Schriftelijke vragen : Ziekmakende giftige dampen in varkensstallen en het aanhoudende gedogen daarvan
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over ziekmakende giftige dampen in varkensstallen en het aanhoudende gedogen daarvan (ingezonden 19 december 2018).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat in het Varkensbesluit van 1997 al is bepaald dat varkensstallen
zo moeten zijn ingericht dat de varkens toegang hebben tot een schone en comfortabele
ruimte?
Vraag 2
Kunt u voorts bevestigen dat in de Wet dieren van 2011 is bepaald dat gehouden dieren
moeten worden gevrijwaard van fysiek en fysiologisch ongerief en dat het in principe
verboden is de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen?
Vraag 3
Kunt u voorts bevestigen dat in de nadere regelgeving onder de Wet dieren, in het
Besluit houders van dieren van 2014, een verbod is opgenomen om dieren te houden in
stallen waarin de lucht zo vervuild is dat zij er ziek van worden?1
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat zowel het Varkensbesluit als de Wet dieren als het Besluit houders
van dieren in elk geval tot halverwege 2018 nooit is gehandhaafd als het gaat om de
lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven?
Vraag 5
Indien u niet wilt bevestigen dat de dierenwelzijnswetten nooit zijn gehandhaafd als
het gaat om de lucht waarin dieren in de varkenshouderij moeten leven, kunt u dan
de informatie over concrete gevallen van handhaving en sanctionering van de afgelopen
decennia naar de Kamer sturen zodat de Kamer kan controleren of uw bewering dat er
wel is gehandhaafd wel klopt?
Vraag 6
Vindt u het zelf prettig om ammoniakdampen in te ademen?
Vraag 7
Erkent u dat alleen al op basis van gezond verstand er al die jaren al ernstig rekening
moest worden gehouden met de waarschijnlijkheid dat varkens die hun hele leven in
gesloten stallen moeten doorbrengen, slechts via een rooster gescheiden van hun eigen
uitwerpselen, te lijden hebben van de ammoniak in de lucht waarin ze 24 uur per dag
moeten leven?
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat ammoniak voor varkens een van de schadelijkste gassen is in
de stallucht?
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat het reukorgaan, net als bij een hond, het belangrijkste zintuig
is van varkens en dat varkens hun soortgenoten onderscheiden op geur?
Vraag 10
Realiseert u zich dat aantasting van de neus en reuk betekent dat de dieren de mogelijkheid
tot deze cruciale herkenning wordt ontnomen?
Vraag 11
Hoe denkt u dat varkens zich voelen in een hok vol andere varkens als zij die niet
(goed) meer kunnen herkennen?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat aantasting van de neus en reuk en daarmee het wegvallen van
herkenning tot gevolg heeft dat de dieren minder sociaal gedrag kunnen vertonen en
agressiever zijn naar elkaar, wat er weer toe leidt dat zij elkaar verwonden?
Vraag 13
Zijn er medewerkers op het ministerie (geweest) die aandacht hebben gevraagd voor
de waarschijnlijkheid dat de lucht in varkensstallen een bron van leed vormt voor
de dieren? Zo ja, vanaf wanneer, hoe vaak is dat gebeurd en wat is er met de respectieve
signaleringen van (diverse) ambtenaren die aandacht vroegen voor dit specifieke dierenwelzijnsprobleem
gebeurd?
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat er al jaren wetenschappelijke kennis beschikbaar is over de
schadelijke effecten van het inademen van lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel
dieren als mensen?
Vraag 15
Welke onderzoeken en rapporten (inzake de schadelijke effecten van het inademen van
lucht met een hoog ammoniakgehalte bij zowel mensen als dieren) zijn sinds wanneer
bekend op het ministerie en wat is er met die onderzoeken en rapporten gebeurd?
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat mensen ademhalingsproblemen ervaren bij een ammoniakgehalte
van 6 parts per million (ppm) en dat biggen ammoniakconcentraties onder de 10 ppm
al detecteren en vermijden?2
Vraag 17
Welke waarde kent u toe aan de duidelijke voorkeur van (deze) dieren om geen lucht
met (deze gehaltes aan) ammoniak erin in te hoeven ademen?
Vraag 18
Erkent u de voorkeur voor niet-vervuilde lucht als behorend tot de natuurlijke behoeften
van het dier? Zo nee, waarom niet?
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm tot beschadigingen
aan de luchtwegen kunnen leiden bij varkens én mensen?3
Vraag 20
Kunt u bevestigen dat veel varkens als gevolg van de ammoniakdampen in de stal waarin
zij opgesloten zitten lijden aan chronisch hoesten, ernstige benauwdheid, longontstekingen
en pijnlijke borstontstekingen?
Vraag 21
Kunt u bevestigen dat volgens de Arbowet de ammoniakconcentraties in stallen niet
hoger mag zijn dan 10 ppm?
Vraag 22
Hoe verhoudt deze wettelijke arbonorm voor de lucht in stallen zich tot het gedogen
van ammoniakconcentraties die veel hoger liggen?
Vraag 23
Onderschrijft u de bevindingen van het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit,
dat op basis van metingen en berekeningen in 2013 concludeerde dat de ammoniakconcentratie
in stallen op 50 tot 70 ppm kan liggen?
Vraag 24
Kunt u bevestigen dat het dierenwelzijnspanel van de European Food Safety Authority
(EFSA), in een zogenaamd «technical report» waaraan de Wageningen Universiteit heeft
meegeschreven, in 2011 heeft gesteld dat het ammoniakgehalte in een varkensstal in
elk geval niet boven de 20 ppm zou moeten komen?4
Vraag 25
Kunt u bevestigen dat Duitsland wettelijk heeft vastgelegd dat de ammoniakconcentraties
in varkensstallen niet hoger mag zijn dan 20 ppm wettelijk en dat ook in Frankrijk
bij inspecties in varkensstallen deze grenswaarde als maximale bovengrens wordt gehanteerd?
Vraag 26
Kunt u bevestigen dat het Klimaatplatform Varkens van de Wageningen Universiteit in
2013 al waarschuwde dat de ammoniakconcentratie in varkensstallen hooguit 20 ppm mag
zijn? Sinds wanneer was deze bevinding bekend op het ministerie? Werd de bevinding
gesignaleerd door het team dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Wat is er met de bevinding
gebeurd op het ministerie?
Vraag 27
Kunt u bevestigen dat die bovengrens van 20 ppm in Nederland nog altijd niet wettelijk
is vastgelegd?
Vraag 28
Erkent u dat Nederland op dit punt dus niet «voorop loopt» in Europa als het gaat
om het dierenwelzijn in de veehouderij, zoals wel vaak wordt beweerd?
Vraag 29
Kunt u toelichten waarom u er niet voor heeft gekozen om in elk geval een wettelijke
bovengrens vast te leggen voor de toegestane ammoniakconcentraties in varkensstallen,
maar in plaats daarvan opdracht heeft gegeven aan Wageningen Livestock Research om
een onderzoek te doen naar «signaalindicatoren» voor een ontoereikend stalklimaat?
Vraag 30
Hoeveel geld heeft het ministerie betaald aan Wageningen Livestock Research voor dit
pilotproject voor de ontwikkeling van «indicatoren op basis waarvan bedrijven kunnen
worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen» en
hoeveel tijd heeft het onderzoek in beslag genomen?
Vraag 31
Hoe verantwoordt u de jarenlange vertraging en het opnieuw uitgeven van belastinggeld
aan een onderzoek door Wageningen Universiteit, terwijl diezelfde universiteit in
een samenwerkingsverband voor EFSA al in 2011 tot de conclusie was gekomen dat je
20 ppm als maximale bovengrens moet stellen voor de lucht in varkensstallen?
Vraag 32
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ondanks dit
nieuwe onderzoek, weer zes jaar later, in ieder geval tot juli 2018 nog altijd geen
sancties heeft opgelegd bij geconstateerde overtredingen met betrekking tot de slechte
luchtkwaliteit in varkensstallen? En hoe is dit na juli 2018?
Vraag 33
Kunt u bevestigen dat bij de inspecties die de NVWA aan het begin van dit jaar heeft
uitgevoerd met de «checklist stalklimaat biggen», bij zo’n 70% van de inspecties ammoniakconcentraties
in hokken zijn gemeten die (ver) boven de 20 ppm lagen?
Vraag 34
Mogen we aannemen dat op dit moment in tot wel 70% van de hokken in Nederland varkens
leven in een ammoniakconcentratie hoger dan de maximale waarde van 20 ppm? Zo nee,
kunt u het uitsluiten?
Vraag 35
Kunt u bevestigen dat de ammoniakconcentraties in stallen vooral tijdens koude dagen
zomaar kan oplopen, omdat veel boeren het ventilatieniveau terugdraaien om de stal
warm te houden?
Vraag 36
Kunt u bevestigen dat uit een onderzoek van EFSA blijkt dat zelfs een korte periode
van blootstelling aan ammoniakconcentraties boven de 35 ppm al leidt tot ontstekingsreacties
in de luchtwegen bij varkens, waarbij bacteriën tevens moeilijker uit de longen kunnen
worden afgevoerd, wat in combinatie met fijnstof bij een hoge ammoniakconcentratie
zorgt voor verdere ontstekingsreacties?
Vraag 37
Kunt u bevestigen dat ammoniak niet alleen de weerstand tegen bacteriën, maar ook
tegen virussen beïnvloedt?
Vraag 38
Kunt u bevestigen dat varkens al relatief kleine longen hebben, maar in de veehouderij
de afgelopen 30 jaar dusdanig zijn gefokt op groeisnelheid dat de groei van spiermassa
ten koste is gegaan van de longinhoud? Kunt u bevestigen dat hun longinhoud daardoor
met 3% is verminderd, waardoor het «moderne» varken nog gevoeliger is geworden voor
schadelijke gassen in de lucht van de stal waar zij hun hele leven in worden opgesloten?
Vraag 39
Erkent u, op basis van deze naar aanleiding van een WOB-verzoek verkregen inspectieresultaten,
dat de door de EFSA voorgestelde bovengrens voor de luchtkwaliteit in stallen, en
daarmee de wettelijke bepaling dat de omgeving niet schadelijk mag zijn voor dieren,
stelselmatig wordt overschreden?
Vraag 40
Hoeveel inspecties hebben er in de periode juli tot november 2018 plaatsgevonden aan
de hand van de «checklist stalklimaat biggen»?
Vraag 41
In hoeveel procent van de hokken en in hoeveel procent van de bedrijven zijn er ammoniakwaardes
boven de 20 ppm aangetroffen? Hoeveel boetes en waarschuwingen zijn hierbij uitgedeeld?
Vraag 42
Bent u bereid ervoor te zorgen dat geen enkel varken in de Nederlandse veehouderij
nog wordt blootgesteld aan schadelijke ammoniakconcentraties van meer dan 20 ppm en
om effectief op te treden als dat wel gebeurt, zoals sluiting van het bedrijf? Zo
ja, hoe en op welke termijn mogen de dieren op de bescherming rekenen van de Minister
die verantwoordelijk is voor hun wettelijke bescherming?
Vraag 43
Herkent u de volgende tekst: «De Nederlandse wet hanteert voor de wettelijke borging
van dierenwelzijn in toenemende mate zogenaamde «open normen». Dat houdt in dat veelal
in abstracte termen het doel wordt aangegeven waaraan de dierhouder moet voldoen.
Zo mag het stalklimaat niet schadelijk zijn voor het dier. Dit geeft de veehouder
de vrijheid om zelf de weg te kiezen waarlangs hij dit doel bereikt en creëert ruimte
voor vernieuwingen. Voor de toezichthouder (NVWA) is het handhaven echter lastiger»?5
Vraag 44
Onderschrijft u de analyse van de dierenwelzijnsonderzoekers van de Wageningen Universiteit
dat de open normen in de Nederlandse dierenwelzijnsregels vrijheid geven aan de veehouder
en het lastiger maken voor de toezichthouder om te handhaven?
Vraag 45
Klopt het dat het doel van dit pilotproject «Klimaat in Varkensstallen», waar uw ministerie
opdracht toe gaf, bestond uit «het ontwikkelen van indicatoren op basis waarvan bedrijven
kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen,
niet om daarmee van die open norm weer een gesloten norm te maken, maar om de inspecteur
een instrument in handen te geven dat vervolgonderzoek kan rechtvaardigen»?
Vraag 46
Erkent u hiermee dat de NVWA op basis van de open norm dat het stalklimaat niet schadelijk
mag zijn voor het dier tot nu toe geen instrument in handen heeft gehad op basis waarvan
zij deze regel zou kunnen handhaven?
Vraag 47
Voor welke open normen in de Wet dieren en het Besluit houders van dieren heeft de
NVWA nog meer geen instrument in handen om daadwerkelijk te kunnen handhaven?
Vraag 48
Kunt u bevestigen dat het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering (bureau)
van de NVWA in 2015 in het rapport «Risicobeoordeling roodvleesketen» ook al concludeerde
dat «het open karakter van diverse voorschriften in de vigerende dierenwelzijnswetgeving»
de vaststelling van de naleving ervan «bemoeilijkt» en daarmee «effectief toezicht
op en handhaving van» deze regelgeving «belemmert»?
Vraag 49
Op welke wijze gaat u de conclusie van bureau en de constatering van de onderzoekers
van de Wageningen Universiteit dat open normen vooral vrijheid geven aan de veehouder,
terwijl het voor de toezichthouder lastiger is om te handhaven, betrekken bij de evaluatie
van de Wet dieren?
Vraag 50
Kunt u de planning voor de beloofde evaluatie van de Wet dieren schetsen en de Kamer
de opzet voor de evaluatie toesturen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Esther Ouwehand, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.