Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over problemen met veiligelanders
Vragen van Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over problemen met veiligelanders (ingezonden 12 november 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Harbers (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 december
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 862.
Vraag 1
Kent u de uitzending van Nieuwsuur: «Asielzoekers die zich misdragen, moeten naar
besloten azc»?1 Wat is uw oordeel daarover.
Antwoord 1
Ja. Zoals eerder aangegeven vind ik het volstrekt onacceptabel dat een beperkte groep
asielzoekers overlast veroorzaakt. Dit vraagt om een gerichte aanpak waartoe een palet
aan maatregelen beschikbaar is, waar ik uw Kamer meermaals over heb geïnformeerd.2 Bij deze aanpak moet scherp in de gaten gehouden worden wanneer overlast gevend gedrag
overgaat in crimineel gedrag. In die gevallen zal – net zoals voor iedereen in ons
land – de aanpak primair via het strafrecht moeten verlopen
Vraag 2
Klopt het dat 4.000 asielzoekers in beeld zijn bij de politie, waarvan de helft afkomstig
is uit veilige landen?
Antwoord 2
Ik verwijs hiervoor naar antwoorden op eerdere Kamervragen en daarbij verstrekte data
van de monitorberichten handhaving en toezicht, afkomstig van het Nationaal Vreemdelingen
Informatie Knooppunt.3
Vraag 3, 4 en 8
Klopt het dat veel van deze zogenaamde «veiligelanders» die overlast veroorzaken,
heel goed weten dat zij geen enkele kans maken op asiel? Deelt u de mening dat hun
verblijf in Nederland buitengewoon slecht is voor het draagvlak voor de opvang van
vluchtelingen?
Deelt u de mening dat deze «veiligelanders» zo snel mogelijk moeten terugkeren naar
hun land van herkomst?
Deelt u de mening dat veiligelanders moeten terugkeren naar hun land van herkomst
en dat u tot die tijd alles op alles zet om te voorkomen dat zij voor nog meer overlast
zorgen?
Antwoord 3, 4 en 8
Ja. Dit is dan ook de inzet van de migratieketen. Asielaanvragen van vreemdelingen
uit een veilig land van herkomst worden door de IND beoordeeld in een versnelde procedure.
Indien er geen aanleiding is tot inwilliging is terugkeer aan de orde.
Vraag 5
Wat onderneemt u tegen de landen die «veiligelanders» weigeren terug te nemen? Deelt
u de mening dat u bij deze landen – conform de aangenomen motie-Jasper van Dijk over
bindende afspraken met veilige landen – steviger moet inzetten op terugkeer, teneinde
het draagvlak voor vluchtelingenopvang in stand te houden?4
Antwoord 5
Conform de door u aangehaalde motie zet Nederland in op het maken van effectieve afspraken
over samenwerking met veilige landen van herkomst voor de terugkeer van personen die
irregulier in Nederland verblijven.
De Europese Commissie heeft met instemming van de lidstaten ten aanzien van een aantal
landen, waaronder Marokko en Algerije, het voortouw genomen voor het afsluiten van
een bindende terugnameovereenkomst. Dit is echter een proces van lange adem dat in
de afgelopen jaren zijn doel nog niet naar tevredenheid heeft bereikt.
In de praktijk zet Nederland dan ook in op het opbouwen en onderhouden van een goede
brede bilaterale relatie met de betrokken landen en tussen de uitvoerende diensten,
om zo de mogelijkheid tot gedwongen terugkeer naar die landen te intensiveren. Nederland
zoekt daarbij gericht naar mogelijkheden tot samenwerking die direct of indirect bijdragen
aan terugkeer. Waar mogelijk wordt gestreefd naar een pakket afspraken dat van wederzijds
belang is voor Nederland en het betreffende land.
Vraag 6
Hoe oordeelt u over het idee van de burgemeester van Weert, overlastgevende asielzoekers
in «besloten asielzoekerscentra» onder te brengen? Zijn hier juridische mogelijkheden
voor?
Antwoord 6
Het is juridisch niet mogelijk om een gesloten opvanglocatie te hanteren. Er is in
het verleden wel voor gekozen om gedurende een duidelijk afgebakende korte periode
(rondom een feest of evenement) een specifieke groep bewoners te verplichten op de
locatie te blijven. Op basis van hun gedrag in het verleden hebben zij individueel
een kortdurende vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd gekregen. Als een vreemdeling
standaard het terrein van een opvang locatie niet zou mogen verlaten, kan dat worden
uitgelegd als een vorm van vrijheidsontneming. Voor vrijheidsontneming gelden andere
juridische en uitvoeringskaders dan voor opvang, namelijk de kaders die gelden voor
vreemdelingbewaring. Vreemdelingenbewaring vereist zowel juridisch als in de uitvoering
dan ook echt iets anders dan de opvang en begeleiding in asielzoekerscentra.
Zoals bekend vloeit uit Europese regelgeving voort dat vreemdelingenbewaring alleen
kan worden toegepast als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting,
wanneer een lichter middel niet volstaat en als kan worden betoogd dat de maatregel
niet onredelijk bezwarend is. Aan deze kaders zal in de regel niet zijn voldaan bij
vreemdelingen die verblijven op een opvanglocatie; als dat wel het geval was, zouden
die vreemdelingen immers in bewaring zijn geplaatst.
Ook ik zou graag zien dat er meer ruimte zou zijn om in bepaalde gevallen eerder vreemdelingenbewaring
op te kunnen leggen, zeker in geval van overlastgevende vreemdelingen die criminele
strafbare feiten begaan. Dit is dan ook onze inzet in de onderhandelingen in Brussel
over diverse wetgevingstrajecten in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
Vraag 7
Waarom wordt dit groeiende probleem niet opgelost met behulp van de Extra Beveiligde
Toezichtlocaties (de Aso-Azc’s)? Hoeveel plaatsen zijn daar op dit moment beschikbaar?
Antwoord 7
In onder meer mijn brieven van 8 juni en 15 november jl. ben ik ingegaan op het palet
aan maatregelen dat beschikbaar is om overlastgevende asielzoekers lik op stuk te
geven.5 Plaatsing in de extra begeleiding- en toezichtlocatie (ebtl) maakt hier onderdeel
van uit en wordt – afhankelijk van de individuele situatie – ook ingezet. De twee
ebtl’s bieden in totaal 100 plaatsen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Toorenburg
(CDA), ingezonden 9 november 2018 (vraagnummer 2018Z20648)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.