Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Remco Dijkstra en Van Oosten over het bericht ‘Rode Kruis: “Stop met filmen, ga liever helpen”’
Vragen van de leden RemcoDijkstra en Van Oosten (beiden VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Rode Kruis: «Stop met filmen, ga liever helpen»» (ingezonden 9 november 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 21 december 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 821.
Vraag 1
Kent u het artikel «Rode Kruis: stop met filmen, ga liever helpen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Herkent u het door het Rode Kruis geschetste probleem dat steeds vaker mensen hun
mobieltje trekken terwijl er ernstige ongelukken plaatsvinden?
Deelt u de mening dat dit ongehoord gedrag is, dat dit een veroorzaker van nog meer
vertraging is en kan leiden tot nog meer ongelukken?
Antwoord 2, 3
De mobiele telefoon is niet meer uit het leven van mensen en hun doen en laten weg
te denken. In het publieke domein is het in Nederland in principe toegestaan om foto’s
of filmpjes te maken, ook wanneer daar andere mensen mee worden vastgelegd. We hebben
de afgelopen maanden een aantal voorbeelden gezien van situaties waarin personen in
een kwetsbare situatie werden gefilmd, en deze beelden ook werden verspreid. Zowel
mijn ambtgenoot voor Rechtsbescherming als ikzelf hebben daarover aangegeven dat moreel
verwerpelijk te vinden. Het past niet om mensen op hun meest kwetsbare moment te filmen
en die beelden ook nog te verspreiden.
In de kern gaat het om de maatschappelijke norm rondom het filmen van personen in
een zeer kwetsbare situatie. Een deel van deze voorbeelden speelde echter in verkeerssituaties,
en daar speelt vanzelfsprekend ook de verkeersveiligheid een rol. Verkeersdeelnemers
moeten alert zijn en zich niet af laten leiden door situaties te filmen. Het gebruik
van een mobiele telefoon in het verkeer kan leiden tot verkeersgevaarlijk rijgedrag,
tot meer vertraging en meer ongelukken. Afleiding in het verkeer is niet voor niets
een van de prioriteiten in de verkeershandhaving door de politie.
Vraag 4, 7
Zijn de 25 boetes die door de politie tijdens een ongeluk op de A58 op 4 augustus
2018 zijn uitgedeeld aan mensen die tijdens het autorijden het ongeluk filmde volgens
u afdoende? Schrikken ze genoeg af of is er meer nodig?
Gaat u hier tegen optreden? Zo ja, welke wetgeving of handhaving is hiervoor nodig
of voorhanden? Heeft u hier de juiste instrumenten voor?
Antwoord 4, 7
Zoals in het antwoord op vraag 2 en 3 is aangegeven, gaat het hier primair om de norm
rond het filmen van personen in een kwetsbare situatie. Als dit filmen samenvalt met
het vertonen van verkeersgevaarlijk gedrag, zoals het vasthouden van een mobiele telefoon
tijdens het besturen van een motorvoertuig, dan kan daartegen worden opgetreden. De
boete geldt dan voor het verkeersgevaarlijke gedrag. Ook kan worden opgetreden tegen
het hinderen van hulpverleners, zie hiervoor het antwoord op vraag 5.
Met bovenstaande wordt echter geen norm gesteld voor het filmen van personen in kwetsbare
situaties. Het Kamerlid Van Toorenburg heeft op dit punt een initiatiefwetsvoorstel
aangekondigd, dat ik met belangstelling tegemoet zie. Bij de behandeling van de JenV-begroting
voor 2019 heeft mijn ambtsgenoot voor Rechtsbescherming op een daaraan gerelateerde
vraag van het lid Van Toorenburg aangegeven te zullen bezien wat hij in de tussentijd
kan doen om de maatschappelijke norm dat filmen in dergelijke gevallen niet past,
naar buiten toe meer kracht bij te zetten.
Vraag 5
In hoeverre wordt de politie door dit gedrag gehinderd in het bieden van hulp en ondersteuning
aan slachtoffers?
Antwoord 5
De politie kan deze informatie niet uit de registratie destilleren. De boetes zijn
uitgedeeld voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het besturen van een
motorvoertuig. Al rijdend zal er geen sprake zijn geweest van gedrag waardoor het
bieden van hulp en ondersteuning aan slachtoffers is gehinderd. In situaties waarin
omstanders dichtbij kunnen komen, komt het wel met regelmaat voor dat zij de hulpverlening
of ondersteuning hinderen, door bijvoorbeeld te blijven filmen. Dergelijk gedrag kan
strafbaar zijn op grond van een Algemene plaatselijke verordening. Ook wordt op grond
van artikel 426bis Wetboek van Strafrecht het op de openbare weg lastigvallen of hinderen
van anderen strafbaar gesteld en bedreigd met hechtenis van ten hoogste een maand
of een geldboete van de tweede categorie.
Volgens het kabinet komt de ernst van het hinderen van hulpverleners op dit moment
onvoldoende tot uitdrukking in dit strafmaximum. Bovendien is de reikwijdte van de
strafbaarstelling beperkt tot het hinderen op de openbare weg, terwijl het hinderen
van hulpverleners ook elders plaatsvindt. Daarom stelt het kabinet voor om het hinderen
van hulpverleners als zelfstandig delict strafbaar te stellen in het Wetboek van Strafrecht,
ongeacht waar dit plaatsvindt, en hieraan een hoger strafmaximum te verbinden van
ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de derde categorie. Deze wetswijziging
is onderdeel van het Wetsvoorstel herwaardering actuele delictsvormen2 dat onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend.
Vraag 6
In hoeverre wordt de privacy van slachtoffers door het toedoen van deze filmende omstanders
geschonden? Welke (civiel) rechtelijke consequenties kan dit hebben?
Antwoord 6
Filmen op de openbare weg is in beginsel niet verboden; niet op grond van het strafrecht
maar ook niet op grond het civiele recht of de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG). Dit valt onder de vrijheid van informatievergaring wat een onderdeel is van
het grondrecht: het recht op de vrijheid van meningsuiting. Boetes die op dit moment
kunnen worden opgelegd zijn, zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 4 en 7,
gericht op het gebruik van een mobiele telefoon tijdens het rijden en dus niet op
het filmen zelf. De filmer die verder geen strafbare feiten pleegt zoals het gebruik
van een mobiele telefoon tijdens het rijden kan dus alleen aangesproken worden en
gevraagd worden om op te houden met filmen, hetgeen de politie ook doet.
Wanneer er beelden van slachtoffers of anderszins hulpbehoevende personen worden verspreid
kan het slachtoffer een beroep doen op het beschermen van zijn of haar persoonsgegevens.
Daarnaast kan er een beroep worden gedaan op het portretrecht wanneer er een redelijk
belang tegen publicatie van een dergelijk filmpje is. Dan mogen beelden niet zomaar
gepubliceerd worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.