Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de grote kloof tussen gelukkige en kwetsbare kinderen
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de grote kloof tussen gelukkige en kwetsbare kinderen (ingezonden 22 november 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 19 december 2018).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 930.
Vraag 1
Bent u bekend met de conclusies van de Kinderombudsvrouw dat er een grote kloof is
tussen gelukkige en kwetsbare kinderen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Wat is uw reactie op de conclusie van de Kinderombudsvrouw dat kinderen die opgroeien
in een kwetsbare situatie over alle aspecten in hun leven negatiever zijn dan kinderen
die geen bijzonderheden hebben? Bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen om
juist deze groep kinderen te helpen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de conclusie van de Kinderombudsvrouw dat 10 procent van de kinderen
hun leven een zware onvoldoende geeft (gemiddeld een 3,8)? Bent u bereid hier nader
onderzoek naar te doen om juist deze groep kinderen te helpen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3
De Kinderombudsman richt zich tijdens haar kinderrechtentour in het bijzonder op kinderen,
die onder bijzondere omstandigheden opgroeien. Ze heeft met deze kinderen verschillende
gesprekken gevoerd. Ook heeft er een enquête plaatsgevonden onder 1000 kinderen, daarmee
is de onderzoekspopulatie klein. Hierbij valt op dat de kinderen die mee gedaan hebben
aan het onderzoek select geselecteerd zijn, omdat naast oproepen via social media
de leden van specifieke organisaties gevraagd zijn om de vragenlijst in te vullen.
Daardoor kunnen er geen uitspraken worden gedaan over representativiteit.
Uit het onderzoek komt naar voren dat 10 procent van de ondervraagde kinderen hun
leven waardeert met een 5 of lager. Gemiddeld geven deze kinderen een 3,8 aan hun
leven. Uit het onderzoek komt niet naar voren welke kinderen dit betreft.
Ik heb de Kinderombudsman gevraagd om een nadere verklaring van de onderzoeksresultaten
en hoe deze geduid kunnen worden. Kinderombudsman heeft aangegeven dat ze met name
dit resultaat niet kunnen verklaren en dat ze daarom een vervolgonderzoek gaan doen
om de verschillen tussen kinderen te kunnen verklaren. Ook zullen nog ingevulde vragenlijsten
die nog niet bekeken zijn, nader onderzocht worden om verder te kunnen onderzoeken
waarom bepaalde groepen kinderen hun leven een lager cijfer geven dan andere kinderen.
We zijn dan ook benieuwd naar de uitkomsten van het vervolgonderzoek Kinderombudsman,
zodat beter geduid kan worden waar de verschillen tussen kinderen en welke factoren
hierbij een rol spelen. We zullen de uitkomsten van het vervolgonderzoek afwachten
en vervolgens de afweging maken of er nader onderzoek nodig is.
Vraag 4, 10
Deelt u de analyse van de Kinderombudsvrouw dat kinderen met wie het niet goed gaat
niet goed worden bereikt vanwege de prestatiemaatschappij en dat daardoor kinderen
die problemen hebben zich niet durven te laten zien en zich terugtrekken?2 Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Wat kunt u eraan doen om de stress onder kinderen te verminderen, aangezien relatief
veel kinderen stress ervaren?
Antwoord 4, 10
Naar mijn weten concludeert de Kinderombudsman in haar laatste rapport niet dat de
prestatiemaatschappij hierin een voorname rol speelt in tegenstelling tot haar eerste
kinderrechtentour in 2016. De toenemende mentale druk die kinderen en jongeren zeggen
te ervaren heeft desalniettemin de aandacht van het kabinet. Naar aanleiding van signalen
uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen 2018 hierover heeft de Staatssecretaris
van VWS het RIVM gevraagd om verdiepend onderzoek uit te voeren naar dit thema.
Vraag 5
Wat kunt u doen aan de veiligheid thuis, aangezien maar liefst 10 procent van de kinderen
aangeeft dat de veiligheid thuis niet in orde is?
Antwoord 5
Niet op school, niet op straat, maar thuis heb je de grootste kans om met geweld in
aanmerking te komen. Huiselijk geweld en kindermishandeling vormen in omvang en impact
één van de grootste geweldsvraagstukken van de samenleving. Dit komt wordt opnieuw
bevestigd in het onderzoek van de Kinderombudsman.
Om huiselijk geweld en kindermishandeling te stoppen, terug te dringen en de schade
ervan te beperken heb ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming en met de VNG
in april van dit jaar het programma Geweld hoort nergens thuis gelanceerd. De ambitie
van dit programma is huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld
te krijgen en het geweld te stoppen en duurzaam op te lossen. Een van de doelstellingen
van het programma is het bespreekbaar maken van zorgen over huiselijk geweld en kindermishandeling.
Het moet makkelijker worden voor omstanders om in actie te komen en zorgen te bespreken
en voor betrokkenen om naar buiten te treden over situaties waarin geweld, onmacht
of angst het dagelijkse leven domineren. Er is moed voor nodig om dat te vertellen
en het is sterk als je je laat helpen. Een van de acties van het programma is het
starten van het project «Ieder kind geïnformeerd». Het doel van deze actie is kinderen
te laten praten over kinderrechten en hun situatie thuis. Daarnaast starten we een
publiekscampagne gericht op omstanders om hen moed en vertrouwen te geven om in actie
te komen bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. Immers iedereen
kan verschil maken voor een kind. Voor het eind van dit jaar informeer ik uw Kamer
over de voortgang van het programma Geweld hoort nergens thuis.
Vraag 6
Ziet u een rol voor uzelf en hulpverleners, omdat kinderen die in de jeugdhulp zitten
hun leven bijna twee punten lager beoordelen? Zo, ja wat gaat u doen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Ik betreur het dat kinderen die in de jeugdhulp zitten hun leven een lager rapportcijfer
geven. Dit signaal neem ik serieus en ik zie een rol voor mijzelf weggelegd. Daarom
zijn we het programma Zorg voor de Jeugd gestart om de jeugdhulp merkbaar en meetbaar
steeds beter te maken.
Vraag 7
Wat kunt u doen aan het bieden van meer zekerheid aan kinderen, aangezien 19 procent
van de kinderen aangeeft dat hun zekerheid (stabiliteit in leefomstandigheden en het
hebben van een toekomstperspectief) niet op orde is?
Antwoord 7
Het is erg belangrijk dat kinderen zekerheid wordt geboden, zodat ze in een stabiele
omgeving kunnen opgroeien. Daarvoor het van belang dat elk kind gelijke kansen heeft.
Het kabinet zet er stevig op in dat ook kinderen die opgroeien in een gezin met een
laag inkomen mee kunnen doen. Het meedoen van kinderen is namelijk essentieel voor
hun ontwikkeling en toekomstige participatie in de samenleving, op school en later
op de arbeidsmarkt. Kinderen mogen daarin niet de dupe worden van de financiële situatie
van de ouders. Zowel op landelijk als ook op het gemeentelijk niveau ligt een belangrijke
verantwoordelijkheid het meedoen te bevorderen. In de kabinetsreactie op SER-advies
«Opgroeien zonder armoede» en reactie op rapport Kinderombudsman «Alle kinderen kansrijk»
wordt de kabinetsbrede inzet uiteengezet om de negatieve gevolgen van het opgroeien
in armoede tegen te gaan. Vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
wordt sinds 2017 € 100 mln. extra per jaar vrijgemaakt specifiek om het meedoen van
kinderen die opgroeien in armoede te bevorderen, door kinderen mee te laten doen op
school, aan sport en cultuur en aan sociale activiteiten. Daarnaast investeert het
kabinet ook in de aanpak van de structurele oorzaken van armoede door meer mensen
aan het werk te helpen, werk meer te laten lonen, het verbeteren van de inkomenspositie
van gezinnen met kinderen en door de brede schuldenaanpak.
Kansengelijkheid in het onderwijs staat hoog op de agenda van dit kabinet. Het mag
voor de kansen die je krijgt in het onderwijs niet uitmaken in welke omgeving je opgroeit.
Het kabinet neemt in het onderwijs verschillende maatregelen om de kansengelijkheid
van kinderen en jongeren te vergroten. Ik noem hier twee voorbeelden. Zo investeert
het Kabinet bijvoorbeeld structureel € 170 miljoen extra in een verruiming van het
aanbod van voorschoolse educatie, om de onderwijskansen voor kinderen te vergroten.
Daarmee is er € 492 miljoen beschikbaar voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.
Daarnaast is er € 286 miljoen beschikbaar voor het bestrijden van onderwijsachterstanden
op basisscholen. Door te investeren in de onderwijskansen vóór en tijdens de schoolcarriere
van kinderen, zetten we in op een beter toekomstperspectief voor deze kinderen. Het
kabinet activeert daarnaast via de Gelijke Kansen Alliantie ook lokale en regionale
partners om ervaringen te delen en nieuwe kennis op te bouwen om de kansengelijkheid
in het onderwijs te bevorderen. Hiermee zorgen we voor een brede en lokale aanpak
gericht op samenwerking binnen en buiten het onderwijs.
Vraag 8
Relatief veel kinderen (13 procent) willen verbetering in de situatie thuis (ouders,
opvoeders of familieleden die ruzie maken of weinig thuis zijn, strikte regels, weinig
aandacht voor elkaar en sommigen willen zelfs geen contact meer met ouders); ziet
u hierin een rol voor uzelf? Zo, ja welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het is ontzettend belangrijk dat kinderen thuissituatie als fijn en veilig ervaren.
Ouders zijn eerstverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Zij kunnen door
de overheid ondersteund worden bij opvoed- en opgroeivragen waar zij tegenaan lopen.
In de Jeugdwet is onder andere opgenomen dat het gemeentelijk beleid inzake preventie
gericht dient te zijn op het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen,
wijken, buurten, scholen en kinderopvang en op het bevorderen van de opvoedvaardigheden
van de ouders, opdat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de
opvoeding en het opgroeien van jeugdigen.
Daarnaast heeft de overheid een rol als het gaat om de veiligheid van het kind. De
overheid grijpt in als de ouders het kind geen veilige omgeving kunnen bieden om op
te groeien en de gezonde ontwikkeling van het kind in gevaar komt. De overheid moet
de rechten van het kind beschermen. Dat staat ook zo in het kinderrechtenverdrag.
Recentelijk heeft de Nationale Raad van Kinderen advies gegeven op de vraag: Hoe zorgen
we ervoor dat ieder kind weet wat «normaal» is als het gaat om een veilige thuissituatie?
Het inzicht dat de kinderen deelden dat sommige ouders die kinderen mishandelen ergens
wel weten dat het niet goed is wat ze doen maar niet weten hoe het anders kan, heeft
ons in het bijzonder geraakt. De kinderen adviseerden daarom ook een ouderhulplijn.
Deze en de andere adviezen die de kinderen hebben gedeeld nemen we mee in het ontwikkelen
van het project «Ieder kind geïnformeerd».
Vraag 9
Wat kunt u onder andere doen aan persoonlijke aandacht in het onderwijs, aangezien
een niet te verwaarlozen deel van de kinderen aangeeft dat dit beter moet?
Antwoord 9
Persoonlijke aandacht voor kinderen is zeker belangrijk. Gelukkig slagen de meeste
leraren en scholen erin om kinderen deze aandacht te geven. Zij weten ook het best
wat de leerlingen nodig hebben want zij staan dicht bij hen. In dat kader is het goed
dat het aan de school wordt gelaten om keuzes te maken over de manier waarop ze het
onderwijs inrichten en hoe ze daarbij zorg dragen voor de persoonlijke aandacht. Het
kabinet vindt het belangrijk scholen daar de ruimte in te geven, maar ook de nodige
randvoorwaarden te bieden. Zo krijgen scholen extra middelen om werkdruk aan te pakken.
Een groot gedeelte van de scholen kiest ervoor om dit geld in te zetten voor extra
handen in de klas, bijvoorbeeld door de inzet van een onderwijsassistent. Naast het
verminderen van de werkdruk van leraren, zorgt dit er ook voor dat er meer persoonlijke
aandacht is voor leerlingen. Daarnaast zijn scholen verplicht te werken aan een sociaal
veilig klimaat voor de leerlingen. Daarbinnen is het pedagogische klimaat binnen de
school van cruciaal belang. Als de leraar een goede band heeft met de leerling, is
de kans ook groter dat de leerling durft aan te geven, of de leraar signaleert, dat
hij of zij op een bepaald vlak extra ondersteuning of aandacht nodig heeft.
Vraag 11
Wat kunt u doen om activiteiten voor kinderen te bevorderen (zoals meer sport- of
muziekles), aangezien een deel van de kinderen (8 procent) dit als verbeterpunt ziet?
Kunt u in uw antwoord ook de oplossingen die Integrale Kindcentra (IKC’s) hierbij
bieden meenemen en bent u bereid om aanvullende maatregelen te nemen, zodat ook kinderen
van minder draagkrachtige ouders kunnen meedoen?
Antwoord 11
Het is belangrijk dat kinderen in een gezins- en kindvriendelijke omgeving kunnen
opgroeien. Het netwerk van Child Friendly Cities draagt daar aan bij. Gemeenten zetten
daarbij in op wonen, op een veilige en groene leef, – sport, – en speelomgeving, en
op talentontwikkeling van elk kind. Recentelijk is ook het sportakkoord gepresenteerd,
dat is gesloten door de Minister van Zorg en Sport met de sport, gemeenten en maatschappelijke
organisaties en bedrijven. Het doel van het sportakkoord is om zowel kinderen als
volwassen te stimuleren om te sporten en te bewegen. Bijvoorbeeld door buurtcoaches
in te zetten of meer sportfaciliteiten ter beschikking te stellen.
In veel gemeenten zijn al verschillende fondsen en regelingen beschikbaar om muziek
en sport toegankelijk te maken voor alle kinderen, die zijn in het bijzonder gericht
op kinderen van minima. Hiernaast bestaan op landelijk niveau programma’s als Meer
Muziek in de Klas om meer leerlingen muziekles te kunnen geven. De Brede Impuls Combinatiefuncties
geeft gemeenten financiële ondersteuning voor de inzet van zogeheten combinatiefunctionarissen.
Doelstellingen van deze regeling zijn om sport- beweeg- en cultuuronderwijs op en
rond scholen te versterken en om lokale verbindingen tot stand te brengen. Zo worden
meer kinderen bereikt en wordt het bestaande aanbod beter benut. Ook via de Gelijke
Kansen Alliantie worden brede samenwerkingen op lokaal en regionaal niveau gestimuleerd,
hierbij zien we ook mooie voorbeelden van samenwerkingen tussen scholen en organisaties
die buiten schooltijd een stimulerend aanbod doen aan kinderen en jongeren. Ten slotte,
kan inderdaad ook in Integrale Kindcentra (IKC’s), waar kinderopvang en onderwijs
geïntegreerd worden, de samenwerking worden opgezocht met sport- en cultuurverenigingen,
zodat kinderen laagdrempelig in aanraking komen met bijvoorbeeld sport- en muziekles.
In de brief van 13 juli jongstleden heeft het Kabinet aangegeven welke maatregelen
ze neemt om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs makkelijker te maken.
Gemeenten kunnen hierin een stimulerende of ondersteunende rol vervullen.
Vraag 12
Wat is uw verklaring voor het feit dat jonge kinderen hun leven beter beoordelen dan
jongeren vanaf 13 jaar?
Antwoord 12
Het onderzoek van de Kinderombudsman geeft geen verklaring tussen het verschil in
beoordeling van het leven van jonge versus oudere kinderen. De Kinderombudsman geeft
aan dit punt nader te willen onderzoeken en resultaten uit te gaan diepen. We wachten
de uitkomsten van het vervolgonderzoek met belangstelling af.
Vraag 13
Vindt u dat kinderen en jongeren voldoende meepraten en meebeslissen over zaken die
van invloed zijn op hun leven? Zo nee, wat kunt u nog meer doen?
Antwoord 13
Ik vind het belangrijk dat kinderen en jongeren over belangrijke zaken kunnen meedenken,
praten en beslissen. Ik juich de initiatieven toe van de verschillende (kinderrechten)organisaties
om alle kinderen en jongeren te stimuleren mee te doen en hun stem te laten horen
en hen les te geven in kinderrechten. Daarnaast stimuleert VWS kinder- en jongerenraden
in gemeenten, zodat gemeenten echt rekening houden met de ideeën en wensen van kinderen
en jongen bij de ontwikkeling van beleid. Regelmatig vraagt VWS de Nationale Jeugd
Raad advies daar waar het zaken betreft die jongeren aangaan. De Nationale Raad van
Kinderen heeft het Ministerie van VWS dit jaar geadviseerd over preventie en kindermishandeling.
Verder hebben mijn collega’s en ik drie kinderbewindspersonen geïnstalleerd die ons
gevraagd en ongevraagd zullen adviseren.
Vraag 14
Wat doet dit kabinet met alle verschillende adviezen van de Kinderombudsvrouw?
Antwoord 14
Het kabinet betrekt de adviezen van de Kinderombudsman bij de beleidsvormingsprocessen.
Ook vindt er regelmatig overleg plaats met de Kinderombudsman over de adviezen en
aanbevelingen, maar ook over lopende kwesties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.