Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 070 Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 18 december 2018
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
ALGEMEEN
1
1.
Achtergrond en aanleiding
1
2.
Tolkvoorziening
2
3.
Luisterlijn Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), kindertelefoon en
vertrouwenswerk jeugd
7
ARTIKELSGEWIJS
8
ALGEMEEN
1. Achtergrond en aanleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet,
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren
van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling
en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking,
van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd
(Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen
en vertrouwenswerk jeugd (hierna: het wetsvoorstel)). Deze leden vinden de tolkvoorzieningen
waardevol, omdat dit mensen met een auditieve beperking de kans geeft mee te doen
in de samenleving. De luisterlijn, de kindertelefoon en vertrouwenswerk jeugd zorgen
ervoor dat volwassenen en kinderen laagdrempelig en vertrouwelijk een luisterend oor
kunnen vinden om problemen mee te kunnen bespreken. Genoemde leden vinden dit een
goede voorziening. Deze leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben een
aantal vragen over de uitwerking van dit wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden erkennen
het belang van een geharmoniseerde, centrale doventolkvoorziening voor het werk-,
leef- en onderwijsdomein. Op basis van het VN-verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap is het van belang te werken aan een inclusieve samenleving waarbij
genoemde leden dit wetsvoorstel als een goede stap in deze richting zien, evenals
de centralisering van de luisterlijnen en het vertrouwenswerk. Wel hebben deze leden
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat tolkvoorzieningen de afgelopen jaren op
diverse wijze zijn vorm gegeven, kijkend naar de verantwoordelijkheid ervoor, de wettelijke
kaders, uitvoeringsregelingen, uitvoering en bemiddeling. Kan de regering overzichtelijk
maken hoe deze vormgeving zich sinds 2010 heeft ontwikkeld en hoe de beoogde nieuwe
vormgeving eruit zal zien, uitgesplitst naar het werk-, leef- en onderwijsdomein?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vragen de regering
om toe lichten welke algemene overwegingen ten grondslag liggen aan het besluit om
een voorziening al dan niet te (de)centraliseren. Zijn er nog andere voorzieningen
in het sociale domein die gedecentraliseerd zijn naar gemeenten, waarbij het in de
rede ligt om deze weer te centraliseren?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
2. Tolkvoorziening
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat met de decentralisatie van de zorg en jeugdhulp is ingezet op
het dichtbij huis organiseren van zorg met passende ondersteuning. Genoemde leden
zijn positief over die ingezette koers en erkennen dat de tolkvoorziening, die voortkomt
uit verschillende wetten voor onder andere werk en zorg, beter centraal kan worden
geregeld. Dit voorkomt onnodige administratieve belasting en helpt de gebruiker van
de tolkvoorziening om de ondersteuning gemakkelijker te regelen. Hierdoor is de gebruiker
minder tijd kwijt met het aanvragen van de tolkvoorziening. Deze leden maken zich
wel zorgen over de haalbaarheid van de invoering op 1 juli 2019. Kan de regering aangeven
welke maatregelen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) reeds heeft
genomen om de extra benodigde kennis op te bouwen en welke investering het daarvoor
heeft gedaan en nog gaat doen?
Vanuit de ervaring die het UWV heeft met de tolkvoorziening en zijn overzicht over
de arbeidsmarkt, begrijpen deze leden de keuze voor het UWV. Tegelijkertijd herkennen
deze leden het gevoel dat het UWV een starre organisatie is die niet altijd de juiste
aansluiting vindt bij de doelgroep. Kan de regering aangeven wat het UWV doet om ervoor
te zorgen dat de doelgroep prettig contact kan hebben met het UWV bij aanvraag en
aanpassing van de tolkvoorziening?
Als de tolk zijn werk gedaan heeft, kan de factuur worden ingediend. De cliënt heeft
de regie over de voor hem beschikbare tolkuren. Deze leden vragen de regering wanneer
en door wie controle plaatsvindt van de ingediende factuur. Met andere woorden, op
welke wijze wordt onrechtmatigheid en/of fraude voorkomen? In het verlengde daarvan
vragen de leden van de VVD-fractie wat de regering heeft gedaan met de door het UWV
gedane suggestie om tolken waarbij misbruik van de voorziening is geconstateerd uit
te kunnen laten schrijven uit het Register Tolken Gebarentaal en Schrijftolken.
De centralisatie van de tolkvoorziening heeft als doel de zekerheid van de voorziening
te verhogen en de gebruiker een betere service te kunnen bieden. Genoemde leden vragen
of de regering kan aangeven welke maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat goede
ervaringen verloren gaan en dat werkende ICT-systemen worden stopgezet zonder een
goed alternatief. Verwacht de regering dat met de te nemen maatregelen de kennis en
kwaliteit van bestaande systemen bewaard blijven voor goede dienstverlening? Welke
financiële middelen zijn gemoeid met de voorbereidingen op en realisatie van een overbruggingsscenario?
Met betrekking tot de tolkvoorziening hebben de leden van de VVD-fractie tot slot
een vraag over de aanbesteding. Wat was uiteindelijk de doorslaggevende factor in
de aanbesteding en is daarbij rekening gehouden met de kritische opmerkingen die volgden
uit de internetconsultatie?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om uitgebreid toe te lichten waarom ervoor gekozen is de tolkvoorzieningen
onder te brengen bij het UVW als zijnde de aangewezen uitvoeringsinstantie. Deze leden
vragen of ook andere opties zijn overwogen. Klopt het dat de grootste groep gebruikers
van tolkvoorzieningen deze voorziening gebruikt voor het zogenaamde leefdomein en
niet voor het werkdomein?
De regering stelt in de memorie van toelichting dat op uitvoeringsniveau er verder
wel één proces en loket is, maar dat in de vier verschillende wetten (onderwijs: de
Wet overige OCW-subsidies (WOOS), werk: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(WIA), de Wet arbeids-ongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de
Participatiewet, leefdomein: Wmo 2015) de afzonderlijke voorwaarden gehanteerd blijven.
Op handelingsniveau van de gebruiker betekent dit dat de aanvraag voor de tolkvoorziening
voor verschillende domeinen niet altijd samengevoegd kan worden. Genoemde leden vragen
hoe deze landelijke regeling zich zal gaan verhouden tot de lokale Wmo-verordeningen
en Wmo-besluiten. Kan dat betekenen dat een aanvraag voor maatwerk, passend bij aanvraag
leefdomein Wmo, dus een aparte aanvraag is? Vervolgens vragen deze leden wat dat dan
betekent voor de auditieve aanvrager. Kan de regering dit nader duiden?
De doelgroep mensen met een auditieve beperking die momenteel gebruikmaakt van ondersteuning
vanuit het leefdomein Wmo is verreweg de grootste groep in vergelijking met groepen
die op grond van de participatiewet aanvragen bij het UWV doen voor auditieve ondersteuning.
Het UWV heeft (nog) geen kennis over deze specifieke doelgroep en geen kennis over
de Wmo 2015 en het Wmo-leefdomein. Deze leden maken zich over deze doelgroep zorgen
en vragen de Minister te voorzien in een zachte landing.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze kennisachterstand van de medewerkers
van het UWV als een probleem ziet. Kan het UWV extra medewerkers aannemen die deze
expertise in huis hebben? Het blijft voor genoemde leden tevens onduidelijk of er
in verband met een taakuitbreiding van het UWV meer personeel – door het UVW – kan
worden aangenomen. Of gaat de Minister ervan uit dat dit niet noodzakelijk is? Deze
leden zouden graag een toelichting ontvangen op dit punt.
De leden van de CDA-fractie menen dat het tijdens de consultatieronde duidelijk geworden
is dat belangenorganisaties de overgang naar het UWV willen steunen, maar wel graag
een vinger aan de pols willen houden voor wat betreft de praktische uitvoering door
het UWV. Kan de Minister toelichten hoe deze «vinger aan de pols» georganiseerd zal
worden?
Kan de Minister aangeven hoe de doelgroep geïnformeerd wordt dat alle aanvragen voor
tolkvoorzieningen via het UWV gaan lopen? Of voorziet de Minister geen problemen op
dit gebied, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie erkennen het belang van het feit dat een ieder die wegens auditieve beperking behoefte
heeft aan tolkvoorzieningen hier gebruik van moet kunnen maken. Waar iemand woont,
zou hierbij geen verschil moeten maken. Deze leden lezen dat een belangrijk doel van
het voorliggende wetsvoorstel is dat mensen met een auditieve beperking verzekerd
zijn van het recht op tolkvoorzieningen voor het werk- en leefdomein ongeacht de gemeente
waarin ze wonen. Op basis hiervan constateren deze leden dat dit recht op dit moment
niet in iedere gemeente gegarandeerd is. Welke problemen ondervinden deze mensen als
gevolg hiervan? Het wetsvoorstel beoogt daarnaast om bestaande rechten van gebruikers
zoveel mogelijk intact te laten. Kan de regering toelichten wat bedoeld wordt met
de zinsnede in de toelichting dat beoogd wordt bestaande rechten van gebruikers intact
te houden? Welke hinder kunnen mensen met een auditieve beperking als gevolg van dit
wetsvoorstel ondervinden? Genoemde leden lezen tot hun genoegen dat de cliënt de regie
heeft over de voor hem beschikbare tolkuren. Deze leden vernemen graag hoe deze regie
er in de praktijk uit ziet. Hoe flexibel kan er bijvoorbeeld met uren omgegaan worden?
De leden van de D66-fractie lezen tot hun genoegen dat het gebruik van de tolkvoorziening
in het leefdomein naar verwachting de komende jaren toeneemt door de grotere participatie
van de doelgroep. Deze leden zien de toenemende participatie als een wenselijke ontwikkeling
en vernemen graag van de regering hoe zij deze participatie, specifiek gericht op
mensen met een auditieve beperking, de komende jaren verder zal stimuleren. Tevens
vragen deze leden hoe de regering de bekendheid van de mogelijkheden van en rechten
op tolkvoorzieningen verder zal versterken.
De leden van de D66-fractie lezen dat binnen de uitvoering van de hier aan de orde
zijnde wetten het UWV een zeer grote rol zal vervullen. Genoemde leden lezen tevens
dat het UWV het voorbehoud maakt dat mogelijk niet per juli 2019 (volledig) de beoogde
werkwijze kan worden ingevoerd. Graag vernemen deze leden welke onderdelen het UWV
dan mogelijk nog niet uit kan voeren en welke gevolgen mensen met een auditieve beperking
hier mogelijk van kunnen ondervinden. Hoe worden deze risico’s voor mensen beperkt
dan wel uitgesloten? Deze leden vragen of de regering kan toelichten hoe het mogelijke
overbruggingsscenario eruit ziet. Deze leden lezen ook dat binnen het UWV sprake is
van een centralisatie naar één centraal punt, parallel aan de voorbereidingen op de
extra taken die het UWV er vanaf 2019 bijkrijgt. Wat zijn de ervaringen van mensen
met een auditieve beperking op dit moment met deze centralisatie? Ondervinden zij
hier hinder van? Ook lezen deze leden dat het UWV ervoor pleit om in de toekomst met
één opdrachtgever te maken te hebben. Deze leden vernemen graag van de regering hoe
zij aankijkt tegen dit pleidooi, ook gezien de wettelijke verantwoordelijkheid van
verschillende Ministers voor verschillende wetten?
De leden van de D66-fractie constateren dat belangenorganisaties van tolken en mensen
met een auditieve beperking niet gelukkig waren met de keuze voor het UWV. Hiervoor
worden ervaringen uit het verleden als een van de belangrijkste redenen genoemd. Toch
wordt gekozen voor het UWV als uitvoeringsorganisatie. Deze leden vernemen graag of
ook overwogen is naar andere organisaties te kijken. Deze leden hebben begrip voor
de genoemde voordelen van het UWV als uitvoeringsorganisatie, maar hechten ook grote
waarde aan de mening van belangenorganisaties. Nu de keuze is gevallen op het UWV
hechten deze leden zeer aan de gesprekken tussen het UWV en de belangenorganisaties
om de dienstverlening te verbeteren. Indien het UWV niet op een juiste manier om zou
gaan met verbetervoorstellen van de belangenorganisaties, is de regering dan bereid
om hierin een bemiddelende rol te spelen en er zorg voor te dragen dat de tolkvoorzieningen
op een zodanige manier aangeboden worden, dat gebruikers en tolken op de eerste plaats
gezet worden?
Uit de internetconsultatie van het wetsvoorstel komt de grote tevredenheid met de
huidige bemiddelende partijen (Tolkcontact en Tolknet) tussen tolk en tolkgebruiker
naar voren, waarbij vooral de expertise wordt geroemd. Dit heeft mede te maken met
het feit dat deze partijen, mede doordat er mensen in dienst zijn met een auditieve
beperking, begrijpen hoe gecommuniceerd dient te worden met de doelgroep. Daar juist
de communicatie tussen het UWV en de doelgroep in het verleden te wensen over heeft
gelaten, vragen deze leden of de regering mogelijkheden ziet om deze expertise niet
verloren te laten gaan, maar mogelijk geborgd te laten worden bij het UWV.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de tolkvoorzieningen zijn gebaseerd op vier verschillende wetten, elk met
afzonderlijke voorwaarden. Het feit dat de hele uitvoering nu bij één instantie komt
te liggen, biedt ook mogelijkheden om de verschillende wetten en aanvraagprocessen
meer op elkaar te laten aansluiten. Genoemde leden vragen de regering of zij – dan
wel het UWV – voornemens is om hier stappen in te zetten.
Het UWV geeft aan dat een heldere opdrachtstructuur belangrijk is, en pleit voor één
opdrachtgever. Deze leden vragen of de regering kan aangeven wat zij van deze aanbeveling
vindt en of zij voornemens is hier naar toe te werken.
Verschillende partijen zijn kritisch over de expertise en de huidige uitvoering door
het UWV. Deze leden vragen of de regering kan toelichten hoe de expertise van de huidige
bemiddelende partijen (Tolkcontact en Tolknet) door het UWV gebruikt kan worden. Kan
ook nader worden toegelicht welke acties het UWV gaat ondernemen om de dienstverlening
te verbeteren?
De leden van de SP-fractie vinden het een goed besluit om de tolkvoorziening voor mensen met een auditieve beperking
te centraliseren. Het invoeren van één loket voorkomt versnippering van beleid onder
gemeenten en biedt meer kwaliteit en continuïteit van de voorziening. Daarnaast is
het een lang gekoesterde wens van beroepsverenigingen en van mensen die van deze voorzieningen
gebruik maken.
De leden van de SP-fractie zijn echter – net als de doelgroep – ernstig teleurgesteld
dat de uitvoering van de tolkvoorziening bij het UWV belegd wordt. Er zijn structurele
gebreken binnen de organisatie met betrekking tot tal van zaken waar het UWV verantwoordelijk
voor is. Genoemde leden vragen een uitgebreide reactie op hoe de regering ervoor zal
zorgen dat bij deze voorzieningen problemen met het UWV voorkomen worden. Voorts vragen
deze leden of de regering ook onderzocht heeft deze taken door een andere organisatie
uit te laten voeren. Zo neen, waarom niet?
De leden van de SP-fractie lezen in het voorliggende wetsvoorstel dat wordt geborgd
dat mensen met een auditieve beperking verzekerd zijn van het recht op tolkvoorzieningen
voor het werk- en leefdomein, ongeacht de gemeente waarin zij wonen. Genoemde leden
willen graag een uitgebreide visie ontvangen van de regering op het recht op zorg-
en leefvoorzieningen. Deze leden hebben jarenlang voorstellen ingediend om het recht
op Wmo-zorg en Jeugdzorg te handhaven en om grote verschillen tussen voorzieningen
en het aanbod daarvan in gemeenten te verkleinen. Deelt de regering de mening van
de leden van de SP-fractie dat het een grote fout is geweest om het recht op zorg
af te schaffen in de Wmo 2015 en de Jeugdwet? Is de regering voornemens om mensen
het recht op zorg weer terug te geven, zodat mensen gegarandeerd zijn van zorg- en
andere voorzieningen op gemeenteniveau?
De leden van de SP-fractie constateren dat in het voorliggende wetsvoorstel de kaders
in hoofdlijnen zijn neergelegd en dat uitwerking plaatsvindt in lagere regelgeving.
Wordt de uitwerking van lagere regelgeving te zijner tijd aan de Kamer voorgelegd?
Bij de eerste aanvraag voor een tolkvoorziening wordt mogelijk gevraagd naar medische
gegevens. Genoemde leden hebben daar zorgen over. Kan de regering nader uiteenzetten
op welke wijze verzekeringsartsen omgaan met medische gegevens en op welke wijze dit
valt onder een hoog beveiligingsniveau?
Op grond van artikel 73a van de Wet SUWI wordt verder geregeld dat bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur (AMvB) wordt bepaald welke gegevens kunnen worden gebruikt
en dat regels kunnen worden gesteld voor de wijze waarop de gegevensverstrekking plaatsvindt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de AMvB eerst aan de Kamer kan worden
voorgelegd. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderscheidenlijk
de Minister van VWS stellen op grond van lagere regelgeving de inhoudelijke kaders,
de tarieven, de omvang van de voorziening en de voorwaarden vast voor verstrekking
van de voorzieningen. Kan de regering deze leden uitleggen wat precies wordt geregeld
in lagere regelgeving? Tevens vragen deze leden of deze regelgeving eerst naar de
Kamer kan worden gezonden.
De leden van de SP-fractie lezen in het voorliggende wetsvoorstel dat mensen alsnog
met meerdere ingangen te maken hebben, het UWV of de partij die het UWV inhuurt voor
opdrachten. Genoemde leden zijn bezorgd dat het UWV commerciële organisaties in zal
schakelen die op commerciële basis deze opdrachten gaan uitvoeren. Kan de regering
garanderen dat dit niet het geval is? Daarnaast zal ook gewerkt worden met externe
dienstverleners. Is bekend welke organisaties het UWV voornemens is in te schakelen?
«UWV benadrukt het belang van een heldere opdrachtgeverstructuur, nu UWV te maken
heeft met drie opdracht gevende Ministeries (SZW, OCW, VWS) waarbij er bij de twee
laatste gevallen sprake is van een andere taak. UWV pleit ervoor om in de toekomst
met één opdrachtgever te maken te hebben», zo staat geschreven in de toelichting van
het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe dit
uitgewerkt wordt en welke bewindspersoon dan eindverantwoordelijk wordt.
Belangenorganisaties hebben kritische geluiden geuit over het beleggen van de uitvoering
van de tolkvoorziening bij het UWV. De leden van de SP-fractie vinden deze zorgen
terecht. Kan de regering uiteenzetten waarom het UWV het meest geschikt wordt geacht
en waarom de huidige bemiddelende partijen zoals Tolkcontact en Tolknet niet zijn
uitgekozen?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie vragen over de Europese aanbesteding van
het UWV voor de uitvoering van de tolkvoorziening door een externe partij. Kan de
regering uitleggen waarom een Europese aanbesteding is gestart? Genoemde leden vragen
of een Europese aanbesteding verplicht is. Zij vragen of het niet mogelijk is om organisaties
voor de uitvoering van tolkvoorzieningen te subsidiëren. Hoe realistisch is het om
via deze aanbesteding geschikte organisaties te vinden voor deze uitvoering? Deze
leden wijzen op de reactie van Tolknet, dat niet kan meedoen aan de aanbesteding.
Kritiek wordt geuit dat de aanbesteding een looptijd van acht jaar heeft, waarvan
maar twee jaar zijn gegarandeerd. Het UWV kan zes keer besluiten om voor een periode
van één jaar te verlengen. Daarnaast vraagt de aanbesteding een forse financiële investering
en zien externe financiers een investering als te risicovol, omdat bij voorbaat al
duidelijk is dat aan bepaalde eisen niet kan worden voldaan. Deze leden vragen de
regering daarom een reactie te geven op de reactie van Tolknet over de aanbesteding
en over de eisen die gesteld zijn in de aanbesteding.
3. Luisterlijn Wmo 2015, kindertelefoon en vertrouwenswerk jeugd
De leden van de VVD-fractie begrijpen de keuze om de eigen bijdrage voor de luisterlijn af te schaffen, maar
zijn wel van mening dat misbruik van de luisterlijn moet worden voorkomen. Kan de
regering aangeven op welke schaal er momenteel misbruik wordt gemaakt van de luisterlijn
en welke maatregelen worden genomen om misbruik te voorkomen?
In de memorie van toelichting wordt verder gesproken over het vertrouwenswerk jeugd
en de plicht van jeugdhulpaanbieders om jeugdigen, ouders en pleegouders over de vertrouwenspersoon
te informeren en de vertrouwenspersoon in staat te stellen om zijn werk te kunnen
uitvoeren. Deze leden vragen hoe vaak beroep wordt gedaan op de onafhankelijke vertrouwenspersoon
en welke knelpunten vertrouwenspersonen, ouders en kinderen ervaren. Daarbij vragen
zij specifiek of de informatievoorziening over de vertrouwenspersoon door de jeugdhulpaanbieders
goed wordt aangeboden en of vertrouwenspersonen vanuit de aanbieders de benodigde
ondersteuning krijgen. Graag horen genoemde leden van de regering wat zij zal doen
om eventuele knelpunten weg te nemen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de gedachte achter de centralisering van de luisterlijn, kindertelefoon
en het vertrouwenswerk jeugd. Ten aanzien van de eigen bijdrage voor de luisterlijn
Wmo 2015 constateren deze leden dat deze per 1 januari 2019 afgeschaft wordt. Net
als met nummers als 112 en andere noodnummers, zijn er immers andere manieren om misbruik
te voorkomen en uiteindelijk nummers te blokkeren. Op welke andere manieren doelt
de regering hier, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering welke verschillen en overeenkomsten
zij ziet tussen de vertrouwenspersoon in de Jeugdwet en de cliëntondersteuner in de
Wmo 2015.
De leden van de D66-fractie constateren dat acht gemeenten in 2018 nog een regionale
luisterlijn in standhouden. Een fusie met Sensoor wordt echter voorbereid. Hoe lopen
deze voorbereidingen, zo vragen deze leden. Wanneer is deze volbracht en worden hier
nog problemen voorzien? Ten aanzien van de financiële gevolgen van de centralisatie
van de luisterlijn, kindertelefoon en het vertrouwenswerk jeugd vragen deze leden
hoe de uitzondering, die gemaakt wordt voor de eerder genoemde acht gemeenten, terug
te zien is in de uitname uit het Gemeentefonds?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de centralisatie van de luisterlijn Wmo 2015, de kindertelefoon
en het vertrouwenswerk jeugd (op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet). Zij hebben
echter zorgen over de wijziging van de definitie van vertrouwenspersoon. In de memorie
van toelichting wordt niet toegelicht waarom deze definitie wordt gewijzigd. Kan de
regering dit nader toelichten? Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (hierna: AKJ)
heeft hier ernstige bezwaren tegen. Kan de regering toelichten wat met deze bezwaren
is gedaan en waarom dit niet tot een aanpassing van de wettekst heeft geleid? Deelt
de regering de analyse van het AKJ dat wijziging van de definitie grote risico’s met
zich meebrengt voor de rechtsgelijkheid van jeugdigen en van ouders die te maken hebben
met jeugdhulp en de borging van de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vinden het een goed besluit de luisterlijn Wmo 2015 en de functie van de kindertelefoon
en het vertrouwenswerk jeugd onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS
te plaatsen. Hiermee wordt de bedreiging van het voortbestaan van deze organisaties
weggenomen. Genoemde leden hebben wel punten van zorg over de verantwoordelijkheid
die de Minister zal gaan nemen. In de praktijk blijkt dat de Minister van VWS bij
moeilijkheden verantwoordelijkheidstaken afschuift op andere partijen. Deze leden
willen een uitgebreide reactie van de regering hoe aan taken en verantwoordelijkheden
ook daadwerkelijk uitvoering wordt gegeven.
De leden van de SP-fractie vinden het een goed idee dat in de Jeugdwet wordt opgenomen
dat jeugdigen kosteloos en anoniem een telefonisch of elektronisch gesprek kunnen
voeren over hun persoonlijke situatie. Voor de jeugdigen in de Jeugdwet blijft deze
– eigen – voorziening echter in stand. Wat betekent dat voor de extra kosten, die
gemeenten hierdoor zullen maken? Deze leden vragen of de regering dit inzichtelijk
kan maken.
De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over het besluit dat de Minister
van VWS moet regelen dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op
een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Wat is precies het verschil met de wijze waarop
dit nu in de Jeugdwet is geregeld? Genoemde leden vragen om een uitgebreide toelichting
op dit punt. Voorts vragen deze leden waarom de Minister van VWS dit regelt voor de
Jeugdwet, maar niet voor de Wmo 2015.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel C, behalve het voorgestelde artikel
3a.2 Wmo 2015
De leden van de D66-fractie constateren dat gebruik gemaakt zal worden van lagere
regelgeving om belangrijke onderdelen van de tolkvoorziening vast te stellen, zoals
omvang van de aanspraak, inhoud hiervan, voorwaarden waaronder verlening van tolkvoorzieningen
plaatsvindt en kwaliteitseisen aan de tolken zelf. Deze leden zien graag dat de belangenorganisaties
bij het opstellen van deze lagere regelgeving betrokken worden.
De leden van de D66-fractie constateren dat tolkdiensten met gebarentaal zowel op
afstand als in de nabijheid van de auditief beperkte geleverd kunnen worden. Deze
leden vragen wie de keuze voor afstand of nabijheid maakt. Heeft iemand met een auditieve
beperking recht op een bepaald aantal uur van elke dienst of is sprake van een totaal
aan uren waarbinnen iemand vrij is te kiezen voor een tolkvoorziening op afstand of
in nabijheid?
De leden van de D66-fractie lezen dat ook instellingen of een gemeente zelf op basis
van de Wmo 2015 een tolkvoorziening aan kunnen vragen wanneer sprake is van een groep
mensen met een auditieve beperking. Deze leden vernemen graag hoe dit in lagere regelgeving
beschreven zal worden. Wordt het totaal aan tolkuren in dit geval dan gedeeld door
de hoeveelheid mensen met een auditieve beperking?
De leden van de D66-fractie lezen in het vierde lid, dat op de bekostiging van de
tolkvoorziening, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is
en dat dit een praktisch voordeel heeft, omdat het gaat om een aanspraak op bepaalde
voorzieningen in natura en de rechtstreekse vergoeding daarvan door het UWV. Graag
ontvangen deze leden hier een verdere toelichting op.
Artikel III, onderdeel B
De leden van de D66-fractie constateren dat er volgens het voorgestelde artikel 1a.1
wel kosteloos gebruik gemaakt kan worden van een telefonisch of elektronisch gesprek
maar dat de toevoeging «kosteloos» niet is opgenomen in onderdeel b betreffende de
onafhankelijke vertrouwenspersoon. Kan de regering toelichten waarom dit zo geregeld
is? Deze leden begrijpen immers dat het gebruik van de onafhankelijke vertrouwenspersoon
gratis is voor jeugdigen en (pleeg)ouders.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.