Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Buitenweg over straffen en belonen in de jeugdzorg
Vragen van de leden Westerveld en Buitenweg (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over straffen en belonen in de jeugdzorg (ingezonden 14 november 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 20 december 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat jongeren in een jeugdhulpinstelling uren lang moesten
stilzitten zonder te praten?1 Wordt deze methode nog steeds toegepast?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Naar aanleiding van de berichtgeving hebben zowel de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd (IGJ) als ik navraag gedaan bij het bestuur van Pluryn. De Hoenderloo Groep
(DHG), onderdeel van Pluryn, heeft de IGJ geïnformeerd dat op twee groepen sprake
is geweest van de inzet van een dergelijke maatregel. Het bestuur heeft aan zowel
de IGJ als aan mij aangegeven dat toen het deze signalen vernam, maatregelen heeft
getroffen, waaronder scholing en personele maatregelen. De stilzitmaatregel wordt
volgens Pluryn niet meer toegepast. De IGJ zal DHG onaangekondigd bezoeken om dit
ook te verifiëren.
Vraag 2
Uit het artikel in de Stentor blijkt dat de rechter al in 2010 negatief oordeelde
over het gebruik van deze methode; heeft er sindsdien extra toezicht plaatsgevonden?2
Antwoord 2
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft inderdaad in 2010
een oordeel gegeven over een strafmaatregel die werd ingezet op locatie De Sprint
(voormalig Glenn Mills School) in Wezep van DHG. Het ging om een klacht van een jongere
over de strafmaatregel «strak zitten». Dit hield in dat jongeren gedwongen voor onbepaalde
tijd met gestrekte rug, handen op knieën, knieën bij elkaar, zonder te bewegen op
een kubus moesten zitten. Dit was dus verdergaand dan de strafmethode van het stilzitten
zonder te praten waaraan in deze Kamervragen gerefereerd wordt. Het Advies- en Klachtenbureau
Jeugdzorg (AKJ) heeft toentertijd een jongere ondersteund bij het indienen van zijn
klacht hierover. Deze klacht heeft de RSJ gegrond verklaard. De RSJ beoordeelde het
«strak zitten» als een ernstige inbreuk op de bewegingsvrijheid en in strijd met de
wet.
Ook is de IGJ in haar reguliere toezicht altijd zeer kritisch over vrijheidsbeperkende
maatregelen die aan jeugdigen worden opgelegd. De toenmalige inspectie Jeugdzorg heeft
in maart 2010 een kritisch rapport gepubliceerd over de opvoedmethode die De Sprint
hanteerde, waarbij «strak zitten» een van de toegepaste maatregelen was. Na dit onderzoek
is DHG in maart 2010 gestopt met deze opvoedmethode en is De Sprint gesloten. De inspectie
heeft na maart 2010 geen nieuwe signalen ontvangen over het toepassen van
deze strakzitmaatregel of de stilzitmaatregel. Bij het Landelijk Meldpunt Zorg zijn
tot aan de bovengenoemde berichtgeving in de media geen meldingen binnen gekomen van
burgers. De IGJ betrekt nieuwe meldingen en signalen (mede) naar aanleiding van de
berichtgeving in het lopende traject.
Vraag 3
Bent u bereid om de Inspecte Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te vragen om in kaart
te brengen of en hoe vaak jongeren in jeugdhulpinstellingen dergelijke straffen ondergaan?
Antwoord 3
De IGJ is al een toezichtproject gestart waarin speciale aandacht is voor dit onderwerp.
In het eerste kwartaal van 2019 zullen alle gesloten jeugdhulp instellingen bezocht
worden, met als de focus het terugdringen van repressieve en vrijheidsbeperkende maatregelen.
Ik zie (daarom) nu geen aanleiding voor een aparte inventarisatie.
Vraag 4
Omdat deze jongeren gesloten zitten is er vaak weinig contact met de buitenwereld;
wie komt op voor het belang van deze jongeren? Hoe vaak komen de vertrouwenspersonen
jeugdhulp van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) op bezoek bij jongeren
in open en gesloten instellingen?3 Hebben zij signalen ontvangen over deze klachten? Zo ja, wat is daarmee gebeurd?
Antwoord 4
Het vertrouwenswerk in de jeugdhulp is wettelijk vastgelegd in de Jeugdwet: de vertrouwenspersonen
zijn degenen die opkomen voor de belangen van kinderen en jongeren in de jeugdhulp.
De vertrouwenspersonen van het AKJ bezoeken de groepen waar uithuisgeplaatste jongeren
verblijven met grote regelmaat. Hoe vaak de vertrouwenspersonen op bezoek komen, hangt
af van de kwetsbaarheid en zorgafhankelijkheid van de jongeren die daar verblijven.
De frequentie van deze bezoeken varieert van één keer per week in gesloten instellingen,
tot 1 keer per 2 tot 4 weken in open instellingen. Om een indicatie te geven: in 2017
hebben de vertrouwenspersonen in totaal 11.436 groepsbezoeken afgelegd bij jeugdhulpinstanties.
Het AKJ heeft drie vertrouwenspersonen die bezoeken brengen aan de residentiele groepen
van DHG. De betreffende jongeren hebben (de afgelopen 3 jaar) niet geklaagd bij de
vertrouwenspersonen over de genoemde stilzitmaatregel. Wel hebben de vertrouwenspersonen
tijdens hun groepsbezoek dit jaar een aantal keer geconstateerd dat jongeren op een
stoel of aan een tafel moesten zitten en niet mee mochten doen met de groep (echter
niet in een stresshouding). Deze signalen zijn door de betrokken vertrouwenspersonen
gemeld bij de clusterleiders van DHG. Tijdens een recente evaluatie waarin deze maatregel
expliciet besproken is, heeft DHG aan het AKJ aangegeven de signalen hierover serieus
op te pakken.
Vraag 5, 6
Is de methode waarbij jongeren door goed gedrag privileges kunnen verdienen die bij
wijze van straf weer kunnen worden ingetrokken toegestaan? Is deze methode wetenschappelijk
bewezen effectief en niet schadelijk voor jongeren?
In hoeverre zijn jeugdhulpinstellingen verplicht om bij strafmaatregelen en behandeling
in het algemeen aan te sluiten op wetenschappelijk bewezen effectieve methodes?
Antwoord 5, 6
Van de jeugdprofessional wordt verwacht dat hij zich af vraagt wat in déze situatie
voor déze cliënt de juiste weg is en dat hij bereid is om zich over zijn gemaakte
keuzes te verantwoorden en verantwoordelijkheid daarvoor te nemen. Het maken van keuzes
doet de jeugdprofessional in het beginsel samen met de cliënt en met de kennis die
hij heeft over de meest effectieve aanpak. Op basis van wetenschap, praktijkkennis
van professionals en ervaringskennis van cliënten geven vakinhoudelijke richtlijnen
jeugdprofessionals onderbouwde aanbevelingen voor hun handelen. In deze richtlijnen
staat dat een straf nooit mag bestaan uit het intrekken van een eenmaal verdiende
beloning.
Vraag 7
Bent u bereid om kennisdeling te stimuleren en zorg te dragen dat behandelmethodes
waarvan wetenschappelijk vaststaat dat zij niet in het belang van de jongeren zijn
niet worden toegepast?
Antwoord 7
Per 1 januari 2019 start het kennisontwikkelingsprogramma «Wat werkt voor de Jeugd»,
dat ik heb aangekondigd in het programma Zorg voor de Jeugd. Binnen dit programma
wordt kennis over wat werkt en waarom, actief verspreid en wordt er ingezet op het
stoppen met doen wat niet werkt, oftewel de-implementatie.
Vraag 8
Is er een relatie tussen werkdruk van de jeugdhulpmedewerkers en de gekozen behandelmethode?
Antwoord 8
Ik zie geen direct verband tussen de werkdruk van jeugdhulpprofessionals en de in
deze Kamervragen genoemde strafmaatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.