Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 11 december 2018, over Landbouw- en Visserijraad op 17 en 18 december 2018
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1149
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 23 januari 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 11 december 2018 overleg gevoerd met mevrouw Schouten,
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 7 december 2018 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 17 en
18 december 2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1138);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 7 december 2018 inzake verslag Landbouw- en Visserijraad van 19 november 2018
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1139);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 22 november 2018 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV
(Kamerstuk 22 112, nr. 2728);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 november 2018 inzake fiche:
Mededeling – Een duurzame bioeconomie voor Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 2729).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel
Voorzitter: De Groot
Griffier: Konings
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Futselaar, Geurts, De Groot, Lodders,
Ouwehand en Wassenberg,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.
Aanvang 16.53 uur.
De voorzitter:
Ik heet in de eerste plaats welkom de Minister en haar staf, de collega-woordvoerders
LNV, de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken. De spreektijd
is vijf minuten. We hebben twee interrupties per persoon. De Partij voor de Dieren
is met twee personen aanwezig, dus die zullen alles eerlijk delen. Er is reeds een
vooraankondiging gedaan voor een VSO. Dat is morgen om kwart voor tien, als dat uiteindelijk
doorgaat.
Er is vanmiddag nog een brief ontvangen over de stemming in de SCoPAFF op 12 en 13 december.
Ik stel voor dat we die brief betrekken bij de bespreking. Ik zie een woordmelding
van mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Als een soortement punt van orde: ik heb die brief net ontvangen en ik ga er ook iets
over zeggen, maar ik vind eigenlijk dat het niet kan. Ik probeer dat zo meteen in
de spreektekst toe te lichten. We hebben de gebruikelijke route dat we iets agenderen
via een procedurevergadering en dit gaat nogal ergens over. Ik vind de brief eigenlijk
van een te groot belang om hem er zomaar doorheen te laten.
De voorzitter:
Ik neem daar kennis van. Ik deel dat namens D66. Ik heb de brief ook niet kunnen lezen.
De Minister wil dit graag toelichten.
Minister Schouten:
Ik heb de behoefte om toe te lichten waarom de brief nu gestuurd is. Wij krijgen de
agenda van de SCoPAFF heel laat. Ik heb ooit tegen de Kamer gezegd dat ik u wil meedelen
wat er in de SCoPAFF gebeurt en wat onze inzet wordt bij onze stemming. Aangezien
de stemming waarschijnlijk morgen en overmorgen plaatsvindt, vond ik het als een gebaar
naar u wel zo passend om te laten weten hoe wij hierin zitten. Anders krijg ik het
verwijt dat ik de Kamer niet heb geïnformeerd en dat ik een positie heb ingenomen
waarvan de Kamer mogelijk vindt dat ik die niet had mogen innemen. Het is echt een
gebaar naar uw zijde, waarbij ik net zo goed een ongemakkelijk gevoel heb omdat het
elke keer zo laat is. Maar ik kan geen ijzer met handen breken en ik probeer u maximaal
te bedienen. Het is dus geen teken van onwil. Integendeel, ik heb juist geprobeerd
u hierin zo maximaal mogelijk mee te nemen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Het gebruik van allerlei werkzame stoffen staat op de agenda, maar ook een indicatiestemming
over de geharmoniseerde risico-indicator. Dat is een instrument waar ik echt over
wil nadenken en waar we het nog niet zo heel vaak, slash niet, over hebben gehad.
Dat is iets wat onder de Brusselse stolp heeft plaatsgevonden. Vandaag wordt aan ons
gevraagd om daar iets van te vinden. Het is gebruikelijk om bij dit soort ontwikkelingen
een werkbezoek af te leggen en met mensen uit het veld te praten. De brief is gewoon
echt te laat.
De voorzitter:
Ik stel vast dat er meer elementen in de brief staan. Hij komt aan de orde in de procedurevergadering.
Dan kunnen we hem nog agenderen en kunnen mevrouw Lodders en anderen er in de diepte
op ingaan.
Dat gezegd hebbend wil ik het woord geven aan de Partij voor de Dieren. Eerst is het
woord aan de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Op 17 en 18 december moet er een akkoord bereikt worden over
de vangstmogelijkheden voor 2019. De Minister wil afwijken van een wetenschappelijke
standaard en inzetten op hogere quota. Een voorbeeld: voor tong wil de Commissie op
basis van wetenschappelijke adviezen een reductie van 22%, maar de Minister wil inzetten
op een hogere vangst. Maar het gaat niet goed met de tong. De Partij voor de Dieren
vindt dat die vis de kans moet krijgen om te herstellen en wil dus geen verhoging
van de voorgestelde vangst. Is de Minister bereid om in te zetten op vangstquota die
verantwoord zijn volgens wetenschappelijke adviezen en dus niet de randen op te zoeken?
Laat de vis herstellen.
We willen ook weten wanneer de Kamer geïnformeerd gaat worden over de vangsthoeveelheden
voor schol, haring en kabeljauw, waarover de onderhandelingen nog lopen. Dat zijn
belangrijke commerciële vissoorten voor Nederland waar een reductie voor wordt geadviseerd.
Kan de Minister toezeggen dat ze zich in ieder geval aan die wetenschappelijk verantwoorde
adviezen houdt en niet de randen gaat opzoeken?
Dan zeebaars. Wij zijn tegen de amendementen die de Minister wil indienen. Dat de
Commissie voorstelt om de bijvangst van zeebaars op maximaal 1% te stellen, gebeurt
niet om vissers te pesten maar om de zeebaars als soort te redden. Alleen al een kleine
verruiming van het vangstadvies voor een zwaar bedreigde soort als de zeebaars heeft
heel negatieve gevolgen en dat is onaanvaardbaar. Wetenschappers adviseren al twee
jaar op rij om deze soort niet langer te vangen. Net nu we na jarenlange overbevissing
redelijk op de goede weg zijn, wil de Minister de vangst verhogen.
Voor de paling geldt iets vergelijkbaars. De paling is bedreigd en wetenschappers
adviseren al jaren om een algeheel vangstverbod in te stellen. Waarom blijft de Minister
toch een beetje om de hete brij heen draaien? Maatregelen moeten veel verder gaan
dan de huidige sluiting van de visserij voor slechts drie maanden. Waarom niet gewoon
een sluiting voor een langere periode, liefst het jaar rond?
Voorzitter. Dan nog een vraag. Sinds 2017 bestaat er een expertgroep van de Commissie
op het gebied van dierenwelzijn: het EU Platform on Animal Welfare. Daarin bestaat
weer een subgroep die zich bezighoudt met het welzijn van vissen. Aangesloten landen
zijn Duitsland, Denemarken, Italië, Spanje en Griekenland. Zelfs een niet-EU-land
als Noorwegen maakt deel uit van die groep. Nederland niet, terwijl Nederland viswelzijn
toch hoog in het vaandel heeft.
De voorzitter:
U nadert de helft van de spreektijd.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, voorzitter. Mijn enige en laatste vraag: is de Minister op de hoogte van het bestaan
van deze subgroep voor vissenwelzijn? Is er een reden dat Nederland geen deel uitmaakt
van de subgroep? En tot slot: zou Nederland geen deel moeten uitmaken van deze groep?
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand, ook namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank, en dank aan de Minister dat zij de Kamer heeft geïnformeerd over
de stemmingen in SCoPAFF. Het is laat, maar beter late informatie dan helemaal geen
informatie. Het is goed dat we vooraf een VAO hebben aangekondigd, want het lijkt
erop dat de Minister wil instemmen met automatische verlenging van 42 bestrijdingsmiddelen,
terwijl er grote weerstand is tegen dat steeds maar weer automatisch verlengen van
die stoffen. Het Europees Parlement heeft er een resolutie over aangenomen. Ik neem
aan dat een aantal partijen die deel uitmaken van de coalitie daarvoor hebben gestemd.
De Eurocommissaris heeft zelf ook al gezegd dat het niet wenselijk is om iedere keer
automatisch te verlengen. De Partij voor de Dieren heeft even goed naar de betreffende
stoffen gekeken. Daar zit thiacloprid tussen, terwijl de Kamer keer op keer moties
heeft gesteund voor een volledig verbod op alle neonicotinoïden. Thiacloprid is een
van die neonicotinoïden en dit zou al de vierde keer zijn dat deze stof automatisch
wordt verlengd. Ik begrijp niet dat de Minister zegt dat zij gaat instemmen met die
automatische verlenging. Ons viel ook op dat epoxiconazool op de lijst staat. Dat
is een van de azolen waarvan de Kamer heeft gezegd dat zij daarop een verbod wil vanwege
het risico op resistentie van deze schimmelbestrijders. Hoe kan het dan dat de Kamer
een verbod wil op die twee stoffen, thiacloprid en epoxiconazool – ik moet met die
laatste nog een beetje oefenen – en dat de Minister zegt: o, wacht eventjes, de toelating
loopt af in Europa en de Europese Commissie wil automatisch verlengen; daar stem ik
mee in? Ik wil heel graag dat de Minister aan de Kamer toezegt dat zij dat in elk
geval voor die twee stoffen niet gaat doen. Wij willen een grotere terughoudendheid
bij dat automatisch verlengen.
We zijn ook niet gerust op de passage in de brief – ik zoek hem er heel even bij –
die gaat over chloorprofam. Nederland is daarvoor de rapporterende lidstaat, lezen
we. Het Ctgb zegt: dat is prima, dat kunnen we toelaten, maar de EFSA heeft vraagtekens.
Nou was ik in de veronderstelling dat de coalitie had afgesproken dat als de EFSA
het zegt, het goed is. Ik ben daar niet voor. Ik vind dat je je eigen politieke afwegingen
moet maken nadat zo'n commissie adviezen heeft uitgebracht, maar het lijkt er toch
op dat de Minister de EFSA nu gaat negeren. Dat is prima, maar dat kan dan niet alleen
als het ons uitkomt. Dan moet dat ook op andere terreinen. Kan de Minister helderheid
geven over de lijn die ze volgt?
Voorzitter. Dan het eiwitrapport. Op zich is dat goed nieuws.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u bent al bijna 30 seconden over de spreektijd heen. Ik wil u vragen
dit te bewaren voor een tweede termijn of voor een heel slimme interruptie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan doe ik dat. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Lodders namens de VVD.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Er staan diverse onderwerpen op de agenda. Allereerst wil
ik wederom stilstaan bij de ontwikkelingen rond het GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Mijn fractie heeft een aantal zorgen. Ik lees in de geannoteerde agenda dat er richtinggevende
vragen worden voorgelegd, maar het is niet duidelijk welke. Waarschijnlijk lezen we
in het volgende verslag de uitkomst en vervolgens is er dan weer een stapje gezet.
Dat baart mij zorgen. Het gaat om een drietal belangrijke thema's, namelijk het Nationaal
Strategisch Plan, de Verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring
van het GLB, en de wijzigingsverordening voor de gemeenschappelijke marktordening.
Ik wil graag weten op welke richtinggevende vragen de Minister richtinggevend gaat
antwoorden. Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat de Kamer beter geïnformeerd is over
de belangrijke stappen die gezet worden?
Een tweede zorg is de aandacht voor een tweetal belangrijke thema's van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Dat zijn de vereenvoudiging en de inzet op innovatie. In de agenda
en het verslag komen deze thema's heel summier aan de orde. Ik lees dat de Duitse
Minister kritisch is op de voortgang van de vereenvoudiging. Klopt dat? Wat was de
inzet van Nederland? Welke concrete voorstellen heeft Nederland gedaan en gaat het
doen om deze doelstelling ook daadwerkelijk inhoud te geven?
De derde zorg is het Nationaal Strategisch Plan. Mijn collega Arne Weverling heeft
daar tijdens het vorige AO ook al aandacht voor gevraagd. Ik adresseer het nog een
keer vanwege de richtinggevende vragen over dit onderwerp. Waar staan we? Stapje voor
stapje wordt er voortgang geboekt. De provincies hebben de regie. Ik blijf van mening
dat de boeren te veel uit het zicht zijn.
Voorzitter. Over de brexit zal ik het vandaag niet hebben. Er zijn allerlei ontwikkelingen,
dus die zal zeker op een volgend moment aan de orde komen. Fipronil staat ook geagendeerd,
dus daar zal ik vandaag niet op ingaan. Tijdens de procedurevergadering is naar de
stand van zaken gevraagd.
Ik ga over naar de input van mijn collega Arne Weverling over de visserij. Ik laat
de inleiding vanwege de tijd weg. Nederland is met ongeveer 10% van de vangsten een
relatief kleine speler. Ondanks dat worden de beheermaatregelen ook van toepassing
verklaard op de marginale zeebaarsvisserij op de Noordzee. Kleinschalige kustvissers
worden daardoor onevenredig hard getroffen. De Commissie stelt een nieuwe restrictie
voor waarbij maximaal 1% van de totale vangst per dag zeebaars mag zijn. Het is goed
dat de Minister ervoor pleit om alle categorieën in de visserij gelijk te behandelen.
Het is ook goed dat de Minister wil inzetten op de beperkte verhoging van de toegestane
vangst voor alle visserijcategorieën. Het wetenschappelijke advies van ICES biedt
hiervoor ruimte. Kan de Minister aangeven of hier in Europa voldoende steun voor is?
Ook zijn wij van mening dat de recreatievisserij in plaats van de door de Commissie
voorgestelde één baars per dag meer zou moeten kunnen vangen. Drie zeebaarzen per
dag is een goed uitgangspunt. Ondersteunt de Minister dit aantal en denkt zij dat
dit haalbaar is?
Voor de Noordzeetong moet de vangstmogelijkheid, de TAC 2019, nog worden vastgesteld.
Ook het bestand van deze vissoort is gegroeid tot een aanzienlijke omvang. Op verzoek
van de sector heeft Wageningen Marine Research een aantal scenario's doorgerekend
die aangeven dat het volkomen verantwoord is om de TAC voor 2019 vast te stellen op
het niveau van 2018. In jargon is dat een «roll-over». Die berekeningen zijn onder
de aandacht gebracht van de Minister en haar ambtenaren. Ondersteunt de Minister de
berekeningen van de sector en Wageningen en denkt zij hiervoor de handen in Europa
op elkaar te krijgen?
Voorzitter. Ik kijk even naar mijn overige punten. Het gaat ook over de antibioticaresistentie.
Ik ben blij dat ik dat onderwerp op de agenda zie staan. Ik wil voorstellen dat Nederland
dit van harte ondersteunt. Laat Nederland dan ook een voorbeeld zijn in de richting
van andere landen om dit op te pakken. Ik heb een vraag daarover. Wordt de internationale
handel in antibiotica – ik bedoel dan met name de frauduleuze handel – geagendeerd
om te kijken of we stappen kunnen zetten om die handel te verminderen?
Voorzitter. Tot slot de gewasbescherming. Dat gaat uiteraard over de brief waar we
net al een ordedebatje over hadden. Ik vind dat het echt te snel gaat. Ik waardeer
uiteraard de inzet van de Minister om ons te informeren, maar het kan niet zo zijn
dat we hier geen fundamentele discussie met elkaar over kunnen hebben. Ik heb best
wat vragen over de afweging. Ik zie aan de ene kant dat middelen die gebruikt worden
in de biologische landbouw zomaar met zeven jaar verlengd worden, zonder dat wordt
stilgestaan bij de risicobeoordeling en de risico's voor bodem en omgeving. Aan de
andere kant worden andere middelen zomaar inenen verboden. Ik wil daar eigenlijk weleens
wat nadere inhoudelijke documenten over ontvangen, zodat we daar met elkaar in een
algemeen overleg de discussie over kunnen voeren.
Hiermee beëindig ik mijn bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Lodders. Ik zie een interruptie van mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb een slimme interruptie over het eiwitplan, waartoe u mij zojuist heeft aangemoedigd.
Ik zag een punt waarover de VVD het misschien wel met de Partij voor de Dieren eens
kan zijn. Het eiwitplan gaat over de stimulering van de teelt van eiwitten in Europa.
Mij is niet helemaal duidelijk of het vooral gaat om veevoer of ook om humane consumptie.
Ik las in het rapport dat de markt voor humane consumptie weliswaar kleiner is dan
die voor veevoer, maar dat deze potentieel zeer winstgevend is. Vindt de VVD ook dat
we moeten inzetten op de teelt van eiwitten voor humane consumptie, omdat dat gewoon
mooie perspectieven biedt?
De voorzitter:
Een slimme interruptie is ook kort, maar het antwoord is aan mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is inderdaad een slimme interruptie van mevrouw Ouwehand. De VVD wil niet op de
stoel van de boer en ondernemer gaan zitten. Op het moment dat dit een lucratieve
teelt is, zal de boer daar ook voor kiezen. Die ruimte willen wij geven. Ik heb in
de afgelopen jaren wel meer mooie teelten gezien. Een van die teelten – en dan maak
ik het iets langer, voorzitter – is er in veenweidegebieden. Daar kan je nieuwe teelten
die nu nog onderontwikkeld zijn toepassen en verschillende stappen zetten. Maar nogmaals:
ga als politiek niet op de stoel van de boer zitten. Dat geeft over het algemeen een
verkeerde uitkomst.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand is helemaal tevreden met het antwoord. Dat zien we niet vaak.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens de fractie van het CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Al eeuwen vissen de Nederlandse vissers op de Noordzee en in de
Britse wateren. Onze vissers worden geconfronteerd met nieuwe ontwikkelingen als natuurgebieden,
windparken en nu mogelijk ook gesloten Britse wateren. Zij voelen zich hieraan overgeleverd
en willen zeggenschap. In de wandelgangen hoorde ik iets over verkenningen in het
kader van het klimaatakkoord. Mogelijk kan de Minister hetgeen ik in de wandelgangen
hoorde met ons delen voor zover zij daar iets van afweet, maar dat hoor ik graag.
Daarnaast wordt er gewerkt aan een breed gedragen Noordzeeakkoord van alle partijen
op de Noordzee. Mijn vraag is of de Minister daarvan op de hoogte is en of zij zo'n
akkoord gaat ondersteunen als dat er komt.
Voorzitter. De brexit komt eraan. Echt waar, mijn print wordt op dit punt gelijk vaag.
Hoe langer de onzekerheid aanhoudt over een deal of een harde brexit, hoe zekerder
het wordt dat het rommelig en pijnlijk wordt. We kunnen niet wachten tot de Britten
er politiek uit zijn. We moeten ervoor zorgen dat de Nederlandse belangen worden beschermd.
Voor de visserij staat er veel op het spel. Is de Minister bereid om daarvoor samen
met de sector een uitvoeringsagenda te maken?
Voorzitter. In december zijn de onderhandelingen over de visserijquota. Het CDA zou
in het bijzonder graag zien dat de tongquota niet worden gekort nu het paaibestand
er goed voor staat en toeneemt. Is de Minister bereid in te zetten op een zogenaamde
roll-over van de tongquota in 2019?
Dan over de zeebaarsquota. Het CDA ziet dat iedereen nu wordt geraakt door de beschermingsmaatregelen
voor zeebaars. Is dat wel terecht, vraag ik mij af. Welke partijen vangen de meeste
zeebaars en zijn de afgelopen jaren ook meer gaan vangen? Geheel retorisch: is dit
niet een Engels en Frans probleem? Het CDA vindt het onrechtvaardig dat kleine kustvissers
hard geraakt worden. Daar had ook zomaar «sportvisserij» kunnen staan, maar daar hebben
we het de vorige keer al genoeg over gehad. Is de Minister dit met het CDA eens? Wat
gaat zij hieraan doen? Daarnaast nog de vraag of de Minister bekend is met de problemen
van de harderzegenvissers die geen zeebaarsquota hebben gekregen. Is zij bereid voor
hen op zoek te gaan naar een oplossing?
Tot slot over de Green Deal met de Sea Rangers. Ik vroeg me af wat deze zeilboten
concreet gaan doen. Dat vraag ik maar aan de Minister, want ik kon het niet uit het
persbericht halen. Welke bevoegdheden hebben zij? Wordt hier publiek geld aan besteed?
Ook dat kon ik niet uit het persbericht halen.
Voorzitter. Dan nog over de oneerlijke handelspraktijken. Het CDA wil dat ook bescherming
wordt geboden aan grote bedrijven als coöperaties waarin boeren samenwerken. In Nederland
staan vele makers van producten onder druk door de introductie van steeds meer huismerken
en door beperkte ruimte in het schap. Is de Minister bereid zich niet te verzetten
tegen het beschermen van deze grotere leveranciers van levensmiddelen? Ik stel deze
vraag omdat de Minister er na het debat van de vorige keer mogelijk nog een keer over
nagedacht heeft, de situatie in Europa in beschouwing heeft genomen en ons misschien
wat nieuws te melden heeft. Make my day, zeg ik tegen de Minister.
Dan kom ik bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het CDA heeft grote vraagtekens
bij het verplichten van ecoregelingen, zoals staat geschreven in de geannoteerde agenda.
We zouden graag zien dat dit geldt bij hoge uitzondering, voor een heel specifiek
en beperkt gebied waarin al een groot aandeel van de aanwezige boeren meedoet met
een vrijwillig programma. Is de Minister dit met mij eens? Ik had dit niet geopperd,
ware het niet dat ik in de stukken steeds meer zie dat wij naar een zware verplichting
van de ecoregelingen gaan. Daar wil ik dan toch maar wat vragen over stellen.
Dan over het strategisch plan. Het is mij onduidelijk wie verantwoordelijk is voor
de uitvoering van het strategisch plan. Is dat nu het Rijk of zijn dat de provincies?
Ik stel die vraag maar eens aan de Minister. Hoe wordt de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen de Minister en de provincies goed geborgd? Ik vroeg me ook af of de provincies
over de invulling van de eerste pijler gaan meebeslissen, of mogelijk adviseren.
Ik heb nog twee punten. Het CDA wil niet dat de Europese landbouw blijft steken in
de twintigste eeuw en niet meekan met nieuwe veredelingstechnieken. Het CDA wil dat
de wijziging van annex 1b van de Richtlijn 2001/18/EG zo snel mogelijk op de agenda
van de Europese Unie wordt gezet. Waarom staat deze bij de Raad nog niet op de agenda
en hoe krijgen we die wel op de agenda?
Een laatste punt. Het CDA vindt het belangrijk dat er een geharmoniseerd beleid voor
gewasbeschermingsmiddelen is. Als we zien dat in ons omringende landen tijdelijke
vrijstellingen worden toegestaan, zou er ook een vrijstelling in Nederland gegeven
moeten worden, tenzij er grote bezwaren zijn. Vraagteken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. Ik zie een interruptie van mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik ga ervan uit dat de heer Geurts met de laatste vraag doelt op het derogatieverzoek
voor het gebruik van neonicotinoïden dat België de afgelopen weken heeft gedaan.
De heer Geurts (CDA):
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ik dat bedoeld heb. Alle gein op een rijtje;
we kregen de stukken op het laatste moment. Ik zie in die brief allerlei dingen gebeuren,
maar ik zag dat ook vorige week. We hebben daar in de procedurevergadering bij stilgestaan
en aan de Minister om een reactie gevraagd. Hoe kan het nou dat er in België zo veel
derogaties op gewasbeschermingsmiddelen worden toegestaan en in Nederland niet? Als
we het over een gelijk speelveld hebben, vind ik dat een kwalijke zaak. Ik wil daar
helderheid over hebben en dacht: laat ik hem hier eens inschieten. Misschien heeft
de Minister daar al een antwoord op.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat punt deelt mijn fractie uiteraard helemaal. Ik dacht dat ik dit middels deze interruptie
nog eens kon adresseren, ook richting de Minister, want het is met name het ongelijke
speelveld dat de Nederlandse boeren parten speelt. Dat is geen vraag in de richting
van de heer Geurts, maar ik heb het wel geadresseerd.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan de heer Futselaar van de SP-fractie.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Ik adviseer de Kamercommissie niet al te woedend te zijn over
het fenomeen derogatie in landbouw in Europa, want als je dat gaat schrappen, hebben
wij ook nog wel iets te verliezen.
Ik wou het op grond van de brief vooral hebben over het GLB, het gemeenschappelijk
landbouwbeleid, en een aantal punten. Het eerste betreft de zwaardere conditionaliteit
waar de Europese Unie op inzet en waar Nederland zich op dit moment tegen verzet.
Feitelijk zegt de Europese Unie dat zij mensen niet wil betalen alleen omdat ze zich
aan de wet houden. Is dat een heel onredelijk standpunt, vraag ik de Minister. De
Minister wijst er in haar brief op dat er de afgelopen periode vergoedingsmaatregelen
zijn geweest die heel weinig effectief zijn gebleken. Dat is waar en dat blijkt ook
uit alle rapporten, maar kun je niet vaststellen dat dat vooral komt door de manier
waarop we ermee zijn omgegaan? Op het moment dat je vooral inzet op blijvend grasland,
heb je aan het eind van de periode grasland dat is gebleven en is dat je vergoedingsmaatregel.
Dan kun je wel zeggen dat dat niet heel veel voor de biodiversiteit heeft gedaan,
maar daaraan ligt niet zozeer de vergoedingsmaatregel als middel ten grondslag, maar
de manier waarop die is uitgevoerd. Ik begrijp het Nederlandse standpunt dat je soms
in een gebied bovenwettelijke ecoregelingen verplicht wil stellen voor iedereen. Dat
vind ik logisch. Wat dat betreft verschil ik van mening met mijn buurman, omdat er
nu eenmaal gebiedsspecifieke dingen kunnen spelen waar je vervolgens een vergoeding
voor geeft. Je moet die mogelijkheid kunnen houden, zonder je meteen te verzetten
tegen de verzwaarde conditionaliteit.
Nederland heeft het standpunt dat voor controle en sanctieregeling subsidiariteit
moet plaatsvinden. Mijn partij is een groot voorstander van subsidiariteit voor veel
dingen, maar als de geschiedenis van het Europese landbouwbeleid iets leert, is dat
dat met name lidstaten de neiging hebben om daar creatief mee om te gaan. Dit is een
onderwerp waarbij subsidiariteit misschien niet zo'n heel goed idee is. Misschien
moet je iets meer bureaucratie en handhaving hebben om te voorkomen dat er grootschalig
misbruik van wordt gemaakt over de hele Unie. Dan bedoel ik niet eens zozeer Nederland,
maar we weten allemaal dat er hier en daar iets niet helemaal goed gaat.
Dan de GLB-discussies in het algemeen. Het komt over alsof die nogal vastzitten, vooral
op een aantal dossiers die Nederland belangrijk vindt. Nederland lijkt wat in de minderheid
te zijn. Ik vroeg mij af of de Minister voortgang ziet in de voorzitterswisseling.
Dan bedoel ik niet zozeer het nieuwe Roemeense voorzitterschap, want ik denk niet
dat dat een natuurlijke bondgenoot is. Maar over een halfjaar zijn de Finnen aan het
roer en ik stel mij voor dat we in de voorbereiding op dat voorzitterschap nu al wat
bondgenoten proberen te vinden, in het nieuwe Hanzeverbond of hoe dat ook heet.
Het laatste punt over het GLB: jonge boeren. In de brief wordt specifiek genoemd dat
er vanuit de tweede pijler een mogelijkheid komt om te helpen met de aankoop van grond
met behulp van financiële instrumenten. Het is mij onduidelijk wat daarmee wordt bedoeld.
Het regeerakkoord spreekt van een bedrijfsovernamefonds. Ik kan mij voorstellen dat
dit meespeelt, want dat is juist voor Nederland met zijn enorme grondprijzen en overnameproblematiek
best een interessant voorstel. Maar ik wil graag iets meer duiding over wat hierachter
zit. Wat wordt hier nou mee bedoeld, et cetera?
Er wordt met provincies gesproken over een plan van aanpak voor een Nationaal Strategisch
Plan. Krijgen wij dat plan als de provincies het daarmee eens zijn?
Als laatste punt toch iets over de brexit. Dat is heel specifiek, want over de totale
chaos die er gaande is bij onze buren kun je heel lang praten. Ik was buitengewoon
gepikeerd over een opmerking vorige week van een voormalig Minister in de Britse conservatieve
partij. In het kader van het conflict over de Noord-Ierse grens zei hij dat harder
gemaakt moest worden dat Ierland weleens in voedselproblemen kan komen als er een
harde brexit komt. Je kunt van alles vinden in dit conflict, maar het gebruiken van
dreigende voedseltekorten om je diplomatieke positie te versterken, vind ik vrij walgelijk.
Helemaal als je de Britse geschiedenis in Ierland kent. Ik weet dat Eurocommissaris
Hogan zich hier al vrij scherp over heeft uitgelaten, maar ik kan mij voorstellen
dat een Landbouwraad bijvoorbeeld meegeeft dat we de bevoorrading van Ierland in het
geval van een harde brexit garanderen. Dit is misschien niet het moment en de plek
om dit te noemen, maar af en toe vind ik het een mooie plek om mijn boosheid te uiten.
De voorzitter:
Dank u wel, heer Futselaar. Het Hanzeverbond begint natuurlijk in Zwolle en eindigt
in Finland.
De heer Futselaar (SP):
Mijn ervaring is dat bijna alles in Zwolle begint.
De voorzitter:
En eindigt, zeker als het laat wordt vanavond. Dus we gaan gauw door. Mag ik de heer
Futselaar vragen om het voorzitterschap kort over te nemen? Niet omdat hij hier nu
uiterst links zit, want dan zit ik met een probleem, maar omdat hij daar iedereen
goed kan zien als er een interruptie is.
Voorzitter: Futselaar
De voorzitter:
Dat is goed. Dan geef ik gelijk het woord aan de heer De Groot van de fractie van
D66.
De heer De Groot (D66):
Voorzitter. Ik loop de geannoteerde agenda even langs en begin met de visserij. Het
mag weleens gezegd worden: het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat ergens in de
jaren tachtig begon, is toch wel een Europees succesnummer. Hoe ongelofelijk moeilijk
het ook is geweest, het beheer van de huidige bestanden is beter dan twintig jaar
geleden. Over het algemeen gaat het met de commercieel beviste soorten toch een stukje
beter dan in de jaren tachtig.
Dat gezegd hebbend: de Nederlandse visserij is een gemengde visserij en quota worden
vastgesteld per vissoort. Dat maakt het beheer lastig en dat wordt nog een stukje
lastiger met de aanlandplicht. Daarom de volgende vragen. Hoe gaat de Minister de
aanlandplicht handhaven? Hoe gaat de Minister in dat verband doel- en bijvangstsoorten
beter op elkaar afstemmen?
Dan een aantal specifieke soorten. De zeebaars. Hoe gaat de Minister garanderen dat
de geadviseerde vangsthoeveelheid niet wordt overschreden? Gaat de Minister niet alleen
papieren maatregelen nemen, maar daadwerkelijk tot een duurzamer beheer van de zeebaars
komen? Hoe gaat de Minister ongewilde bijvangsten, bijvoorbeeld door flyshoot van
zeebaars, voorkomen? Dan de rode mul. Hoe gaat de Minister het beheer voor deze vissoort
regelen? Dan de aal. Steun voor de plannen van de Europese Commissie. Die zijn een
goede stap in de richting, maar gaat de Minister deze ook volmondig steunen?
Dan adviesdiensten onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dank voor het beantwoorden
van het verzoek van D66 om in te gaan op de financieringsmogelijkheden voor onafhankelijke
adviesdiensten onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid. U schrijft: «Of en in welke
omvang Nederland van die mogelijkheid gebruikmaakt» en verwijst naar een proces, naar
het strategisch plan. Dat noemen wij in de Kamer doorgaans een kluitje-in-het-rietantwoord.
De Minister gaat ook nog in gesprek met de Vereniging Agrarische Bedrijfsadviseurs.
Ik heb er al eens naar verwezen: we hebben een keer een gesprek gehad met die club.
Daar zitten banken, verzekeringsmaatschappijen en dat soort onafhankelijke partners
in. We hadden niet de indruk dat we met deze club de oorlog gaan winnen. U zet daar
wederom op in. Hoe is de onafhankelijkheid van deze club geborgd? Wat vindt de Minister
zelf van deze mogelijkheid tot onafhankelijk advies? Een procesantwoord is mooi, maar
ik wil van de Minister horen wat zij inhoudelijk vindt van de rol die onafhankelijk
advies kan spelen in een transitie naar kringlooplandbouw.
Voorzitter. Dan de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken. Ik sluit mij aan bij wat
de collega van het CDA daarover heeft gezegd. We hebben de kans om dit nu aan te pakken,
ook voor bedrijven met een omzet hoger dan 50 miljoen. Die heb je al gauw. Daar zitten
vaak coöperaties tussen met vele boeren daarachter. Bijna iedereen in Europa is voor
het loslaten van die grens. Waarom blijft de Minister volharden in haar standpunt?
Misschien kunt u twee partijen blij maken als u aan het CDA en D66 aangeeft dat u
meegaat in ons pleidooi om die grens los te laten, wat ook het pleidooi is van het
Europees Parlement.
Tot slot iets heel anders: het patent op groenten. Blijkbaar kan het weer. We schrokken
gisteren van het bericht dat het Europees Octrooibureau de beslissing van vorig jaar
juni terugdraait om geen patenten meer te verlenen op klassiek veredelde planten.
Graag hoor ik van de Minister hoe dit mogelijk is, terwijl de hele Europese Unie,
van parlement tot nationale overheden, nota bene tijdens het Nederlandse voorzitterschap,
een eenduidig signaal heeft afgegeven dit niet meer te willen. We hebben het beroemde
kwekersrecht en daar willen we op inzetten. Wat gaat hier mis en, nog belangrijker,
hoe gaat de Minister stappen ondernemen om dit heel snel recht te zetten?
Dat was mijn inbreng. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Groot. Daarmee zijn we aan het einde van de termijn van de Kamer
en ook aan het einde van mijn voorzitterschap, want dat draag ik bij dezen weer over
aan de heer De Groot.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
We zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Hoeveel
tijd heeft de Minister nodig? Ik schors tot 18.35 uur en dan gaan we door met de eerste
termijn van de Minister. Excuus, ik bedoel 17.35 uur. Ik schors de vergadering voor
tien minuten.
De vergadering wordt van 17.24 uur tot 17.38 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister, die haar beantwoording in eerste termijn op zich zal
nemen.
Minister Schouten:
Dat gaan we zeker doen. In het kader van de overzichtelijkheid wil ik het maar weer
eens met blokjes doen. Ik ga eerst een blokje visserij doen. Dan ga ik een blokje
GLB doen. Even kijken, wat hebben we nog meer? De oneerlijke handelspraktijken pak
ik erbij bij het GLB. Ik heb een apart blokje gewasbescherming en dan de overige,
resterende vragen. Het is wel mooi om met de visserij te beginnen, want het is natuurlijk
de Visserijraad. We hebben niet zo veel Raden die speciaal daarvoor zijn, dus ik vind
dat we dat even apart moeten waarderen en adresseren. Daarom als eerste het blokje
visserij.
Het is waar dat de visserij best wel wat op zich af ziet komen. Ik geloof dat de heer
Geurts dat zei. Er zijn al diverse debatten over gevoerd en die zullen we de komende
periode blijven voeren. Brexit is natuurlijk een groot thema, evenals de zaken rondom
de aanlandplichtimplementatie en de nog steeds gaande discussie over puls. Het zijn
dus best roerige tijden voor de vissers. Ikzelf vind het ook altijd een bijzondere
Raad, omdat we weer gaan bepalen hoeveel onze vissers uiteindelijk mogen gaan vangen,
natuurlijk gegeven het uitgangspunt van MSY, en omdat we kijken hoe we daar een goede
balans in kunnen vinden. Dat is de inzet van Nederland, zoals u heeft kunnen lezen
in de geannoteerde agenda. Daar hebben we natuurlijk al langer op ingezet.
De heer Wassenberg vraagt in dat kader of wij nog wel inzetten op de wetenschappelijk
vastgestelde quota. Hij doelt daarmee op de ICES-zaken. ICES geeft altijd aan wat
de mogelijkheden zijn. Zoals ik heb aangegeven, gaat Nederland ook voor de MSY. Daarnaast
zijn er de langjarige plannen rondom de MSY. Wat wij doen, past ruim binnen die meerjarenplannen
van de MSY. Vandaar dat Nederland deze quota voorstelt. Wij menen ook dat het daarmee
verantwoord is.
De heer Wassenberg heeft een aantal specifieke vragen gesteld, ten eerste over de
tong. Ik heb aangegeven dat we de Maximum Sustainable Yield uiterlijk in 2020 willen
realiseren. Dit doen we op basis van de meerjarenplannen, het voorzorgsbeginsel en
de wetenschappelijke adviezen. Daarom hanteert Nederland, maar ook andere landen,
een stapsgewijze benadering naar 2020. Binnen dat kader passen de voorstellen die
wij hebben gedaan wat betreft de tong.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik bedoelde dat je bij de MSY bepaalde marges hebt. De Commissie stelt iets voor.
In dit geval is dat een vangstbeperking van 22%. De Minister zegt dan: dat vind ik
wat veel; kunnen we niet kijken naar de randen van de MSY om te kijken of je meer
kunt vangen? Dat is wat ik bedoel met «zoek de randen niet op». Daarom vraag ik de
Minister of we niet gewoon bij die 22% kunnen blijven.
Minister Schouten:
Ik heb aangegeven dat we stappen nemen richting de MSY. We zitten ruim binnen de randen
van de MSY. Ik hoorde de heer Wassenberg zeggen dat ik liever aan de onderkant van
de MSY wil zitten. Dat is een verschil van inzicht over hoe je daar vervolgens mee
omgaat. Wat we doen, is binnen de marges van de meerjarenplannen en daarmee vinden
we dit verantwoord om te doen.
De heer Wassenberg heeft gevraagd waarom we ten aanzien van de aal geen jaarrond vangstverbod
kunnen hebben. Voor 2019 stelt de Europese Commissie strengere maatregelen voor ten
aanzien van de aal. Het voorstel is nu om de beroepsmatige en de recreatieve aalvisserij
voor drie maanden te sluiten in alle Europese zee- en kustwateren. Daarmee wordt het
besluit van vorig jaar uitgebreid om de aalvisserij gedurende drie maanden te sluiten
in een deel van de Europese wateren. Nederland heeft dit systeem al. Dit is eigenlijk
het systeem dat wij ook vorig jaar hebben ingebracht in de discussie over de aal.
Wij hebben gezegd dat wij eigenlijk al een goed werkend systeem hebben en gevraagd
of dat niet gewoon Europees toegepast kan worden. Met het voorstel dat er nu ligt,
wordt dat eigenlijk gerealiseerd. Ik ben dus wel blij met dat voorstel en daarom kan
ik het ook steunen. De Europese Commissie voert op dit moment een evaluatie uit van
het Europese herstelplan uit 2007. Daarbij worden ook de nationale beheerplannen van
de lidstaten onder de loep genomen. Waar mogelijk kunnen we kijken naar verbeteringen.
Maar ik vind het heel mooi dat Nederland eigenlijk de toon heeft gezet in het voorstel
zoals dat nu ook door de Commissie is ingebracht.
Dan vraagt de heer Wassenberg naar de zaken rondom schol, haring en kabeljauw. Dat
gaat over de zogenaamde «coastal states»: Noorwegen, IJsland, Faeröer, Groenland en
Rusland. De Europese Commissie maakt met die landen afspraken over de verschillende
TAC's. Die afspraken moeten worden bekrachtigd tijdens de Raad. In het EU-Noorwegen-overleg
is afgesproken dat de daling voor de haring-TAC over twee jaar verdeeld zal worden,
met in het eerste jaar een daling van 36%. Afgesproken is om de kabeljauw-TAC met
33% te laten dalen, exclusief een verdere daling naar aanleiding van een correctie
in het kader van de aanlandplicht. De TAC voor schol zal naar verwachting met 13%
dalen, inclusief de correctie voor de aanlandplicht. Maar dit getal is nog niet definitief
vastgesteld, dus het is nog gaande om het helemaal rond te krijgen.
Mevrouw Lodders vraagt namens haar collega, de heer Weverling – we zullen hem eventjes
aanhalen – naar de zeebaars. Moeten we meer zeebaars kunnen vissen? Mevrouw Lodders
stelde voor om er drie per dag te gaan vangen. Nederland zet in op een kleine verhoging
van de vangstmogelijkheid voor alle vier de categorieën visserij die genoemd zijn
in het voorstel van de Commissie. Dat betreft dus onder andere ook de zeebaars. Er
kan ook ingezet worden op een kleine verhoging voor de recreatieve visserij. Ik vind
het wat ingewikkeld om te zeggen op hoeveel je per dag uitkomt, omdat er in die zaken
nogal wat fluctuatie zit. De inzet van Nederland is om een schepje boven op het voorstel
van de Commissie te doen, maar pin me dus niet vast op die drie per dag.
De VVD vraagt naar de vangstmogelijkheden en de berekeningen van de sector en van
Wageningen. Dat betreft vooral de berekeningen voor schol en tong. Ik heb net al aangegeven,
ook aan de heer Wassenberg, dat ik de ICES-adviezen volg. Deze laten zien dat tong
in de veilige marges zit, tegen de MSY aan. Ten aanzien van de tongquota stel ik inderdaad
een roll-over voor, maar daar moeten we nog wel een kleine afslag op doen ten aanzien
van de aanlandplicht. Technisch gezien is het dus een roll-over, maar we moeten rekening
houden met de aanlandplicht. Dat zeg ik ook tegen de heer Geurts, die deze vraag ook
stelde. Je komt dan net op een kleine verlaging uit, maar technisch gezien zet Nederland
in op een roll-over. Ik zeg niet dat dat de uitkomst is, maar het is wel de inzet
van Nederland. Zoals ik net heb aangegeven, past deze ook binnen de bandbreedtes voor
het vaststellen van de vangstmogelijkheden in het meerjarenplan voor de Noordzee.
Er werd mij gevraagd of ik de andere lidstaten daarin meekrijg. U zult begrijpen dat
wij volgende week dag en nacht gaan pleiten voor dit soort zaken. Letterlijk, want
dit soort onderhandelingen vinden dag en nacht plaats. Volgens mij heb ik daarmee
de vraag van de heer Geurts over de roll-over beantwoord.
De heer Geurts vraagt welke partijen met name de zeebaars vangen en of het probleem
niet vooral Frans en Brits is. Het Noordzeebestand van de zeebaars wordt inderdaad
vooral gevangen door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Voor Nederland betreft
het circa 10%. Het beheer van de zeebaars is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van alle betrokken lidstaten. Daarom pleiten wij ervoor om overal gelijk dezelfde
maatregelen te verdelen. Ik heb al aangegeven dat wij pleiten voor die lichte verhoging
ten opzichte van het voorstel, waarmee we ook de kleine vissers meer tegemoet kunnen
komen.
De SP vroeg nog naar de tong-TAC. Daarover heb ik al wat aangegeven, ook over de wijze
waarop deze TAC zich verhoudt tot het ICES-advies. Ik denk dat ik die vraag al heb
beantwoord.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter, ik heb daar niet naar gevraagd.
Minister Schouten:
O, excuus. Maar u had dat kunnen doen.
De heer Futselaar (SP):
Ik ben heel blij met het antwoord, maar ik heb er niet naar gevraagd.
Minister Schouten:
Excuus.
De heer De Groot had nog een aantal vragen over de aanlandplicht. Hoe ga ik die handhaven?
We hebben een aantal voorstellen gedaan voor de registratie ten aanzien van FDF. Ik
wil VisNed toch wel een compliment maken. Dat is niet zozeer omdat ze hier in de zaal
zitten, maar omdat ze in een best pittige discussie zeggen: we willen echt wel kijken
hoe we daarmee kunnen beginnen.
Vanaf 2019 is de aanlandplicht uiteraard van kracht. Wij hebben een aantal uitzonderingen
gerealiseerd, dus die moeten we uiteraard nog wel doorschuiven. Voor bijvoorbeeld
de bijvangst van schol is dat gebeurd. Daarop zal geen controle plaatsvinden, want
waar je een uitzondering hebt, hoef je natuurlijk niet te gaan handhaven. We zetten
in op meer onderzoek en maatregelen die zijn gericht op de verbetering van de selectiviteit.
Ik heb net al even FDF genoemd. Daar kan nog een betere registratie van hoofd- en
bijvangst gaan plaatsvinden. Het is dus een belangrijk project om te zien hoe die
aanlandplicht zich in de praktijk gaat manifesteren.
De heer De Groot vroeg ook naar de zeebaars. Ik heb net aangegeven hoe we daarop varen.
De aal heb ik, denk ik, net ook genoemd. Daarvoor wordt gewoon het Nederlandse systeem
gevolgd. Ik zit nog even te kijken naar de rode mul. Die heb ik hier niet. Die houdt
u dus nog even van ons tegoed. Dat is een heel specifieke vis waarvan ik niet uit
mijn hoofd weet hoe het gaat. Volgens mij heb ik alle technische vragen wat betreft
het visserijgedeelte beantwoord, behalve die over de rode mul.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Het is meer een punt van orde wat betreft alle technische vragen. Ik had nog een vraag
over de harderzegenvissers die geen zeebaarsquota hebben gekregen. Is de Minister
bereid om ook voor hen naar een oplossing te zoeken? Misschien heb ik het antwoord
gemist, hoor.
De voorzitter:
Nee, ik heb het ook niet gehoord, dus ik kan dat ondersteunen.
Minister Schouten:
We hebben de vraag gemist, denk ik. Excuus. U krijgt zo het antwoord. Er is nog een
aantal bredere vragen gesteld over de visserij. Die heb ik even onder het blokje overig
gezet, zoals brexit en dat soort zaken. Dan weet u dat er nog wat komt.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog. Het tweede blokje.
Minister Schouten:
We gaan dan naar het GLB. Dat is het tweede blokje. Mevrouw Lodders zegt dat de VVD
een aantal zorgen heeft ten aanzien van de richtinggevende vragen en – dat hoor ik
er eigenlijk een beetje achteraan komen – het proces. Hoe kan de Tweede Kamer beter
meegenomen worden in deze vragen? In de annotatie had ik aangegeven dat het voorzitterschap
mogelijk richtinggevende vragen zou gaan stellen. Het voorzitterschap heeft inmiddels
aangegeven dat die richtinggevende vragen niet meer gesteld zullen worden in deze
ronde van de Landbouwraad en dat het alleen een rapport van de inbreng van de lidstaten
tot nu toe presenteert. Ik ga daar niet op antwoorden, want het is gewoon een presentatie
van wat zij zullen gaan doen. Om gewoon even duidelijk te zijn: Nederland vaart qua
inzet op al dit soort zaken op hetgeen we hebben opgenomen in het BNC-fiche. Dat bevat
voor ons de richtinggevende kaders waarmee we antwoord moeten geven op die vragen.
Dat doen we echt conform de lijn die we in die fiches hebben opgenomen.
Ik zal de Nederlandse wensen ten aanzien van bijvoorbeeld de vereenvoudiging en verduurzaming
nogmaals onder de aandacht brengen. Dat doe ik overigens wel vaker. Maar ik moet zeggen
dat ik met name over de vereenvoudiging niet optimistisch ben. Dat heb ik de vorige
keer ook al aangegeven, zoals u in het verslag heeft kunnen lezen. Met de mond wordt
beleden dat er vereenvoudiging moet komen, maar in de vormgeving zien we steeds terug
dat er richtingen worden ingeslagen – ik kom straks bijvoorbeeld op de discussie over
de verzwaarde conditionaliteit – waarvan je je kunt afvragen of die daadwerkelijk
tot een vereenvoudiging leiden. Dat is een blijvende zorg die wij steeds benoemen,
niet alleen op mijn niveau, maar ook op het niveau van de ambtelijke werkgroepen die
bezig zijn met de vormgeving van het GLB.
We hebben bijvoorbeeld ook voorgesteld om het beheer- en controlesysteem aanzienlijk
te vereenvoudigen, maar ik zeg erbij dat dat nog geen gelopen race is. Dit was het
antwoord op de vraag welke concrete voorstellen Nederland heeft gedaan om die vereenvoudiging
vorm te geven, ook in relatie tot wat Duitsland gezegd zou hebben over de voortgang.
We hebben zelf dus een aantal voorstellen gedaan om de beheer- en controlesystemen
te vereenvoudigen. We brengen dat soort voorstellen echt in in de werkgroepen. Dat
zijn best taaie discussies, omdat het ook weer samenhangt met andere... Laat ik het
zo zeggen, en ik moet dat wat voorzichtig doen: ik merk dat de Commissie steeds enige
drang heeft om flinke grip te houden op wat er op nationaal niveau gebeurt. Ze zegt:
als we Nationale Strategische Plannen maken, krijg je als lidstaat wat ruimte. Maar
vervolgens wordt er nagedacht over hoe dat vanuit Europa kan worden beheerst. Die
spanning zit er telkens in. Hoeveel ruimte geef je aan lidstaten om zelf keuzes te
maken en daar ook een controlesysteem voor in te richten? En welk schepje doe je daar
als Europa al dan niet nog bovenop? Zo ervaar ik sommige zaken.
De heer Futselaar heeft het in dit kader over de subsidiariteit bij de sancties en
de controle. We hebben een soort getrapt systeem. We hebben erkende partijen die kunnen
vaststellen of het volgens de regels gebeurt. Daar moet Europa op afgaan. Als Europa
het dan zelf nog een keer dunnetjes gaat overdoen, vraag ik me af of je dat systeem
nog wel moet willen. Anders levert het wel een flink verzwaarde administratieve last
op en ook een enorme bureaucratie die volgens mij niet hoeft. Dat is elke keer de
discussie en het dilemma waar we mee te maken hebben. Op het moment dat er sprake
is van een gecertificeerde audit is mijn standpunt dat je dat als Europa zelf niet
nog een keer gaat overdoen. Dat vind ik wel heel ver gaan. Dan moet je van dat systeem
afstappen en als Europa sowieso alles zelf doen. Anders raken onze mensen helemaal
dolgedraaid en dat lijkt me niet de bedoeling van deze richting.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
De Minister zet twee uitersten neer: de Europese Unie moet de lidstaten alles laten
doen of ze moet het allemaal zelf doen. Ik denk dat er nog wel een soort middenweg
is. Maar ik wilde mijn vraag nog veel basaler stellen: wat is nou eigenlijk het doel
van de vereenvoudiging van het GLB? Is dat een vereenvoudiging voor de lidstaten of
is dat een vereenvoudiging voor de boeren en andere gebruikers? Want dat is nogal
een verschil in aanpak. Ik hoor nu eigenlijk vooral dat het vereenvoudigd moet worden
voor de lidstaten, terwijl ik daar in de praktijk misschien wat minder medelijden
mee heb.
Minister Schouten:
Nee, juist niet. Het moet ook vereenvoudigd worden voor de boeren, want straks krijgen
zij gewoon twee keer een controle. Als je onder mensen draagvlak wilt verliezen voor
een aantal zaken waarmee we in Europa bezig zijn, moet je het zo gaan organiseren.
Het is niet zo dat wij als lidstaat opeens meer moeten doen. Zou dat wel het geval
zijn, dan vind ik daar wat van, maar dat is nog wel overkomelijk. Ik vind het echter
niet uit te leggen als de boeren met twee soorten controles te maken krijgen. Nederland
zet er dus op in dat het overzichtelijk en uniform is en dat we duidelijk hebben dat
niet steeds controle op controle wordt gestapeld.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, meneer Futselaar.
De heer Futselaar (SP):
Als wij het met elkaar eens zijn, dan is er iets mis. Maar goed.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat we het over de vereenvoudiging wel eens zijn. Het zou sowieso ook voor
de lidstaten eenvoudig moeten zijn, want er gaat heel veel capaciteit verloren op
het moment dat de regelgeving en alle dwarsverbanden die gelegd moeten worden veel
capaciteit en arbeidsuren vergen. Dus ook voor de lidstaten moet het vereenvoudigd
worden, maar vooral voor de boeren. Daar zijn we het zeer over eens. De reden dat
ik hier wat nadrukkelijker op aansla, is het feit dat ik in het verslag niets teruglees
over wat Nederland op het gebied van die vereenvoudiging doet. Ik lees wel dat Duitsland
kritisch is en volgens mij heb ik ook iets gelezen over de Italiaanse Minister. Maar
omdat het zo'n belangrijk punt is, ook in het BNC-fiche – dat heb ik even niet bij
de hand, maar volgens mij staat het daar ook in – wil ik zo graag terugzien dat dit
een belangrijke inzet is. Waar ligt de grens voor de Minister om te bepalen of dat
punt geslaagd is of niet?
Minister Schouten:
Ik zet me daar wel voor in, dus we zullen wat concreter bekijken hoe we dat tot uiting
kunnen laten komen in de zaken die terugkomen vanuit de Landbouwraad. Heel vaak zien
we natuurlijk dat daar met de richtinggevende vragen al op wordt ingezet. Ik maak
dan altijd de opmerking dat we moeten zorgen dat het een vereenvoudiging wordt. Overigens
ben ik niet de enige die dat zegt. De Eurocommissaris zegt dat ook steeds. Alleen
komt het dan aan op wat er in de praktijk gebeurt. Is wat er plaatsvindt ook daadwerkelijk
een vereenvoudiging? Dat bedoel ik met de uitspraak dat je het niet alleen met de
mond moet belijden. Wat doe je uiteindelijk in de exacte regels die je vaststelt?
Wat is de grens? De grens is voor mij dat de boeren niet meer last moeten krijgen
van wat wij met elkaar optuigen. Dat is meer een uitgangspunt. Eigenlijk sluit ik
aan bij wat mevrouw Lodders zegt. Ik vind het ingewikkeld om dat nu helemaal met een
schaartje te gaan knippen, omdat het per regeling verschilt wat we gaan doen. De inzet
van Nederland is er echt op gericht dat we niet een stelsel krijgen met aan de ene
kant wat meer nationale ruimte en tegelijkertijd een verdubbeling van de verantwoordings-
en controlelast. Die discussie voeren we nu met de Commissie.
Mevrouw Lodders (VVD):
Ik begrijp het en ik waardeer uiteraard de inzet van de Minister, zeker als de Eurocommissaris
dit ook met de mond belijdt. Laatstgenoemde moet wel leveren. Daar ben ik naar op
zoek. De zorgen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de voortgang heb ik ook
geadresseerd. Die richtinggevende vragen mogen dan dit keer niet doorgaan, maar het
voorleggen van richtinggevende vragen, het geven van een richtinggevend antwoord en
het feit dat wij vervolgens in een verslag de stand van zaken kunnen teruglezen, vind
ik gewoon een verkeerde manier van beleid maken in Brussel. Nogmaals, ik ben blij
dat ze nu van de agenda zijn, maar met deze werkwijze kunnen wij als nationaal parlement
niet zien wat er gebeurt. Daarbij heb ik heel grote zorgen over de vereenvoudiging
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, in de eerste plaats voor de boeren, maar
natuurlijk wil je als lidstaat ook een vereenvoudigd stelsel hebben.
Minister Schouten:
Ik probeer even de vraag van mevrouw Lodders helder te krijgen. Ze vindt de manier
waarop dit gebeurt bijzonder. Laat ik het zo zeggen. Stelt u zich voor: ik zit in
die Raad en telkens worden daar door het voorzitterschap een aantal richtinggevende
vragen gesteld. Die richtinggevende vragen beantwoorden wij volgens de lijnen die
in het BNC-fiche zijn opgenomen. Dat is steeds het uitgangspunt dat ik daar inbreng.
Die richtinggevende vragen zijn er ook voor de Commissie om een beeld te krijgen van
de wijze waarop een lidstaat in een bepaald onderwerp zit. Het echte doorakkeren van
dat soort zaken gebeurt in de werkgroepen. De Raad is een vrij groot gezelschap waarin
we steeds dat soort discussies voeren. Het is eigenlijk nauwelijks een discussie,
want je brengt gewoon je punt in. De echte discussie vindt dus meer in de werkgroepen
plaats. Daar wordt echt op niveau gekeken wat iets voor bepaalde artikelen betekent
en wat we aan het vormgeven zijn. Daar moet het dus op technisch niveau gebeuren,
waarbij de richtinggevende uitspraken bepalend zijn voor de marges van wat elke lidstaat
doet. Eigenlijk zeg ik: beste mensen, dit is mijn bandbreedte; dit staat in ons BNC-fiche
en dit is hoe Nederland vaart. Daarbinnen zullen wij in de werkgroepen invulling geven
aan dit soort vraagstukken. Ik geef daar dus meer statements af dan dat ik op artikelniveau
ga zitten doorakkeren: «dit is dit en dat is dat». Dat gebeurt echt in de werkgroepen.
Daar gebeurt het allemaal en dat is een vrij secuur werkje. Dat is een beetje hoe
het proces plaatsvindt. Hopelijk heb ik daarmee de vraag beantwoord.
De voorzitter:
Ik zie wat de Duitsers een «jein» noemen.
Mevrouw Lodders (VVD):
Niet echt, maar mag ik dit omwille van de stroomlijning van het debat in tweede termijn
verder oppakken?
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Schouten:
Mevrouw Lodders had ook nog een vraag over de Nationale Strategische Plannen. Waar
staan we en waar staan de boeren? Ik heb aan uw Kamer laten weten dat we natuurlijk
net begonnen zijn met het meer vormgeven van het traject. We gaan daar ook consultaties
in vormgeven. Die consultaties gaan rond maart beginnen en daar worden uiteraard ook
de boeren bij betrokken. Dat heb ik de Kamer toegezegd. Zij zullen daarin meegenomen
worden. U kijkt daar heel bedenkelijk bij. Maar wat moet ik meer doen dan ze betrekken
bij een consultatie, in die zin dat hun daar echt gevraagd wordt om hierop te acteren?
Dat heb ik aan de Kamer toegezegd en dat zal dus gaan gebeuren. De boeren zullen daartoe
worden uitgenodigd. Dat proces gaan we vormgeven.
De heer Geurts vroeg wie er verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Nationale
Strategische Plannen. Ik ben als Minister verantwoordelijk voor het geheel. Wij staan
primair aan de lat voor het programmeren van de eerste pijler. Maar er moet in het
NSP wel samenhang zijn met de tweede pijler. Ik moet hier dus heel intensief met de
provincies over praten. Dat zijn we al aan het doen, maar dat zullen we ook steeds
moeten blijven doen. Dat doe ik ook met andere partijen dan alleen de provincies,
maar dat heb ik net al aangegeven richting mevrouw Lodders.
De heer Geurts vroeg of we de ecoregelingen moeten toestaan op een beperkt gebied.
Laat ik even aangeven wat we aan het doen zijn met die ecoregelingen. We zeggen dat
er een mogelijkheid zou moeten zijn om ze verplicht te stellen. Dat wil niet zeggen
dat we dan gelijk besluiten om ze verplicht te stellen. Maar waarom willen we dat?
Ik denk dat het juist voordelig is. Want op het moment dat iets een ecoregeling is,
kun je er geld voor geven. Op het moment dat je bepaalde maatregelen via een ecoregeling
kunt invoeren, bijvoorbeeld in het kader van het klimaat of andersoortige vraagstukken
– ik noem maar wat – kun je er een vergoeding voor geven. Het lijkt me van belang
om dat haakje in de tekst te zetten, zodat we die vergoeding kunnen geven. Dan is
het ook Europaproof. Dat is waarom er gebeurt wat er gebeurt.
De heer Futselaar had al een aantal zaken genoemd ten aanzien van de verzwaarde conditionaliteit
en de subsidiariteit. Daar ben ik net ook al op ingegaan. De heer Futselaar vraagt,
ook in het kader van de vereenvoudigingen, naar de ecoregeling. Daarvan heb ik net
al aangegeven hoe het zit. Hij vraagt ook hoe wij als Tweede Kamer het geheel meekrijgen.
Als de provincies het ermee eens zijn, krijgt de Kamer daar dan nog wat over te horen?
Wij proberen de Kamer voortdurend te informeren over de vorderingen en over het vaststellen
van het NSP. Dat doen we niet pas aan het eind, maar ook gedurende het proces. Het
ziet er overigens naar uit dat er wat meer ruimte in het proces komt, omdat het MFK
niet voor oktober wordt verwacht. Dat zou tot een jaar verlenging voor het GLB kunnen
leiden. Maar goed, dat staat nog allemaal niet vast. Op het moment dat er meer tijd
overheen gaat met het MFK, hebben we ook meer tijd om dat soort zaken vorm te gaan
geven.
De voorzitter:
De heer Futselaar heeft een interruptie.
De heer Futselaar (SP):
Dank daarvoor. Ik vroeg eigenlijk heel specifiek het volgende. In de brief staat dat
in het kader van het Nationaal Strategisch Plan nu met provincies wordt gewerkt aan
een plan van aanpak. Dan denk ik: als er een plan van aanpak is, zou ik dat graag
willen zien, nadat de provincies daar... Of ik heb het verkeerd gelezen? Ik verzoek
gewoon om een document.
Minister Schouten:
Als dat er is, kan ik dat wel toezeggen. De heer Futselaar heeft een toezegging.
De voorzitter:
Het is nog niet formeel geaccordeerd, dus dat moet dan natuurlijk wel eerst gebeuren.
Minister Schouten:
Ja. De provincies moeten het er wel over eens zijn. Als ze het niet geaccordeerd hebben,
kan ik het moeilijk verstrekken.
De heer Futselaar (SP):
Wanneer kunnen we dat verwachten? Als u iets toezegt, lijkt me dat namelijk...
Minister Schouten:
Wanneer verwachten we dat? Tja, als de provincies iets geaccordeerd hebben, maar ik
weet niet hoe snel zij dat geaccordeerd hebben. En het zijn er nogal wat.
De heer Futselaar (SP):
Dat is goed. Mochten de provincies niet akkoord gaan, dan wil ik daar graag bericht
over hebben. Dan weet ik waar ik mijn toorn moet uiten.
Minister Schouten:
Uw toorn mag u altijd naar mij uiten. Dat weet u. Het schijnt dat ik daarvoor ben
aangesteld. Maar wij zullen uw Kamer daarover informeren.
De heer Futselaar is strategisch bezig, want hij vraagt of wij met de Finnen in gesprek
willen gaan. We zijn al voortdurend bezig met het zoeken naar bondgenoten. Het zou
slecht zijn als we daar nu pas mee beginnen. Daarbij proberen we zeker samen op te
trekken met de voorzitterschappen. Dat doen we overigens ook met de Roemenen – het
is niet zo dat we daar niet mee optrekken – maar zeker ook met de Finnen.
Over de jonge boeren in het GLB vraagt de heer Futselaar welke instrumenten worden
bedoeld. Bedoeld worden de mogelijkheid voor een top-up in de eerste pijler, de mogelijkheden
voor investeringssteun en uitwisseling met de tweede pijler, en het bedrijfsovernamefonds.
Die zaken zitten daarachter.
De heer De Groot vraagt naar de onafhankelijke adviesdiensten. Ik heb inderdaad beloofd
om daar wat over op te nemen. Hoe we dit precies gaan vormgeven is een onderdeel dat
ook in het NSP wordt meegenomen. Dat heb ik net aangegeven, en ook in de annotatie.
Tijdens de begroting hebben we deze discussie ook gehad. Ik heb toen een soort consortiumconstructie
voorgesteld. Dat wil zeggen dat je de adviesdiensten niet zelf in dienst hebt en dat
je niet als Rijk weer een soort adviesdiensten voor heel Nederland gaat organiseren
vanuit jezelf, maar dat je wel kunt zeggen dat je hoort bij het consortium dat nauw
met het ministerie in contact staat en waarin het ministerie input levert aan de adviesdiensten.
Op die manier kun je laten zien dat je daarbij aangesloten bent. Dat is hoe ik het
me heb voorgesteld. Door het op die manier vorm te geven kun je bijvoorbeeld bepaalde
kennisuitwisseling organiseren en kennisinstellingen betrekken bij het beter kunnen
adviseren. Ik denk dat we daarmee het beste van twee werelden proberen te organiseren:
we hebben de laatste kennis en inzichten, waarbij we dan ook nog een discussie met
elkaar kunnen hebben, en iedereen die zich een adviseur noemt, laten we adviseur zijn.
Je hebt bij wijze van spreken een vinkje als je bij het consortium aangesloten bent.
Ik meen dat ik daarmee de vragen over het GLB heb beantwoord, niet zijnde de oneerlijke
handelspraktijken.
Ik zag hier verschillende bijzondere bondjes ontstaan. Het bondje CDA-D66 kennen we
natuurlijk allemaal, maar ik heb ook het bondje SP-VVD gezien. Dat vind ik eigenlijk
het meest bijzondere. Het is dus een beetje een debat waarin de VVD en de SP elkaar
ontmoeten, en ik zit bij dát bondje. Dat weet de voorzitter. Ik heb steeds aangegeven
dat de inzet van Nederland ten aanzien van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken
is dat we daar een bovengrens aan stellen. De discussie in Europa lijkt een andere
kant op te gaan. Dat zeg ik even wat vrij. Het Europees Parlement heeft gezegd dat
er juist geen grenzen moeten zijn, terwijl de Commissie wat aan de andere kant zit.
U weet dan ongeveer wel hoe de discussie gaat verlopen: er zal mogelijk ergens in
het midden uitgekomen worden. Ik kan niet helemaal voorzien waar dat midden ligt.
Dat is echt in de boezem van de onderhandeling die daar plaatsvindt. Maar mijn inzet
is niet veranderd. Dus dat is nu bekend.
Ik heb overigens de indruk dat de Oostenrijkers tot een afronding willen komen op
dit dossier. Het kan dus zijn dat daarover nog voor het einde van het jaar duidelijkheid
komt. Ik kan u hier wél zeggen dat de hoogte van de grens die aan de omzet zal worden
gesteld voor mij niet allesbepalend zal zijn om al dan niet de Richtlijn oneerlijke
handelspraktijken te steunen. Ik vind het uitgangspunt van de Richtlijn oneerlijke
handelspraktijken van groot belang en ik wil het niet laten klappen op hoe hoog de
grens precies zal worden.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
De voorzitter deed met gebaren zowat aan uitlokking. Nee hoor, voorzitter. We hebben
nog een motie hangende. Mag ik concluderen dat als we die niet in stemming brengen
en daar voor de rest even niets aan doen, het toch onze kant op gaat vallen? En dan
het bondje D66-CDA. Kan de Minister dat bevestigen?
Minister Schouten:
Dan veronderstelt de heer Geurts dat ik inzicht heb in de krochten van de onderhandeling
die daar plaatsvindt. Daar kan ik natuurlijk geen uitspraak over doen. Dat begrijpt
u. Maar als de heer Geurts vindt dat dingen vanzelf zijn kant op komen, mag hij zich
natuurlijk een gelukkig man prijzen.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog met het derde blokje, gewasbescherming.
Minister Schouten:
Ja, klopt. Daarover heeft mevrouw Ouwehand een aantal vragen gesteld. Zoals ik net
al heb aangegeven hechtte ik er juist aan om de Kamer, weliswaar op een laat moment
en dat besef ik zeer goed, wél op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen in de
SCoPAFF. Er worden 42 stoffen verlengd, waaronder een aantal neonicotinoïden. Mevrouw
Ouwehand zegt: daar hebben we toch een verbod op en dat kunnen we dan toch niet steunen?
Mag ik mevrouw Ouwehand erop wijzen dat er ten aanzien van die neonicotinoïden drie
specifieke stoffen waren waar dat verbod op ziet en dat die niet in deze lijst staan
opgenomen? Het is dus niet zo dat de Kamer hiermee heeft ingestemd bij deze zaken.
Het gaat echt om drie andersoortige stoffen. De wetenschappelijke beoordeling van
deze stoffen is buiten de schuld van de aanvrager niet afgerond voordat de huidige
goedkeuringsperiode afloopt. Daarom wordt de goedkeuringsperiode weer tijdelijk verlengd.
Dat is de afspraak. Mocht er tussentijds sprake zijn van risico's voor mens, dier
en milieu, dan zal het Ctgb dat meenemen bij de nationale toelatingen. De stemming
gaat in principe over het gehele pakket en dus niet over allerlei losse stoffen. De
verlenging is natuurlijk tijdelijk, want er wordt ondertussen wel gekeken hoe de toelating
van die middelen er precies uit moet komen te zien. Maar dat is dus de reden voor
die verlenging en ook de reden waarom Nederland hiermee zal instemmen.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand heeft een interruptie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nogmaals dank dat de Minister ons wel op tijd informeert. Morgen is die SCoPAFF al.
Ik vraag me even af hoe laat er precies wordt gestemd, want we hebben morgenochtend
een VAO en de stemmingen zijn voorzien in de middag. Kan de Minister aangeven of ze
kan wachten op de uitspraak van de Kamer? Misschien is dat niet nodig als ze nu toezegt
dat Nederland toch niet instemt. Ik heb verwezen naar moties die de Kamer heeft aangenomen
voor een verbod op alle neonicotinoïden, dus inclusief thiacloprid, en een aangenomen
motie die vraagt om een verbod op conazolen zoals epoxiconazool, dat ook in deze lijst
staat. De Minister kan wel zeggen dat het tijdelijke verlengingen zijn, maar thiacloprid
is al sinds 2005 toegelaten. Er zijn tussentijds geen herbeoordelingen gedaan. Het
is dus voor de vierde keer dat de Europese Commissie zegt «we verlengen het maar»,
terwijl de Commissie zelf heeft erkend dat er een hormoonverstorende werking van uitgaat.
Dat geldt voor die andere stof ook. Daar gingen mijn vragen over en ik wil graag dat
de Minister daar dan ook specifiek op ingaat.
Minister Schouten:
Ik heb net aangegeven waarom het doorgezet wordt, namelijk dat het niet tijdig is
beoordeeld. Als dat buiten de schuld van de aanvrager is, kun je die daar moeilijk
voor straffen. Ik vind dat wel een goed uitgangspunt om het te doen. Zou het sneller
kunnen? Ja, dat zou de voorkeur hebben. Ik constateer alleen dat dat niet gebeurd
is en dat daarom een tijdelijke verlenging gaat plaatsvinden.
Ten aanzien van de neonicotinoïden: over die drie bepaalde stoffen hebben we het de
vorige keer gehad en daarbij is duidelijk geworden hoe daarop geacteerd wordt. Dat
geldt allemaal niet voor alle andere stoffen. Daarom verander ik mijn standpunt niet.
We stemmen nu met die verlenging in, want we vinden dat er een deugdelijke procedure
aan ten grondslag moet liggen. Die is in dit geval niet gevolgd.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat wordt dan toch wel problematisch, want zo kun je oneindig doorgaan met het op
de markt houden van stoffen waarvan de Europese Commissie nota bene zelf heeft erkend,
zoals bij epoxiconazool, dat ze giftig voor de voortplanting en hormoonverstorend
zijn. Van thiacloprid is wettelijk vastgelegd dat het hormoonverstorend is. Dan moet
je daar op een gegeven moment wel naar handelen. We hebben hierover ook Kamervragen
gesteld. De Minister verwijst steeds naar wetenschappelijk bewijs. Maar ja, als je
tussentijds niet toetst, heb je geen aanvullend wetenschappelijk bewijs op basis waarvan
je zou kunnen concluderen dat het toch geen kwaad kan. Dus er zit niets anders op
dan morgen die moties in te dienen. Ik hoor dan graag nog of de besluitvorming in
de SCoPAFF naar donderdag kan worden getild, zodat de uitspraak van de Kamer meegenomen
kan worden.
Minister Schouten:
Ik heb begrepen dat de stemming in de SCoPAFF donderdag is, dus er moet voldoende
tijd zijn om daar dan wat van te vinden, als mevrouw Ouwehand vindt dat ze daar wat
van moet vinden.
Zij heeft ook gevraagd naar chloorprofam. Het klopt dat de EFSA bedenkingen heeft
bij de vernieuwde goedkeuring van de stof chloorprofam. Nederland was rapporteur.
Het Ctgb heeft daar goed naar gekeken en heeft gezegd dat veilig gebruik mogelijk
is in de teelt van ui, sla en bloembollen. Er is dus een verschil van inzicht tussen
het Ctgb en de EFSA. Waar wetenschappelijk verschil van inzicht is, volg ik het advies
van het Ctgb. Overigens constateer ik dat mevrouw Ouwehand ook niet altijd de EFSA
volgt, want op het moment dat de EFSA zegt dat daar een goedkeuring voor kan komen,
mag dat niet van mevrouw Ouwehand. In die zin volg ik dus het Ctgb als er een verschil
van inzicht is. Dat is in lijn met wat ik eerder heb gedaan. Het Ctgb zegt dat veilig
gebruik van de stof bij die teelten mogelijk zou zijn, dus ik volg dat advies en zal
overeenkomstig stemmen.
Dan gewasbescherming breed. Mevrouw Lodders vraagt of we niet een wat bredere discussie
moeten voeren, ook in het kader van de totstandkoming van dat kader. De totstandkoming
van een harmonized risk indicator komt voort uit de Richtlijn duurzaam gebruik en
is bedoeld om de voortgang in de verduurzaming inzichtelijk te maken. Daarmee is het
dus ook een monitoringsinstrument. Het afgelopen jaar hebben de lidstaten hierover
gediscussieerd, waarbij ook sectorpartijen zijn geconsulteerd. De Commissie is nu
voornemens om een peiling te houden onder de lidstaten en in januari definitief te
stemmen. Ik heb u in mijn brief geïnformeerd over mijn standpunt, wat zou zijn «onthouden»,
en de reden daartoe, namelijk de onderbouwing. Op zich vinden we zo'n kader heel goed,
maar dan moet je wel een goed onderbouwd kader hebben. Nederland vindt dat dat nog
wat aan kracht kan winnen; laten we het zo zeggen. We hebben steeds voorstellen gedaan
en ook stappen gezet om te proberen een betere onderbouwing te krijgen van het voorstel
van de Europese Commissie. Tot nu toe is dat niet overgenomen. Ik moet dus constateren
dat het daarmee niet – zoals mijnheer Geurts dat zou zeggen – de kant van Nederland
op komt, maar ik vind het instrument als zodanig dus wel zinvol. Dat verklaart het
standpunt van Nederland dat we ons onthouden van stemming op dit punt.
Het CDA vraagt ook naar de vrijstelling van de gewasbescherming in België. België
heeft twee tijdelijke vrijstellingen verleend voor neonicotinoïden in de bietenteelt.
Tijdelijke vrijstellingen zijn mogelijk op nationaal niveau en daarmee zorgen ze per
definitie voor een ongelijk speelveld, omdat ze nationaal worden afgegeven. Ik heb
eerder al aangegeven wat het standpunt van Nederland was ten aanzien van de neonicotinoïden
en hoe ik daarin gevaren ben, namelijk in dit geval via zowel de EFSA als het Ctgb.
Ik zie geen aanleiding om op dit standpunt terug te komen. Ik zal een dergelijke vrijstelling
dus ook niet bepleiten.
Dat waren volgens mij de vragen die gesteld zijn ten aanzien van de gewasbescherming.
Mevrouw Lodders (VVD):
Volgens mij niet. De reden waarom ik aangaf dat ik eigenlijk een wat bredere discussie
zou willen hebben over het afwegingskader of de wijze waarop Brussel, en daarmee ook
Nederland, op dit moment positie kiest, lag natuurlijk in een aantal andere voorbeelden
die ik genoemd heb. Maar laat ik met betrekking tot de derogatie van België aansluiten
bij collega Geurts. Die deed dat al met een interruptie. De vraag is – en dat is ook
weer het bruggetje naar het monitoringsinstrument – wat duurzaam gebruik is. Bietentelers
die op dit moment bietenzaad van het afgelopen jaar over hebben, wordt nu verzocht
dat te vernietigen. Volgens mij is dat niet duurzaam. Het is geen voedselverspilling,
maar het is wel verspilling van een kostbare grondstof. Dus wat is duurzaam? Wij maken
ons zorgen over de beschikbaarheid van een aantal middelen. Dat geldt zeker ook voor
middelen in de laatste fase van bestrijding van ongedierte en voor gewasbescherming
tegen allerlei ziekten en kwalen. Maar biologische middelen worden zonder enige discussie
voor zeven jaar verlengd, terwijl daarbij ook een discussie te voeren is over schadelijkheid
voor de bodem en de omgeving. Ik ben op zoek naar hoe die afweging wordt gemaakt,
ook in de analyse van de Minister.
Minister Schouten:
Ik heb net geprobeerd aan te geven dat ik de EFSA en het Ctgb hierin leidend vind.
Zij zijn voor mij de wetenschappelijke kaders waarop ik vaar. Op het moment dat er
verschil van mening is, volg ik het Ctgb. Dat is precies wat ik nu ook heb gedaan
ten aanzien van de nu voorliggende middelen. Als zij allebei zeggen dat iets niet
meer kan, volg ik dat ook. Zij zijn voor mij steeds de kaders waarin ik het afweeg.
Ik vind dus juist die wetenschappelijke onderbouwing van het grootste belang. Die
is leidend. Juist om te voorkomen dat daarin een spoor van willekeur kan ontstaan,
hecht ik eraan om via die kaders te werken, zodat ik ook navolgbaar blijf in de keuze
die wij maken. Daarbij kan uw Kamer uiteraard altijd nog een andere mening hebben
en mij ook tot iets anders verzoeken. Dat is dus hoe ik vaar. Ook als zij bijvoorbeeld
ten aanzien van biologische middelen zeggen dat iets wel of niet kan, is dat voor
mij bepalend.
Mevrouw Lodders (VVD):
Maar vervolgens hoort daar ook de wetenschappelijke onderbouwing bij. Nogmaals, ik
zou daar weleens een wat uitgebreider debat over willen. Deze Kamer spreekt één keer
per jaar over de gewasbeschermingsmiddelen in een algemeen overleg. Daarover wil ik
best weleens wat breder discussiëren. Nogmaals, als het gaat om duurzaamheid en duurzaam
gebruik, vind ik het voorbeeld dat ik zojuist noemde niet heel erg duurzaam. Ik vind
het niet heel erg duurzaam dat we dat soort bietenzaad nu moeten gaan vernietigen,
terwijl er net over de grens een derogatie wordt verleend. De Minister kan ook als
standpunt innemen dat zij bijvoorbeeld het beschikbare bietenzaad voor één jaar toestaat.
Dat komt al een klein stapje dichterbij duurzaam gebruik. Die afweging mis ik in dit
debat.
Minister Schouten:
Mevrouw Lodders geeft zelf al aan dat we één keer per jaar wat breder over gewasbescherming
spreken. Het staat haar natuurlijk vrij om dit soort zaken daar ook bij te betrekken.
Voor mij blijft staan dat op het moment dat zowel de EFSA als het Ctgb van bepaalde
middelen zeggen dat er te veel risico's aan zitten voor mens, dier en milieu, dat
bepalend is voor of ik iets nog toesta of niet. Overigens wil ik daarbij aangeven
dat er vaak ook nog een overgangstermijn van een aantal maanden is. Dat is hierbij
ook het geval geweest. Wat mevrouw Lodders nu buiten de microfoon zegt, is waar, maar
ik wil aangeven dat er altijd wel een uitfasering in zit om de resterende middelen
op te maken. Het staat mevrouw Lodders vrij om hier een bredere discussie over te
voeren op het moment dat we over gewasbescherming praten.
Dan ben ik bij het blokje divers. De heer Wassenberg vraagt naar het EU welfare platform
voor vissenwelzijn. Dit is een platform van de ngo's, dus het is geen platform vanuit
de overheid, vanuit de Commissie of wat dan ook. Nederland zit daarbij als toehoorder.
«Observer» wordt dat ook weleens genoemd. Dus dat is het antwoord op die vraag.
De VVD heeft een vraag over de internationale handel in antibiotica. Denemarken zal
een toelichting geven over de oprichting van een centrum voor AMR. Ik weet eerlijk
gezegd niet of de Denen zich ook op de handel gaan richten. Ik zou even moeten nagaan
of dat er ook bij betrokken is. Maar ik zou het toejuichen als er wordt gekeken naar
de illegale handel die aangepakt zou moeten worden. Nederland is inderdaad een heel
mooi voorbeeld van het terugdringen van antibioticagebruik en hoe we daarmee het probleem
van de resistentie proberen aan te pakken. Dat is ook iets waarover we een soort guidance
aan Europa kunnen geven.
De heer Geurts vraagt naar de veredelingstechnieken en waarom de wijziging van annex
1b niet op de agenda staat. De Kamer is op 30 november jongstleden geïnformeerd door
de Staatssecretaris van IenW, mede namens de Minister voor MZS en mij. De strategie
om dit te agenderen wordt nu in gezamenlijkheid uitgewerkt. Daarbij hoort ook agendering
in de juiste comités en Raden. Wij komen hier zo snel mogelijk op terug, maar het
kan zijn dat dat niet bij ons ligt, omdat het primair bij de Staatssecretaris van
IenW ligt en niet bij de Landbouwraad. Dat wil niet zeggen dat we daarbij niet gezamenlijk
optrekken.
De heer Geurts vraagt naar een Noordzee 2030-akkoord. Ben ik hiervan op de hoogte?
Jazeker. Er lopen diverse discussies over de Noordzee. Samen met onder andere IenW
en EZK werken wij als Rijk aan een Noordzeestrategie voor 2030. Wat ik daarbij van
belang vind, is dat de belangen van natuur en visserij daarin heel goed geborgd worden.
Dat is ook mijn inzet daarbij, met name rondom de grote projecten op de Noordzee,
de windmolens. Om die belangen ook concreet te benoemen, wordt nu over diverse zaken
gesproken. Ik ben daarmee dus bekend. We komen er als kabinet gezamenlijk mee naar
buiten, want we moeten dit ook in samenhang met elkaar bezien. We zijn dus nadrukkelijk
betrokken.
De heer Geurts hoort weleens wat in de wandelgangen, ook ten aanzien van het klimaatakkoord.
Daar zitten we in een eindfase. Dat is, denk ik, geen nieuws. Het streven is om voor
de kerst een onderhandelaarsakkoord te bespreken. Ik denk dat we gewoon even moeten
afwachten of we daar dan ook inhoudelijk meer over kunnen zeggen.
De heer Geurts vraagt ten aanzien van de brexit of ik bereid ben om samen met de visserijsector
een uitvoeringsagenda te maken. De brexit is van meet af aan een proces waarbij we
hebben ingezet op het horen en betrekken van belanghebbenden in de economie. Er zijn
verschillende rondetafels met het bedrijfsleven. Ook de visserij is daarvoor uitgenodigd.
Daar gaan we uiteraard mee door, want het is van het grootste belang dat iedereen
zich voorbereidt op allerlei zaken. Voor de visserij wordt daarbij de nieuwe relatie
van groot belang. Daarover gaan de onderhandelingen lopen, als we daaraan toekomen
– hopelijk is dat het geval – maar we weten met z'n allen dat wat daar op dit moment
gebeurt een vrij ongewis proces is. Ik wil de visserij hier heel nauw bij betrekken.
Ik zie de onzekerheid over wat daar eventueel kan gebeuren. Ik denk dat op dit moment
voor iedereen de onzekerheid ten aanzien van de brexit groter is met wat er nu gaande
is.
De heer Geurts vraagt ook naar de Sea Rangers. Hij zegt: er is een Green Deal getekend;
wat gaan die Sea Rangers nu allemaal doen? Ik heb de Sea Rangers bij mij gehad. Het
is niet badinerend bedoeld, maar dat zijn leuke jongens en meisjes, als ik het even
zo mag zeggen. Daar hebben we het over. Het gaat helemaal niet over professionele
partijen die bezig zijn om allerlei taken van de overheid over te nemen. Dit zijn
jongeren die geïnteresseerd worden voor marine, voor de Noordzee. Hoe leuk wil je
het hebben, zou ik bijna willen vragen. Ik zag ook nog wat geluiden van mensen die
zeiden: en wat gaan jullie allemaal doen? Ik zou zeggen: juich het toe dat er clubs
zijn die jongeren proberen te interesseren voor de Noordzee. Ik zie dat daar passie
zit en ik zie daar mensen die echt bevlogen zijn. Dat juich ik alleen maar toe. Dus
laten we nou niet het beeld oproepen dat de Sea Rangers van alles gaan doen en laten.
Ik vind het gewoon een ongelofelijk leuk initiatief en daar gaan we aan werken. Het
heeft ook meer maatschappelijke doelen ten doel ten aanzien van participatie van de
jeugd, om ze een soort kans te geven om in een soort werkervaringstraject te komen.
Echt, het is gewoon leuk bedoeld.
Ik heb ook een vraag gekregen van de heer Futselaar ten aanzien van uitlatingen van
iemand die een mening heeft over de brexit en daarmee ook over het Ierse vasteland.
Laat ik het zo zeggen: de belangen van de Ieren staan heel goed op ons netvlies, in
den brede. Dat geldt sowieso voor de hele brexit. De gevoeligheid in Ierland voor
wat daarin meekomt en voor de gevolgen die een brexit daar nog meer kan hebben, is
ons zeer goed bekend. Het is mij een lief ding waard om de Ieren te steunen in wat
daar gebeurt en geen uitspraken de andere kant op te doen. Ben ik zo duidelijk genoeg?
Oké.
De heer De Groot vraagt ten slotte nog iets over wat er is gebeurd ten aanzien van
de patenten. Ik moet zeggen dat ik met grote teleurstelling kennis heb genomen van
dit bericht. Ik vind het écht vervelend dat er weer onduidelijkheid over is, terwijl
we juist dachten dat we duidelijkheid gecreëerd hadden. Zoals de heer De Groot weet,
is onder het voorzitterschap van Nederland in 2016 een Europees symposium over dit
onderwerp georganiseerd. Dat leidde vervolgens tot de interpretatieve verklaring door
de Europese Commissie van de Biotechnologierichtlijn dat het bij de totstandkoming
van de richtlijn nooit de bedoeling van de Europese wetgever is geweest dat producten
van traditionele veredeling octrooieerbaar zouden zijn. Zowel de voltallige Tweede
Kamer en het Europees Parlement als de Europese Raad schaarden zich hierachter. Die
interpretatie heeft vervolgens geleid tot aanpassingen van de uitvoeringsregels van
het EOB. Langs die lijn, namelijk dat producten van traditionele veredeling niet octrooieerbaar
zijn, is recent nog een octrooi ongeldig verklaard dat ziet op een product van traditionele
kruising en veredeling.
Mijn indruk was dat het nieuwe beleid daarmee succesvol geïmplementeerd was. En dan
nu deze uitspraak van een technische kamer van beroep van het Europees Octrooibureau
die daar dwars tegen ingaat. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit zeer teleurstellend
is. Ik ben samen met de Minister van EZK van mening dat producten van traditionele
veredeling niet octrooieerbaar moeten zijn. Het kwekersrecht, waar Nederland zich
zo hard voor heeft gemaakt, is veel geschikter voor het bevorderen van nieuwe rassen.
Ik leg me hier dan ook niet bij neer. Ik beraad me samen met de Minister van EZK op
de vraag hoe we hier het beste op kunnen reageren. Ik zal in ieder geval tijdens de
komende Landbouw- en Visserijraad aandacht vragen voor dit punt.
Er waren nog twee punten waarop ik nog een antwoord zou moeten geven. De rode mul
is geen gequoteerde soort, dus er is ook geen registratie. Op dit moment zijn er nog
weinig data beschikbaar over dit bestand. Samen met, jawel, Frankrijk zullen we daarvoor
onderzoek gaan inzetten. Sommige dingen kunnen we nog wel samen met de Fransen doen.
Er was nog de vraag van het CDA over de zegenvissers. In het Commissievoorstel zit
een definitie van «staand want», waar een klein deel van de zegenvissers niet onder
valt. We werken eraan om op dit punt op te kunnen leggen dat deze vissers door een
technische herindeling in de juiste categorie komen, zodat ze wel in het Commissievoorstel
worden genoemd. Als Mohammed niet naar de berg komt, komt de berg wel naar Mohammed.
De heer Geurts had nog een vraag gesteld over aalvangstenregistratie. Hij vroeg hoe
het nou precies zit. In Nederland geldt de verplichting om de vangsten door te geven.
Was dat een vraag van de heer Geurts of niet?
De heer Geurts (CDA):
Ik heb het woord «aal» tot dit moment niet in de mond genomen, maar misschien dat
de SP hier een geest langs stuurt.
Minister Schouten:
O sorry, soms haal ik jullie door elkaar.
De heer Futselaar (SP):
Ik was het ook niet, maar ik wil deze tendens om niet-gestelde vragen te beantwoorden
graag aanmoedigen.
Minister Schouten:
Ik meen dat ik hiermee de vragen heb beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dan constateer ik dat de Minister alle gestelde vragen en meer heeft beantwoord in
haar eerste termijn. Ik stel een tweede termijn voor van anderhalve minuut per fractie.
Ik zie dat die met de heer Wassenberg begint.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zal het heel kort doen, voorzitter. De Minister heeft gezegd dat die werkgroep,
die subgroep, iets van ngo's is, maar ik heb hier het publicatieblad van de Europese
Unie met het besluit van de Commissie tot oprichting van een Commissieplatform voor
dierenwelzijn. Daar staat in artikel 4, lid 2, onderdeel a: «voor dierenwelzijn bevoegde
autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie ...». Die zitten dus in die Commissie.
Dus het is wel degelijk iets van de bevoegde autoriteiten. In dit geval is dat het
Ministerie van LNV. Ik wil weten of de Minister daar toch nog even op in kan gaan.
Ik kan het publicatieblad eventueel via de griffier aan de Minister geven.
De voorzitter:
Dat is helder en dat is ook mogelijk. Mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kan kort zijn. De Kamer moet zich uitspreken over het weer verlengen van allerlei
stoffen die niet tussentijds beoordeeld zijn, maar waarvan we wel weten dat ze de
voortplanting kunnen verstoren en hormoonverstorend zijn. Dus morgenochtend moties
in de zaal.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Ouwehand vraagt hierbij een VAO aan. Dat had ze al gedaan, dus
vandaar nu de bevestiging daarvan. Mevrouw Lodders van de VVD.
Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste
termijn. Ik loop heel snel de punten langs. Als het gaat om het GLB: ik had die zorgen,
ik heb die zorgen en ik vrees dat ik die zorgen ook moet houden, omdat er stappen
worden genomen waar we als Kamer niet altijd direct actief bij betrokken zijn. Dan
kan het BNC-fiche leidend zijn. Dat zal ik de volgende keer in mijn broekzak hebben,
want dat geeft wel enige ruimte. Ik heb echt het gevoel dat er stappen worden genomen
die verder gaan dan dat, zeker als het gaat om het Nationaal Strategisch Plan en het
betrekken van de boeren daarbij. Daar moet het volgens mij over gaan. De boeren krijgen
nu pas rond maart de gelegenheid, bij de internetconsultatie. Ik kan een klein beetje
inschatten hoe moeilijk het is om dan nog wijzigingen aan te brengen.
Als het gaat om de peiling bij de lidstaten over de risico-indicator: de Minister
heeft aangegeven dat ze zich van stemming zal onthouden omdat de onderbouwing niet
goed zou zijn. Welke stappen wil de Minister wel nemen? Welke richting moet dat volgens
de visie van de Minister opgaan?
Dan antibioticaresistentie. Het was niet letterlijk mijn vraag of antibioticaresistentie,
en met name de frauduleuze handel, geagendeerd wordt door Denemarken. Ik zou het zo
mooi vinden als Nederland dat punt actief gaat adresseren. We weten allemaal dat het
gebeurt en volgens mij kan het alleen met een Europese aanpak daadwerkelijk de kop
worden ingedrukt.
Voorzitter, ik laat het hierbij.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Lodders. De heer Geurts, CDA.
De heer Geurts (CDA):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor haar beantwoording. Ik wens haar en
haar ondersteuning sterkte en succes bij de legendarische decemberraad. De nieuwelingen
zullen het nog wel gaan merken.
Dan de ecoregelingen. De zorg zit niet zozeer bij de inzet van de Minister. Zeer zeker
niet. De zorg zit wel bij het feit dat de regelingen misbruikt kunnen worden. Dat
wil ik graag voorkomen. Ze kunnen ook na de termijn van de Minister, over twintig
jaar ofzo, een keer misbruikt worden.
De Sea Rangers. Ik hoor en zie de bevlogenheid van de Minister, dus ik zal daarvan
afblijven, maar ik vind het als volksvertegenwoordiger wel mijn taak om vragen te
blijven te stellen over hoe publieke middelen worden besteed. Misschien ben ik een
beetje kort door de bocht geweest. Daar ga ik over nadenken.
Voorzitter. Dan het laatste punt, over de brexit. De rol daarvan en de gevolgen voor
de visserij zijn groot en kunnen groot zijn. Eigenlijk is het een retorische vraag,
want ik weet het antwoord, maar ik verwacht dat de Minister daar samen met de sector
intensief in blijft optrekken. Dat verdient onze visserij.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. De heer Futselaar, SP.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor het beantwoorden van de gestelde vragen en ook
specifiek voor het beantwoorden van de niet-gestelde vragen. Dat werkt buitengewoon
efficiënt, dus ik laat het daarbij.
De voorzitter:
Dan vraag ik de heer Futselaar om voor de goede orde kort het voorzitterschap over
te nemen. Het regent geen interrupties, maar toch.
Voorzitter: Futselaar
De heer De Groot (D66):
Minister, dank voor de uitvoerige beantwoording. De Minister verwijst naar Fully Documented
Fisheries als antwoord op de aanlandplicht. Het zijn 3 schepen van de 297, geloof
ik. Het is nog maar een pilot. Hoe gaat u die aanlandplicht handhaven met meer dan
alleen een pilot?
Dan de adviesdiensten. Ik moet constateren dat het antwoord in de geannoteerde agenda
ietsje achterliep bij de gedachtevorming die de Minister zelf al in de Raad over het
consortium had geuit. Alle steun om langs die weg verder te gaan. Ik zie de discussie
over de oneerlijke handelspraktijken inderdaad een beetje de kant van het CDA en D66
opgaan. Waarom blijft de Minister toch bij haar standpunt?
Tot slot. Hulde voor de verontwaardiging over de patenten op groente en het feit dat
de kennelijke beleidswijziging toch kan worden ingezet, nota bene door het Europees
Octrooibureau. Heel goed om daar in de Landbouwraad ook aandacht voor te vragen. Ik
zou dat misschien zelfs met een motie willen ondersteunen, maar daar moet ik even
over nadenken. Ik vind het echt iets wat we als Nederland helaas weer opnieuw op de
agenda moeten zetten. En ik ben benieuwd naar de relatie tussen het octrooibureau
en de Raad. Wie heeft het nu uiteindelijk voor het zeggen in Europa?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik hierbij het voorzitterschap weer terug aan de heer De Groot.
Voorzitter: De Groot
De voorzitter:
Wil de Minister nog tijd, of gaat ze in één keer door?
Minister Schouten:
Ik kan het wel op deze manier doen. De heer Wassenberg had het over een publicatie.
Ik dank hem voor het overbrengen van het document, maar onze mensen kennen het niet,
dus ik moet het antwoord daarop even schuldig blijven. Ik kijk nog even naar mijn
medewerkers, maar nee: ze weten het niet.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dit is het document van de opricht... Sorry, voorzitter. Ik wachtte niet tot u mij
het woord gaf.
De voorzitter:
U heeft het woord.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dit betreft de oprichting van die commissie. Dan is er inderdaad ook nog een subgroep.
Dat document heb ik nu niet bij me. Dat is één A4'tje. Zal ik dat anders dadelijk
via de Griffie per e-mail sturen? Dat is misschien handig.
Minister Schouten:
Ja. Het is volgens mij goed als wij die informatie hebben. Dan gaan we ernaar kijken.
Mevrouw Ouwehand had geen vragen meer.
Mevrouw Lodders houdt de zorg dat we verder gaan dan wat we in het BNC-fiche hebben
aangegeven. Ik zou die zorg graag willen wegnemen. Ik heb geprobeerd om elke keer
heel gedetailleerd aan te geven waar we staan en wat we aan het doen zijn, juist in
de Landbouw- en Visserijraadannotatie, en zo inzichtelijk mogelijk te maken wat de
stand van zaken is bij bepaalde discussies. Ik zoek een beetje naar wat ik nog meer
kan doen. Ik heb ooit eens gezegd, en herhaal dat misschien, dat de Kamer rondom het
GLB en bepaalde andere onderwerpen ook om een technische briefing kan vragen. Ik weet
dat u het druk heeft als Kamer, maar misschien is het in dit verband handig om daar
wat meer gedetailleerd vragen te stellen over waar precies meer behoefte is aan aanvullende
informatie en dergelijke. Dat geef ik aan uw Kamer mee.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is sowieso een goed aanbod. Dat heeft de Minister inderdaad al een keer eerder
gedaan, dus ik zal dat bij dezen direct agenderen voor de eerstvolgende procedurevergadering
bij de rondvraag. Dan hoef ik geen actie te ondernemen om dat te doen. Maar het blijft
wel lastig, want het zal naar alle waarschijnlijkheid een besloten briefing zijn.
Als dat niet zo is, dan kunnen we daar wel wat mee. Het gaat mij om de wijze waarop
de punten soms worden geagendeerd. Als het gaat om de richtinggevende vragen die aan
de orde komen: ik heb in de eerste termijn volgens mij duidelijk aangegeven dat het
niet de eerste keer is dat op die manier zaken worden geagendeerd. Je weet dan niet
wat er achter de schermen gebeurt. Stapje voor stapje komen we steeds verder in een
beleid waar we straks ja of nee tegen moeten zeggen, en dan wordt het lastig om nee
te zeggen.
Minister Schouten:
Dat snap ik. Wat die richtinggevende vragen betreft: het is aan het voorzitterschap
om daar dit soort vragen te stellen. Ik kan het voorzitterschap moeilijk verbieden
om dit soort vragen te stellen. Als ze gesteld worden, dan geef ik er ook graag een
antwoord op. Ik doe dat langs de lijnen zoals we die in het BNC-fiche hebben vastgesteld.
Als er echter nog specifieke vragen zijn, zou ik willen vragen om die via zo'n technische
briefing te stellen. Daarin kunnen we de systematiek eens toelichten, en hoe zoiets
nou gaat in Europa. Er gebeurt best veel tegelijkertijd, dus ik snap dat gevoel over
wat nou op welk punt zit. Er is bij mij echter geen enkele terughoudendheid om bepaalde
zaken aan uw Kamer voor te leggen. Ik heb volgens mij geprobeerd om daarvoor een proces
op te zetten. Als daar nog meer behoefte is, dan hoor ik dat graag. Ik denk dat het
goed is om bij de technische briefing te laten zien hoe de processen precies gaan
en op welke momenten ik de verslaglegging en de informatievoorziening richting de
Kamer vormgeef.
Mevrouw Lodders had een specifieke vraag over de boeren, namelijk over het feit dat
zij pas in maart de gelegenheid krijgen om wat te zeggen. Ze noemde het een internetconsultatie.
Voor de duidelijkheid: het is geen internetconsultatie, maar een consultatiebijeenkomst.
Het is niet zo dat ze in maart alleen nog maar «oké» of «niet oké» kunnen zeggen.
De bijeenkomst is bedoeld om informatie op te halen over hoe zij zien dat dingen in
de praktijk gaan en waar ze tegen aanlopen, zodat we dat in de vormgeving van het
Nationaal Strategisch Plan kunnen meenemen. Zoals ik al heb aangegeven, hebben we
daar ook echt wel de tijd voor. Het is niet zo dat het in maart al beklonken is en
dat ze alleen maar hun duim omhoog kunnen doen of niet. Integendeel. We willen de
input graag ophalen bij de boeren.
De VVD vraagt naar de indicator van de gewasbescherming. Ik proef daarin dat ik wat
inzichtelijker moet maken wat we daarover precies hebben ingebracht en wat het meer
inhoudelijke standpunt van Nederland is bij het kader. Ik kan toezeggen dat ik dat
naar de Kamer stuur. Zo kunt u zien waar bij ons het punt zat rondom de onderbouwing,
en wat het alternatieve voorstel was dat wij hebben ingebracht rondom het richtinggevende
kader voor de beoordeling. Is dat iets, zodat ze daar wat meer zicht op heeft?
Mevrouw Lodders (VVD):
Graag, als dat kan. Ik zag overigens dat de definitieve stemming op 25 januari is.
Ik heb de planning even niet, maar volgens mij zitten we daarvoor nog een keer met
de Landbouw- en Visserijraad. Als dat niet het geval is, dan is dat te laat. Dan zou
dat eigenlijk eerder moeten.
De voorzitter:
Het volgende AO Landbouw- en Visserijraad is op 28 januari. Neem mij niet kwalijk:
23 januari.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is voor 25 januari, dus dan is de toezegging akkoord.
Minister Schouten:
Ik zal de Kamer laten toekomen hoe ik op het kader heb gereageerd, wat er vanuit de
Commissie voorlag en wat Nederland daar nog tegenover heeft gezet, zodat u daar inzicht
in kunt krijgen.
Dan Nederland en het adresseren van antibiotica. Ik had dat verkeerd begrepen. Wij
zullen dat uiteraard inbrengen bij het punt dat Denemarken gaat inbrengen. Wij zullen
dat daar ook zelf proactief naar voren brengen.
De heer Geurts heeft eigenlijk geen hele vraag meer gesteld, maar maakte nog een aantal
wervende opmerkingen. Hij mag best een keertje met de Sea Rangers gaan praten. Ze
zijn gewoon aanspreekbaar. Het is best leuk om ze een keertje te spreken.
Ik zal in het vervolg minder vragen van de heer Futselaar beantwoorden, want hij krijgt
te veel vragen beantwoord. Ik zal weer teruggaan naar het beantwoorden van het aantal
vragen dat hij daadwerkelijk heeft gesteld, in plaats van de vragen die hij niet heeft
gesteld.
Ik kom op de vraag van D66 naar de handhaving en de Fully Documented Fisheries. De
heer De Groot weet hoe wij daartegen aankijken, want we hebben in het regeerakkoord
opgenomen dat we naar alternatieven voor de aanlandplicht moeten kijken. Dat hebben
we actief gedaan en daar zetten we ook op in. Hoe kun je veel meer voorkomen dat er
bijvangst is in plaats van dat er allerlei constructen worden aangezet om de bijvangst
te gaan registreren? We zetten in op meer onderzoek naar verbeterde selectiviteit.
Er ligt een roadmap. We gaan met Fully Documented Fisheries de registratie van de
vangsten verbeteren, wat daarmee dus ook een belangrijke voorwaarde is voor deze uitzondering.
Op deze manier proberen we het allemaal inzichtelijker te maken, zodat we er meer
zicht op kunnen krijgen.
Het consortium. Ik had dit in de begroting al toegezegd. Ik was van mening dat het
daarmee ook bekend was voor de heer De Groot, maar ik heb het hier dus nog een keertje
herhaald.
Dan het octrooibureau. Ik heb al aangegeven dat we dat in de Landbouw- en Visserijraad
zullen agenderen. Het EBO, het Europees Octrooibureau, is meer dan de EU, begrijp
ik. Het dekt 38 landen en is daarom niet een-op-een op Europa of de EU te plakken.
Ik kom hier nog bij u op terug, want we vinden hier inderdaad echt wat van. We zullen
ons daar hard voor maken, precies in lijn met onze inzet in 2016.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de Minister aan het einde van haar tweede termijn is en dat we aan
het eind van dit AO Landbouw- en Visserijraad zijn gekomen. Er zijn nog een aantal
toezeggingen, die ik zal langslopen.
– In het komende verslag en de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
zal nader worden ingegaan op de inzet van de Minister ten aanzien van vereenvoudiging
van het GLB.
– De Minister zal het plan van aanpak voor het opstellen van het Nationaal Strategisch
Plan aan de Kamer sturen zodra het gereed is. De Minister zal de Kamer eveneens informeren
als de provincies niet akkoord zijn gegaan.
– De Minister zal schriftelijk terugkomen op de vragen van de heer Wassenberg over het
EU Platform on Animal Welfare en de subcommissie over vissenwelzijn, bij voorkeur
morgen tijdens het VAO. Zou dat mogelijk zijn? Anders moet het bij de geannoteerde
agenda van de volgende Landbouw- en Visserijraad.
Minister Schouten:
Dat wordt dan wel een heel snelle actie, want dat is morgenochtend al. Ik denk niet
dat dit de urgentie heeft die andere onderwerpen mogelijk wel hebben, dus ik zou willen
voorstellen om dat bij de volgende Landbouw- en Visserijraad te betrekken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan doen we dat bij de volgende. Ik heb het document van de viswerkgroep trouwens
inmiddels al naar de Griffie gemaild, dus dat kan heel snel de kant van de Minister
op komen.
De voorzitter:
Prima. Dan wordt het het volgende AO Landbouw- en Visserijraad.
– De Minister zal het EU-kader voor de beoordeling van gewasbescherming voor het volgende
AO L&V-Raad aan de Kamer sturen. Dat gaat over de geharmoniseerde risico-indicator.
Minister Schouten:
En onze inzet daarbij.
De voorzitter:
En de inzet van Nederland daarbij. Ja, dat is duidelijk.
Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker het lid Ouwehand. Dit VAO wordt morgenochtend
om 10.15 uur ingepland. We eindigen deze dag dus met elkaar en we beginnen ook weer
met elkaar. Het is echt geweldig. Ik dank de Minister, de collega's, de mensen op
de tribune, de toehoorders thuis en de ambtelijke staf. Ik wens u een prettige avond.
Sluiting 18.55 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier -
Mede ondertekenaar
F. van Oosten, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.