Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 095 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 december 2018
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2018 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Bij brief van 14 december 2018 zijn ze door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord
1
Kunt u toelichten wat het doel is van het «nu afboeken» van de genoemde € 20 miljoen
op de post onvoorzien en waarom € 1,1 miljoen voor de resterende maanden in reserve
wordt gehouden? Waarvoor gaat u deze beide bedragen inzetten?
Antwoord: Op artikel 99 staan middelen gereserveerd die op een later moment nog uitgedeeld
moeten worden. Bij Najaarsnota blijkt dat niet alle gereserveerde middelen nodig waren
in 2018. Daarom wordt nu € 20 miljoen afgeboekt. Deze € 20 miljoen telt op bij de
totale onderuitputting die wordt gemeld in de Najaarsnota. De resterende € 1 miljoen
kan eventueel in de laatste maanden van 2018 worden ingezet voor onvoorziene zaken.
Mocht deze € 1 miljoen niet worden uitgegeven, dan wordt deze ingeleverd bij Slotwet.
2
Welke financiële gevolgen heeft de op 22 november 2018 naar de Kamer gestuurde algemene
maatregel van bestuur (amvb) aangaande de wijziging van de Remigratiewet?
Antwoord: In antwoord op de vraag van uw Kamer naar de financiële gevolgen van het voorgestelde
overgangsrecht Remigratiewet als gevolg van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam
van 30 juni 2017 informeer ik u als volgt. Het overgangsrecht betreft een specifieke
groep remigranten. Het gaat om remigranten die op of na 1 juli 2017 een geïndividualiseerde
uitkering hebben gekregen, omdat zij geen gezamenlijke huishouding meer voeren maar
niet duurzaam gescheiden leven. De verwachting is dat een zeer beperkt aantal personen
onder het overgangsrecht zoals voorgesteld in artikel XXXV zullen vallen, de uitgaven
daarom gering en in te passen zullen zijn binnen de beschikbare budgettaire ruimte.
3
Waardoor is de subsidie aan Vluchtelingenwerk hoger uitgevallen dan oorspronkelijk
begroot en op basis waarvan wordt dit besloten?
Antwoord: In 2016 en 2017 zijn extra incidentele middelen verstrekt aan Vluchtelingenwerk voor
het trainen van personeel en vrijwilligers om de grote vluchtelingenstroom van 2015
-2016 te kunnen begeleiden, waarover in het eerder afgesloten Bestuursakkoord afspraken
zijn gemaakt. In 2018 vindt afrekening van de subsidie plaats. Daarom valt de raming
van de kosten hoger uit.
4
Wat is de oorzaak van de meevaller op het kindgebonden budget? Moeten de verwachtingen
voor de toekomst worden bijgesteld? Ofwel, is er sprake van een structurele meevaller?
Antwoord: De meevaller op de uitkeringslasten kindgebonden budget van per saldo circa € 22
miljoen is met name het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de nabetalingen
in 2018 over met name de toeslagjaren 2016 en 2017. Bij de Voorjaarsnota 2019 zal
de meerjarenraming worden geactualiseerd. Dan zal aan de hand van nieuwe (uitvoerings)informatie
en nadere analyses worden vastgesteld of en in hoeverre er structurele meevallers
optreden.
5
Constaterende dat de kinderbijslag een tegenvaller kent in verband met een hoger aantal
kinderen dan voorzien, heeft dit ook gevolgen voor het kindgebonden budget?
Antwoord: De opwaartse ontwikkeling van het aantal kinderen is meegenomen in de raming voor
het kindgebonden budget. Dit leidt tot een beperkt opwaarts effect op de raming. Per
saldo resulteert er echter een meevaller in de uitgaven kindgebonden budget. Dit is
vooral terug te voeren op lagere nabetalingen over eerdere toeslagjaren.
6
Hoe wordt de voorspelde € 8 miljoen aan lagere boete-ontvangsten van de Inspectie
SZW opgevangen?
Antwoord: De tegenvaller van € 8 mln. wordt meegenomen in het totaalbeeld van mee-en tegenvallers
binnen het uitgavenplafond Sociale Zekerheid.
7
Wordt verwacht dat het aantal reactieve inspecties in 2019 verder oploopt?
Antwoord: De Inspectie verwacht niet dat het aantal reactieve meldingen zal afnemen. In haar
Jaarplan 2019 geeft de Inspectie aan dat de verhouding tussen actieve en reactieve
capaciteitsinzet op het gebied van Veilig en Gezond hierdoor mogelijk schever wordt
dan de voor 2018 geraamde verhouding 30:70. Ondanks de toegenomen investering in de
inspectieketen zal de beperkte capaciteit voor actieve (preventieve) inspecties ook
in 2019 nog realiteit zijn. Hierdoor is het denkbaar dat de gewenste balans tussen
actieve en reactieve inspecties niet of later wordt gerealiseerd. De Inspectie zal
daarom de ontwikkelingen in het aantal ongevalsonderzoeken periodiek monitoren.
8
In het geval dat het aantal reactieve inspecties oploopt in 2019, wat is dan de raming
voor de boete-ontvangsten van de Inspectie SZW?
Antwoord: De raming van de boeteopbrengsten wordt, vanwege de onzekerheid omtrent onder andere
het aantal gerealiseerde inspecties en hetgeen er wordt waargenomen bij deze inspecties,
gebaseerd op de gerealiseerde boeteontvangsten in voorgaande jaren. Voor de raming
van de boeteontvangsten in 2019 is ook de realisatie over 2018 van belang. Bij Voorjaarsnota
2019 zal daarom worden bezien of de huidige raming aanpassing behoeft.
9
Constaterende dat op basis van nieuwe realisatiecijfers de verwachting is dat de instroom
in de Overbruggingsregeling Algemene Ouderdomswet (OBR) lager uitvalt dan eerder geraamd,
zijn er naast de gegeven verklaring nog andere mogelijke verklaringen?
Antwoord: Zoals in de tweede suppletoire begroting vermeld, is bij de Voorjaarsnota 2018 de
raming naar boven bijgesteld omdat -naar aanleiding van een uitspraak van de CRvB-
voortaan ook personen met een lijfrente-uitkering onder de doelgroep van de OBR vallen.
Een mogelijke verklaring voor de lager dan verwachte uitgaven lijkt dat de extra instroom
van deze nieuwe groep lager is dan verwacht. Verder is vermeld dat in de bijgestelde
raming met name de instroom van gehuwden lager uitvalt.
De OBR is een minimumregeling waarvoor een entreetoets geldt die bepaalt vanaf welke
inkomens- en vermogensgrens men aanspraak kan maken op de OBR en die het overig inkomen
aanvult tot het minimumniveau. Het overig inkomen tijdens de overbruggingsperiode
wordt verrekend met de OBR-uitkering. De aard van de OBR leidt hierdoor tot gedragseffecten
die lastig zijn in te schatten. Een mogelijk gedragseffect is dat een deel van de
potentiële doelgroep ervoor kiest om het overbruggingsprobleem (gedeeltelijk) zelf
op te lossen, door bijvoorbeeld het aanvullend pensioen naar voren te halen. Een andere
mogelijke verklaring is dat er sprake is van niet-gebruik.
10
Constaterende dat er sprake is van een aantal tegenvallers, onder andere op de Aanvullende
Inkomensvoorziening Ouderen (AIO), kan de omvang hiervan alsnog worden toegelicht?
Antwoord: Bij Najaarsnota 2018 hebben zich geen grote veranderingen voorgedaan op uitgavenplafond
Sociale Zekerheid ten opzichte van Miljoenennota 2019. Wel zijn er enkele kleinere
mee- en tegenvallers met een saldo van -22 miljoen euro. Zo zijn er meevallers op
de AOW (de uitkeringslasten van de AOW vallen € 35 mln. lager uit dan bij de vorige
raming. Dit komt voornamelijk doordat het aantal AOW’ers naar verwachting lager uitkomt
dan eerder geraamd. Dit is onder andere het gevolg van een relatief hogere sterfte
aan het begin van het jaar), de Toeslagenwet (de neerwaartse bijstelling op de toeslagenwet
van € 27 mln. komt grotendeels door een lager aantal extra TW-aanvragen bij Wajong-uitkeringsgerechtigden
dan oorspronkelijk verwacht) en het kindgebonden budget (de meevaller van € 22 mln.
op het kindgebonden budget komt vooral door een lager niveau aan nabetalingen over
toeslagjaren 2016 en 2017 dan verwacht).
Er zijn ook enkele tegenvallers op onder andere de kinderbijslag (de uitgaven aan
kinderbijslag zijn met € 11 mln. naar boven bijgesteld als gevolg van een iets hoger
aantal kinderen dan eerder gedacht), de kinderopvangtoeslag (er is een tegenvaller
op de ontvangsten op de kinderopvangtoeslag van € 20 mln. Voor de toeslagjaren 2016
tot en met 2018 worden de verwachte terugontvangsten naar beneden bijgesteld) en de
AIO (zowel het verwachte aantal uitkeringen als de gemiddelde uitkeringshoogte zijn
opwaarts bijgesteld wat leidt tot een tegenvaller van € 9 mln.).
11
Wat is de precieze verklaring voor de tegenvaller op de Werkloosheidswet (WW)-uitgaven
ten opzichte van eerdere ramingen?
Antwoord:: In de 2e suppletoire begroting worden alleen de begrotingsgefinancierde WW-uitgaven gepresenteerd.
Bij de begrotingsgefinancierde uitgaven op het werkloosheidsartikel is er sprake van
een meevaller. Deze meevaller wordt hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door onder uitputting
op de subsidies en het tijdelijke WW-scholingsbudget.
Bij de premiegefinancierde WW-uitgaven is echter wel sprake van een tegenvaller. In
de beantwoording van de Kamervragen bij de Najaarsnota deze tegenvaller als volgt
toegelicht: «Bij het ramen van de WW-uitkeringslasten wordt eerst een inschatting
gemaakt van het aantal geregistreerde WW-uitkeringen, waar ook de nul-uitkeringen
onder vallen (er is wel sprake is van WW-recht, maar er wordt geen uitkering uitbetaald).
Vervolgens wordt een inschatting gemaakt welk deel van het WW-bestand bestaat uit
betaalde uitkeringen versus nul-uitkeringen.
De bijstelling in de Najaarsnota van de WW-uitgaven is een aanpassing ten opzichte
van eerdere ramingen van de WW-uitkeringslasten voor 2018. In oktober zijn nieuwe
realisatiecijfers van het UWV beschikbaar gekomen, de eerdere WW-ramingen zijn op
basis van deze realisatiecijfers aangepast.
Uit de realisatiecijfers blijkt dat een kleiner dan verwacht aandeel van het WW-bestand
bestaat uit nul-uitkeringen. Dit betekent dat een groter deel van het bestand bestaat
uit WW-uitkeringen waar ook daadwerkelijk uitgaven tegenover staan. Daarnaast tonen
de realisatiecijfers ook een hogere uitstroom dan eerder verwacht, wat leidt tot lagere
WW-uitkeringslasten. Dit effect is echter kleiner dan het effect van de nul-uitkeringen.»
12
Kunt u de onderbouwing geven van de aanpassing van het uitgavenplafond in verband
met de verwachting van de conjuncturele effecten van WW en bijstand?
Antwoord: Dit kabinet heeft besloten om de conjuncturele component van de WW en bijstand buiten
het uitgavenplafond te plaatsen om zo de Rijksbegroting minder gevoelig te maken voor
conjuncturele schommelingen. Dit is technisch verwerkt door het uitgavenplafond Sociale
Zekerheid aan te passen voor alle mutaties in de WW en bijstand als gevolg van de
conjunctuur. Onder conjuncturele mutaties vallen alle mutaties (bijvoorbeeld een nieuwe
werkloosheidsraming van het CPB of uitvoeringsinformatie van het UWV of gemeenten)
behalve de mutaties als gevolg van beleid.
Bij de 2e suppletoire begroting/Najaarsnota was er een per saldo tegenvaller van € 67 miljoen
op de WW in 2018 en daarmee ook een opwaartse bijstelling van het uitgavenplafond
Sociale Zekerheid met hetzelfde bedrag. In de Voorjaarsnota van Financiën wordt het
uitgavenplafond meerjarig aangepast indien hier aanleiding toe is. Hierin wordt dan
ook de meest recente verwachting van de conjuncturele effecten van WW en bijstand
meegenomen.
13
Van welke overige mee- en tegenvallers die bijdragen aan verdere onderschrijding van
het uitgavenplafond is er sprake en kunnen deze, voor zover nog niet toegelicht in
de suppletoire begroting, worden toegelicht?
Antwoord: zie antwoord bij vraag 10.
14
Kunt u aangeven hoeveel Wajongers aanvankelijk begroot waren voor een extra TW-uitkering?
Antwoord: Vanaf begin 2018 is de uitkering voor Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd naar
70% van het wettelijk minimumloon. Deze mensen kunnen indien zij voldoen aan de voorwaarden
in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de TW. Of iemand recht heeft op een
toeslag op grond van de Toeslagenwet heeft te maken met de leefsituatie van de betrokkene.
Inkomsten van de betrokkene en van de eventuele partner of de persoon waarmee de betrokkene
een gezamenlijke huishouding heeft, worden meegenomen bij het bepalen of een betrokkene
recht heeft op de toeslag. Het is niet mogelijk om uitspraken te doen over de omvang
van het aantal Wajongers met arbeidsvermogen die door de verlaging van de uitkering
van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon aanspraak kunnen maken op de Toeslagenwet.
Ook is onduidelijk hoeveel Wajongers die potentieel in aanmerking komen voor een toeslag
geen TW-aanvulling hebben aangevraagd. Het UWV heeft de mogelijkheid om een toeslag
op basis van de TW aan te vragen meerdere malen bij brief expliciet onder de aandacht
van de doelgroep gebracht.
15
Hoe is te verklaren dat die extra TW-uitkeringen niet zijn aangevraagd?
Antwoord: zie antwoord bij vraag 14
16
Zijn er Wajongers die recht zouden hebben gehad op een extra TW-uitkering en deze
nu niet gekregen hebben?
Antwoord: zie antwoord bij vraag 14
17
Kunt u toelichten wat de achterliggende oorzaak is van de meevaller op het kindgebonden
budget voor de jaren 2016 en 2017? In hoeverre behoeven verwachtingen voor latere
jaren een bijstelling?
Antwoord: Het kindgebonden budget kent een voorschotsystematiek, waarbij uitgaven eerst op
grond van voorlopige toekenning van recht en hoogte van kindgebonden budget worden
gedaan. Na afloop van het jaar wordt het recht en hoogte van kindgebonden budget definitief
vastgesteld. Verschillen worden afgerekend via nabetalingen en terugvorderingen. Dit
proces van definitieve vaststelling, nabetaling en terugvordering vindt na afloop
van het betreffende toeslagjaar plaats.
Op basis van realisatiecijfers komen in 2018 de nabetalingen over toeslagjaren 2016
en 2017 lager uit dan eerder verwacht. Dit leidt in 2018 tot lagere kasuitgaven kindgebonden
budget dan waar eerder van werd uitgegaan. Bij de Voorjaarsnota 2019 zal de meerjarenraming
worden geactualiseerd. Dan zal aan de hand van nieuwe (uitvoerings)informatie en nadere
analyses worden vastgesteld of en in hoeverre er structurele meevallers optreden.
18
Kunt u aangeven wat de oorzaken zijn van de lagere volumeontwikkelingen?
Antwoord: Er is tot eind augustus 2018 minder aan leningen opgenomen dan eerder voorzien was.
De oorzaak daarvan ligt hoofdzakelijk aan de volumekant (minder personen die een lening
opnemen). Daarbij speelt mee dat de instroom van vluchtelingen in Nederland afneemt.
19
Welke plannen heeft u met de genoemde onderuitputting van € 4,1 miljoen?
Antwoord: De onderuitputting van € 4,1 miljoen op artikel 98 is bij Najaarsnota afgeboekt en
wordt niet gebruikt voor nieuwe plannen op de SZW-begroting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. Kraaijenoord, adjunct-griffier