Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het fiche: Mededeling over de versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht voor financiële instellingen en het fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de Europese Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2737
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 december 2018
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 19 oktober 2018 over BNC-fiches inzake
de versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht voor financiële
instellingen:
• Fiche: Mededeling over de versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht
voor financiële instellingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2710);
• Fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de
Europese Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn
(Kamerstuk 22 112, nr. 2711).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 november 2018 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 17 december 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Fiche: Mededeling over de versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht
voor financiële instellingen, COM(2018) 645
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie lezen in de mededeling over de versterking van het Uniekader
voor prudentieel en antiwitwastoezicht voor financiële instellingen, dat de Europese
Commissie voorstellen doet om witwassen tegen te gaan en terrorismefinanciering te
bestrijden. Zij zijn positief over de insteek, maar hebben over de uitvoering nog
enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen onder het kopje «eerste inschatting van krachtenveld»
dat er bij een aantal lidstaten vragen zijn over de praktische vormgeving van de voorstellen.
Kan het kabinet een overzicht geven van de meest prangende vragen die deze lidstaten
hebben? De leden van de VVD-fractie lezen eveneens dat een aantal lidstaten vraagt
om een analyse van de tekortkomingen van het huidige raamwerk. Zet het kabinet zich
hier ook voor in? En kan deze analyse ook met de Kamer worden gedeeld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
fiche. Zij vragen het kabinet nader in te gaan op de vraag welke overdracht van bevoegdheden
mogelijk met de voorliggende voorstellen plaats kan vinden. Ook vragen de leden van
de CDA-fractie nader te duiden waarom de amendementen van het Europees Parlement verder
gaan dan noodzakelijk is in verband met de beoogde doelen. Wat kan er mis kan gaan,
als desondanks gehoor wordt gegeven aan deze amendementen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Fiche
Mededeling over de versterking van het Uniekader voor prudentieel en antiwitwastoezicht
voor financiële instellingen. Zij hebben nadere vragen hierover.
De leden van de D66-fractie steunen de beoogde doelstellingen van het voorstel, om
toezicht doeltreffender te maken, samenwerking tussen autoriteiten te bevorderen en
het gebruik van kennis en middelen te optimaliseren. Een Europese aanpak draagt hieraan
bij. Kan het kabinet deze baten kwantificeren voor het functioneren van de interne
markt, zoals ook het kabinet zelf aangeeft?
De leden van de D66-fractie zijn het met het kabinet en met de Europese Commissie
eens dat een goede samenwerking tussen toezichtautoriteiten van belang is en dat voorkomen
moet worden dat kwaadwillenden gebruik kunnen maken van verschillen in toezichtspraktijken.
Zij lezen dat het huidige Europese toezichtkader nog lacunes kent. Kan het kabinet
aangeven welke lacunes resteren buiten die lacunes die met dit voorstel worden aangepakt?
Deze leden begrijpen dat uitwisseling van informatie tussen autoriteiten die belast
zijn met het anti-witwastoezicht en prudentiële toezichthouders mogelijk moet zijn.
Zij zien echter ook dat deze partijen over veel informatie beschikken waarvan delen
niet noodzakelijk is. Wordt getoetst of alleen noodzakelijke informatie wordt uitgewisseld?
Hoe wordt dit gedefinieerd en hoe en door wie wordt dit getoetst? Hoe wordt bepaald
welke informatie door Finance Intelligence Units (FIUs) uitgewisseld mag worden? Hoe
verhoudt deze uitwisseling van informatie zich tot het register van begunstigden (het
zogeheten UBO-register)? Welke winst is er nog met betere binnenlandse informatie-uitwisseling
te behalen?
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet de voorgestelde verbeteringen steunt,
daar waar deze eraan bijdragen eventuele tekortkomingen of obstakels in het huidige
raamwerk te identificeren en overlap met bestaande evaluaties en inventarisaties in
dat kader (met name van de Financial Action Task Force) voorkomen wordt. Kan het kabinet
aangeven voor welke voorstellen van de Europese Commissie dit wel en welke dit niet
geldt?
Deze leden lezen dat het kabinet de totstandkoming van een multilateraal memorandum
of understanding tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en anti-witwasautoriteiten
steunt. Zal hierin ook aandacht worden besteed aan het waarborgen van privacy?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche maar zijn bezorgd over
het feit dat dit kader nog lacunes vertoont. Zij willen uitputtend weten welke dat
zijn. Deze leden willen een toelichting gezien de actualiteit van het aanpakken van
witwassen en de resultaten daarvan.
De leden van de SP-fractie vragen welke verschillen tussen de lidstaten bestaan als
het gaat om de toezichtpraktijk. Kan het kabinet aangeven welke lidstaten het goed
doen en welke niet en wat precies ondernomen kan worden om toezicht te verbeteren
in de lidstaten?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet te onderbouwen waarom een internationale
aanpak noodzakelijk is. Waarom zou een intensivering van samenwerking tussen toezichthouders
een betere route zijn? Deze leden willen een toelichting.
Fiche: Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de
Europese Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn,
COM(2018) 646
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet blij is met de Europese samenwerking
op het gebied van antiwitwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering. Dit betekent
echter wel een toename aan bevoegdheden voor de Europese toezichthouders en daarmee
tot meer verplichtingen en dataverstrekking door financiële instellingen. Deze leden
zijn van mening dat de effectiviteit van die verplichtingen een punt van aandacht
moet zijn. Op dit moment leidt slechts een fractie van de gemelde ongebruikelijke
transacties tot opsporing en vervolging. Hoe wordt voorkomen dat die balans verslechtert?
De leden van de VVD-fractie lezen dat binnen het onderhavige voorstel alle financiële
instellingen, waaronder financial sector operators, onder het bereik van de verordeningen
inzake de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ESA’s) (de ESA-verordeningen) worden
gebracht, dus binnen het mandaat van de Europese Bankenautoriteit (EBA). De leden
van de VVD-fractie lezen eveneens dat het voor het kabinet niet duidelijk is waarom
deze daaronder vallen, aangezien er geen impact assessment is gemaakt. Waarom is deze
niet gemaakt en kan deze alsnog worden gemaakt, zodat duidelijk wordt waarom het voorstel
financial sector operators benoemd?
De leden van de VVD-fractie dringen erop aan dat duidelijk wordt welke informatie
gedeeld moet worden met de EBA en zijn blij dat het kabinet deze zorgen met de leden
van de VVD-fractie deelt. Welke stappen gaat het kabinet zetten om ervoor te zorgen
dat het duidelijk wordt welke informatie noodzakelijkerwijs wel en welke niet gedeeld
dient te worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet kritisch is op het voorstel dat
de EBA beleidsprioriteiten en middelen van nationale toezichthouders kan bijstellen.
De leden van de VVD-fractie delen deze kritiek en vragen dan ook hoe het kabinet dit
gaat voorkomen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de effecten van het vierde anti-witwasrichtlijn
bij verschillende lidstaten nog moeten worden gematerialiseerd. Is het kabinet dan
van mening dat de onderhavige verordening te vroeg komt?
Onder het kopje «eerste inschatting van krachtenveld» lezen de leden van de VVD-fractie
dat een aantal lidstaten ontevreden is met de totstandkoming van het onderhavige voorstel
en dat de lidstaten onvoldoende zijn betrokken. Welke lidstaten zijn dit? Is het mogelijk
om met deze lidstaten op te trekken om ervoor te zorgen dat er wel een breed gedragen
voorstel komt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief is over de proportionaliteit
van het voorstel, maar leest eveneens dat dit mede afhankelijk is door de invulling
van de bevoegdheden van de EBA. Kan het kabinet aandringen op een impact assessment,
zodat de Kamer ook kan beoordelen waarmee het instemt?
De leden van de VVD-fractie vragen of er al meer informatie is over de methode die
de Europese Commissie gaat opstellen voor het doorberekenen van de toezichtkosten
aan de sector. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het voorschot, vereist
vanuit het EU-budget, gaat worden terugbetaald en of dit betekent dat de sector in
één keer een voorschot van enkele jaren moet terugbetalen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet vragen heeft over de specificering
van de toename van de toezichtkosten door de EBA. Kunnen deze antwoorden worden teruggekoppeld
aan de Kamer? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af of er geen extra
kosten komen voor nationale toezichthouders, wanneer deze vaker moeten rapporteren
aan de EBA.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet kan concluderen dat de
«toename van kosten voor Nederlandse financiële instelling acceptabel is», wanneer
het eerder stelt dat er nog geen methode is om deze kosten door te berekenen. Waar
baseert het kabinet deze stelling op?
De leden van de VVD-fractie lezen dat door het uitblijven van een impact assessment
het lastig in te schatten is welke administratieve lasten bedrijfsleven en burgers
krijgen door deze verordening. Is het kabinet het met de VVD-fractie eens dat het
belangrijk is dit éérst in kaart te brengen, voordat wordt ingestemd met deze verordening?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
fiche. Deze leden vragen het kabinet om de voorstellen van de commissie te projecteren
op de casus ING (boete 775 miljoen euro) en hoe de verantwoordelijkheden van toezichthouders
anders hadden gelopen indien deze voorstellen van kracht zouden zijn geweest.
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van het kabinet dat de EBA verantwoordelijkheid
krijgt voor spelers in de financiële sector, maar dat onduidelijk is wat er met niet-financiële
actoren zoals advocaten en notarissen gebeurt. Zou het kabinet kunnen schetsen welke
scenario’s er voor zouden kunnen liggen om dit probleem op te lossen? Welke gevolgen
zijn er bijvoorbeeld als het huidige commissievoorstel wordt voortgezet met de bestaande
onduidelijkheid? Welke gevolgen zijn er als ook notarissen en dergelijke onder het
mandaat van de EBA worden gebracht?
Waarom acht het kabinet het niet noodzakelijk en wenselijk als andere nationale instanties
dan de betrokken toezichthouders, zoals FIUs, verplicht worden om informatie te delen
met de EBA?
De leden van de CDA-fractie maken zich met het kabinet zorgen over het gegeven dat
de samenhang met nationale wetgeving, bijvoorbeeld het strafrecht, niet goed geregeld
lijkt in onderhavig commissievoorstel. Kan het kabinet aangeven of het strafrechtelijk
vervolgen van betrokkenen bij witwaspraktijken (zoals in de casus ING) mogelijk wordt
bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat het kabinet hier aan doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Fiche
Gewijzigd voorstel tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de Europese
Toezichthoudende Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn.
Zij ondersteunen de beoogde doelstellingen van het voorstel om toezicht doeltreffender
te maken, samenwerking tussen autoriteiten te bevorderen en het gebruik van kennis
en middelen te optimaliseren. Een Europese aanpak draagt hieraan bij. Zij lezen dat
de uitwerking van voorliggend voorstel op veel punten nog niet duidelijk is. Zij vragen
het kabinet wanneer het de nadere uitwerking verwacht en wanneer de Kamer deze uitwerking
zal ontvangen. De leden van de D66-fractie begrijpen het belang van centralisatie
van toezicht, maar ook de zorgen die het kabinet ook uit over betrokkenheid van andere
Europese en nationale toezichtautoriteiten. Hoe zullen binnen het permanente intern
comité beslissingen genomen worden en welke rol krijgen Europese en nationale toezichthouders
hierin?
De leden van de D66-fractie lezen dat voorgesteld wordt om een centrale databank bij
de EBA in te richten. Wat is de meerwaarde is ten opzicht van nationale databanken?
Welke informatie wordt hierin opgeslagen? Hoe wordt privacy geborgd? Hoe wordt geborgd
dat alleen noodzakelijke informatie uitgewisseld wordt? Hoe wordt «need to know» gedefinieerd
en door wie wordt dit in de uitvoering getoetst?
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de EBA in het uiterste geval zelf een
tot een financiële onderneming gericht individueel besluit mag nemen, wanneer een
nationale autoriteit geen gehoord geeft aan een EBA-verzoek tot een sanctie of andere
maatregel. Betekent dit dat de EBA zelf sancties kan opleggen aan financiële ondernemingen?
Wat voor sancties kan de EBA in dat geval opleggen? Welke mogelijkheden heeft een
financiële onderneming om hiertegen in beroep te gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het Fiche inzake gewijzigd voorstel
tot aanpassing van de verordeningen met betrekking tot de Europese Toezichthoudende
Autoriteiten en tot wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn. Zij zijn bezorgd
over de wijzigingen en zien niet zitten dat het toezicht op witwassen en financiering
van terrorisme via het financieel stelsel uit het zicht raakt, omdat het op Europees
niveau wordt belegd. Zij vragen het kabinet zich te verzetten tegen deze wijziging.
De leden van de SP-fractie lezen in het fiche dat de EBA een prominentere rol krijgt
bij voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme via het financieel stelsel.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er zulke wettelijke versterking en centralisatie
moet plaatsvinden. Welke redenen rechtvaardigen dat deze centralisatie plaatsvindt?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het gaat doen om de bevoegdheden
van de nationale toezichthouder te waarborgen. Welke extra taken of bevoegdheden in
Nederland worden toegevoegd om deze «belangrijke» nationale tak kracht bij te zetten?
Beseft het kabinet hoe belangrijk dit is, gezien de erg kleine en disfunctionele omvang
die toezichthoudende organisaties hebben? Hoe moet dat precies met de justitiële vervolgketen
als er vervolgd moet worden? Wie gaat er vervolgen als er witwassen of terrorismefinanciering
plaatsvindt?
De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet het eens is met de leden dat verregaande
centralisatie van macht en een opwaartse verschuiving van autoriteit naar de supranationale
EU-takken niet per definitie gewenst is. Deze leden vragen om een toelichting.
De leden van de SP-fractie vragen zich met het kabinet af waarom het voorstel niet
duidelijk maakt waarom een uitbreiding naar financial sector operators noodzakelijk
is. Deze leden vinden het belangrijk om alle grensoverschrijdende sectoren die vatbaar
zijn voor witwassen onder toezicht te houden. Zij vragen het kabinet of dit wel ondergebracht
moet worden bij de EBA. De leden van de SP-fractie vragen welke alternatieven onderzocht
zijn om toezicht betere gegevens te laten uitwisselen.
De leden van de SP-fractie zijn met het kabinet kritisch over het feit dat de EBA
beleidsprioriteiten en middelen van nationale toezichthouders kan bijstellen. Deze
leden vragen of er rode lijnen zijn bij de onderhandelingen om te komen tot de centralisering
en zij vragen om een inschatting van de haalbaarheid van dit voorstel.
De leden van de SP-fractie vragen wat een goede afbakening van de taken en bevoegdheden
tussen de nationale toezichthouders en de EBA is. Deze leden willen weten hoe het
kabinet deze afbakening gaat realiseren en hoe het kabinet dit in zal brengen in de
Brusselse onderhandeling
II Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en de SP. Voor de leesbaarheid is gekozen
voor clustering van vragen en antwoorden naar onderwerp:
I Analyse van de tekortkomingen van het huidige raamwerk
II Impact assessment
III Europese Aanpak
IV Informatie uitwisseling
V Nieuwe taken EBA en de positie van nationale toezichthouders
VI Administratieve lasten en toezichtkosten
VII Strafrechtelijke vervolging
I Analyse van de tekortkomingen van het huidige raamwerk
De leden van de VVD-fractie lezen dat een aantal lidstaten vraagt om een analyse van
de tekortkomingen van het huidige raamwerk. Zet het kabinet zich hier ook voor in?
En kan deze analyse ook met de Kamer worden gedeeld?
Naleving van de anti-witwasregels en beheersing van de integriteitsrisico’s door financiële
instellingen is belangrijk voor het vertrouwen in de financiële sector. Recente voorbeelden
van waar dat niet goed ging, hier maar ook in andere landen, onderstrepen het belang
van goed toezicht en handhaving. Mijn inzet in Europees verband is om te bezien of
bredere herziening van het stelsel nodig is om het anti-witwasbeleid effectiever te
maken. Een grondige analyse van de recente witwaszaken bij Europese banken is daarbij
een belangrijke eis van mij geweest. Op 4 december is de Raad Economische en Financiële
Zaken (Ecofin) een Actieplan overeengekomen om witwassen tegen te gaan.1 Hierin is opgenomen dat een analyse (post-mortem review) zal worden uitgevoerd naar de recente witwaszaken waarbij Europese banken betrokken
waren, om te identificeren welke factoren daaraan hebben bijgedragen zodat mogelijke
aanvullende acties op de midden en lange termijn kunnen worden bepaald. Deze analyse
wordt halverwege 2019 opgeleverd. Ik zet mij er voor in dat de uitkomsten van deze
analyse zoveel als mogelijk openbaar kunnen worden gemaakt.
De leden van de D66-fractie zijn het met het kabinet en met de Europese Commissie
eens dat een goede samenwerking tussen toezichtautoriteiten van belang is en dat voorkomen
moet worden dat kwaadwillende gebruik kunnen maken van verschillen in toezichtspraktijken.
Zij lezen dat het huidige Europese toezichtkader nog lacunes kent. Kan het kabinet
aangeven welke lacunes resteren buiten die lacunes die met dit voorstel worden aangepakt?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche maar zijn bezorgd over
het feit dat dit kader nog lacunes vertoont. Zij willen uitputtend weten welke dat
zijn. Deze leden willen een toelichting gezien de actualiteit van het aanpakken van
witwassen en de resultaten daarvan.
De lacunes waar de Commissie op wijst, zien op informatiedeling en samenwerking tussen
verschillende toezichthoudende autoriteiten en op het tijdig optreden door toezichthoudende
autoriteiten. De mogelijkheden voor informatiedeling tussen toezichthouders zijn met
de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn uitgebreid.2 Op grond van de artikelen 57bis en 57ter van de gewijzigde vierde anti-witwasrichtlijn
kunnen anti-witwastoezichthouders informatie uitwisselen met prudentiële toezichthouders.
Deze uitwisseling is zowel nationaal als met autoriteiten in andere lidstaten mogelijk.
Daarnaast maakt artikel 57ter het mogelijk dat anti-witwastoezichthouders informatie
delen met andere nationale autoriteiten die wettelijke taken hebben op het gebied
van het bestrijden of onderzoeken van witwassen, de daarmee verband houdende basisdelicten
of terrorismefinanciering. Deze bepalingen moeten per 10 januari 2020 in de nationale
wetgeving van de lidstaten geïmplementeerd zijn. Een wetsvoorstel ter implementatie
hiervan in Nederland heb ik op dit moment in voorbereiding.3 Lacunes ten aanzien van de bevoegdheden voor toezichthoudende autoriteiten om informatie
te delen worden daarmee gedicht. Het voorliggend voorstel van de Europese Commissie
beoogt de samenwerking en de uitvoering van het toezicht te verbeteren. Dit richt
zich vooral op de coördinatie van de samenwerking en informatiedeling tussen toezichthoudende
autoriteiten in verschillende lidstaten en op het beoordelen van het toezicht in de
lidstaten. Voor deze aspecten bestaat op dit moment nog geen Europees kader en het
voorliggend voorstel voorziet hierin door de EBA (Europese Banken Autoriteit) op beide
punten bevoegdheden toe te kennen.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet de voorgestelde verbeteringen steunt,
daar waar deze eraan bijdragen eventuele tekortkomingen of obstakels in het huidige
raamwerk te identificeren en overlap met bestaande evaluaties en inventarisaties in
dat kader (met name van de Financial Action Task Force [FATF]) voorkomen wordt. Kan
het kabinet aangeven voor welke voorstellen van de Europese Commissie dit wel en welke
dit niet geldt?
De voorgestelde verbeteringen door de Commissie dragen alle bij aan het verbeteren
van de informatiedeling en samenwerking tussen verschillende toezichthoudende autoriteiten
en op het tijdig optreden door toezichthoudende autoriteiten. Aanvankelijk waren er
zorgen over de mogelijke overlap van de peer reviews en de risk assessments met bestaande evaluaties en inventarisaties. Inmiddels heeft de Commissie verduidelijkt
dat de peer reviews die betrekking hebben op het witwassen en financieren van terrorisme, op dezelfde
wijze worden uitgevoerd als peer reviews die op grond van haar reeds bestaande bevoegdheden
door de EBA worden uitgevoerd. Bij het uitvoeren van peer reviews wordt door de EBA rekening gehouden met bestaande evaluaties en inventarisaties van
relevante internationale en intergouvernementele organisaties, de Supra Nationale
Risico Analyse (SNRA) van de Commissie4, en de Nationale Risico Analyse (NRA)5 van de betreffende lidstaat. Ook heeft de Commissie verduidelijkt dat de EBA bij
het uitvoeren van risk assessments de informatie gebruikt die de EBA al voorhanden heeft, zoals de informatie verkregen
door middel van peer reviews, bestaande evaluaties, (S)NRA’s, en informatie aanwezig in de nog op te zetten centrale
databank. Naar het oordeel van het kabinet wordt daarmee in voldoende mate voorkomen
dat er overlap zal ontstaan met bestaande evaluaties en inventarisaties.
De leden van de SP-fractie vragen welke verschillen tussen de lidstaten bestaan als
het gaat om de toezichtpraktijk. Kan het kabinet aangeven welke lidstaten het goed
doen en welke niet en wat precies ondernomen kan worden om toezicht te verbeteren
in de lidstaten?
Het voorstel van de Commissie heeft als doel er aan bij te dragen meer zicht te krijgen
op de bestaande verschillen tussen lidstaten. Er is op dit moment geen volledig overzicht
beschikbaar van beoordelingen of evaluaties van de toezichthoudende autoriteiten in
de lidstaten. Voor de lidstaten die al zijn geëvalueerd door de FATF6 zijn er Mutual Evaluation rapporten beschikbaar waarin de kwaliteit van het toezicht wordt beoordeeld aan de
hand van de FATF Standaarden en specifieke aanbevelingen worden meegegeven.7
II Impact assessment
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet positief is over de proportionaliteit
van het voorstel, maar leest eveneens dat dit mede afhankelijk is door de invulling
van de bevoegdheden van de EBA. Kan het kabinet aandringen op een impact assessment,
zodat de Kamer ook kan beoordelen waarmee het instemt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat door het uitblijven van een impact assessment
het lastig in te schatten is welke administratieve lasten bedrijfsleven en burgers
krijgen door deze verordening. Is het kabinet het met de VVD-fractie eens dat het
belangrijk is dit éérst in kaart te brengen, voordat wordt ingestemd met deze verordening?
De leden van de D66-fractie lezen dat de uitwerking van voorliggend voorstel op veel
punten nog niet duidelijk is. Zij vragen het kabinet wanneer het de nadere uitwerking
verwacht en wanneer de Kamer deze uitwerking zal ontvangen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat binnen het onderhavige voorstel alle financiële
instellingen, waaronder financial sector operators, onder het bereik van de verordeningen
inzake de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ESA’s) (de ESA-verordeningen) worden
gebracht, dus binnen het mandaat van de Europese Bankenautoriteit (EBA). De leden
van de VVD-fractie lezen eveneens dat het voor het kabinet niet duidelijk is waarom
deze daaronder vallen, aangezien er geen impact assessment is gemaakt. Waarom is deze
niet gemaakt en kan deze alsnog worden gemaakt, zodat duidelijk wordt waarom het voorstel
financial sector operators benoemd?
De Europese Commissie geeft aan dat de urgentie om met een voorstel te komen om het
Europese bankenstelsel te beschermen tegen potentieel schadelijke antiwitwaszaken
hoog is en het voorstel daarom weliswaar zonder impact assessment maar met de nodige
praktijkervaring en expertise is voorbereid. Ik ben het met de Kamerleden eens dat
idealiter eerst een impact assessment wordt uitgevoerd en daarna pas een voorstel
wordt opgesteld en voorgelegd. Anderzijds is de urgentie om stappen te nemen op dit
terrein evident aangetoond door recente gevallen van (vermoedelijke) witwaspraktijken
waarbij verschillende Europese banken betrokken zijn. Omdat ik een goede impact assessment
belangrijk en nuttig acht maar tegelijkertijd ook inzie dat het nodig is om snel stappen
te nemen om misbruik van financiële instellingen voor witwassen en terrorismefinanciering
te voorkomen, heb ik mij in Europees verband ingezet voor het uitvoeren van een zogeheten
post-mortem review naar de recente witwaszaken waarbij Europese banken betrokken waren (zie ook het eerste
antwoord hierboven).
De leden van de CDA-fractie delen de constatering van het kabinet dat de EBA verantwoordelijkheid
krijgt voor spelers in de financiële sector, maar dat onduidelijk is wat er met niet-financiële
actoren zoals advocaten en notarissen gebeurt. Zou het kabinet kunnen schetsen welke
scenario’s er voor zouden kunnen liggen om dit probleem op te lossen? Welke gevolgen
zijn er bijvoorbeeld als het huidige commissievoorstel wordt voortgezet met de bestaande
onduidelijkheid? Welke gevolgen zijn er als ook notarissen en dergelijke onder het
mandaat van de EBA worden gebracht?
De leden van de SP-fractie vragen zich met het kabinet af waarom het voorstel niet
duidelijk maakt waarom een uitbreiding naar financial sector operators noodzakelijk
is. Deze leden vinden het belangrijk om alle grensoverschrijdende sectoren die vatbaar
zijn voor witwassen onder toezicht te houden. Zij vragen het kabinet of dit wel ondergebracht
moet worden bij de EBA.
Een «financial sector operator» is een instelling die zowel onder de Europese anti-witwasrichtlijn
valt als onder het mandaat van een van de drie ESA’s. Het begrip omvat niet andere
partijen die ook onder de Europese anti-witwasrichtlijn vallen. Notarissen en advocaten
vallen dan ook niet onder voorliggend voorstel. Dit zou voor nu ook onwenselijk zijn
gelet op het bestaande mandaat van de drie ESA’s en gezien het voornamelijk nationale
karakter van deze partijen en de nationale risico’s die hiermee gepaard gaan. Het
voorliggend voorstel ziet alleen op financial sector operators, er komen dan ook geen
nieuwe instellingen onder het bereik van de ESA-verordeningen.
Voordat andere instellingen onder de reikwijdte van het begrip financial sector operator
gebracht kunnen worden, dient er een zorgvuldige en grondige analyse te worden uitgevoerd
naar de meerwaarde en wenselijkheid van een dergelijke uitbreiding. Met de implementatie
van de vierde anti-witwasrichtlijn zijn voor alle instellingen nieuwe verplichtingen
gaan gelden zoals, voor zover passend bij de aard en omvang van de instelling, de
inrichting van een compliance- of auditfunctie.
Onder het kopje «eerste inschatting van krachtenveld» lezen de leden van de VVD-fractie
dat een aantal lidstaten ontevreden is met de totstandkoming van het onderhavige voorstel
en dat de lidstaten onvoldoende zijn betrokken. Welke lidstaten zijn dit? Is het mogelijk
om met deze lidstaten op te trekken om ervoor te zorgen dat er wel een breed gedragen
voorstel komt?
Het voorliggend voorstel is in een vrij hoog tempo tot stand gekomen. Dit houdt mede
verband met de noodzaak om snel stappen te ondernemen om herhaling van recente witwaszaken
waarbij Europese banken betrokken zijn te voorkomen. Hierdoor zijn lidstaten wellicht
niet in de mate betrokken geweest bij het opstellen van dit voorstel als sommige lidstaten
gehoopt hadden. Mijn indruk is echter dat alle lidstaten voelen dat er op dit terrein
stappen ondernomen moeten worden.
III Europese aanpak
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet te onderbouwen waarom een internationale
aanpak noodzakelijk is. Waarom zou een intensivering van samenwerking tussen toezichthouders
een betere route zijn? Deze leden willen een toelichting.
De leden van de SP-fractie lezen in het fiche dat de EBA een prominentere rol krijgt
bij voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme via het financieel stelsel.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er zulke wettelijke versterking en centralisatie
moet plaatsvinden. Welke redenen rechtvaardigen dat deze centralisatie plaatsvindt?
Witwassen en de financiering van terrorisme zijn veelal grensoverschrijdende vormen
van criminaliteit. Daarbij opereren veel financial sector operators ook internationaal.
Financiële markten zijn sterk internationaal georganiseerd en witwassers proberen
daar via complexe structuren misbruik van te maken. Internationale samenwerking is
dan ook van belang om dit effectief aan te kunnen pakken. Intensievere Europese samenwerking
kan bijdragen aan ieders informatiepositie, aan de gedeelde kennis over onder toezicht
staande instellingen en aan consistentie in de aanpak tussen nationale toezichthouders,
terwijl tegelijkertijd de aansluiting op nationale risico’s en de samenwerking met
nationale autoriteiten ten minste geborgd blijft, of versterkt wordt.
De leden van de D66-fractie steunen de beoogde doelstellingen van het voorstel, om
toezicht doeltreffender te maken, samenwerking tussen autoriteiten te bevorderen en
het gebruik van kennis en middelen te optimaliseren. Een Europese aanpak draagt hieraan
bij. Kan het kabinet deze baten kwantificeren voor het functioneren van de interne
markt, zoals ook het kabinet zelf aangeeft?
De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet het eens is met de leden dat verregaande
centralisatie van macht en een opwaartse verschuiving van autoriteit naar de supranationale
EU-takken niet per definitie gewenst is. Deze leden vragen om een toelichting.
Om de baten te kwantificeren is het uitvoeren van een grondige analyse van de recente
witwaszaken bij Europese banken van belang. Mijn inzet in Europees verband is om te
bezien of bredere herziening van het stelsel nodig is om het anti-witwasbeleid effectiever
te maken. Daarbij dient er aandacht te blijven in het anti-witwastoezicht voor nationale
verschillen ten aanzien van witwasrisico’s en risico’s op financieren terrorisme die
de financiële markt kunnen bedreigen. Ieder land heeft zijn eigen contextfactoren
en specifieke risico’s, er moet voldoende ruimte blijven om deze te adresseren en
aan te pakken. Anderzijds acht ik het niet wenselijk dat er grote verschillen ontstaan
binnen Europa in de mate waarin lidstaten het gebruik van het financiële stelstel
voor witwassen en de financiering van terrorisme weten te voorkomen. Dit pleit voor
een geharmoniseerde aanpak binnen Europa.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de effecten van het vierde anti-witwasrichtlijn
bij verschillende lidstaten nog moeten worden gematerialiseerd. Is het kabinet dan
van mening dat de onderhavige verordening te vroeg komt?
Het kabinet is van mening dat het voorstel de positieve effecten van de vierde anti-witwasrichtlijn
verder versterkt. De vierde anti-witwasrichtlijn en de wijziging daarvan8 scheppen de voorwaarden voor een betere samenwerking tussen anti-witwastoezichthouders
en prudentiële toezichthouders omdat daarin grondslagen zijn opgenomen die de uitwisseling
van informatie mogelijk maakt tussen deze toezichthouders; zowel binnen als tussen
lidstaten. Het voorstel draagt bij aan het verbeteren van deze samenwerking, waardoor
de effecten van de vierde anti-witwasrichtlijn beter kunnen worden geëffectueerd.
IV Informatie uitwisseling
De leden van de VVD-fractie dringen erop aan dat duidelijk wordt welke informatie
gedeeld moet worden met de EBA en zijn blij dat het kabinet deze zorgen met de leden
van de VVD-fractie deelt. Welke stappen gaat het kabinet zetten om ervoor te zorgen
dat het duidelijk wordt welke informatie noodzakelijkerwijs wel en welke niet gedeeld
dient te worden?
De leden van de D66-fractie lezen dat voorgesteld wordt om een centrale databank bij
de EBA in te richten. Wat is de meerwaarde is ten opzicht van nationale databanken?
Welke informatie wordt hierin opgeslagen? Hoe wordt privacy geborgd? Hoe wordt geborgd
dat alleen noodzakelijke informatie uitgewisseld wordt? Hoe wordt «need to know» gedefinieerd
en door wie wordt dit in de uitvoering getoetst?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat uitwisseling van informatie tussen autoriteiten
die belast zijn met het anti-witwastoezicht en prudentiële toezichthouders mogelijk
moet zijn. Zij zien echter ook dat deze partijen over veel informatie beschikken waarvan
delen niet noodzakelijk is. Wordt getoetst of alleen noodzakelijke informatie wordt
uitgewisseld? Hoe wordt dit gedefinieerd en hoe en door wie wordt dit getoetst? Hoe
wordt bepaald welke informatie door Finance Intelligence Units (FIUs) uitgewisseld
mag worden? Hoe verhoudt deze uitwisseling van informatie zich tot het register van
begunstigden (het zogeheten UBO-register)? Welke winst is er nog met betere binnenlandse
informatie-uitwisseling te behalen?
De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom het kabinet het niet noodzakelijk
en wenselijk acht als andere nationale instanties dan de betrokken toezichthouders,
zoals FIUs, verplicht worden om informatie te delen met de EBA? Ook vragen de leden
van de CDA-fractie nader te duiden waarom de amendementen van het Europees Parlement
verder gaan dan noodzakelijk is in verband met de beoogde doelen. Wat kan er mis kan
gaan, als desondanks gehoor wordt gegeven aan deze amendementen?
De leden van de SP-fractie vragen welke alternatieven onderzocht zijn om toezicht
betere gegevens te laten uitwisselen.
De Europese Commissie beoogt met het voorliggend voorstel de bestaande bevoegdheden
van de ESA’s te versterken en uit te breiden, alsmede de activiteiten van de ESA’s
centraal onder te brengen bij de EBA. In dat kader dient de gegevensuitwisseling plaats
te vinden met inachtneming van reeds bestaande Europese en nationale regels. Een Europese
aanpak heeft daarbij meerwaarde gezien het feit dat p witwassen en financiering van
terrorisme veelal grensoverschrijdende vormen van criminaliteit zijn.
De informatie die op grond van voorliggend voorstel moet worden gedeeld betreft zogenaamde
material weaknesses die zijn geconstateerd in de processen en procedures, governance structuren, geschiktheid,
vergaring van gekwalificeerde deelnemingen, autorisatie procedures, bedrijfsmodellen
en activiteiten van financial sector operators om witwassen en terrorisme financiering te voorkomen. Toezichthoudende autoriteiten
kunnen ten behoeve van hun toezicht een verzoek om informatie indienen bij de EBA.
Tevens zal de EBA de ontvangen informatie analyseren en relevante bevindingen delen
met toezichthoudende autoriteiten. Op dit moment wordt in de Raad gesproken over de
nadere specificering van de informatie die moet worden aangeleverd en de uitwerking
van de centrale databank, waarbij de inzet is dat deze in regulatory technical standards worden uitgewerkt. In de verdere onderhandelingen over het voorliggend voorstel, zal
ik aandacht vragen voor de vanuit uw Kamer geuite vragen en zorgen rondom de noodzakelijkheid
en proportionaliteit van de beoogde gegevensuitwisseling.
Nederland is voorstander van samenwerking met FIUs. Er zijn evenwel ook hier vragen
rondom de proportionaliteit en noodzaak van mogelijk verplichte gegevensuitwisseling
van FIUs naar de EBA. Daarbij dient ook de in de vierde anti-witwasrichtlijn neergelegde
operationele zelfstandigheid en onafhankelijk van de FIU in ogenschouw te worden genomen.
In de lopende onderhandelingen heb ik hier aandacht voor gevraagd.
Ten aanzien van uitwisseling van informatie uit het UBO-register geldt dat waar deze
informatie openbaar is de Europese toezichthouders daar ook toegang toe zullen hebben.
Op grond van de vierde anti-witwasrichtlijn konden toezichthouders op grond van de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) al onderling
informatie uitwisselen als ook met anti-witwastoezichthouders uit andere lidstaten.
Met de implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn wordt de
informatie-uitwisseling versterkt tussen prudentieel en anti-witwastoezicht, zowel
op nationaal niveau als tussen toezichthouders uit andere lidstaten. Ook wordt met
de implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn informatie-uitwisseling
versterkt tussen toezichthouders op grond van de Wwft en autoriteiten op het gebied
van het bestrijden of onderzoeken van witwassen en de daarmee verband houdende basisdelicten
of terrorismefinanciering.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet de totstandkoming van een multilateraal
memorandum of understanding tussen de Europese Centrale Bank (ECB) en anti-witwasautoriteiten
steunt. Zal hierin ook aandacht worden besteed aan het waarborgen van privacy?
Bij de overeenkomst die tussen de ECB en de lidstaten gesloten zal worden, dient rekening
gehouden te worden met de geldende wet- en regelgeving, waaronder de privacy regelgeving.
V Nieuwe taken EBA en de positie van nationale toezichthouders
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet nader in te gaan op de vraag welke
overdracht van bevoegdheden mogelijk met de voorliggende voorstellen plaats kan vinden.
De leden van de SP-fractie zijn bezorgd over de wijzigingen en zien niet zitten dat
het toezicht op witwassen en financiering van terrorisme via het financieel stelsel
uit het zicht raakt, omdat het op Europees niveau wordt belegd. Zij vragen het kabinet
zich te verzetten tegen deze wijziging.
De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de EBA in het uiterste geval zelf een
tot een financiële onderneming gericht individueel besluit mag nemen, wanneer een
nationale autoriteit geen gehoor geeft aan een EBA-verzoek tot een sanctie of andere
maatregel. Betekent dit dat de EBA zelf sancties kan opleggen aan financiële ondernemingen?
Wat voor sancties kan de EBA in dat geval opleggen? Welke mogelijkheden heeft een
financiële onderneming om hiertegen in beroep te gaan?
De leden van de D66-fractie begrijpen het belang van centralisatie van toezicht, maar
ook de zorgen die het kabinet ook uit over betrokkenheid van andere Europese en nationale
toezichtautoriteiten. Hoe zullen binnen het permanente intern comité beslissingen
genomen worden en welke rol krijgen Europese en nationale toezichthouders hierin?
In het voorliggend voorstel blijven de nationale anti-witwastoezichthouders het toezicht
op financiële instellingen uitvoeren. Nationale toezichthouders blijven daarmee een
essentiële rol vervullen in het integriteitstoezicht. Voorliggend voorstel is er dan
ook niet op gericht bevoegdheden die thans bij de nationale toezichthouders liggen
over te hevelen naar de EBA. Wel zullen samenwerking en informatiedeling tussen de
nationale toezichthouders en de EBA geïntensiveerd worden. De EBA krijgt in het voorliggend
voorstel een breder mandaat, zodat het verder kan bijdragen aan het voorkomen van
het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering, met
name ten aanzien van de coördinatie van het toezicht daarop. Die taak ziet zowel op
de financiële instellingen die reeds binnen het werkterrein van de EBA vallen, als
op de financiële instellingen die reeds binnen het werkterrein van de Europese Autoriteit
voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor Effecten
en Markten (ESMA) vallen.
Ter vervulling van die taak wordt de EBA een aantal nieuwe bevoegdheden toegekend
(zie ook hieronder). Het gaat hier niet om bevoegdheden die op dit moment bij de nationale
toezichthouders liggen en worden overgeheveld naar de EBA, maar vooral om bevoegdheden
die de EBA een coördinerende taak op Europees niveau geven en de samenwerking met
nationale autoriteiten vergroten en versterken. De belangrijkste bevoegdheden die
de EBA met dit voorstel krijgt om haar taak op het gebied van het voorkomen van het
gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering te vervullen,
zien op (a) informatiedeling, (b) samenwerking, (c) grensoverschrijdende kwesties,
(d) interne besluitvorming:
a. Informatiedeling
De EBA krijgt de bevoegdheid om bepaalde informatie m.b.t. het voorkomen van witwassen
en terrorismefinanciering van nationale toezichthoudende autoriteiten in de gehele
EU te verzamelen. Op grond van voorliggend voorstel zal de EBA deze informatie opslaan
in een centrale databank en analyseren. Ook zal de EBA bevoegd worden om op het terrein
van het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering
ontwikkelingen in de interne markt te monitoren en kwetsbaarheden voor witwassen en
terrorismefinanciering te beoordelen.
b. Samenwerking
De EBA krijgt de bevoegdheid om op het terrein van het voorkomen van het gebruik van
het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering onder andere gemeenschappelijke
regulerings- en toezichtnormen, richtsnoeren en aanbevelingen te ontwikkelen. Daarnaast
zal de EBA door het uitvoeren van zogeheten peer
reviews (collegiale toetsingen) bij nationale autoriteiten de convergentie van toezichtprocessen
bevorderen. Ook zal de EBA risicobeoordelingen (risk assessments) uitvoeren bij nationale toezichthoudende autoriteiten om te bezien of hun strategieën
en middelen erop gericht zijn de belangrijkste nieuwe risico’s m.b.t. witwassen en
terrorismefinanciering die op Europees niveau zijn geïdentificeerd in de Supranational Risk Assessment (SNRA), aan te pakken.
Verder wordt de samenwerking tussen nationale bevoegde toezichthoudende autoriteiten
in belangrijke mate versterkt doordat de EBA de bevoegdheid krijgt om in bepaalde
ernstige gevallen een nationale toezichthoudende autoriteit te verzoeken om (i) onderzoek
te verrichten naar een mogelijke inbreuk op het Unierecht door een financiële instelling,
(ii) te overwegen in een dergelijke situatie een maatregel op te leggen aan een financiële
instelling, en (iii) te overwegen een individueel besluit te nemen waarmee een financiële
instelling in een dergelijke situatie verzocht wordt het nodige te doen om te voldoen
aan de op hem rustende verplichtingen. Indien de nationale toezichthoudende autoriteit
aan een dergelijk verzoek van de EBA geen gehoor geeft, dan heeft de EBA in het uiterste
geval de bevoegdheid om zelf een individueel besluit te nemen waarmee een financiële
instelling verzocht wordt het nodige te doen om te voldoen aan de op hem rustende
verplichtingen. Die laatste escalatiemogelijkheid is een reeds bestaande bevoegdheid
van de EBA in het kader van het prudentieel toezicht. Voorliggend voorstel voegt hieraan
toe dat deze bevoegdheid ook ingezet kan worden ten aanzien van het niet-naleven van
Unierecht op het gebied van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering
voor wat betreft financial sector operators. Daarbij mag de EBA niet alleen Unierecht
toepassen maar ook nationaal recht voor zover daarin Unierecht is geïmplementeerd
of daarin gebruik is gemaakt van een lidstaatoptie.
c. Grensoverschrijdende kwesties
De EBA heeft reeds bevoegdheden in dergelijke kwesties. Zo ziet het reeds bestaande
artikel 19 van de EBA verordening op het schikken van meningsverschillen tussen nationale
toezichthoudende autoriteiten in grensoverschrijdende situaties. Indien een nationale
toezichthoudende autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt
over door een andere nationale toezichthoudende autoriteit genomen of niet genomen
maatregelen, dan is de EBA bevoegd die autoriteiten bij te staan bij het bereiken
van overeenstemming. Mochten de autoriteiten er niet in slagen tot overeenstemming
te komen dan kan de EBA een besluit nemen waarin zij worden verplicht bepaalde maatregelen
te nemen (of te laten) om zo tot een schikking te komen. Wanneer een nationale toezichthoudende
autoriteit het besluit van de EBA niet naleeft en er daardoor niet in slaagt te verzekeren
dat een financiële instelling voldoet aan de op haar rustende verplichtingen, dan
kan de EBA een tot die financiële instelling gericht individueel besluit nemen op
grond waarvan die financiële instelling de nodige maatregelen dient te nemen om te
voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting
van haar activiteiten. Het voorgaande is een reeds bestaande bevoegdheid van de EBA.
Voorliggend voorstel voegt hieraan toe dat deze bevoegdheid (ten aanzien van financial
sector operators) ook ingezet kan worden ten aanzien van het niet-naleven van Unierecht
op het gebied van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. Daarbij mag
de EBA niet alleen Unierecht toepassen maar ook nationaal recht voor zover daarin
Unierecht is geïmplementeerd of daarin gebruik is gemaakt van een lidstaatoptie.
Daarnaast krijgt de EBA de bevoegdheid om in bepaalde ernstige gevallen waarin verplichtingen
uit de anti-witwasrichtlijn niet worden nagekomen en er bovendien een derde land betrokken
is, de samenwerking te faciliteren tussen de nationale autoriteit(en) in de EU en
de autoriteit(en) in het derde land. De EBA zal in dergelijke gevallen dus een faciliterende
rol spelen.
d. Interne besluitvorming
Voorgesteld wordt om een nieuw permanent comité binnen de EBA op te richten dat zich
specifiek toelegt op (voorbereiding van) besluitvorming van de EBA inzake het voorkomen
van witwassen en terrorismefinanciering. Dit comité zal op Europees niveau een belangrijk
gremium worden voor wat betreft het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering.
Het comité zal o.a. bestaan uit vertegenwoordigers van de nationale toezichthoudende
autoriteiten (in het geval van Nederland zowel DNB als de AFM), waarbij het gaat om
vertegenwoordigers met expertise op het gebied van het voorkomen van witwassen en
terrorismefinanciering. De vertegenwoordigers zullen samen één stem hebben in het
comité (één stem per lidstaat). Daarnaast zullen ook vertegenwoordigers van de EBA,
EIOPA en ESMA zitting nemen in dit comité. Voorgesteld wordt dat EIOPA en ESMA de
bevoegdheid krijgen te allen tijde hun visie op een bepaald voorliggend besluit te
delen met de Board of Supervisors van de EBA, welke zich hiervan rekenschap zal moeten geven alvorens zij een definitief
besluit neemt. Daarnaast geldt dat het comité in bepaalde gevallen slechts kan besluiten
met de voorafgaande instemming van EIOPA respectievelijk ESMA. Dit ziet bijvoorbeeld
op gevallen waarin de EBA bij een nationale autoriteit een verzoek wil indienen om
een onderzoek te verrichten naar een mogelijke inbreuk op het Unierecht door een financiële
instelling die in het werkterrein van EIOPA (bijv. een verzekeraar) respectievelijk
ESMA valt. Daarnaast geldt meer in het algemeen dat de EBA EIOPA en ESMA op de hoogte
dient te houden van relevante zaken. Aldus wordt ervoor gezorgd dat ook de twee andere
ESA’s betrokken blijven bij het werk van de EBA op het terrein van het voorkomen van
het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering.
De leden van de VVD-fractie lezen onder het kopje «eerste inschatting van krachtenveld»
dat er bij een aantal lidstaten vragen zijn over de praktische vormgeving van de voorstellen.
Kan het kabinet een overzicht geven van de meest prangende vragen die deze lidstaten
hebben?
De vragen van veel lidstaten, waaronder ook Nederland, zien op de praktische uitwerking
van het voorstel: hoe gaat de EBA in de praktijk uitvoering geven aan haar nieuwe
taken op het gebied van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering? Blijft
daarbij genoeg ruimte voor nationale toezichthouders om hun eigen prioriteiten te
bepalen, en welke rol blijft er voor de andere twee ESA’s:, ESMA en EIOPA?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om de voorstellen van de commissie
te projecteren op de casus ING (boete 775 miljoen euro) en hoe de verantwoordelijkheden
van toezichthouders anders hadden gelopen indien deze voorstellen van kracht zouden
zijn geweest.
De casus ING onderstreept het belang van goede samenwerking tussen, in dit geval,
nationale autoriteiten om tekortkomingen bij de naleving van de anti-witwasregelgeving
aan te tonen. Het voorliggend voorstel beoogt de internationale samenwerking tussen
toezichthouders te bevorderen, en zou indien het al van kracht was geweest de verantwoordelijkheden
van nationale toezichthouders niet wezenlijk hebben veranderd. Meer in het algemeen
zie ik dat betere samenwerking en snellere informatiedeling over de grenzen heen de
toezichthouders in staat stelt om een sneller en beter beeld te krijgen van een instelling.
Bijvoorbeeld ten aanzien van geconstateerde tekortkomingen in andere lidstaten, en
eventueel opgelegde maatregelen in andere lidstaten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet kritisch is op het voorstel dat
de EBA beleidsprioriteiten en middelen van nationale toezichthouders kan bijstellen.
De leden van de VVD-fractie delen deze kritiek en vragen dan ook hoe het kabinet dit
gaat voorkomen.
De leden van de SP-fractie zijn met het kabinet kritisch over het feit dat de EBA
beleidsprioriteiten en middelen van nationale toezichthouders kan bijstellen. Deze
leden vragen of er rode lijnen zijn bij de
onderhandelingen om te komen tot de centralisering en zij vragen om een inschatting
van de haalbaarheid van dit voorstel.
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet wat het gaat doen om de bevoegdheden
van de nationale toezichthouder te waarborgen. Welke extra taken of bevoegdheden in
Nederland worden toegevoegd om deze «belangrijke» nationale taak kracht bij te zetten?
Beseft het kabinet hoe belangrijk dit is, gezien de erg kleine en disfunctionele omvang
die toezichthoudende organisaties hebben?
De leden van de SP-fractie vragen wat een goede afbakening van de taken en bevoegdheden
tussen de nationale toezichthouders en de EBA is. Deze leden willen weten hoe het
kabinet deze afbakening gaat realiseren en hoe het kabinet dit in zal brengen in de
Brusselse onderhandeling.
Zoals hierboven uiteengezet ziet het voorliggend voorstel niet op het overhevelen
van bevoegdheden die op dit moment bij de nationale toezichthoudende autoriteiten
liggen naar de EBA. De taken van de EBA ter voorkoming van het gebruik van het financieel
stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme worden uitgebreid en de Europese
Commissie stelt voor de EBA in dat kader enkele eigen bevoegdheden toe te kennen.
Het gaat hier vooral om bevoegdheden die de EBA een coördinerende taak op Europees
niveau geven en de samenwerking en informatiedeling met nationale toezichthoudende
autoriteiten dient te vergroten en te versterken.
Het kabinet acht het toezicht op de anti-witwasregelgeving primair aan de nationale
toezichthouders. In het voorliggend voorstel is de EBA alleen in uitzonderingsgevallen
bevoegd zelf een besluit te nemen dat gericht is tot een financiële instelling. Het
kabinet is van oordeel dat deze mogelijkheid, in ieder geval zolang een impact assessment
uitblijft, zich ook tot uitzonderingsgevallen zou moeten blijven beperken.
De vragen van de Kamerleden die zien op «beleidsprioriteiten en middelen» zien vermoedelijk
op het onderdeel van het voorstel aangaande risicobeoordelingen (risk assessments). De EBA krijgt in het voorliggend voorstel de bevoegdheid risicobeoordelingen uit
te voeren aangaande nationale toezichthoudende autoriteiten om te bezien of hun strategieën
en middelen erop gericht zijn de belangrijkste nieuwe risico’s m.b.t. witwassen en
terrorismefinanciering die op Europees niveau zijn geïdentificeerd in de Supranational Risk Assessment (SNRA), aan te pakken. De EBA neemt de uitkomsten van deze risicobeoordelingen mee
in haar opinie die zij dient op te stellen in reactie op de SNRA. Het gaat hier dus
niet om een bevoegdheid voor de EBA om te bepalen welke beleidsprioriteiten en middelen
nationale toezichthoudende autoriteiten dienen te hebben.
VI Administratieve lasten en toezichtkosten
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet blij is met de Europese samenwerking
op het gebied van antiwitwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering. Dit betekent
echter wel een toename aan bevoegdheden voor de Europese toezichthouders en daarmee
tot meer verplichtingen en dataverstrekking door financiële instellingen. Deze leden
zijn van mening dat de effectiviteit van die verplichtingen een punt van aandacht
moet zijn. Op dit moment leidt slechts een fractie van de gemelde ongebruikelijke
transacties tot opsporing en vervolging. Hoe wordt voorkomen dat die balans verslechtert?
Het voorliggend voorstel bepaalt dat nationale toezichthouders onder voorwaarden informatie
dienen te verstrekken aan de EBA. Het voorstel bevat geen verplichting voor (meldingsplichtige)
financiële instellingen om meer informatie te verschaffen aan nationale toezichthouders
en/of de Financiële Inlichtingen Eenheid (FIU-Nederland). Het voorstel verandert niets
aan de meldingsplicht die in de anti-witwasrichtlijn is opgenomen of aan de voorwaarden
op grond waarvan een instelling ongebruikelijke transacties dient te melden bij de
FIU-Nederland. Voorliggend voorstel behelst dan ook geen toename van de lastendruk
voor deze financiële instellingen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er al meer informatie is over de methode die
de Europese Commissie gaat opstellen voor het doorberekenen van de toezichtkosten
aan de sector. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe het voorschot, vereist
vanuit het EU-budget, gaat worden terugbetaald en of dit betekent dat de sector in
één keer een voorschot van enkele jaren moet terugbetalen.
De onderhandelingen over het Europees Systeem voor financieel toezicht (ESFS-review package), waar het voorliggend voorstel onderdeel van uitmaakt, zijn momenteel nog gaande.
Nederland zet in de onderhandelingen over de ESFS-review in op een stabiele en eerlijke
verdeling van Europese toezichtkosten. Een mogelijke stijging van kosten, bijvoorbeeld
door de toename van toezichtcapaciteit bij EBA, moet beperkt en overzienbaar zijn.
Daarom zal ik mij verzetten tegen een aanpassing van de verdeelsleutel, aangezien
dit een substantiële stijging van toezichtkosten voor de Nederlandse sector mee zal
brengen. Het voorschot vanuit het EU-budget zal volgens de uiteindelijk vastgestelde
regels terugbetaald worden.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet kan concluderen dat de
«toename van kosten voor Nederlandse financiële instelling acceptabel is», wanneer
het eerder stelt dat er nog geen methode is om deze kosten door te berekenen. Waar
baseert het kabinet deze stelling op?
Wat betreft de toename van toezichtkosten van EBA merk ik op dat het voorkomen van
witwassen en de financiering van terrorisme een belangrijke, urgente zaak is. In totaal
behelst de uitbreiding van het EBA budget € 3,97 miljoen, wat op basis van de huidige
verdeelsleutel neerkomt op ongeveer honderdvijftig duizend euro gespreid over de Nederlandse
financiële instellingen.9 Deze toename is te overzien en acceptabel gelet op de urgentie en het belang van
het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en de financiering
van terrorisme.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet vragen heeft over de specificering
van de toename van de toezichtkosten door de EBA. Kunnen deze antwoorden worden teruggekoppeld
aan de Kamer?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af of er geen extra kosten komen
voor nationale toezichthouders, wanneer deze vaker moeten rapporteren aan de EBA.
Voor een specificering van deze kosten is het van belang om helderheid te krijgen
in de wijze waarop de centrale databank wordt vormgegeven en het type informatie dat
de EBA in dat kader gaat verzamelen. Tevens moet nog duidelijk worden wat de rol van
het permanente AML comité gaat worden, wie daaraan deelneemt en hoe vaak het bijeenkomt.
Tot slot kan de inzet van peer reviews door de EBA van invloed zijn op de kosten van het toezicht, dit zal met name afhangen
van de precieze methodiek en de uitkomsten en follow-up van deze reviews.
VII Strafrechtelijke vervolging
De leden van de CDA-fractie maken zich met het kabinet zorgen over het gegeven dat
de samenhang met nationale wetgeving, bijvoorbeeld het strafrecht, niet goed geregeld
lijkt in onderhavig commissievoorstel. Kan het kabinet aangeven of het strafrechtelijk
vervolgen van betrokkenen bij witwaspraktijken (zoals in de casus ING) mogelijk wordt
bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat het kabinet hier aan doen?
De leden van de SP-fractie vragen hoe het moet met de justitiële vervolgketen als
er vervolgd moet worden? Wie gaat er vervolgen als er witwassen of terrorismefinanciering
plaatsvindt?
Het strafrechtelijk vervolgen van betrokkenen bij witwaspraktijken wordt niet bemoeilijkt
door het commissievoorstel. De huidige praktijk in Nederland wordt door het voorstel
niet gewijzigd. In dit kader wordt opgemerkt, dat in het geval dat één van de drie
ESA’s bij het uitoefenen van haar taken uit hoofde van deze verordeningen tot de bevinding
komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten,
zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging dient door te verwijzen naar de bevoegde
nationale autoriteiten. In een dergelijke situatie worden zaken dus doorverwezen naar
het Openbaar Ministerie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier