Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over jarenlange misstanden bij Herstelcentrum C&S
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over jarenlange misstanden bij Herstelcentrum C&S (ingezonden 29 november 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 december
2018).
Vraag 1, 2
Hoe oordeelt u over de jarenlange misstanden met betrekking tot uitbuiting, verwaarlozing,
manipulatie, hardhandigheid, opsluiting en een tekort aan zorgverlening die heeft
plaatsgevonden bij locaties van Herstelcentrum C&S?1
Hoe oordeelt u over de over de vernietigende rapporten die de Inspectie voor Gezondheidszorg
en Jeugd en het WMO-toezicht GGD Gelderland-Zuid hebben uitgebracht over deze organisatie?
Antwoord 1, 2
Ik ben erg geschrokken van het artikel in het NRC van 24 november jl. over de misstanden
in zorginstelling C & S. Ik vind dat nooit op deze manier met mensen mag worden om
gegaan. Zeker niet als het kwetsbare volwassenen en kinderen betreft die sterk afhankelijk
zijn van zorg en ondersteuning. Gelukkig zijn alle voormalige bewoners overgeplaatst
naar andere instellingen. Aanleiding hiervoor waren de alarmerende rapporten die zijn
geschreven door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Wmo-toezichthouder.
Op basis van het oordeel van de gemeente over de rapporten is gezamenlijk besloten
om de bewoners over te plaatsen.
Vraag 3, 4
Hoe oordeelt u over de reacties van oud-bewoners, familieleden en oud-medewerkers
die aangaven dat de ernstige misstanden veel verder terug zouden gaan dan uit de inspectierapporten
blijkt?
Hoe is het mogelijk dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg van 2007 tot in 2016
überhaupt niet op de hoogte was van problemen bij C&S?
Antwoord 3, 4
Ik betreur het om te horen dat de oud-bewoners, familieleden en oud-medewerkers aangeven
dat de misstanden al eerder speelden dan in de periode die IGJ en de Wmo-toezichthouder
onderzochten. Een omstandigheid die hierbij speelt is dat het herstelcentrum tot 2016
niet in beeld was bij de voormalige Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Inspectie
Jeugdzorg. Dat komt omdat er geen meldplicht is voor nieuwe zorgaanbieders en omdat
de IGZ en Inspectie Jeugdzorg tot 2016 geen meldingen of signalen hebben ontvangen
over de kwaliteit van de hulp door Herstelcentrum C & S.
De toezichthouders zijn dus ook afhankelijk van de signalen en meldingen uit de samenleving
om een aanbieder in beeld te krijgen en zo nodig nader onderzoek te kunnen doen. Daarom
roep ik ook cliënten, hun naasten en medewerkers op om, als er zorgen zijn over de
kwaliteit van de zorg en ondersteuning, dit te melden bij de IGJ of de Wmo-toezichthouder.
Vraag 5
Vindt u het wenselijk dat de organisatie besloot om cliënten in verouderde stacaravans
te plaatsen? Getuigt dit in uw ogen van goede zorgverlening?
Antwoord 5
Een verouderde stacaravan acht ik geen passende leefomgeving. Het is belangrijk dat
cliënten verblijven in een schone, passende en veilige leefomgeving en dat het leefklimaat
past bij hun leeftijd en hun ontwikkelingsfase. Dit is een belangrijk onderdeel van
goede zorg.
Vraag 6
Hoe is het mogelijk dat de gemeente Buren vanaf 2010 wist dat Herstelcentrum C&S cliënten
in stacaravans plaatste, maar het 6 jaar duurde voordat toezichthoudende ambtenaren
er gingen kijken?
Antwoord 6
De gemeente Buren heeft mij desgevraagd laten weten dat zij tussen 2010 en 2016 niet
op de hoogte was dat er mensen met een zorgbehoefte in de caravans woonden. Want de
cliënten die in de stacaravans gingen wonen kregen tot
1 januari 2015 zorg via de AWBZ voornamelijk op basis van een pgb. Tot 1 januari 2015
was de IGZ verantwoordelijk voor het toezicht hierop. Zoals aangegeven bij het antwoord
op vraag 4 heeft IGZ geen meldingen of signalen hierover ontvangen.
Voor de gemeente Buren was 2015 een overgangsjaar waarin de AWBZ indicaties voor beschermd
wonen voor alle cliënten ongewijzigd zijn gebleven. Toen begin 2016 er signalen over
ondermaatse kwaliteit van de ondersteuning binnenkwamen is gelijk toezicht gestart.
Vraag 7
Hoe oordeelt u over de handelwijze van Herstelcentrum C&S die hun cliënten dwong om
pgb-declaraties te tekenen, vaak voor zorg die zij niet ontvingen en hen tevens bedreigden
dit te ondertekenen? Wat zegt dit over de kwetsbaarheid van pgb-gebruik in situaties
van begeleid wonen?
Antwoord 7
Ik vind dat pgb houders nooit gedwongen mogen worden om declaraties te ondertekenen.
Indien er signalen zijn dat dit wel gebeurt dient de verstrekker of de toezichthouder
hier direct onderzoek naar te doen en indien nodig op te treden.
Het is belangrijk dat pgb’s alleen verstrekt worden aan mensen die goed in staat zijn
om zelf zorg en ondersteuning van goede kwaliteit in te kopen, regie te hebben en
te houden en de zorgverleners aan te sturen. Indien iemand dat niet kan, dan kan iemand
een vertegenwoordiger aanwijzen. Ook deze vertegenwoordiger moet pgb-vaardig zijn
en de belangen van de cliënt voorop stellen. In de praktijk is dat nog niet altijd
het geval. Ik ben daarom in samenwerking met organisaties van pgb-houders en verstrekkers
bezig met het opstellen van een uniform kader voor taken, kennis en vaardigheden zodat
verstrekkers makkelijker en eenduidig kunnen toetsen of de budgethouder en eventueel
zijn vertegenwoordiger een pgb kan beheren.
Vraag 8
Zijn de vermoedens waar dat de eigenaar van Herstelcentrum C&S een doorstart wil maken?
Zo ja, vindt u dit wenselijk en hoe gaat u dit voorkomen?
Antwoord 8
De Wmo-toezichthouder en de IGJ volgen de activiteiten van deze aanbieder nauwgezet.
Indien op enige wijze blijkt dat er weer zorgactiviteiten worden verricht door Herstelcentrum
C & S of door de eigenaar in een vergelijkbare constellatie, zal worden ingegrepen
als dat nodig is.
Vraag 9
Welke lessen trekt u uit deze verhalen over de jarenlange misstanden bij Herstelcentrum
C&S en het toezicht dat jarenlang niet plaatsvond? Volhardt u in uw stellingname dat
het Wmo-toezicht door gemeenten op orde is of denkt u dat een grotere rol van de IGJ
en de GGD op het gemeentelijk toezicht zou kunnen bijdragen een meer kwaliteit van
zorg?
Antwoord 9
Zoals ook aangegeven in de antwoorden op vraag 3, 4 en 6 zijn er voor 2016 geen signalen
binnen gekomen bij de IGZ, Inspectie Jeugdzorg of de Wmo-toezichthouder over deze
aanbieder. Ik vind dat de gemeenten na en op basis van de alarmerende rapporten van
de Wmo-toezichthouder en de IGJ adequaat hebben gereageerd en samen gewerkt om de
kinderen en volwassen ergens anders te plaatsen. Desgevraagd hebben de gemeenten Nijmegen
en Buren en de GGD Gelderland Zuid mij aangegeven dat zij bezig zijn met een intensieve
evaluatie. Hierbij wordt er ook gekeken naar de rol van de gemeenten als opdrachtgever
vanaf 2016 voor het uitvoeren van beschermd wonen. Ook wordt gekeken naar de samenwerking
tussen de Wmo-toezichthouder en de IGJ. Ik zal deze evaluatie, die voor het begin
van 2019 staat gepland, intensief volgen en in overleg met de GGD Gelderland Zuid,
VNG en IGJ bekijken welke lessen uit deze casus kunnen worden door vertaald naar het
landelijke afsprakenkader en draaiboeken gericht op de samenwerking Wmo-toezichthouders
en andere toezichthouders in het sociaal domein zoals de IGJ.
Ik ben verder van mening dat gemeenten hard werken aan het vormgeven en ontwikkelen
van Wmo-toezicht zoals de IGJ in de jaarrapportage over 2017 heeft bevestigd. Het
handelen van de Wmo-toezichthouder in deze casus toont aan dat toezicht gemeenten
helpt om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Het is van belang dat gemeenten in overleg
met de VNG en IGJ blijven investeren in de ontwikkeling van het Wmo-toezicht. De acties
hiervoor zijn uiteengezet in brief «Gezond vertrouwen in ontwikkeling van het Wmo-toezicht»
die ik u 15 oktober jl. heb toegestuurd2. Het blijft van belang dat de IGJ in de praktijk samen werkt met de Wmo-toezichthouders
en dat de IGJ mij door middel van de jaarrapportage blijft adviseren over de ontwikkeling
van het Wmo-toezicht.
Vraag 10
Op welke wijze gaan het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders (34 767) en het wetsvoorstel Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (34 768) ervoor zorgen dat dergelijke misstanden niet meer kunnen voor komen?
Antwoord 10
Indien het wetsvoorstel3 Wet toetreding zorgaanbieders in werking is getreden, gaat op grond van dat wetsvoorstel
gelden dat nieuwe aanbieders van zorg op grond van de Wlz met meer dan 10 zorgverleners
over een toelatingsvergunning moeten beschikken, voordat men als aanbieder mag opereren.
Binnen de Wmo 2015 bestaat deze eis niet. Ik wil afspraken maken met gemeenten op
welke manier deze controle bij toetreding ook binnen de Wmo 2015 kan worden gerealiseerd
en met de zorgkantoren wat betreft de kleinschalige instellingen (waarbij er minder
dan 10 zorgmedewerkers werken).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.