Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de verkenning naar de bereidheid van branche organisaties van werkgevers om aan slachtoffers van de beroepsziekte OPS een eenmalige financiële tegemoetkoming te verstrekken
29 544 Arbeidsmarktbeleid
Nr. 870 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 december 2018
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de brief van 17 december 2018 over de verkenning naar de bereidheid van branche
organisaties van werkgevers om aan slachtoffers van de beroepsziekte OPS een eenmalige
financiële tegemoetkoming te verstrekken (Kamerstuk 29 544, nr. 869).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 december 2018 aan de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 20 december 2018 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
3
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
3
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Staatssecretaris
met de betrekking de verkenning tegemoetkoming OPS slachtoffers. Zij lezen dat het
de verkenners helaas niet is gelukt een werkbare oplossing te vinden. Voor de OPS
slachtoffers een blijvend vervelende situatie. Naar aanleiding van zowel de brief
van de Staatssecretaris, als het bijgevoegde eindverslag van de verkenners hebben
de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het eindverslag dat de verkenners aangeven bij
de Staatssecretaris dat zij hopen dat de staatsecretaris de komende maanden met de
Stichting OPS tot een voor alle partijen bevredigende oplossing kan komen, waarbij
de financiële tegemoetkoming gezien kan worden als een afronding voor de schrijnende
individuele gevallen. Kan de Staatssecretaris een reactie geven op deze passage uit
het verslag van de verkenners? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om nog
op korte termijn tot een afronding te komen voor de schrijnende gevallen?
De Staatssecretaris geeft in haar brief aan dat de optie voor een éénmalige financiële
tegemoetkoming vanuit de overheid niet voor de hand ligt omdat dan de overheid de
verantwoordelijkheid van werkgevers voor de gevolgen van nadelige arbeidsomstandigheden
op zich zou nemen. Dit zou mogelijk precedentwerking kunnen hebben. De leden van de
VVD-fractie willen de Staatssecretaris vragen hier nader op in te gaan, vooral op
de passage dat het mogelijk een precedentwerking zou hebben. Wanneer zou hier sprake
van zijn? Kan er meer duiding worden gegeven in welke mate een éénmalige financiële
tegemoetkoming zal leiden tot precedentwerking? Hoe kan dit bepaald worden? Kunnen
hier juridische implicaties aan verbonden zijn? Zijn er nog andere slachtoffers van
beroepsziektes die vergelijkbaar zijn met deze groep?
De leden van de VVD-fractie constateren dat er wordt gesproken over een éénmalige
vergoeding, maar er wordt niet aangegeven wat de hoogte van een dergelijke vergoeding
zou moeten zijn. Wat zou de hoogte van de vergoeding moeten zijn? Wat zou het totaalbedrag
zijn benodigd voor een éénmalige financiële tegemoetkoming? In de bijlage wordt gesproken
over eventuele uitvoeringskosten. Hoe hoog zouden die uitvoeringskosten zijn en waar
zijn die op gebaseerd?
In de brief van de verkenners wordt gesproken over een groep van ongeveer 350 personen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of deze groep helder in beeld
is bij het ministerie. In dezelfde brief wordt aangegeven dat de individuele leden
reeds gediagnostiseerd zijn door zogenoemde Solventteams verbonden aan de ziekenhuizen
in Enschede en Amsterdam. Deelt u de mening van de twee verkenners dat middels deze
diagnostisering de groep duidelijk afgebakend is?
In hoeveel gevallen bestaan de bedrijven waarin de blootstellingen hebben plaatsgevonden
niet meer? In hoeveel gevallen is er door nog wel bestaande bedrijven sprake van een
financiële tegemoetkoming voor OPS slachtoffers?
Is de Staatssecretaris bereid om met de nog bestaande bedrijven waar OPS slachtoffers
werkzaam zijn geweest in gesprek te gaan voor een financiële tegemoetkoming aan de
OPS slachtoffers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen bij de aanbieding van het resultaat
van de verkenning naar de tegemoetkoming van OPS slachtoffers. De leden vragen of
de groep van 350 OPS slachtoffers mogelijk nog groeit en waar het bedrag van € 7 miljoen
op is gebaseerd. Daarnaast vragen deze leden of er andere voorbeelden zijn van een
tegemoetkoming in dergelijke gevallen vanuit de overheid en wat dat zou kunnen betekenen
voor de verantwoordelijkheidsverdeling bij andere beroepsziektes.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie zijn teleurgesteld dat de zoektocht naar een vergoeding
voor de slachtoffers van de beroepsziekte OPS niet heeft geleid tot een oplossing
voor hen. Deze leden zijn de verkenners erkentelijk voor de intensieve zoektocht naar
een compensatie voor de slachtoffers. Zij zijn van mening dat het van groot belang
is dat de slachtoffers worden gecompenseerd. Dit ook vanwege de jaren van pijnlijke
strijd door de individuele betrokkenen.
De leden van de PvdA vragen of de Staatssecretaris ook van mening is dat er nu eindelijk
eens duidelijkheid moet komen voor de groep slachtoffers. Zij horen daarom graag of
de Staatssecretaris bereid is om, ondanks de genoemde bezwaren voor deze kleine afgebakende
en overzichtelijke groep, een eenmalige uitzondering wil maken en deze afgebakende
groep financieel tegemoet te komen. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers van OPS dat vanwege het feit dat
vele bedrijven niet meer bestaan of niet vindbaar zijn zij geen financiële tegemoetkoming
ontvangen?
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
Ik dank de leden van de fracties van de VVD, D66 en PvdA voor hun belangstelling voor
de rapportage van de OPS verkenners en ga graag op hun vragen in, te beginnen met
die van de VVD-fractie.
De VVD fractie heeft een aantal specifieke vragen gebaseerd op het voorstel van de
verkenners dat de overheid zorg zou moeten dragen voor een financiële tegemoetkoming
van OPS slachtoffers. Een van die vragen betreft de mogelijke precedentwerking die
uit kan gaan van een besluit om als overheid om redenen van coulance een financiële
tegemoetkoming aan deze categorie slachtoffers te geven. Het is van belang te beseffen
dat de precedentwerking niet een gevolg is van het feit dat de groep OPS-slachtoffers
niet goed in beeld is. Algemeen is geaccepteerd dat de groep slachtoffers bestaat
uit personen die op grond van een hoge blootstelling aan vluchtige oplosmiddelen in
hun werk, gezondheidsschade hebben opgelopen die met een officiële CTE-diagnose van
een van de twee Solvent Teams is bevestigd. Dat zijn er momenteel iets meer dan 600
in totaal. De groei van de groep slachtoffers is vrijwel tot stilstand gebracht, omdat
dergelijke hoge blootstellingen tegenwoordig niet meer voorkomen. De stichting OPS
heeft de verkenners aangegeven dat van deze 600 slachtoffers er 350 zijn die nog geen
enkele mate van financiële tegemoetkoming voor hun schade hebben ontvangen. Daarmee
is ook een van de vragen van de leden van de D66 fractie beantwoord.
De mogelijkheid van precedentwerking ligt in het gegeven dat het denkbaar is dat slachtoffers
van andere beroepsziekten problemen kunnen hebben met werkgevers die niet meer bestaan,
verjaring, jarenlange schadeclaimprocedures, en andere aspecten die het moeilijk maken
de schade te verhalen op de werkgever(s) die tekort zijn geschoten in hun zorgplicht.
De vraag is waarin OPS zich onderscheidt van andere beroepsziekten. De rechter zal
bij een beroep op gelijke behandeling van gelijke gevallen naar dergelijke aspecten
kijken.
In Nederland hanteren we sinds lang het uitgangspunt dat werkgevers verantwoordelijk
zijn voor de arbeidsomstandigheden van hun werknemers en bijgevolg aansprakelijk zijn
voor de schade die werknemers in hun werk oplopen. Daarnaast biedt het sociale zekerheidsstelsel
in Nederland een financieel vangnet ingeval een werknemer ziek of arbeidsongeschikt
is.
Indien de overheid OPS slachtoffers financieel tegemoet zou komen, betekent dit eigenlijk
dat zij daarmee een verantwoordelijkheid van werkgevers overneemt. Dat kan oneigenlijk
anticiperend gedrag veroorzaken en haalt een financiële prikkel voor het zorgdragen
van goede arbeidsomstandigheden weg. Het verstrekken van een financiële tegemoetkoming
door de overheid aan OPS slachtoffers is dan ook in strijd met deze uitgangspunten
en moet ik daarom afwijzen.
De leden van de VVD fractie vragen verder wat de hoogte zou moeten zijn van de eventuele
schadevergoeding. In de verkenning is van de Stichting OPS slachtoffers vernomen dat
men uitgaat van een vergoeding van ca. 20.000 euro per individueel geval. Indien dit
bedrag als uitganspunt genomen zou worden is een totaal bedrag voor de tegemoetkomingen
van eenmalig 7 miljoen euro nodig uitgezonderd uitvoeringskosten. Ik schat de uitvoeringskosten
op 1–2 miljoen euro.
De leden van de VVD-fractie vragen ook of ik kan aangeven in hoeveel gevallen er geen
aansprakelijk te stellen voormalige werkgever meer bestaat. Tot mijn spijt heb ik
deze informatie niet. Ik beschik niet over de gegevens van de afzonderlijke gevallen.
Wel is het zo dat de hoge blootstellingen in veel gevallen enige decennia geleden
plaats vonden en dat alleen al om die reden de verwachting is dat veel van die bedrijven
niet meer bestaan.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of ik bereid ben om met de nog bestaande
bedrijven waar OPS slachtoffers werkzaam zijn geweest in gesprek te gaan voor een
financiële tegemoetkoming aan de OPS slachtoffers. Het voeren van dergelijk overleg
was onderwerp van de uitgevoerde verkenning.
De leden van de D66-fractie vragen of er andere voorbeelden zijn van een tegemoetkoming
in vergelijkbare gevallen vanuit de overheid en wat dat kan betekenen voor de verantwoordelijkheidsverdeling
bij andere beroepsziekten. Er zijn geen identieke gevallen bekend bij mij. Wel is
het zo dat voor asbestslachtoffers (met mesothelioom of asbestose) de overheid een
verantwoordelijkheid heeft genomen voor een financiële tegemoetkoming van ongeveer
20.000 euro per geval. Bij de invoering van deze voorziening heeft de overheid veel
nadruk gelegd op het uitzonderlijke karakter hiervan, zoals dat de mesothelioomslachtoffers
zeer snel overlijden en doorgaans het einde van een aansprakelijkheidsprocedure niet
meer in leven kunnen meemaken. Mesothelioom is een aandoening met een verzekerd dodelijk
verloop. Bovendien is bij deze aandoeningen sprake van een latentietijd van vele decennia.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er aan de slachtoffers nu eindelijk duidelijkheid
gegeven kan worden en of ik bereid ben eenmalig bij wijze van uitzondering aan deze
afgebakende groep OPS slachtoffers een tegemoetkoming te verstrekken. In mijn aanbiedingsbrief
van het resultaat van de verkenning heb ik al aangegeven dat ik om principiële redenen,
waaronder de precedentwerking, geen mogelijkheden zie hierin tegemoet te komen. De
overheid neemt dan bij elke uitzondering namelijk een stuk verantwoordelijkheid van
werkgevers over. Dat laat onverlet dat ik heel goed besef dat daarmee voor veel slachtoffers
een laatste hoop op een financiële tegemoetkoming voor gezondheidsschade waar zij
zelf geen verantwoordelijkheid in dragen, weg neem.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier