Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Veldman over het feit dat er in Frankrijk een verbod is op reclame voor apotheken
Vragen van het lid Veldman (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het feit dat er in Frankrijk een verbod is op reclame voor apotheken (ingezonden 22 november 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) mede namens de
Minister voor Medische Zorg (ontvangen 21 december 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat er in Frankrijk een verbod is op reclame voor apotheken?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een dergelijk verbod een barrière kan zijn op de Europese interne
markt? Onder andere voor twee grote Nederlandse bedrijven die online medicijnen op
recept verstrekken?
Antwoord 2
Reclame maken en verspreiden is een belangrijke economische activiteit en het recht
op het beoefenen van deze activiteit is een fundamenteel onderdeel van de interne
markt. Het beperken van reclame kan dan ook een barrière op de Europese interne markt
opleveren. Echter, deze beperking kan worden gerechtvaardigd indien dit noodzakelijk
is om het openbaar belang en met name, de volksgezondheid te beschermen. Deze beperkingen
betreffen in het bijzonder de reclame voor bepaalde producten, ongeacht of de verkoop
daarvan legaal is of niet. In veel lidstaten bestaan zulke beperkingen voor wapens,
alcohol, speelgoed en geneesmiddelen.
Specifiek voor de verkoop van geneesmiddelen geldt dat richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling
van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik van
toepassing is. Artikel 88, lid 1 van deze richtlijn verbiedt zonder uitzondering elke
publieksreclame voor geneesmiddelen die uitsluitend op medisch recept mogen worden
verstrekt. Artikel 88, lid 2, bepaalt dat reclame onder voorwaarden wel wordt toegestaan
voor geneesmiddelen die niet op recept worden verkregen. Een algeheel reclameverbod
voor beoefenaars van een gereglementeerd beroep, zoals apotheker, is volgens eerdere
jurisprudentie van het Hof onverenigbaar met het Europees recht, zie o.a. zaak C-119/09,
Société fiduciaire.Voor geneesmiddelen die voor vergoeding in aanmerking komen, mogen lidstaten beperkingen
stellen op grond van artikel 88, lid 3 van de richtlijn. De definitie van «reclame»
wordt in de richtlijn ruim uitgelegd. Volgens artikel 86, lid 1 van deze richtlijn,
valt onder het begrip «reclame voor geneesmiddelen», alle vormen van colportage, marktverkenning
of stimulering, die bedoeld zijn ter bevordering van het voorschrijven, het afleveren,
de verkoop of het verbruik van geneesmiddelen. Uit de tekst van deze bepaling, in
het bijzonder door de woorden «alle vormen», volgt duidelijk dat het hier ook gaat
over online reclame en dit is bevestigd door het Europees Hof van Justitie in zaak
C-421/07, Damgaard. In Nederland is het verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen dan ook
verder uitgewerkt in de artikelen 85 tot en met 90 van de Geneesmiddelenwet.
Vraag 3, 4 en 5
Bent u bekend met het feit dat er een procedure loopt waarbij het hof van beroep van
Parijs onlangs een aantal vragen aan het Europees Hof van Justitie heeft gesteld,
waarbij het gaat om de vraag of de Franse regels voor reclame die van toepassing zijn
op apotheken verenigbaar zijn met de EU-wetgeving?
Klopt het dat individuele lidstaten de mogelijkheid hebben om bij het Europese Hof
van Justitie input te leveren voor dergelijke procedures?
Bent u voornemens input te leveren? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4 en 5
Zodra het Europees Hof van Justitie prejudiciële vragen van de verwijzende rechter
heeft ontvangen, worden de lidstaten en EU-instellingen hiervan in kennis gesteld.
Lidstaten en de EU-instellingen hebben vervolgens de mogelijkheid om schriftelijke
opmerkingen in te dienen. Na ontvangst van de verwijzingsbeschikking hebben zij twee
maanden om de opmerkingen bij het Hof te deponeren. De criteria aan de hand waarvan
wordt beslist of schriftelijke opmerkingen opportuun zijn, staan in de Handleiding criteria en procedures Hof van Justitie EU, opgesteld door de Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER). De vraag
of de Nederlandse regering opmerkingen indient, hangt onder andere af van het huidige
Nederlandse beleid op het betrokken beleidsterrein en de mogelijkheid dat de uitspraak
leidt tot een wijziging van beleid. Daarbij worden de belangen zorgvuldig afgewogen.
In deze casus wordt niet betwist dat de bedrijven in kwestie bevoegd zijn geneesmiddelen
te verkopen aan het publiek in Nederland en evenmin dat de online verkoop in Frankrijk
alleen is toegestaan voor geneesmiddelen waarvoor een vergunning voor het in de handel
brengen is afgegeven en waarvoor geen doktersvoorschrift is vereist. Wel staat der
discussie of het beperken van reclamemogelijkheden voor apothekers voor medicijnen
die zonder recept te verkrijgen zijn, in strijd is met het Europees recht. Vanwege
het bredere belang van het verzekeren van een volledige interne (digitale) markt zal
de Nederlandse regering schriftelijke opmerkingen indienen.
Vraag 6
Bent u bereid te onderzoeken of er naast dit Franse verbod op reclame en de aangekondigde
Duitse verbod op online verstrekking van receptmedicijnen nog meer beperkingen zijn
die de interne vrije markt verstoren?
Antwoord 6
Met mijn brief van 19 oktober jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor
de toekomst van de interne markt.1 Ik wil mij ervoor inzetten dat in de volgende Europese Commissieperiode belemmeringen
gericht kunnen worden aangepakt. Dat vraagt om maatwerk in regio’s en sectoren. Ik
pleit er daarom voor dat de Europese Commissie haar analyse naar belemmeringen op
de interne markt verder verdiept.
Daarnaast vind ik het belangrijk dat we in de toekomst beter kunnen voorkomen dat
er nationale regels worden ingevoerd die in strijd zijn met de interne markt principes.
De interne markt regels moeten beter worden toegepast, geïmplementeerd en gehandhaafd.
Hiervoor is het belangrijk dat we hier meer inzicht krijgen in het Europese en nationale
handhavingsbeleid en dat de lidstaten en de Europese Commissie hier op regelmatige
basis met elkaar het gesprek over aangaan en waar nodig actie ondernemen.
Anderzijds is het ook van belang dat bepaalde beperkingen gerechtvaardigd kunnen zijn
indien deze noodzakelijk zijn om het openbaar belang en met name, de volksgezondheid
te beschermen. Hiervan kan sprake zijn bij een verbod op beperking van reclame voor
geneesmiddelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.