de hele specifieke vraag over de bescherming van minderjarigen die nu
niet meer zo lineair bezig zijn maar die op heel andere manieren hun informatie bij
elkaar krijgen: het is belangrijk dat we proberen daar de goede dingen in te doen
en te versterken wat er al aan goede dingen gebeurt. Wat is de situatie? Het klopt
dat YouTube – dat noemde u specifiek – niet verplicht is om de Kijkwijzer te hanteren.
Dat is bij wijze van spreken inherent aan de zelfregulering zoals die ook geldt voor
allerlei andere partijen die zich wel bij de Kijkwijzer hebben aangesloten. Nu is
het Nicam al een tijdje bezig met het opzetten van een internationaal systeem: You
Rate It. U bent uiteraard volledig geïnformeerd en weet ook dat het Verenigd Koninkrijk
daar zeer in geïnteresseerd is en ook met Nicam, met Nederland vooruitloopt in het
toepassen van deze manier om ouders en jongeren te helpen om door te hebben wat ze
onder ogen krijgen. NICAM zou dat systeem het liefst Europees uitrollen, zoals we
dat met een slecht Nederlands woord noemen, en zou YouTube daar uiteraard bij willen
betrekken. Er is in de afgelopen jaren ook al heel veel getest met dit systeem. Het
heeft dus al een zekere hardheid. Het is niet in een heel pril stadium. YouTube is
een Iers bedrijf. Ik kan YouTube dus niet zelf dwingen om You Rate It te gaan gebruiken.
Nou ja, «Iers bedrijf»; u weet wat de reden is waarom ik het zo noem. Wat ik wel wil
doen, is in gesprek gaan, ook met YouTube maar ook met mijn Ierse ambtsgenoot. Sterker
nog, er staat zelfs al een afspraak in de agenda dat we in ieder geval ook op ambtelijk
niveau met de Ieren over dit onderwerp gaan spreken, volgens mij zelfs al in februari.
Want u heeft er ook gelijk in dat de implementatie van de Europese Richtlijn audiovisuele
media mogelijkheden biedt om ook hier gewoon wat meer afspraken over te maken en ook
Ierland mee te laten gaan in dit systeem, dat dan uiteindelijk ook uitwerking heeft
voor ons. Het is dus terecht dat u dit agendeert, opnieuw, want het is eerder gebeurd.
Er zijn nu meer mogelijkheden. Er is meer, in technische zin, maar er zijn ook meer
mogelijkheden vanwege de richtlijn die nu geïmplementeerd moet worden. Al op de korte
termijn gaan we daarover spreken. Uiteraard zal ik u dan ook informeren over de uitkomsten
daarvan.
De heer Van der Molen (CDA):
We hebben als CDA bewust dit moment gekozen om deze opmerking weer te maken, omdat
de Europese context veranderd is. Deze platforms kunnen niet meer zeggen dat zij niet
meer onder die richtlijn vallen. Zij vallen daar straks onder en dus moet je afspraken
kunnen maken over het beschermen van minderjarigen. Als Google het voor elkaar kan
krijgen en in staat is om over de hele wereld auto's zonder bestuurder rond te laten
rijden, dan kunnen ze mij niet vertellen dat ze niet in staat zijn om minderjarigen
te beschermen bij de video's die zij via YouTube voorschotelen. Ik ben heel blij met
de toezegging van de Minister, maar het gaat inderdaad nog iets verder dan alleen
de wettelijke positie van het Commissariaat voor de Media. Het gaat ook echt om welke
beleidsstappen we kunnen nemen om minderjarigen beter te beschermen. Is dat dan ook
onderdeel van wat de Minister ons in het voorjaar wil gaan voorleggen?
Minister Slob:
Ik heb aangegeven hoe ik het wil aanpakken en welke mogelijkheden er op dit moment
al zijn, ook met betrekking tot de Kijkwijzer en de wijze waarop ze ook in Europees
verband echt vooroplopen met wat ze ontwikkeld hebben op dit vlak. Ook andere Europese
landen zijn daarin geïnteresseerd, maar we zullen de Ieren ook in het hart moeten
raken. Door alle ontwikkelingen die er nu ook zijn op het punt van regelgeving, hebben
we daar nu inderdaad ook de mogelijkheden voor. Nogmaals, ik zal u informeren over
de uitkomsten daarvan, maar dank voor het op deze wijze agenderen hiervan, want dit
zijn inderdaad wel de momenten die we kunnen benutten om nu echt eens stappen verder
te kunnen zetten.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik wil de Minister vragen hoe optimaal hij de door de richtlijn geboden ruimte gaat
gebruiken, want de richtlijn biedt ontzettend veel ruimte, niet alleen voor een leeftijdsaanduiding
maar ook voor een inhoudsbeschrijving. Er wordt zelfs aangegeven dat dat schriftelijk,
akoestisch of grafisch kan, zoals wij eigenlijk de Kijkwijzer kennen. Gaat de Minister
in de wetgeving die hij naar de Kamer stuurt, deze concrete voorstellen meenemen?
Minister Slob:
Ik vraag mevrouw Van der Graaf om me de komende tijd even de ruimte te geven om die
gesprekken te voeren en te verkennen wat er wel of niet kan. Die richtlijn biedt inderdaad
nogal wat mogelijkheden. De reden waarom Nederland daar overigens niet voor heeft
gestemd, is overigens niet inhoudelijk. Op het allerlaatste moment is er van alles
bij elkaar gevoegd en ging het opeens zo snel dat wij het belangrijk vonden om toch
nog even wat analyses te maken van de stappen die men wilde zetten. Die tijd werd
niet meer genomen. Dat is dus de achtergrond van die tegenstem waar zojuist aan gerefereerd
werd, maar het is nu werkelijkheid. We zullen nu dus ook de tijd nemen – niet al te
lang, want ik heb u al aangegeven wat het tijdpad is – om te verkennen welke ruimtes
we gaan benutten. Daar zal ik u over informeren en dan kunt u zich daar weer over
uitspreken.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik wil de Minister daar de ruimte voor geven, maar wel de aansporing doen om de ruimte
die de richtlijn biedt, zo optimaal mogelijk te benutten, zodat we minderjarigen en
hun ouders goed in staat kunnen stellen om te kunnen beoordelen wat zij willen bekijken.
Minister Slob:
Ik heb mevrouw Van der Graaf gehoord en ik zwijg even.
De voorzitter:
Mag ik u vragen hoe ver u bent, ook met een blik op de klok?
Minister Slob:
Ik ben al heel ver, maar er komt nog een stapeltje aan. Er zijn zo veel vragen gesteld.
De geachte afgevaardigde van DENK heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt dat
het onderwerp diversiteit overal aan de orde wordt gesteld. Dat vinden wij ook. Ik
denk dat er op dat gebied al heel veel gebeurt, maar er kunnen altijd nog wensen zijn
voor meer, waarbij ik diversiteit in behoorlijk brede zin opvat, net als hij. Ik denk
dat het belangrijk is dat dit wordt opgepakt op de plekken waar men de keuzes moet
maken en dat men ook weet wat er van hen gevraagd wordt. We zullen de rapportages
daarover serieus nemen, want we krijgen iedere keer ook een update van de stand van
zaken. Indien nodig zullen we uiteraard in beweging komen.
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb gezien dat alleen Omroep Zeeland naar u luistert. De rest van de omroepen denkt:
de Minister kan wel wat vragen, maar wij doen daar niks aan. Onder het Charter Diversiteit
hebben alle ministeries terecht hun handtekening gezet. Ik kan me niet voorstellen
dat alle andere omroepen dat bewust niet willen tekenen. Ik vind dat u op z'n minst
daadkrachtiger moet optreden tegen die omroepen, die het uiteindelijk van gemeenschapsgeld
moeten doen.
Minister Slob:
Je moet ergens beginnen en Zeeland is op zich wel een hele mooie provincie om te starten,
als het om zo'n onderwerp gaat. Ik zal nog even kijken naar wat de stand van zaken
is. Mijn indruk is dat men er op alle niveaus van doordrongen is dat men dat in de
praktijk zal moeten brengen. Ik denk niet dat u alleen op basis van het al of niet
ondertekenen daarvan de conclusie kan trekken dat men er geen aandacht aan besteedt,
als men niet tekent. Dat lijkt mij een iets te snelle conclusie.
De heer Öztürk (DENK):
Kijk, er is een Charter Diversiteit, waar alle ministeries en zelfs Shell en ABN AMRO
zo makkelijk hun handtekening onder kunnen zetten. Als de omroepen zelfs dat niet
willen, zegt dat ook iets, laten we daar heel eerlijk over zijn. Daarnaast heb ik
gevraagd om bij die 5 miljoen euro ook geld opzij te zetten voor diversiteit en talentontwikkeling,
speciaal als het gaat om mensen met een migratieachtergrond.
Minister Slob:
Ik heb daarover gezegd wat ik wilde zeggen.
Er zijn vragen gesteld over de FM-frequenties voor de commerciële radiostations.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter...
De voorzitter:
Meneer Öztürk, ik zou het heel fijn vinden als ik u het woord mag geven.
De heer Öztürk (DENK):
Ja, maar ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. Dat was mijn punt.
De voorzitter:
De Minister heeft aangegeven dat hij daarover heeft gezegd wat hij wilde zeggen.
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb een vraag gesteld over talentontwikkeling en daar heb ik geen antwoord op gekregen.
Ik heb gevraagd of hij middelen opzij wil zetten voor talentontwikkeling.
De voorzitter:
Oké, uw vraag is duidelijk. De Minister.
Minister Slob:
Voorzitter. Er gaan middelen naar de nationale en de regionale publieke omroep. We
maken met elkaar prestatieafspraken. Op het moment dat die op de tafel liggen, wordt
de Kamer daarover geïnformeerd. Als zij vindt dat bepaalde prestaties op een andere
manier moeten worden ingevuld, is het dan mogelijk om dat door te geven. Bij de regionale
omroep heb ik aangegeven dat ik die prestatieafspraken in het komende jaar met ze
ga afspreken, dus dan komt er een nieuwe kans voor u om te beoordelen of ze voldoen
aan de wensen die u heeft met betrekking tot talent en diversiteit en noem maar op
wat je daarbij kunt betrekken.
Dan kom ik op de commerciële radio en de frequentievergunningen. De heer Aartsen is
ervan op de hoogte, denk ik, dat de vergunningen onder het oude regime zijn verlengd.
Dan gelden gewoon nog de afspraken van de periode ervoor. Op het moment dat je nieuwe
eisen gaat stellen, moet je ook opnieuw gaan veilen en dat heeft nogal wat consequenties.
We hebben dat in 2017 voor het laatst gedaan. Dat loopt dus nog even door. Als een
meerderheid van de Kamer dat wil, maar daar is ook EZK bij betrokken, zoals u weet,
heeft dat wel consequenties voor wat je op dat moment kan doen. Er zijn ook risico's
bij opnieuw veilen, maar dat zult u ook wel weten.
De heer Aartsen (VVD):
Daar zijn wij ons van bewust. Het probleem is dat er nog hele specifieke regels gelden
uit 2003, bijvoorbeeld over het aantal seconden per minuut van gesproken tekst in
en buiten een liedje, terwijl het medialandschap verandert. Over dat niveau hebben
we het. Het Agentschap Telecom handhaaft daar ook heel concreet op en heeft zelfs
al boetes aangekondigd. Ik denk dat het wel goed is om de Kamer te informeren over
de balans tussen enerzijds opnieuw veilen en de voor- en nadelen daarvan en anderzijds
de belemmerende regels die innovatie in de radiowereld in de weg zitten. Ik zou het
wel goed vinden als de Kamer daar wat meer informatie over kan krijgen. Als de Minister
dat kan toezeggen, is dat erg fijn.
Minister Slob:
Ik vraag me wel even hardop af of dit allemaal via de bandbreedte van OCW moet gaan,
of dat het ook via de invalshoek van EZK gedaan kan worden. Die is ook belangrijk,
want er zit nogal wat aan vast. Dat heb ik u net ook al aangegeven. Ik ga dus even
nadenken over wat hierbij een handige invalshoek is. Ik heb u al aangegeven dat ik
er zelf niet op zit te wachten om die verlenging die we in 2017 hebben doorgevoerd,
nu open te breken, ook niet tussentijds. Daar zitten heel veel consequenties aan vast.
U kunt misschien zelf ook nadenken over een mogelijkheid om dit te betrekken bij EZK-discussies
over dit onderwerp. Dat is misschien nog wel een betere afspraak die we kunnen maken.
Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de heffingen voor grote partijen als Netflix,
Google, en noem maar op. In een eerder stadium heb ik u al aangegeven dat we bezig
zijn om naar aanleiding van het sectoradvies van de Raad voor Cultuur met een definitief
standpunt te komen. We zijn daar nog een aantal aanvullende onderzoeken voor aan het
doen, want er zit nogal wat aan vast. Het gaat ook veel verder dan alleen maar media.
Die onderzoeken zijn aan het einde van dit kalenderjaar afgerond. Dat is dus al heel
snel, want we zitten al bijna aan het eind. Dat betekent dat u begin 2019 een gezamenlijke
beleidsreactie zult krijgen en we verder over dit onderwerp kunnen spreken.
Voorzitter. Dan kijk ik nog even naar een aantal andere vragen. De heer Bosma heeft
een vraag gesteld over het verdrag van Marrakesh. Ik heb begrepen dat dit morgen op
de agenda staat van de Kamer, dus dan kunt u daar met de verantwoordelijke bewindspersoon
verder over spreken.
De heer Kwint heeft een vraag gesteld over de grootverdieners bij de publieke omroep.
Ook daar hebben we eerder met elkaar over gesproken. Ik heb u eerder aangegeven dat
ik qua regulering een grens trek bij hetgeen in het Beloningskader Presentatoren in
de Publieke Omroep is geregeld. Wij worden ook op de hoogte gehouden. Wij vragen ook
aan de NPO om te evalueren op welke wijze daar invulling aan wordt gegeven. Met u
hecht ik uiteraard ook aan het voorkomen van omzeilingsconstructies, zoals we dat
weleens noemen.
Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over de onderzoeksjournalistiek, onder anderen
door mevrouw Van den Hul. We zijn nog maar net bezig met het geld dat het kabinet
beschikbaar bestelt. Ik ben aangenaam verrast om te zien wat dit losmaakt en welke
aanvragen er binnenkomen en ook al gehonoreerd zijn. Er kwamen vandaag berichten dat
ook het andere fonds de regelingen klaar heeft en dat mensen daar gebruik van kunnen
maken. Het is best bijzonder dat de rijksoverheid een fors bedrag beschikbaar stelt
om onderzoeksjournalistiek te bedrijven. Maar we vinden het ook nodig. We vinden het
ook belangrijk voor onze samenleving. We gaan nu volgen hoe dit verder zijn weg gaat
vinden. Natuurlijk kun je gedachtes hebben over het hoger maken van bedragen, maar
laten we eerst maar eens kijken hoe een en ander zich in de praktijk gaat ontwikkelen
met het bedrag dat nu beschikbaar is gesteld, wat best een fors bedrag is. Daar zal
ik u uiteraard ook over rapporteren, want het gaat om gemeenschapsgeld, en dat moet
ook verantwoord worden. Ik heb denk ik voldoende gezegd over de bedreiging van journalisten.
Volgens mij heb ik de meeste vragen gehad. Mocht er nog iets zijn blijven liggen,
dan hoor ik dat wellicht in tweede termijn.
De voorzitter:
Allereerst mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De Minister ging wel heel erg snel voorbij aan het punt dat ik maakte over de heffingen.
Het rapport van de Raad voor Cultuur is van februari en daarin constateren ze dat
het medialandschap heel snel verandert en dat we daar snel op moeten inspelen. We
hebben er eerder in debatten al dingen over gevraagd en toen heeft de collega van
deze Minister, Minister van Engelshoven, gezegd in het najaar te komen met aanbevelingen.
Inmiddels is het najaar en nu hoor ik deze Minister zeggen: we zijn nog met een aantal
vooronderzoeken bezig en dan kunnen we aan de hand van die vooronderzoeken misschien
verder praten over de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur...
De voorzitter:
Uw vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn vraag aan de Minister is welke kant hij op zit te denken als het gaat over de
heffingen. Is hij van plan wat te doen met die aanbevelingen van de Raad voor Cultuur?
Minister Slob:
We nemen de aanbevelingen serieus. Dat is ook de reden dat we nu in een heel zorgvuldig
traject zitten om uiteindelijk tot een standpuntbepaling te komen. Voor zover mij
bekend, heb ik zelf in het vorige debat in uw richting aangegeven dat we nog met een
paar onderzoeken bezig zijn. Dus die worden nu snel afgerond. Het is altijd fijner
als het nog sneller kan, maar we proberen u begin 2019 te bedienen met conclusies.
U zult niet helemaal verbaasd zijn dat ik er nu nog niet op vooruit ga lopen.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, kort.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik vind dat jammer. Volgens mij zou het goed zijn om die aanbevelingen serieus te
nemen. Ik zou het sowieso fijn vinden als de Minister wel kan zeggen welke denkrichting
hij in gedachten heeft. Ik zou hem ook willen vragen om iets specifieker te zijn over
begin 2019.
Minister Slob:
Als we uiteindelijk met een gezamenlijke reactie moeten komen waar meerdere bewindspersonen
bij betrokken zijn, kunt u het mij niet helemaal kwalijk nemen dat ik hier nu niet
eenzijdig aan deze tafel ga vertellen wat ik graag wil dat het wordt. Er mag niet
aan getwijfeld worden dat we altijd dergelijke rapporten serieus nemen. Op het moment
dat je iets overneemt uit zo'n rapport, moet je dat motiveren en op het moment dat
je iets niet overneemt, moet je dat ook motiveren. Zo gaan we ook met onze adviesorganen
om.
Begin 2019. Ik kan dat niet helemaal vastleggen maar als het klaar is, is het gewoon
klaar en dan komt het. Ik ga mij nu ook niet vastleggen op 31 januari of eind februari
of wat dan ook. We proberen dat zo snel mogelijk te doen.
De heer Martin Bosma (PVV):
De Minister zegt dat hij al mijn vragen heeft beantwoord. Ik heb nogal een zwaar punt
gemaakt van de affaire-Derksen en Minister van Engelshoven, een Minister die een journalist
gaat aanspreken op de inhoud van een televisieprogramma, nota bene van de commerciële
media, wat in strijd is met de Grondwet. Ik had graag een reactie gehoord van de Minister.
Het tweede punt is Marrakesh. De Minister zegt daarover: daar kunt u morgen over spreken.
Ja, ik ken de Kameragenda ook heel goed. In dat Marrakesh-verhaal wordt keer op keer
gesteld dat de burgerij ervan moet worden doordrongen dat die massa-immigratie zo
geweldig is en dat de media daaraan mee moeten werken. Dat wordt van bovenaf opgelegd.
Deze Minister, lid van dit kabinet, gaat dat verdrag volgende week tekenen. Dan kan
hij er toch wel een visie op hebben en zeggen: dit en dit betekent het voor de media?
Minister Slob:
Ter geruststelling: er wordt helemaal niets ondertekend, door niemand. Leest u ook
de kabinetsbrief die afgelopen vrijdag naar de Kamer is gestuurd, dit om het ook even
in de juiste context te zien.
Dan uw vraag over de discussie die vorige week is ontstaan rond uitlatingen van iemand
die in de media regelmatig te zien is en altijd duidelijke opvattingen heeft. Media
is een platform waar heel veel informatie en opvattingen een hele grote groep mensen
kunnen bereiken. Het komt weleens voor dat er heel spannende dingen gezegd worden
en dat er dan een oorverdovende stilte ontstaat. Het komt ook weleens voor dat onderwerpen
of bepaalde uitlatingen heel veel debat veroorzaken, ook maatschappelijk debat. Het
is ook wel mooi dat media maatschappelijk debat kunnen losmaken. Ik vind het heel
goed dat mijn collega, die emancipatie in haar portefeuille heeft, zich in het maatschappelijke
debat mengt en haar opvattingen laat horen. Dat is ook een vrijheid die er volgens
mij is in ons land. Het is helemaal niet haar bedoeling om mensen in programma's de
mond te snoeren. Zij is ingegaan op een debat dat geëntameerd is. Het zou heel raar
zijn als we overal debatten over mogen voeren, maar er gezwegen moet worden als dat
debat in de media op gang wordt gebracht. U moet het dus wel in de juiste verhoudingen
zien. Ik ben altijd blij met debat. Dat is goed, en ik hoop dat het ons uiteindelijk
ook tot iets brengt. Maar dat is iets wat zich in de praktijk moet voltrekken, over
welk onderwerp dan ook. Ik denk dat wat u nu doet echt veel te zwaar is door daar
zelfs de Grondwet bij te gaan halen. Een maatschappelijk debat is prima. Een partij
die de vrijheid in zijn naam heeft staan, zou dat alleen maar moeten toejuichen.
De heer Martin Bosma (PVV):
Een partij die de vrijheid in zijn naam heeft staan, moet er juist voor waken dat
bewindspersonen zich bezig gaan houden met de inhoud van radio- en televisieprogramma's.
Een jaar lang zeiden bewindspersonen, mensen die op de stoel van deze Minister zaten,
als ik een punt maakte over de publieke omroep: nee, wij gaan niet over de inhoud.
Nu hebben we gewoon een Minister die zich rechtstreeks uitspreekt over de inhoud van
nota bene commerciële televisie. Ik heb sterk de indruk, maar daar ben ik heel erg
benieuwd naar, dat deze Minister die over de media gaat in Nederland, helemaal van
niets wist en gewoon verrast is door deze move van mevrouw Van Engelshoven. Kan hij
dat bevestigen?
Minister Slob:
Iedereen in het kabinet heeft de ruimte om zich in het maatschappelijk debat te mengen
en zijn mening te laten horen. Dat is overigens niet alleen maar weggelegd voor bewindspersonen,
maar het geldt ook voor Kamerleden en voor iedere burger in dit land. U verwijst naar
wat u in de afgelopen jaren van mijn voorgangers te horen hebt gekregen. Dat is precies
wat ik vandaag ook een ander Kamerlid in de media heb horen zeggen, namelijk dat als
het gaat om programma's, opvattingen over programma's en de wijze waarop programma's
ingevuld moeten worden, de politiek afstand moet bewaren. Maar als er gewoon maatschappelijke
thema's zijn die mede door de media maar ook gewoon door gesprekken die op allerlei
andere plekken plaatsvinden, op een bepaald moment best heel groot kunnen worden,
dan is het denk ik ook goed dat politici zich in dat debat kunnen mengen en er wat
over kunnen zeggen. Dat mag trouwens ook best als het klein is en je het belangrijk
vindt.
De heer Kwint (SP):
Voorzitter. Ik heb twee huishoudelijke mededelingen en een inhoudelijke vraag. De
eerste huishoudelijke mededeling is dat mijn punt over de teruggelopen aandacht voor
kunst en cultuur op de NPO nog niet is beantwoord. De tweede huishoudelijke mededeling
gaat over de toenemende clustering van Mediamarkt, pardon, mediamacht in relatie tot
de recente overnamewoede van Talpa. Die vraag is nog niet beantwoord. Het inhoudelijke
punt gaat over de WNT-norm. De Minister zegt dat we het erover eens zijn dat het belangrijk
is dat de wet wordt gehandhaafd en er niet te veel wordt verdiend, maar dat was nu
net niet mijn punt. Mijn punt is dat via die productiemaatschappijen nog steeds extra
wordt verdiend. Ik snap dat dat met de huidige WNT niet aan te pakken is. Daarom was
mijn specifieke verzoek: ga eens kijken hoe die WNT uitgebreid kan worden zodat bijvoorbeeld
presentatoren niet via hun eigen productiemaatschappij nog eens een keer extra kunnen
cashen. Volgens mij is daar breed draagvlak voor in deze Kamer. Ik ben benieuwd of
de Minister met voorstellen wil komen om dat tegen te gaan.
De voorzitter:
Twee huishoudelijke opmerkingen en een vraag.
Minister Slob:
Wat was de eerste inhoudelijke ook alweer? U gooit zoveel tegelijk de ether in.
De voorzitter:
De eerste ging over kunst en cultuur.
De heer Kwint (SP):
Teruglopend percentage, of het teruglopende aantal minuten kunst en cultuur op de
NPO.
Minister Slob:
We hebben niet tot achter de komma gedefinieerd hoeveel tijd men precies moet doen,
maar het is wel een belangrijk onderdeel van het aanbod. Maar ik wil ook gewoon afspraken
over dat men daar aandacht aan besteedt. Dat is volgens mij nog steeds behoorlijk
substantieel.
De dataverzameling door Talpa valt onder dat brede vraagstuk van clustervorming in
de media. Dat hebben we in ons land goed geregeld. Daar is mededingingstoezicht op
vanuit de ACM. Klachten daarover kan men deponeren, maar de ACM heeft ook een autonome
positie om dat gewoon in de gaten te houden. Ik ga ervan uit dat dat ook gewoon gebeurt.
In reactie op de inhoudelijke vraag heb ik al vaker – dit is denk ik de derde keer
dat het aan de orde komt – duidelijk gemaakt dat ik blij ben dat het aantal echte
verdieners dat boven de WNT-norm zit, tijdelijk van aard is, vanwege de nieuwe wetgeving.
Alleen mensen die nog onder het oude regime vallen, kunnen daar nog gebruik van maken.
Langzaam maar zeker zal dat teruggaan naar nul. Dat is de situatie waarmee we te maken
hebben. Op de andere vragen die u heeft gesteld, heb ik al aangegeven waar ik van
uitga. Dat zijn de afspraken die ook met de NPO zijn gemaakt over hoe presentatoren
worden betaald voor hun diensten.
De heer Aartsen (VVD):
Ik had nog een vraag gesteld aan de Minister over het proces rondom het media-akkoord.
Daarvoor heeft hij een aantal partijen aan tafel zitten. Mijn eerste vraag was of
zo'n proces rondom zo'n media-akkoord transparant zou kunnen worden gemaakt en vooral
hoe hij kleinere, andere mediapartijen die mogelijk ook willen aanschuiven bij die
tafels en in dat proces, daarbij zou kunnen betrekken.
Minister Slob:
Dat is inderdaad een vraag die nog aan mij gesteld is. U hebt in mijn brief kunnen
lezen dat wij met een groot aantal partijen om tafel zitten en de ruimte openhouden
om straks anderen daarbij aan te laten schuiven. We hebben natuurlijk verschillende
trajecten. We hebben bijvoorbeeld ook het traject van de NPO rond de nieuwe concessieverlening
en de nieuwe contouren van het bestel. Waar mogelijk kijken we natuurlijk altijd of
er dwarsverbanden gemaakt kunnen worden. Het fijne is dat het traject van commercieel
en publiek, maar ook het traject van het toewerken naar een nieuw mediabestel in de
tijd gelijk oplopen. Als er gezwaluwstaart kan worden, bijvoorbeeld bij thema's als
de relatie tussen publiek en privaat, hoe je daarmee omgaat en de samenwerking, dan
zullen we dat natuurlijk gewoon doen.
Dat geldt overigens ook richting de regionalen. Daar is ook een vraag over gesteld.
Ook dat houden we vanuit de ooghoeken in de gaten. Als het mogelijk is om dwarsverbanden
te maken en we dat met elkaar verantwoord vinden, dan zullen we dat niet laten. Volgens
mij had de heer Sneller daarover nog een vraag gesteld.
Voorzitter, hier laat ik het even bij in de beantwoording in eerste termijn.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een laatste vraag?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag gesteld waarop ik het antwoord niet heb gehoord. Dat ging over de
content van de NPO, of die beschikbaar gemaakt kan worden. Wil de Minister met verschillende
partijen in gesprek gaan daarover?
Minister Slob:
Dat nemen we natuurlijk ook gewoon mee in de afspraken die we gaan maken voor de nieuwe
periode. Uiteraard kijken we voor de korte termijn maximaal wat er aan verdienmodellen
is en op welke wijze geld gegenereerd kan worden. Dat is iets wat nu al tot de opdrachten
behoort.
De voorzitter:
Ik kijk naar de leden. Ik denk dat we daarmee aan het einde zijn gekomen van de eerste
termijn van het kabinet. Maar meneer Van der Molen vindt van niet. U heeft nog een
vraag?
De heer Van der Molen (CDA):
Ja, voorzitter. Ik vind ook dat wij aan het eind gekomen zijn van de beantwoording.
Ik zou willen voorstellen om een aantal minuten te schorsen zodat de Kamerleden even
zaken op orde kunnen maken voor de tweede termijn.
De voorzitter:
U gaat op mijn stoel zitten, want ik wilde net vragen of u meteen door kunt gaan met
de tweede termijn of dat u een aantal minuutjes wil schorsen. Dan doen wij dat en
dan zien wij elkaar om 17.50 uur terug.
De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.50 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan beginnen met de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord
aan de heer Bosma van de PVV. U heeft nog twee minuutjes spreektijd over.
De heer Martin Bosma (PVV):
Ik wacht even tot het rustig is op de publieke tribune, voorzitter.
De voorzitter:
Ik vraag het publiek om snel te gaan zitten.
De heer Martin Bosma (PVV):
De tijd loopt niet?
De voorzitter:
Nee de tijd loopt niet.
De heer Martin Bosma (PVV):
Voorzitter. Meestal zeg je dan «dank Minister, voor de antwoorden», maar ik heb geen
antwoord gekregen, behoudens wat dingen die ik er bij de interrupties nog uit heb
weten te persen. Maar dat is mijn lot.
Dit is toch de Minister van «na ons de zondvloed». Volgend jaar, in 2019, zijn de
advertentie-inkomsten 150 miljoen. In 2024 zijn de advertentie-inkomsten 150 miljoen.
De toekomst zal het leren, zegt de Minister dan. Nou, ik ben benieuwd. Dit is totaal
onverantwoord, gezien het feit dat die advertentie-inkomsten kelderen.
De Minister komt met een eenmalige pleister van 40 miljoen, maar dat zal geen oplossing
blijken. Ik vraag hem: waar komt dat geld vandaan? Antwoord: dat wordt gewoon overgemaakt.
Ja, zo werkt dat in Nederland. Waarom niet snijden in de uitgaven, zoals bijvoorbeeld
in het bedrijfsleven gebeurt? Dat is toch logisch, de tering naar de nering zetten?
Kijk eens naar de voetbalrechten, heb ik gezegd, naar radio, internet, amusement en
omroepen. Maar dat doet de Minister niet. Hij spaart zowel de kool als de geit. Dat
is een suïcidale combinatie: de uitgaven hoog houden en denken dat de inkomsten maximaal
zijn. In het bedrijfsleven word je er dan gewoon uitgegooid. Deze Minister is iemand
die met 200 km p/u op een muur afrijdt en tegen de Kamer zegt: jongens, niks aan de
hand, alles «sal reg kom». Maar in Nederland werkt het zo dat het geld steeds opnieuw
komt aanwaaien. Dus volgend jaar zitten we hier weer en dan komt er weer vers belastinggeld
bij, voorzitter, ik voorspel het u.
Ik doe niet mee aan die tsunami van moties. Dat vind ik ver beneden mijn waardigheid,
dus ik dien geen motie in. Dat zeg ik even om de toon te zetten voor mijn collega's.
Voorzitter, dank u wel. Ik vond het gezellig.
De voorzitter:
Dank. De heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik had de Minister nog gevraagd om in te gaan op de marktdefinities
ten aanzien van de advertentiemarkt commerciële partijen, in samenwerking met de ACM.
Ik zou graag willen dat de Minister daar nog een reactie op geeft.
Dan heb ik een tweetal moties, voorzitter. De eerste gaat over de frequentiebeperkingen
voor de radio. De Minister gaf aan dat het aan de Kamer is om daar wat van te vinden,
vandaar het verzoek om een onderzoek hiernaar.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Agentschap Telecom op dit moment handhaaft en boetes uitdeelt
op regels van de frequentievergunningen uit 2003 over het aantal secondes gesproken
tekst per uur op commerciële radiozenders;
overwegende dat de voorwaarden van verschillende FM-kavels inmiddels meer dan vijftien
jaar oud zijn en dat het medialandschap sindsdien drastisch is veranderd;
overwegende dat deze regels onnodig belemmerend zijn en niet meer passen in het huidig
medialandschap;
verzoekt de regering om te onderzoeken of de belemmerende voorwaarden voor commerciële
radiozenders versoepeld dan wel afgeschaft kunnen worden en voor de zomer van 2019
de Kamer te informeren over de mogelijkheden tot modernisering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Aartsen en Sneller. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 120 (35 000-VIII).
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Mijn laatste motie gaat over het openbaar maken van de reden waarom een
programma zou moeten worden gemaakt bij de publieke omroep. Het is goed om te weten
dat die informatie beschikbaar is bij de NPO, maar niemand gaat het jaarverslag van
een jaar geleden doorbladeren. Volgens mij mogen we trots zijn op de programma's die
gemaakt worden en...
De voorzitter:
Laat u zich niet afleiden.
De heer Aartsen (VVD):
Een aantal mensen leest heel graag jaarverslagen. Volgens mij is het goed om dit openbaar
op websites te plaatsen. Het draagt bij aan het vergroten van het draagvlak voor de
publieke omroep.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de NPO zelf over de inhoud van zijn programma's gaat;
constaterende dat alle programma's op de publieke omroep worden getoetst of zij volgens
de NPO voldoende publieke waarde hebben, maar dat deze informatie nu niet gemakkelijk
te vinden is;
overwegende dat een publieke omroep deze beschrijving openbaar zou moeten maken zodat
alle Nederlanders kunnen zien hoe een programma bijdraagt aan de publieke waarden
van de NPO;
verzoekt de regering om aan te dringen bij de NPO om bij ieder programma op de publieke
omroep openbaar te beschrijven hoe dit programma bijdraagt aan de publieke waarden
van de NPO, bijvoorbeeld via een tekst op de website per programma,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Aartsen. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 121 (35 000-VIII).
Dank. Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een aantal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Raad voor Cultuur waarschuwt dat «de groeiende aanwezigheid en
invloed van grote buitenlandse partijen, met voornamelijk internationale content,
de levensvatbaarheid van de Nederlandse audiovisuele sector in gevaar brengen»;
overwegende dat de wetgeving van nu is geënt op een medialandschap van enkele jaren
geleden, waardoor publieke waarden onder druk komen te staan;
overwegende dat de Europese Richtlijn voor Audiovisuele Mediadiensten de Nederlandse
overheid volop de ruimte biedt om een heffing in te voeren op de exploitatie van content;
overwegende dat steeds meer Europese (buur)landen kiezen voor een heffing om een pluriform
medialandschap te waarborgen;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met het veld met het doel een heffing in te
voeren conform de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul en Kwint. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 122 (35 000-VIII).
De heer Sneller (D66):
Morgen spreken de Ministers van Financiën van alle EU-landen over een belasting op
die digitale bedrijven. Mijn vraag is: komt deze heffing daar wat mevrouw Westerveld
betreft nog bovenop? Of is daarmee eigenlijk voldaan aan haar motie?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het is nog zeer de vraag of die belasting er gaat komen; dat konden wij vanochtend
ook in de kranten lezen. Wat ons betreft is dit dus geen goede vergelijking, want
dat is iets heel anders. Je kunt het inderdaad hebben over een heffing en je kunt
het hebben over een belasting. Die twee kunnen naast elkaar bestaan.
De heer Sneller (D66):
Ik weet dat ze naast elkaar kunnen bestaan, want in de AVMS zit bijvoorbeeld ook die
heffing voor pak «m beet Netflix, terwijl dat is uitgezonderd van deze belastingwetgeving
in Europees verband, maar mijn vraag is of het doel is om het dubbel te laten tellen,
dus om zowel een heffing als een belasting te hanteren. Of is dit eigenlijk een invulling
van dat advies?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Nee, wij zouden graag een heffing willen. Dat is het doel van die motie. Daarom hebben
we die motie ingediend: omdat we graag een heffing willen. Maar wij vragen de Minister
ook om verder te onderzoeken hoe dat er precies uit kan komen te zien.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft nog een aantal andere moties. Klopt dat?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Jazeker, allereerst over de streekomroepen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er onderzoek wordt gedaan naar de toekomst van lokale en streekomroepen;
overwegende dat meerdere streekomroepen al in 2019 dreigen om te vallen en er dus
niet gewacht kan worden op de uitkomsten van het onderzoek;
overwegende dat lokale omroepen en streekomroepen essentieel zijn in een goed functionerende
lokale democratie;
verzoekt de regering in overleg met de NLPO en VNG in afwachting van het advies van
de Raad voor Cultuur en de Raad voor het openbaar bestuur te zorgen voor oplossingen
zodat geen streekomroepen omvallen en de vorming van professionele streekomroepen
wordt versterkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 123 (35 000-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is, maar journalisten
door diezelfde vrijheid van meningsuiting worden bedreigd;
overwegende dat de omvang van online haatzaaien op de socialemediaplatforms van de
publieke omroep onbekend is alsmede wie verantwoordelijk is voor het modereren van
reacties;
overwegende dat enkele omringende landen wettelijke maatregelen treffen tegen online
haatzaaien;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met de publieke omroep hoe zij maatregelen
kunnen treffen om racisme, discriminatie, antisemitisme en bedreigingen tegen te gaan
zonder dat het de vrijheid van meningsuiting aantast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 124 (35 000-VIII).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
En dan de laatste motie, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat draagvlak van omroepen wordt gemeten door uit te gaan van ledenaantallen;
overwegende dat het voor met name jonge mensen niet vanzelfsprekend is lid te worden
van een omroep en daarmee het ledenaantal niet alles zegt over draagvlak;
overwegende dat het voor de toekomst van de publieke omroep van belang is dat de wensen
van jonge generaties ook worden meegenomen;
verzoekt de regering onderzoek te doen naar verschillende manieren om draagvlak voor
omroepen te meten en dit mee te nemen in de nieuwe visie over de publieke omroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 125 (35 000-VIII).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Die laatste motie is echt een recyclemotie, want die hebben we een tijdje geleden
ook ingediend. Toen stemden de coalitiepartijen tegen, maar gelet op de enthousiaste
woorden van mijn collega van de VVD hoop ik dat het oordeel over deze motie nu anders
gaat uitvallen.
De voorzitter:
Dat gaan wij morgen zien, want dan stemmen wij over deze moties.
De heer Van der Molen (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor zijn antwoorden. De uitspraak
waarover ik het meest kritisch was, was toch wel dat de Minister in twijfel trok of
de kersttoespraak van de Koning wel als evenement mocht worden aangeduid. Daar scheiden
zich onze wegen. Ik vind dat wel een evenement, al was het maar omdat mijn oma dan
altijd klaarzit, op eerste kerstdag om 12.00 uur, om dat te bekijken.
Ik dank de Minister voor een aantal toezeggingen, onder andere dat hij de wettelijke
positie van het Commissariaat voor de Media bij het NICAM wil gaan onderzoeken. Er
was ook de toezegging dat landelijke evenementen inderdaad als eerste ontsloten moeten
worden voor mensen met een audiovisuele beperking. Erg blij ben ik met de toezegging
dat de Minister samen met Economische Zaken wil gaan kijken hoe de bonuscultuur in
het hele veld van de mediabureaus in elkaar zit en wat daar wettelijk tegen gedaan
kan worden. Dat is een belangrijk punt.
Dan wil ik eindigen met het indienen van twee moties. De eerste gaat over de dubbele
kosten die lokale omroepen moeten maken voor doorgifte van het signaal. Ik weet dat
het Commissariaat voor de Media zich daarover moet buigen, maar ik denk, samen met
de VVD, dat het goed is dat de Kamer zich daar ook maar eens over uitspreekt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het wenselijk te vinden dat bij de Media Gateway de must-deliververplichting
stopt en de must-carryverplichting start;
overwegende dat onduidelijkheid bestaat of dit het geval is waardoor de NLPO/lokale
omroepen soms dubbele kosten moet betalen;
verzoekt de regering bij een volgende wijziging van de Mediawet mee te nemen dat volstrekt
helder wordt gemaakt dat de kosten van signaaldoorgifte van NLPO/lokale omroepen beperkt
zijn tot de doorgiftekosten aan de Mediahub,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Aartsen. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 126 (35 000-VIII).
De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Ik keek ervan op dat de Minister met mij wakker werd vandaag, maar wel
over een belangrijk punt: het beschermen van minderjarigen. De Minister heeft aangegeven
dat hij het nodige wil gaan doen om te onderzoeken wat de nieuwe richtlijn mogelijk
gaat maken en hoe we de bescherming van kinderen gaan verstevigen. Desondanks dien
ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het belangrijk is dat ouders en opvoeders direct kunnen zien of content
schadelijk kan zijn voor kinderen;
verzoekt de regering de nieuwe richtlijn «audiovisuele mediadiensten» zo spoedig mogelijk
te implementeren;
verzoekt de regering voorts te bevorderen dat videosharing platforms hun verantwoordelijkheid
nemen bij de bescherming van kinderen tegen schadelijke content en te bevorderen dat
bij lineaire en online videocontent standaard, gedurende de «zendtijd», een leeftijdsaanduiding
op grond van de Kijkwijzer in beeld staat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Van der Graaf. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 127 (35 000-VIII).
De voorzitter:
Dank. De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dank. Vier moties en dan zal ik meteen uitleggen waarom ik die indien. De eerste gaat
over het wetsvoorstel, als het gaat om de advertentiekosten bij lokale media. Er wordt
met één pennenstreek een bedrag weggeschreven dat een veelvoud is van bedragen waar
wij vandaag veel langer over gepraat hebben, juist voor de lokale media die er zo
slecht voorstaan. Dat is echt een onbegrijpelijk idee, dus daar willen wij vanaf.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat dit kabinet het wetsvoorstel digitale publicatie algemene bekendmakingen
en mededelingen ter consultatie heeft voorgelegd waarin een grotere focus ligt op
het digitaal bekendmaken van publicaties;
constaterende dat dit tot gevolg heeft dat bekendmakingen niet meer verplicht via
lokale huis-aan-huisbladen hoeven te geschieden;
overwegende dat dit voor de huis-aan-huisbladen een forse aderlating kan betekenen,
en dat digitale bekendmakingen minder toegankelijk zijn voor mensen die digitaal niet
zo vaardig zijn;
verzoekt het kabinet het wetsvoorstel in ieder geval op dit punt te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 128 (35 000-VIII).
De heer Kwint (SP):
Over de toenemende clustering van mediamacht zegt de Minister dat de ACM er is en
daar zelf naar kan kijken, maar ik was benieuwd naar een wat bredere beschouwing van
de Minister. Wat vinden wij zelf wenselijk, gewoon normatief? Hoeveel mediamacht mag
er in handen van één partij zijn, voordat wij zeggen dat wij er misschien wat aan
moeten doen? Het voorbeeld dat ik daarbij hanteerde, was Talpa. Vandaar de volgende
motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Talpa inmiddels beschikking heeft over persoonsgegevens van 7,5
miljoen Nederlanders;
constaterende dat de Autoriteit Persoonsgegevens hier reeds vraagtekens bij plaatste;
van mening dat de macht van grote mediabedrijven zo steeds meer toeneemt en dat dit
onwenselijke consequenties heeft;
verzoekt dit kabinet onderzoek te doen naar de toenemende clustering van mediamacht
en de nadelige gevolgen hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 129 (35 000-VIII).
De heer Kwint (SP):
Dan kunst en cultuur. De Minister zegt dat het belangrijk is en dat we dit zeker moeten
blijven doen, maar er is de afgelopen jaren wel gewoon 40% vanaf gegaan. De Minister
zegt dat hij die gegevens niet heeft, maar die kan ik hem doen toekomen, want de NPO
heeft die gegevens zelf wel. Een afname van 40% voor een van de kerntaken van de publieke
omroep is wat ons betreft echt een groot probleem. Vandaar de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zendtijd op de publieke omroep voor kunst en cultuur in de afgelopen
vijf jaar bijna gehalveerd is;
overwegende dat de publieke omroep ook tot taak heeft kunst en cultuur toegankelijk
te maken voor een groot publiek;
verzoekt de regering met voorstellen te komen zodat de zendtijd bij de publieke omroep
voor kunst- en cultuuruitzendingen toeneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 130 (35 000-VIII).
De heer Kwint (SP):
Ten slotte. Het tragische lot van op het variastapeltje liggen is dat de discussie
telkens een beetje blijft hangen. Het gaat over de WNT. De Minister zegt dan: daar
hebben we het eerder over gehad; er is een wet en die wet doet zijn werk. Dat klopt,
maar mijn vraag was om iets extra's te doen, boven op die wet. Doe ook iets aan die
productiemaatschappijen, aan de omwegen waarmee de grootverdieners van het mediapark
meer geld verdienen dan wij zouden willen. Kom eventueel met een wetswijziging daartoe.
Dat heb ik de Minister niet horen zeggen, dus stel ik dat zelf maar voor.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er bij de publieke omroep nog steeds mensen een salaris boven de
WNT-norm verdienen, bijvoorbeeld via constructies met productiemaatschappijen;
van mening dat het onwenselijk is dat mensen die voor de publieke omroep werken meer
betaald krijgen dan de Minister-President;
verzoekt de regering met voorstellen te komen waardoor dit soort schijnconstructies
ook onder de Wet normering topinkomens komen te vallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul en Westerveld. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 131 (35 000-VIII).
Dank u wel, meneer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Graag gedaan.
De voorzitter:
De heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik was blij met
zijn doorvoelde woorden aan het begin over persvrijheid. Ik hoop ook dat hij zijn
rol neemt bij de uitwerking van het akkoord dat de stuurgroep gesloten heeft, bijvoorbeeld
als het gaat over de normstelling zoals hij die hier beschreef. Ik bedank hem ook
voor het toegezegde onderzoek naar de kickbacks of de surcommission en voor het eruit
komen met de NPO over de reikwijdte van de ombudsman daar. Ik hoop dat wij daar nog
over geïnformeerd worden.
De Minister heeft een aantal behartigenswaardige woorden gewijd aan de streekomroepen.
Ze zijn van onderop gekomen, maar volgens mij wordt in het convenant al erkend dat
het daar niet eindigt. Hoewel hij bezig is met die zoektocht, wil ik toch een motie
indienen om hem daarin te steunen. Die luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet alsmede VNG en NLPO de vorming van streekomroepen aanmoedigen
om de controlerende taak van de lokale journalistiek in Nederland te waarborgen;
overwegende dat een aantal recent gevormde streekomroepen kampt met acute financiële
problemen mede als gevolg van de thans geldende financieringssystematiek;
voorts overwegende dat het verstandig lijkt om met behulp van pilots te onderzoeken
hoeveel het verzorgen van een lokaal toereikend media-aanbod kost en op welke wijze
dit het beste georganiseerd en gefinancierd kan worden;
verzoekt de regering de plannen van de NLPO voor een dergelijke pilot te valideren
en te onderzoeken of – en zo ja op welke wijze – deze door de ministeries van BZK
en OCW binnen de huidige budgettaire kaders gefaciliteerd kan worden, en de Kamer
hier op korte termijn over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller, Van der Molen, Aartsen, Van der Graaf
en Van den Hul.
Zij krijgt nr. 132 (35 000-VIII).
De heer Kwint heeft een vraag.
De heer Kwint (SP):
Deze motie werd in eerste termijn aangekondigd als de motie-Pechtold II, maar dan
voor de lokale omroepen. Het verschil met de motie-Pechtold is dat die ook geld mocht
kosten. Maar hierin staat: binnen de budgettaire kaders en u moet zelf maar kijken
waar het vandaan kan komen. Is het voor D66 een acceptabele uitkomst als straks terugkomt:
we hebben gezocht naar potjes, maar het geld was op, dus helaas?
De heer Sneller (D66):
Dat zou ik echt ontzettend zonde vinden. Ik geloof dat de Minister de Kamer ook goed
gehoord heeft. Er staat een ruime Kamermeerderheid onder deze motie. Hij is er zelf
op bezoek geweest en ziet ook dat hij dit niet wil laten gebeuren. Ik hoop dus dat
de Minister dit als een extra aansporing ziet.
De heer Kwint (SP):
Dat hoop ik ook. Ik had het alleen verstandig gevonden als we dat ook in die motie
hadden geschreven. Nu gaan we deze lokale omroepen zo meteen naar huis sturen op basis
van gissen en interpretaties van signalen van de Minister. Ik vind dat een gemiste
kans.
De heer Sneller (D66):
De heer Kwint heeft volgens mij geen van zijn vier moties hierover laten gaan, dus
dit is in ieder geval een kans. Ten slotte hoop ik dat morgen de Ministers van Financiën
besluiten tot een internetbedrijvenbelasting.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties. Allereerst een over de krimpende ruimte en de vrijheid
voor journalistiek in het publiek debat.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ook in Nederland het werk van journalisten en columnisten onder druk
staat door bedreiging of geweld en dat daarmee de strijd voor een vrij en veilig publiek
debat ook in Nederland allesbehalve een ver-van-mijn-bedshow is;
overwegende dat dit om een actieve rol en eenduidige inzet en visie van de overheid
vraagt, in de facilitering maar ook in de bescherming van het vrije woord;
verzoekt de regering een integrale, eenduidige kabinetsbrede inzet te formuleren om
de positie van journalisten en opiniemakers te beschermen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 133 (35 000-VIII).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Mijn tweede motie gaat over de toekomstvisie wat betreft makers en diversiteit.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat makers en medewerkers bij omroepen vaak in onzekere arbeidsverbanden
zitten;
overwegende dat ook de diversiteit, zowel in redacties als in de programmering van
de omroepen, essentieel is om alle groepen in de samenleving te vertegenwoordigen
en aan te spreken;
verzoekt de regering in haar visiebrief de positie van makers en medewerkers alsook
een visie op meer diversiteit op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 134 (35 000-VIII).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Tot slot een motie over onderzoeksjournalistiek.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat aan de ene kant nepnieuws en gratis content toeneemt, terwijl aan
de andere kant kwalitatieve onderzoeksjournalistiek steeds verder onder druk staat;
verzoekt de regering naast de intensivering voor lokale en regionale onderzoeksjournalistiek
bij de Voorjaarsnota te komen tot een verhoging van de huidige fondsen voor landelijke
onderzoeksjournalistiek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 135 (35 000-VIII).
Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor
de antwoorden die hij heeft gegeven in eerste termijn op de vele vragen die we hebben
gesteld. We gaan spannende maanden tegemoet waarin we gaan spreken over de toekomst
van het medialandschap. Dat vraagt om een fundamentele bezinning. Ik denk dat de discussie
in eerste termijn daarvan ook wel een beetje een beeld heeft gegeven. We wachten de
plannen af en we wensen de Minister goede gesprekken toe. Toch vraag ik hem opnieuw
hoe hij wil voorkomen dat het alleen een Haags of Hilversums gesprek wordt en hoe
hij de mensen erbij gaat betrekken, juist omdat dit zo ver reikt, zelfs tot in alle
huiskamers.
Ik heb de motie van de heer Sneller over de streekomroepen mede ingediend. Wij vinden
het erg belangrijk dat de kosten nu goed in beeld worden gebracht en dat we ook de
kans geven om pilots van de grond te laten komen, zodat lokale media de lokale waakhond
van de democratie kunnen zijn.
Ik sluit af met een opmerking over bescherming van minderjarigen. Dit is de ChristenUnie
uit het hart gegrepen. Soms vinden wij dat de Europese Unie veel te snel gaat maar
in dit geval gaan we in Nederland te langzaam en zet de Europese Unie betere stappen.
De richtlijn van de Europese Commissie biedt ontzettend veel ruimte om minderjarigen
beter te beschermen, met name als het gaat om de onlineprogrammering die op platforms
als YouTube te zien is. Dus wij sporen de Minister echt aan om op z'n minst werk te
maken van de leeftijdsaanduiding, maar liever nog zou de ChristenUnie zien dat we
ook echt door middel van icoontjes zoals we die kennen van Kijkwijzer, een weergave
kunnen geven van de inhoud. Daar hebben de ouders, maar ook de minderjarige kinderen
en de scholen recht op.
De voorzitter:
Dank. De heer Krol.
De heer Krol (50PLUS):
Dank, mevrouw de voorzitter. Dank ook aan de Minister. Ik heb slechts een motie want
ik ben dolblij: twee toezeggingen, een over het onderzoek naar surco en een over de
reclamevrije publieke omroep. Twee toezeggingen aan een kleine oppositiepartij, u
begrijpt dat dan de vlag uitgaat. Ik zocht dan ook naar de tweets van de aanwezige
journalisten om te kijken of dat gemeld zou worden. Dat dan helaas weer niet, maar
wel twitterde een grote landelijke krant dat ik vandaag bijzondere sokken aan zou
hebben. En dan denk ik: wat fijn dat je zulke kritische onafhankelijke journalisten
hebt. Ja, kijk maar even hoor: Pacmansokken!
lk heb de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het in een democratie van groot belang is dat iedereen toegang heeft
tot parlementaire informatie, waaronder de in de Tweede Kamer gevoerde debatten;
constaterende dat de zender NPO Politiek niet overal in het basispakket zit;
verzoekt de regering te bevorderen dat de zender NPO Politiek overal in Nederland
standaard in het basispakket wordt opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 136 (35 000-VIII).
Tot slot de heer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Over het beantwoorden van onze vragen over diversiteit zijn
we niet echt tevreden, vandaar dat we een aantal moties hebben.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NPO een plan van aanpak heeft gemaakt voor de besteding van de
40 miljoen euro die beschikbaar komt en hierbij ook een begroting heeft opgesteld;
constaterende dat in deze begroting een post van 1,6 miljoen euro voor talentontwikkeling
staat;
verzoekt de regering de NPO te verzoeken een deel van de post talentontwikkeling te
gebruiken voor het stimuleren van diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 137 (35 000-VIII).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Charter Diversiteit door veel partijen wordt ondertekend, van
ABN Amro en Shell tot gemeentes en ministeries;
constaterende dat de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media het Charter
Diversiteit onder de aandacht van de NPO heeft gebracht;
constaterende dat het Charter Diversiteit op dit moment alleen door Omroep Zeeland
is ondertekend;
verzoekt de regering de NPO nogmaals nadrukkelijk te wijzen op het belang van het
ondertekenen van het Charter Diversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 138 (35 000-VIII).
De heer Öztürk (DENK):
En nu een motie over de NPO-ombudsman.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NPO een ombudsman heeft die door de NPO zelf wordt betaald;
constaterende dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman politieke ambtsdragers
zijn met een eigen budget;
verzoekt de regering te bezien of het mogelijk is de NPO-ombudsman op dezelfde manier
vorm te geven en te financieren als de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 139 (35 000-VIII).
Dank u wel, meneer Öztürk. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn
van de kant van de Kamer. Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat de Minister even
alle moties kan verzamelen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister voor zijn beantwoording in de tweede termijn.
Minister Slob:
Voorzitter. Ik zal vooral ingaan op de moties. Er is door de heer Aartsen nog één
vraag aan mij gesteld over de marktdefinities van de commerciëlen bij de ACM. Ik zeg
hem toe dat ik met de ACM daarover zal spreken om te zien of daar echt een probleem
zit. Daar zal ik u over informeren.
Dan de moties. De eerste motie, de motie van de heer Aartsen en de heer Sneller, verzoekt
de regering om te onderzoeken of de belemmerende voorwaarden voor commerciële radiozenders
versoepeld of afgeschaft kunnen worden en voor de zomer van 2019 de Kamer te informeren
over de mogelijkheden tot modernisering. We hebben al eventjes contact gehad met EZK.
EZK is bereid om dit tegen het licht te houden, dus om gewoon eens goed te kijken
waar het precies over gaat, zonder dat we al verwachtingen gaan wekken dat opeens
alles anders gaat. Wij zullen het dus gezamenlijk tegen het licht houden en u daarover
informeren. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 120 krijgt oordeel Kamer. Ik hoor meneer Krol zeggen «overnemen»,
maar dat kan in een wetgevingsoverleg niet. Dat wist iedereen; dat zie ik ook aan
iedereen.
Minister Slob:
Wat de motie op stuk nr. 121 betreft: ik heb aangegeven hoe het op dit moment werkt.
Ik zie in ieder geval voor de korte termijn – zeg maar: deze concessieperiode – geen
reden om dat nu opeens allemaal te gaan veranderen. Er komt natuurlijk een nieuwe
ronde met nieuwe kansen voor de toekomst. Ik ontraad deze motie dus, maar ik zeg daar
geruststellend bij dat u een nieuwe kans krijgt als we straks, in het voorjaar, over
de visiebrief gaan spreken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 121 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 122.
Minister Slob:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 122 ontraad ik ook. Ik heb aangegeven hoe we daar
op dit moment mee werken. We komen in het begin van het nieuwe kalenderjaar met een
voorstel. Ik ontraad dus deze motie van mevrouw Westerveld, mevrouw Van den Hul en
de heer Kwint.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 122 wordt ontraden.
Minister Slob:
Voorzitter. Ook de motie op stuk nr. 123 ontraad ik, omdat met name in het dictum
wordt gesproken over «ervoor zorgen dat geen streekomroepen omvallen». Dat vind ik
geen doel in zichzelf. Ik heb wel aangegeven dat ik heel nadrukkelijk ook wil kijken
naar alles wat er rond streekomroepen gaande is, ook conform de afspraken die we daarover
hebben gemaakt met de VNG en met de NLPO.
Er is nog een andere motie ingediend over de streekomroepen.
De voorzitter:
Wacht even. De motie op stuk nr. 123 wordt dus ontraden.
Minister Slob:
De motie op stuk nr. 123 ontraad ik. De andere motie hierover is de motie op stuk
nr. 132. Die motie geef ik oordeel Kamer. We gaan dus wel met dit onderwerp verder,
maar de motie op stuk nr. 132 ligt meer in de lijn van zoals ik ook mijn antwoorden
heb gegeven.
De motie op stuk nr. 124 van mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul geef ik oordeel
Kamer. Dat gesprek willen we wel aangaan.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 124 krijgt oordeel Kamer.
Minister Slob:
Dat verzacht misschien het leed over de andere motie, maar dit is ook een belangrijk
onderwerp.
De motie-Westerveld/Van den Hul op stuk nr. 125 is echt overbodig. Die ontraad ik.
In de brief die vandaag op de agenda stond, staat letterlijk dat ik dat gewoon ga
doen, dus dat we ook gaan kijken naar eventuele andere mogelijkheden om dat draagvlak
te creëren. Het is dus een beetje een bijzondere figuur om hieraan oordeel Kamer te
geven als het al in mijn brief staat. Het gebeurt dus al. Ik ontraad deze motie dus.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 125 wordt ontraden.
Minister Slob:
Over de motie op stuk nr. 126 van de heer Van der Molen en de heer Aartsen heb ik
aangegeven dat de koninklijke weg echt is dat eerst het Commissariaat voor de Media
daarover spreekt. Daar wil ik me graag aan houden. Ik zou u dus willen vragen om deze
motie aan te houden totdat dat oordeel er is.
De voorzitter:
Ik kijk naar de indieners.
Minister Slob:
Wie weet valt het oordeel samen met wat u hier verzoekt, maar dat moeten we dan bekijken.
De heer Van der Molen (CDA):
Wij denken nog even na over het ontraden; ik bedoel: het aanhouden.
De voorzitter:
Als u de motie niet aanhoudt, wordt ze dus ontraden.
De heer Van der Molen (CDA):
Over ontraden hoef ik niet na te denken. Dat is gewoon niet leuk, maar over aanhouden
denken we even na.
Minister Slob:
En er staat geen straf op nadenken.
In de motie op stuk nr. 127 worden eigenlijk twee verzoeken gedaan. De nieuwe richtlijn
zo spoedig mogelijk implementeren: dat gaan we doen. In dat opzicht zou ik zeggen:
oordeel Kamer. Maar er is nog een ander, vrij uitgebreid verzoek van de heer Van der
Molen en mevrouw Van der Graaf. Over «online» heb ik aangegeven dat ik daarover in
gesprek ga, ook met Google en YouTube. Op dat onderdeel zou ik u dus willen vragen
om, eigenlijk een beetje in lijn met de vorige motie, de uitkomsten van dat gesprek
even af te wachten. «Lineair» noemt u hier ook, maar u weet dat dat onder het NICAM
valt en onder de zelfregulering. Dat is dus een iets ander regime. U heeft het dus
wel erg ingewikkeld gemaakt in deze motie. Ik ga de richtlijn zo spoedig mogelijk
implementeren, dus daarop wordt u bediend. Ik ga in gesprek met Google en YouTube
over onlinevideocontent en zal u daarover informeren. Lineair valt echt onder een
ander regime, onder het NICAM en zelfregulering, dus in dat opzicht zou ik de motie
moeten ontraden. Er zitten drie elementen in deze motie, waardoor het totale beeld
is om deze even aan te houden en te wachten tot ik erop terugkom.
De heer Van der Molen (CDA):
Ik denk dat het voor onze twee partijen belangrijk is dat dit op enig moment gaat
landen. Ik kan mij best voorstellen dat we de motie nog even aanhouden totdat de Minister
er in het voorjaar op terugkomt. Dan is deze wat ons betreft niet van tafel, maar
dan wachten we het verdere onderzoek van de Minister af.
Minister Slob:
Prima. Uw wensen staan genoteerd.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van der Molen stel ik voor zijn motie (35 000-VIII, nr. 127) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Slob:
Rond «lineair» ligt er een toezegging om eens wat breder te praten over NICAM en wat
we daar wel of niet mee willen, conform uw wens om het wettelijk toezicht vast te
leggen.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 128.
Minister Slob:
De motie-Kwint/Van den Hul op stuk nr. 128 ontraad ik, conform wat we gewisseld hebben,
maar bij de behandeling van het wetsvoorstel kan de heer Kwint of een collega van
hem uiteraard ook zijn inbreng hebben.
De voorzitter:
De motie-Kwint/Van den Hul op stuk nr. 128 wordt ontraden.
Minister Slob:
De motie-Kwint/Van den Hul op stuk nr. 129 verzoekt het kabinet onderzoek te doen
naar de toenemende clustering van mediamacht en de nadelige gevolgen daarvan. Ik heb
al aangegeven dat daar al toezicht op wordt gehouden, maar ook dat het Commissariaat
voor de Media monitort. Wij hebben geen alarmbellen gehoord dat er opeens allemaal
dingen gebeuren die niet zouden kunnen. Ik heb ook aangegeven dat er zelfs gewoon
klachten kunnen worden ingediend, dus deze is echt overbodig wat mij betreft. Daarom
ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 129 wordt ontraden. De heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Dat ben ik op zich wel gewend, maar nu ontraadt de Minister de motie volgens mij niet
om de goede reden. Ik had het specifiek over een wat meer normatief onderzoek of een
verkenning van dit kabinet. Wat vinden wij te veel mediamacht in één hand? Het is
waar dat we nu regels hebben, dat iedereen een melding kan doen en dat daar eventueel
op gehandhaafd kan worden, maar de vraag is: hoe zien wij de toenemende clustering
van mediamacht in enkele handen in een veranderend medialandschap? Dat lijkt mij in
het kader van een pluriform mediabestel heel erg belangrijk.
Minister Slob:
Ik kijk even naar wat wij allemaal op ons bordje hebben liggen voor de komende tijd.
We hebben hier gesproken over de bredere media-agenda die we gaan vaststellen, met
commercieel en publiek. We gaan toewerken naar een nieuwe concessieperiode. Er lopen
al heel wat onderzoeken over verschillende onderwerpen. Dan heeft dit op dit moment
wat mij betreft even geen voorrang. Ik ontraad deze motie dus, maar ik wacht het oordeel
van de Kamer wel af, wat die daar in meerderheid van vindt. Ik moet ook een beetje
in de gaten houden of we wel kunnen behappen wat we hier allemaal op ons bordje nemen,
even los van het feit dat het altijd belangrijk is om over dit soort dingen na te
denken, want daar wil ik geen gram van afdoen.
De voorzitter:
De motie-Kwint/Van den Hul op stuk nr. 129 is ontraden.
Minister Slob:
De motie-Kwint op stuk nr. 130 ontraad ik ook.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 130 wordt ontraden.
Minister Slob:
Ik heb daar net al iets over gezegd. Ik heb overigens niet gezegd dat we het niet
weten, maar dat we niet tot achter de komma vaststellen wat men precies doet. Men
moet er wel aandacht aan besteden. Daarover zijn afspraken gemaakt.
Dan de motie-Kwint c.s. op stuk nr. 131. Ook die ontraad ik.
De voorzitter:
Wacht even. Even over de vorige motie-Kwint?
De heer Kwint (SP):
Ja, dan ben ik wel benieuwd wanneer het kabinet wel een rol voor zichzelf weggelegd
ziet. Je ziet een teruggang van bijna 40% in vijf jaar. Kunst en cultuur zijn niet
echt een domein dat op heel veel andere plekken aan de orde komt. Dan ben ik wel benieuwd
wanneer volgens dit kabinet het moment komt dat het zegt: hier moeten we wel wat aan
gaan doen.
Minister Slob:
Dat is heel simpel. We maken prestatieafspraken. Daar hoort dit ook bij. We laten
het Commissariaat voor de Media oordelen over de naleving van de prestatieafspraken.
U heeft het rapport ook weer gezien. U heeft gezien dat men, op een hele kleine uitzondering
na, gewoon lovend was over wat de NPO op dat punt presteert. Als je dat soort beoordelingen
krijgt, denk ik echt niet dat je opeens een slechte nacht hebt. Dat is de manier waarop
het werkt. Ik zie nu geen aanleiding om daar iets anders te doen, ook niet op basis
van de rapportages die we gekregen hebben.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 131.
Minister Slob:
Daarover heb ik al aangegeven dat dit wat mij betreft niet op deze manier gaat gebeuren.
Het staat de heer Kwint natuurlijk vrij om de Kamer om een uitspraak daarover te vragen.
Er komt overigens ook weer een evaluatie van de herziene Wet normering topinkomens,
in 2020. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 131 wordt ontraden.
Minister Slob:
De motie op stuk nr. 132 heb ik al oordeel Kamer gegeven. Als ik de motie op stuk
nr. 133 zo mag verstaan dat u onder de indruk bent van het feit dat zoveel bewindspersonen
betrokken zijn bij dit onderwerp maar dat het ook wel belangrijk is dat het een beetje
bij elkaar blijft, geef ik deze oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 133 krijgt oordeel Kamer.
Minister Slob:
Dan de motie op stuk nr. 134. Ik heb aangegeven dat aan beide tafels, zowel aan de
tafel commercieel-publiek als ook richting de nieuwe concessieperiode, over dit onderwerp
wordt gesproken. Ik heb u ook aangegeven dat ik het belangrijk vind dat dit gesprek
gevoerd wordt. Ik zal er in de visiebrief ook aandacht aan besteden, maar ik heb wel
de restrictie gemaakt dat ik niet op de stoel van de werkgever wil gaan zitten. Dat
maakt het best een beetje ingewikkeld. Ik kom er dus op terug in de Mediabrief. Dat
heb ik ook toegezegd, met het spanningsveld dat we onze plek moeten kennen als het
gaat over de vraag wie nu eigenlijk de werkgever is. Als ik de motie zo mag verstaan,
kan ik haar oordeel Kamer geven. Anders moet ik haar ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 134 krijgt oordeel Kamer.
Minister Slob:
Met de kanttekeningen die ik erbij heb gemaakt.
Dan de motie op stuk nr. 135. Ik denk dat er een misverstand is over de onderzoeksjournalistiek
en de fondsen. We hebben wel aangegeven dat we willen dat het voor een groot gedeelte
naar de regio en naar lokaal gaat, maar voor landelijk is er ook gewoon geld beschikbaar.
Als dat uw insteek is, is dat ook gewoon conform de regeling die nu is ingesteld.
Dan is deze motie overbodig en ontraad ik haar. Als de motie zo moet worden uitgelegd
dat u wilt dat er meer geld komt en dat dit naar landelijk moet, ontraad ik haar ook,
want dat geld heb ik niet.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 135 wordt ontraden.
Minister Slob:
Maar ik denk dat het een misverstand is. Hopelijk heb ik u nu al kunnen geruststellen.
Dan de motie op stuk nr. 136 van de heer Krol. Hij was zo gelukkig, maar nu moet ik
deze motie toch ontraden. Maar goed, hij heeft altijd zijn sokken nog, dus dat scheelt.
Dit zit niet in de must-carry, zoals u weet, dus dan gaat het om de vraag wat de consument
in een pakket wil hebben. Waar kiezen ze voor? Dan is het aan henzelf om daar keuzes
in te maken. Eventueel kan men nog bij de buren kijken, zoals we net hebben gehoord.
Ik ontraad deze motie.
De heer Krol (50PLUS):
Ik heb in deze motie ook niet gevraagd om «ervoor te zorgen dat». «Bevorderen» lijkt
me toch iets wat u wel zou kunnen doen.
Minister Slob:
Maar bevorderen betekent dan dat we tegen burgers zeggen: kies voor een pakket waar
dit in zit. Bij dezen heb ik dat gedaan, maar toch ontraad ik de motie, want dit gaan
we niet via een motie doen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 136 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 137 van de heer
Öztürk.
Minister Slob:
Die ontraad ik. Wij hebben wat vragen over die 1,6 miljoen euro. Die kunnen wij niet
terugvinden. Talentontwikkeling hoort overigens ook bij de twee fondsen waar het geld
voor de onderzoeksjournalistiek naartoe gaat. Dat betekent dat iedereen die een beroep
op dat fonds doet, ook geld kan vragen in het kader van diversiteit. Daarvoor is een
bedrag van negen ton beschikbaar gesteld. Er is dus geld beschikbaar. Het zit in de
regelingen. Als men een aanvraag doet, kan men ook meedingen naar een positief besluit
daarover.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 137 wordt ontraden.
Minister Slob:
De verantwoordelijkheid voor dat geld ligt niet bij de NPO. Die hebben we aan de fondsen
toevertrouwd.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 138 ontraad ik ook, maar niet omdat ik het niet belangrijk
vind dat er aandacht is voor diversiteit. U spreekt de NPO nadrukkelijk aan. Die is
hier volop mee bezig. Sterker nog, ook in de eerder genoemde prestatieafspraken wordt
er ieder keer gerapporteerd over wat men doet. U wil nu dat er ook een specifiek document
wordt ondertekend. Dat ga ik niet op deze manier opleggen. Ik heb er wel wat warme
woorden over gesproken, maar uiteindelijk hangt de inzet voor diversiteit niet af
van het ondertekenen van een document, maar van wat men in de praktijk doet. De NPO
is goed bezig met de prestatieafspraken die we daarover hebben vastgesteld. Als er
nieuwe prestatieafspraken voorliggen, bent u natuurlijk vrij om aanvullingen voor
te stellen. Die heb ik vandaag in ieder geval gemist. De prestatieafspraken stonden
vandaag wel op de agenda van deze vergadering.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 138 wordt ontraden.
De heer Öztürk (DENK):
Het is toch een kleine moeite om met de omroepen nog een keer om de tafel te gaan
en ze te vragen om dat diversiteitscharter te ondertekenen? De overheid zelf heeft
dat al ondertekend en heeft ook zelf aangegeven dat dit heel belangrijk is. Dus ik
snap niet waarom de Minister niet de moeite wil nemen om het diversiteitsbeleid nog
een stapje verder te brengen.
Minister Slob:
Ik heb geen moties nodig om uit te spreken dat we dat belangrijk vinden. Min sturingsinstrumenten
zijn de prestatieafspraken. Daar hebben we het ook in verwoord. Daar wordt ieder jaar
ook over gerapporteerd. Dat is de formele gang van zaken. Ik heb inderdaad aangegeven
dat ik het wel een mooi document vind en dat het goed zou zijn als men dat ondertekent,
maar daar hangt het niet van af of men iets aan diversiteit doet. Dat lijkt mij echt
geen goede conclusie en doet ook geen recht aan wat er op landelijk terrein gebeurt,
maar daar worden we het misschien niet helemaal over eens. Maar goed, dat kan weleens
gebeuren.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 139.
Minister Slob:
De motie op stuk nr. 139 ontraad ik ook. Ik zie geen aanleiding om het op deze manier
te gaan doen. Ik heb al aangegeven dat er gesproken wordt over de breedte van de taak
en dat we daarover worden gerapporteerd.
De voorzitter:
De heer Öztürk wil daar heel kort nog iets over zeggen.
De heer Öztürk (DENK):
De NPO-ombudsman willen we heel graag onafhankelijk maken. De vraag is wat voor kwaad
het kan om deze te financieren zoals we dat ook doen met de Nationale ombudsman. Wat
is daar verkeerd aan?
De voorzitter:
De Minister heeft daar al antwoord op gegeven.
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit wetgevingsoverleg Media. Over de moties
die zojuist zijn ingediend, wordt morgen al gestemd. Naast die moties is een groot
aantal toezeggingen gedaan door de Minister, die ik even met u wil doornemen zodat
ik zeker weet dat we alles hebben en we van elkaar ook weten wat we hebben afgesproken.
– De Kamer wordt, voor zover dat mogelijk is, geïnformeerd over de uitkomsten van de
stuurgroep Geweld en Agressie.
– Begin volgend kalenderjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de subsidieregeling voor
de lokale omroepen, met BZK.
– De Kamer ontvangt voor de zomer de resultaten van de onderzoeken die in het kader
van de lokale omroepen plaatsvinden.
– De Minister laat in overleg met de Minister van Economische Zaken een extern onderzoek
uitvoeren naar de effecten van het prijsbeleid van de Ster en er wordt ook in internationaal
verband naar gekeken.
Minister Slob:
De Ster moet even doorgestreept worden, want het is breder. De Ster was de aanleiding.
De voorzitter:
Oké, maar het klopt wel. De Minister hoopt de Kamer voorjaar 2019 hierover te informeren.
– Als de gesprekken over de NPO-ombudsman zijn afgerond wordt de Kamer geïnformeerd,
hopelijk nog dit kalenderjaar.
– In het voorjaar wordt de Kamer geïnformeerd over de consequenties van het wettelijk
vastleggen van de taak van het Commissariaat voor de Media inzake de Kijkwijzer.
– De Kamer wordt over niet al te lange tijd geïnformeerd over implementatie van de audiovisuele-
en mediadienstenrichtlijn.
– De Kamer wordt begin 2019 geïnformeerd over aanvullende onderzoeken in het kader van
heffingen Netflix, Google et cetera, volgens de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur.
De Kamer wordt geïnformeerd over surcommission.
– Verder wordt de Kamer geïnformeerd over de ACM-bespreking over de commerciële omroepen.
– In het voorjaar 2019 komt de visiebrief, maar dat was al toegezegd.
Minister Slob:
Die onderstrepen we weer. Die komt eraan.
De voorzitter:
Die komt eraan met tromgeroffel. Zijn er nog dingen die we missen?
De heer Krol (50PLUS):
Ja, het nader onderzoek naar de reclamevrije publieke omroep.
De voorzitter:
Dat zit in de brief.
Ik dank de Minister voor zijn komst naar de Kamer en ik dank alle mensen op de publieke
tribune.
Sluiting 18.44 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.