Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 december 2018, over de JBZ Raad op 6 en 7 december 2018 in Brussel (JBZ-onderwerpen op het terrein van asiel- en vreemdelingenbeleid)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 537
                   VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 17 januari 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Europese
                  Zaken hebben op 5 december 2018 overleg gevoerd met de heer Harbers, Staatssecretaris
                  van Justitie en Veiligheid, over:
               
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 november 2018 inzake geannoteerde
                           agenda voor de JBZ-Raad van 6 en 7 december 2018 te Brussel (Kamerstuk 32 317, nr. 530);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 november 2018 inzake verslag
                           van de JBZ-Raad van 11 en 12 oktober 2018 te Luxemburg (Kamerstuk 32 317, nr. 529).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Hessing-Puts
Voorzitter: Azmani
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Azmani, Groothuizen, Kuiken, Van Ojik,
                  Van Toorenburg en Voordewind,
               
en de heer Harbers, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 12.03 uur.
De voorzitter:
Ik open dit algemeen overleg over de JBZ-Raad inzake de asiel- en migratieonderwerpen,
                     die morgen zal plaatsvinden in Brussel. Ik heet van harte welkom de Staatssecretaris,
                     de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en zij die anderszins meekijken met
                     dit algemeen overleg. Het voorstel is om het algemeen overleg kort te houden, dus
                     ik houd een spreektijd aan van drie minuten. Ik geef allereerst het woord aan de heer
                     Voordewind namens de ChristenUnie.
                  
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Na het lange debat van gisteren is het goed dat we hier meteen weer
                     over spreken, want het gaat over het hart van Marrakesh. Hoe kunnen we die migratiestromen
                     gecontroleerder laten verlopen dan tot nu toe het geval is? Daarvoor hebben we inderdaad
                     een sterk Frontex nodig. In het verslag lazen we dat de Commissie en de JBZ-Raad er
                     weer over hebben gesproken. Ik ben blij dat niet alleen Nederland maar ook andere
                     landen kritische vragen hebben gesteld over de omvang. Ik begrijp dat er overeenstemming
                     is over het wat, maar niet over het hoe en hoeveel. Mijn vraag is dan ook: waar landt
                     deze discussie nu? Ik begrijp dat de Commissie in haar laatste paar maanden nog volop
                     inzet op die 10.000. Maar hoe schat de Staatssecretaris in dat het gaat landen? We
                     hebben toch niets aan pure, harde cijfers? Het moet toch gebaseerd zijn op de nood?
                     Het moet misschien ook met een flexibele schil, een marge, kunnen opereren. We moeten
                     niet 10.000 man betaald hebben klaarstaan voor werk dat er niet is. Graag hoor ik
                     een reactie van de Staatssecretaris.
                  
We lezen over de versterking van het mandaat voor de Europese grens- en kustwacht,
                     ook wat betreft de terugkeer naar en de contacten met de derde landen. Kan de Staatssecretaris
                     aangeven over welke versterking van het mandaat we het hebben? Ik begrijp dat de teksten
                     over de terugkeer naar veilige derde landen nog steeds hetzelfde zijn, terwijl Juncker
                     en anderen daar geweest zijn en gesprekken hebben gevoerd. We hebben dat als commissie
                     ook gedaan. Ik zie nog geen andere veilige derde landen. Misschien weet de Staatssecretaris
                     of de Commissie meer, maar welke kant gaat het nu op wat betreft de veilige derde
                     landen en de landingsplatforms, die eerder genoemd zijn?
                  
Zet Nederland in op geen zelfstandige rol van het EGKWA ten aanzien van de terugkeerinterventies?
                     Het was nog een discussie of dat een zelfstandige rol zou moeten hebben ten aanzien
                     van de Europese grens- en kustwacht. Die rol is toch voorbehouden aan de lidstaten?
                     Het kabinet schrijft «geen eigen terugkeerinterventies van de Europese grensbewakingsmacht»,
                     maar hoe wordt daar door andere lidstaten over gedacht? Gaat het zo gebeuren zoals
                     het kabinet wil?
                  
Dan kom ik op de definitie van terugkeer. Is terugkeer naar een ander land dan het
                     land van herkomst een reële optie? Wat gaat er dan veranderen aan de definitie van
                     terugkeer? Ook daarop hoor ik graag een reactie.
                  
Afrondend, de Griekse eilanden. We zijn er als commissie geweest en hebben de schrijnende
                     situatie gezien. Griekenland zegt nu dat het eigenlijk wel meer experts wil hebben.
                     Nederlands was het daarmee eens. Gaat dat dan ook gebeuren? Is dat de belangrijkste
                     uitvraag van de Grieken? Gaat Nederland daarin bewilligen? Ik weet dat wij al het
                     een en ander doen en dat wij misschien wel vooroplopen. Dat heeft de Staatssecretaris
                     eerder ook gezegd. Gaan andere landen erin mee? Wat was de reactie van de andere landen?
                  
Dan kom ik op de belangrijkste vraag voor nu. Ik zag in de media weer vreselijke regenbuien
                     en dramatische situaties in kamp Moria op Lesbos. Griekenland is natuurlijk wel verantwoordelijk
                     voor de leefomstandigheden daar. Is Griekenland erop aangesproken, zoals de Staatssecretaris
                     aan de Kamer heeft toegezegd? Gaan de leefomstandigheden daar nu daadwerkelijk verbeteren?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt, meneer Voordewind. Ik ga over naar de heer Van Ojik, die spreekt namens
                     de fractie van GroenLinks.
                  
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb deels dezelfde vragen als de heer Voordewind. Omwille
                     van de tijd zal ik zo veel mogelijk bij hem aansluiten. Ik was wel meteen verrast
                     bij het lezen van de eerste zin van de geannoteerde agenda, want daaruit begreep ik
                     dat we het vandaag gaan hebben over de Europese grens- en kuswacht. Later begreep
                     ik dat er een letter «t» was weggevallen, zodat we het vandaag toch weer gaan hebben
                     over de gewone, saaie Europese grens- en kustwacht.
                  
De voorzitter:
Geen liefde in de lucht, de heer Van Ojik?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Wat zegt u?
De voorzitter:
Geen Europese liefde in de lucht?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, zoiets.
Ik zei al dat ik omwille van de tijd graag aansluit bij een aantal vragen die de heer
                     Voordewind heeft gesteld. Het kabinet zegt eigenlijk: wij staan heel terughoudend
                     tegenover het vergroten van het mandaat van de kustwacht om terugkeerinterventies
                     te doen. Daaruit klinkt ook iets van: het zou best eens kunnen dat het toch gaat gebeuren.
                     Hoe gaat die terughoudendheid zich straks in de feitelijke besluitvorming manifesteren?
                     Dat is natuurlijk, althans voor mijn fractie, de interessante vraag. Ik ben benieuwd
                     of de Staatssecretaris daar wat over kan zeggen. Heeft hij daar voldoende steun voor?
                  
In dezelfde paragraaf staat dat er in ieder geval voldoende waarborgen moeten zijn
                     voor het in te zetten personeel. Daar is mijn fractie uiteraard ook voor, maar ik
                     wil daaraan toevoegen dat er ook voldoende waarborgen moeten zijn voor de rechten
                     van de vluchtelingen, zodat ze bijvoorbeeld niet worden teruggestuurd naar landen
                     of gebieden waar ze niet veilig zijn. Daarop zou ik graag een garantie van de Staatssecretaris
                     krijgen.
                  
Net als collega Voordewind vraag ook ik graag nogmaals aandacht voor de situatie in
                     Griekenland. Een tijdje geleden heeft de Kamer daarover een motie van ons beiden aangenomen,
                     die het kabinet vraagt om al het mogelijke te doen. Ik realiseer me heel goed dat
                     dat een heel rekbaar begrip is. Portugal heeft aangegeven in de loop van 2019 1.000
                     in Griekenland gestrande vluchtelingen te willen hervestigen. Het lopende hervestigingsprogramma
                     waaraan we ons in de EU gecommitteerd hadden, is ten einde. Dat heeft Nederland relatief
                     goed gedaan. Laat ik dat ook vooral zeggen. Maar de vraag dient zich dus aan of, gegeven
                     het feit dat we op dit moment niet in een ander hervestigingsprogramma zitten, zo'n
                     Portugees initiatief voor dit kabinet wellicht een optie zou kunnen zijn om Griekenland
                     verder te ontlasten.
                  
Hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog wel eventjes.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
O, ik heb nog wel even.
Ik vraag graag aandacht voor de kwestie van het GEAS-pakket, waarover ook de heer
                     Voordewind al even spreek. In de beantwoording van de schriftelijke vragen staat dat
                     het standpunt van het Nederlandse kabinet eigenlijk is dat men ook moet kunnen terugkeren
                     naar landen waar men niet per se een binding mee heeft. Dat lijkt me nou precies een
                     van de heel gevoelige punten, omdat je dan eigenlijk niet meer kunt spreken van «terugkeer».
                     Want waar keer je dan naartoe terug, als zelfs de mogelijkheid wordt opengehouden
                     dat je naar een land gaat waarmee je geen binding hebt? Ik vraag de Staatssecretaris
                     wat de laatste stand van zaken op dat punt is. Is dat inderdaad nog steeds wat Nederland
                     inbrengt?
                  
Ten slotte één korte vraag over een onderwerp dat niet zozeer op de agenda staat,
                     maar misschien wel besproken kan worden: schepen aan de ketting. We hebben er eerder
                     over gesproken. Er is nog steeds een Nederlands schip, Aquarius, dat niet langer een
                     Italiaanse haven mag binnenlopen in Italië, omdat het een afvalbesluit zou hebben
                     geschonden en volgens mijn informatie dan onmiddellijk weer aan de ketting gaat. Is
                     dat zo? Kan en wil de Nederlandse regering het voor dat schip mogelijk maken om mensen
                     te redden op de Middellandse Zee? Want daarvoor is het daar.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U ook bedankt. Dan ga ik over naar mevrouw Van Toorenburg namens de fractie van het
                     CDA.
                  
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank, voorzitter. Goed dat we weer bij elkaar zitten om een belangrijk punt te bespreken.
                     We beginnen op dit dossier een beetje gewend te raken aan elkaar. We zijn geen vreemdelingen
                     meer van elkaar op dit dossier, zou je bijna zeggen.
                  
Als ik naar de stukken kijk, zie ik dat er heel veel discussie blijft bestaan over
                     cijfers. Ik wil vooral inzoomen op de secundaire migratie en de hoeveelheid mensen
                     die uiteindelijk niet in de databank van Eurodac voorkomt. Kan de Staatssecretaris
                     daar wat meer uitleg over geven? Ik begrijp niet zo goed hoe dat kan, want dat systeem
                     hebben we natuurlijk niet voor niets. Het is voor ons een instrument om zicht te houden
                     op stromen, op bewegingen, op wat er gebeurt. Maar als mensen er uiteindelijk niet
                     in terechtkomen, weten we nog niet wat we aan effect sorteren van de talloze maatregelen
                     en bedoelingen. En we willen natuurlijk ook zicht hebben op wie naar Europa komt en
                     wie zich binnen Europa van elders afkomend, verspreidt.
                  
Dan in aansluiting op wat de collega's ook hebben gezegd: hoe gaan we die impasse
                     doorbreken, die toch heel duidelijk blijkt te bestaan, om het GEAS uiteindelijk vlot
                     te trekken? Wat me daarbij zorgen baart, is dat het er een beetje op lijkt alsof er
                     misschien wel afspraken worden gemaakt, voor zover die te maken zijn. Dat betekent
                     dat juist de dingen die wat gevoelig liggen en waar Nederland wat meer belang bij
                     heeft, misschien niet aan bod komen. Dat baart me ook zorgen. Ik hoor graag van de
                     Staatssecretaris hoe hij daarnaar kijkt en wat daarvan de stand van de dag is.
                  
Ik begreep vanmorgen vanuit onze vrienden in Europa dat de juristen een duidelijk
                     positief beeld hebben gegeven van de plannen omtrent de regionale ontschepingsplatforms.
                     Er is een analyse gemaakt. Die is nog niet helemaal openbaar, maar ik begrijp dat
                     er is gezien dat het prima kan. Natuurlijk als het zorgvuldig gaat, maar het is altijd
                     zorgvuldiger dan wat er nu gebeurt in de buurt van sommige stranden. Ik wil natuurlijk
                     wel graag officieel van de Staatssecretaris weten wat volgens hem de huidige stand
                     van zaken is ten aanzien van die regionale ontschepingplatforms. Dat geldt ook ten
                     aanzien van de terugkeer, het volgende onderwerp waar ik even de vinger op wil leggen.
                  
Wat is nu het meest actuele beeld van de terugkeercijfers vanuit Europa, en dan in
                     het bijzonder vanuit Nederland? We blijven ambities hebben. We hebben afspraken ten
                     aanzien van die terugkeer: more for more, less for less. Wat zijn daarin de actuele
                     gegevens? Ik hoor graag een update. Is er al zicht op een deal met de herkomstlanden?
                     Andere sprekers zeiden er ook al iets over. In de geannoteerde agenda lees ik dat
                     er een werklunch is. Dan spitsen wij natuurlijk altijd onze oren, want in Europa wordt
                     het meeste bedisseld tijdens werklunches. Er is tijdens de werklunch een bespreking
                     over een comprehensive approach to migration. Wat verwacht de Staatssecretaris daarvan?
                     Is het misschien een uitgelezen mogelijkheid om te kijken of we zo veel mogelijk landen
                     achter de verklaring kunnen krijgen waarover we gisteren spraken ten aanzien van het
                     Global Compact? Misschien kunnen we wel andere landen die contacten buiten Europa
                     hebben, zover krijgen dat ze hun goede partners er ook onder krijgen, zodat het niet
                     alleen een Europees ding blijft, zoals ik gisteren al aangaf. Je ziet natuurlijk ook
                     dat een aantal landen met derde landen goede contacten heeft en dat die er ook onder
                     komen. Hoe grootser de groep die dit onderschrijft, hoe helderder het signaal is wat,
                     wat ons betreft, de kansen maar ook de bedreigingen kunnen zijn van een global compact.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan ga ik over naar mevrouw Kuiken, die spreekt
                     namens de Partij van de Arbeid.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Gelet op de beperkte tijd sluit ik mij graag aan bij de vragen
                     die inmiddels door mijn collega's zijn gesteld. Ik wil mij nu even focussen op de
                     situatie op Lesbos. In 2016 waren we daar met de commissie. We hebben toen zelf mensen
                     en kinderen in handen gehad die op dat moment van de bootjes werden gehaald. Kortgeleden
                     ben ik weer terug geweest naar Lesbos om te kijken hoe het daar nu is. Ik werd daar
                     niet vrolijk van. Vooral de situatie in kamp Moria is eigenlijk alleen maar erger
                     geworden. Er zijn nog meer tenten bij gekomen en de situatie is erbarmelijk. Als het
                     misgaat met de stroomvoorziening waarvan gebruik wordt gemaakt, staan alle tenten
                     in de fik. Mensen zitten in tentjes tussen de tralies en andere tentjes, dus als ratten
                     in de val. Er zijn oplossingen verzonnen om jongeren veiliger te krijgen. Twintig
                     adolescente jongens zitten met elkaar opgesloten in één slaapzaal, zonder toezicht.
                     Dat is vragen om ellende. Er vindt prostitutie plaats. We spraken ook mensen die kortgeleden
                     waren aangekomen en die de eerste nachten gedwongen werden om onder de blote hemel
                     te slapen, simpelweg omdat er nog geen tent beschikbaar was. De winter komt eraan.
                     De voorzieningen zijn erbarmelijk en een modderstroom is voorzien. Ik geloof dat mevrouw
                     Van Toorenburg aangaf dat er ook signalen van radicalisering en interne problemen
                     zijn. Kortom, er is een groot noodsignaal.
                  
Griekenland geeft aan dat het meer experts nodig heeft. Ik sprak met een vrouw uit
                     Somalië die eigenlijk terug wil. Ook zij is nog niet gehoord en loopt nog niet in
                     een procedure. Dat geldt voor heel veel mensen. Het betreft niet alleen de mensen
                     die het recht hebben om herplaatst te worden; het zijn ook de mensen van wie we weten
                     dat ze eigenlijk terug moeten en die vastzitten in zo'n kamp. Ondertussen zien we
                     ook dat het anders kan. Op het eiland zijn beter georganiseerde kampen. Daar wordt
                     iedereen keurig in containers opgevangen. Omdat daar gewoon een ander regime is, is
                     het er netjes, is de boel schoon, is iedereen relatief veilig en worden er geen drank
                     en drugs gebruikt. Movement On The Ground en andere ngo's zijn daar heel actief en
                     dan heb je gewoon een heel andere situatie.
                  
Sorry voor de lange inleiding, maar mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat we kunnen
                     doen om in ieder geval de situatie ter plekke beter en humaner te maken. Wat kunnen
                     we doen om de asielprocedures echt te versnellen? Als mensen op Lesbos aankomen, hebben
                     ze vaak al een aantal maanden achter de rug, soms langer. Vervolgens zitten ze soms
                     weer een jaar, soms langer, vast in zo'n kamp. Als ze geluk hebben, worden ze overgebracht
                     naar Athene, op het vasteland, maar ook daar duurt het vaak weer twee jaar voordat
                     ze hervestigd worden. Op het moment dat we dan de mensen hier in Nederland krijgen,
                     moeten we niet heel gek staan te kijken dat er geen sprake meer is van integratie.
                     Mensen hebben een aantal jaren passief moeten wachten. Het is dus ook in het Nederlandse
                     belang dat we kijken wat we ter plekke kunnen doen, ook wat betreft integratie.
                  
We hebben gezien dat er grote verschillen zijn tussen de kampen. In kamp Moria gebeurt
                     helemaal niets en worden mensen gewoon in de ellende gestopt. In andere kampen zien
                     we dat er daadwerkelijk taalonderwijs is en mensen verplicht worden hun bijdrage te
                     leveren aan de samenleving. Kortom, de nood is hoog. Ik denk ook dat we echt meer
                     moeten inzetten op hervestiging ter plaatse. Als er straks een ramp gebeurt, voelen
                     we ons allemaal ellendig en schreeuwen we moord en brand, terwijl het nu voor onze
                     ogen gebeurt.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan ga ik over naar de heer Groothuizen namens de D66-fractie.
De heer Groothuizen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Wat de hervorming van het Europese asielsysteem betreft, is
                     het bij elke JBZ-Raad van de laatste tijd hetzelfde verhaal: we komen eigenlijk geen
                     stap verder. Ondertussen zien we dat de problemen nog steeds bestaan. Meerdere sprekers
                     hebben daarop gewezen. Mensen stappen nog steeds in die bootjes. Als ik naar de cijfers
                     kijk, is er nog steeds sprake van grootscheepse secundaire migratie. Als zich een
                     nieuwe migratiecrisis zou aandienen, is Europa eigenlijk nog steeds niet voorbereid.
                  
Tegelijkertijd stellen we vast dat de totale instroom stukken lager is dan een aantal
                     jaren geleden. Het adagium «je moet het dak repareren als de zon schijnt», dat we
                     vaak gebruiken, volgen we niet echt in Europa. Ik mis dan ook het gevoel van urgentie.
                     Wat doet de Staatssecretaris namens Nederland om de gesprekken in Europa vlot te trekken?
                     Als ik naar de stukken kijk, de agenda en ook het verslag, geven deze weinig informatie
                     en weinig houvast. Om die reden heb ik een aantal vragen. Wat doet de Staatssecretaris
                     nu precies om in Europa tot een goed gemeenschappelijk resultaat te komen? Wat is
                     zijn realistische verwachting voor de nabije toekomst? Over vier maanden gaat het
                     Europees Parlement met reces. Verwacht de Staatssecretaris nog dat we resultaten gaan
                     boeken op dit dossier? Graag hoor ik een reactie op dat punt.
                  
Meerdere collega's hebben stilgestaan bij de situatie op de Griekse eilanden. Ik doe
                     dat ook. Als je naar de beelden en informatie kijkt, blijft de situatie inderdaad
                     erbarmelijk. De grote vraag is waarom het nou niet lukt om deze te verbeteren, in
                     ieder geval in de slechte kampen. Er zijn inderdaad ook kampen waar het wél goed gaat.
                     Dat is ook mijn informatie. Als ik het goed begrijp, heeft Europa ontzettend veel
                     geld gegeven en doet Nederland ook heel veel aan technische steun. Toch lukt het blijkbaar
                     maar niet om het op orde te krijgen. De vorige keer heeft de Staatssecretaris beloofd
                     zijn Griekse collega aan te spreken op de slechte situatie en de trage voortgang.
                     Ik wil graag van de Staatssecretaris weten wat die gesprekken hebben opgeleverd en
                     wat er volgens de Staatssecretaris op korte termijn nog aan verbetering mogelijk is.
                     Ook wil ik gewoon maar eens de vraag op tafel leggen of we veel harder moeten gaan
                     optreden en of we Griekenland veel nadrukkelijker moeten gaan aanspreken op zijn verantwoordelijkheid.
                     Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris dan? Met het oog op de noodsituatie in
                     sommige kampen vraag ik de Staatssecretaris ook of hij bereid is om in Brussel erop
                     aan te dringen dat Griekenland met spoed mensen overbrengt naar het vasteland om de
                     situatie in die overvolle opvangkampen te verlichten. Graag hoor ik een reactie op
                     die punten.
                  
Dan het punt circulaire migratie. Bij de begroting heeft de Staatssecretaris toegezegd...
De voorzitter:
De heer Van Ojik heeft een interruptie op dit onderwerp.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
We delen inderdaad allemaal de zorg. Dat blijkt ook wel uit deze ronde. Ik zou eigenlijk
                     willen vragen hoe D66 staat ten opzichte van het idee om, nu het hervestigingsplan
                     klaar is, een nieuw hervestigingsprogramma te overwegen, zoals Portugal in het geval
                     van Griekenland lijkt te gaan doen voor 2019.
                  
De heer Groothuizen (D66):
Volgens mij is vorig jaar al besloten dat Nederland meedoet aan een extra hervestigingsronde.
                     De Staatssecretaris zal mij corrigeren als ik het verkeerd heb. Het betreft 50.000
                     mensen in Europa, en Nederland neemt daar ook een deel van. Volgens mij hebben we
                     het in dit geval niet over pure hervestiging, maar meer over een soort relocatie,
                     want die mensen zitten natuurlijk al op de Griekse eilanden. In die zin is het een
                     wat andere situatie dan waar de heer Van Ojik op doelt.
                  
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nou ja, dan noemen we het «relocatie». Dat vind ik ook prima. Je kunt zeggen: we geven
                     heel veel steun aan Griekenland en we moeten nu harder worden, want ze maken er een
                     zooitje van. Voor alle duidelijkheid: ik ben het met de heer Groothuizen eens, maar
                     daar hebben de vluchtelingen niks aan. Ook dat vinden we waarschijnlijk allebei. We
                     zoeken dus naar manieren om die situatie te verbeteren. Een van die manieren is om
                     mensen over te nemen en inderdaad van de eilanden naar het vasteland te laten gaan.
                     De heer Groothuizen zei dat net ook. Een andere manier is om de mensen over Europa
                     te verdelen, zoals we dat eerder hebben gedaan vanuit de hotspots in Griekenland en
                     Italië. Dat heet inderdaad «relocatie». Dat programma is, voor zover ik weet, nu tot
                     een einde gekomen. Nederland heeft zijn aandeel daarin gehad en de vraag is nu of
                     we een nieuw relocatieprogramma zouden kunnen en moeten starten waarvan Griekenland
                     en de vluchtelingen op de Griekse eilanden – laten we Samos ook niet vergeten – kunnen
                     profiteren. Dat is mijn vraag.
                  
De voorzitter:
Tot slot de heer Groothuizen. Daarna vervolgt de heer Van Ojik zijn betoog.
De heer Groothuizen (D66):
Ik weet dat er in het verleden zo'n programma is geweest, maar ik weet niet precies
                     wat de stand van zaken is. Bij dat soort voorstellen vind ik het altijd complex om,
                     als je vaststelt dat andere landen hun dingen niet op orde hebben, het probleem vervolgens
                     maar over te nemen, want daar wordt het volgens mij niet beter op. Er zijn op de wereld
                     natuurlijk heel veel plekken. We zijn zelf met een aantal mensen in Libië geweest
                     en hebben daar de omstandigheden gezien. Griekenland is erg en ik maak me geen enkele
                     illusie over de situatie in Birma. Ik denk ook dat er uiteindelijk een limiet zit
                     aan de situatie waarin je kunt zeggen: we gaan het probleem dat andere landen niet
                     oplossen maar overnemen. Maar ik geef onmiddellijk toe dat het buitengewoon zuur is
                     voor de mensen die in die ellendige omstandigheden zitten. Ik vind het een dilemma.
                     Ik ben daar nog niet helemaal uit, maar het heeft mijn voorkeur om Griekenland gewoon
                     erop aan te spreken dat het zijn verantwoordelijkheid neemt, zeker als ik vaststel
                     dat we daar heel veel geld en mensen naartoe sturen om te helpen. Mevrouw Kuiken zegt
                     terecht dat er ook heel veel kampen zijn waar het wél kan. Het is volgens mij dus
                     geen onmogelijkheid, maar meer een soort gebrek aan wil om het goed te organiseren.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Groothuizen (D66):
Voorzitter. Ik was bij het punt circulaire migratie. De Staatssecretaris heeft bij
                     de begroting toegezegd dat hij daarnaar wil kijken. Dat is goed nieuws, want circulaire
                     migratie zou een middel kunnen zijn voor veilige migratie in plaats van een systeem
                     dat gemanaged wordt door criminelen en bestaat uit onveilige bootjes waar mensen aan
                     boord stappen. Ook de Europese Commissie heeft eerder al aangegeven dat legale migratieroutes
                     belangrijk zijn en zij heeft zelfs het voorstel gedaan om proefprojecten te houden.
                     Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of hij voornemens is om mee te doen aan die
                     proefprojecten, nu hij tijdens de begroting heeft gezegd dat hij dat idee wel interessant
                     vindt. Graag hoor ik een reactie op dat punt.
                  
Tot slot een vraag over een mistige zin in de stukken. In de geannoteerde agenda las
                     ik over de Terugkeerrichtlijn de volgende zin. Ik lees hem voor: «Het verbreden van
                     de definitie van terugkeer om terugkeer naar een ander land dan het herkomst- of transitland
                     mogelijk te maken, zal op politiek niveau worden besproken.» Wat staat daar precies?
                     Wat is nou de bedoeling? Kan de Staatssecretaris mij in ieder geval geruststellen
                     en zeggen dat hier niet staat dat mensen kunnen worden teruggestuurd naar onveilige
                     landen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, meneer Groothuizen. Ik vraag de heer Voordewind om tijdelijk
                     het voorzitterschap waar te nemen.
                  
Voorzitter: Voordewind
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Azmani namens de VVD.
De heer Azmani (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met wat ik gisteren al aangaf, namelijk dat we moeten
                     vaststellen dat het aantal migranten dat via bootjes richting Europa komt drastisch
                     naar beneden is gegaan. In 2015 werden we nog geconfronteerd met ruim 1 miljoen mensen
                     die deze illegale oversteek maakten. Op dit moment kiezen ruim 100.000 mensen ervoor
                     om deze weg te nemen; 132.000 op 2 december om precies te zijn. Dat gaat nog steeds
                     gepaard met vreselijke menselijke drama's. Ruim 2.000 mensen zijn omgekomen, ook dit
                     jaar. Dat moeten we met z'n allen een halt toe roepen. Volgens mij willen de meeste
                     partijen in deze Kamer dat ook. Het is goed dat, zoals de Staatssecretaris in het
                     debat van gisteren aangaf, de gesprekken over het maken van afspraken wederom worden
                     geïntensiveerd om deze grote drama's voor de toekomst, het liefst vandaag maar anders
                     morgen, te voorkomen.
                  
De andere leden spraken al over de Griekse hotspots. Ik maak mij daar ook echt boos
                     over. Ik vind het onbegrijpelijk. In het verslag van de vorige bijeenkomst van de
                     JBZ-Raad las ik dat Griekenland toch weer verzocht had om extra experts. Is het nou
                     zo dat andere lidstaten niet willen leveren, of is het zo dat Griekenland zelf gewoon
                     niet wil? Dit vraagstuk werd ook al door anderen aangekaart, onder wie de heer Groothuizen.
                     Ik houd er niet van om dat kat-en-muisspelletje te blijven spelen. Volgens mij moet
                     gewoon ter tafel worden gebracht dat Griekenland niet wil leveren en dat moet dan
                     ook consequenties hebben, want we kunnen zo niet doormodderen. Ik snap heus dat de
                     Staatssecretaris vanuit Nederland begrenzingen kent qua wat hij in zijn eentje mogelijk
                     kan maken. Ik ben daar realistisch in. Maar ik snap niet en vind het onbegrijpelijk
                     dat er geen meerdere komt vanuit de verantwoordelijke bewindspersonen van de verschillende
                     EU-lidstaten en dat de Commissie er niet op handelt, want wat er in Griekenland gebeurt,
                     willen we volgens mij niet.
                  
De voorzitter:
De heer Van Ojik heeft een interruptie.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Het gaat snel, maar ik heb nog een vraag op het punt waar we het allemaal over hebben,
                     namelijk dat Griekenland slecht presteert. De heer Azmani zegt: als het zo blijft,
                     moet dat consequenties hebben. Wat voor consequenties bedoelt hij en voor wie? Waar
                     we ons vooral zorgen over maken, is het lot van die vluchtelingen. Dat Griekenland
                     er een zooitje van maakt, moet misschien voor Griekenland consequenties hebben, maar
                     wat zijn dat voor consequenties en wat lossen die op?
                  
De heer Azmani (VVD):
Als het alleen maar wordt benoemd en er vervolgens niets gebeurt, wordt er niets opgelost.
                     We moeten toch iets doen in het kader van escalatie? Dat betekent dat men zijn verantwoordelijkheid
                     moet nemen. Je kunt denken aan financiële prikkels of andere dingen, zoals stemmingsrecht.
                     Ik vind het bijzonder dat juist de Commissaris die in de Commissie verantwoordelijk
                     is voor dit onderwerp een Griek is. Hoe krijg je het dan voor elkaar om zelf niet
                     het goede voorbeeld te laten zien? Ik snap heus wel dat het in dat land niet van vandaag
                     op morgen kan, maar als alle steun vanuit de EU-lidstaten wordt geboden, met ook nog
                     dat vraagteken over die experts, moet dat gewoon te realiseren te zijn. Dan gebeurt
                     er toch iets wat niet kan? Dat mag gewoon worden uitgesproken. Dat doet de heer Van
                     Ojik, dat doen andere leden en dat doe ik ook in dit debat.
                  
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb net al gezegd dat ik het eens ben met die kritiek op Griekenland, maar ik zou
                     toch ook enig begrip willen vragen. Op dit moment zitten er op Lesbos zo'n 7.500 vluchtelingen.
                     Op Samos, een eiland met maar een paar duizend inwoners, zitten er volgens mijn laatste
                     cijfers 3.000. Misschien kan de Staatssecretaris deze cijfers bevestigen. Het is soms
                     wel een beetje makkelijk om te zeggen: jongens, we geven jullie geld, experts en alles,
                     maar dan moeten jullie het wel oplossen. Het is natuurlijk ook voor Griekenland een
                     heel ingewikkeld en groot probleem. Begrijpt de heer Azmani dat? Wil hij ook nadenken
                     over wat wij dan kunnen doen om dat probleem voor Griekenland minder groot te maken
                     in plaats van te dreigen met sancties? Ik weet namelijk niet of we daar nou in terecht
                     moeten komen.
                  
De heer Azmani (VVD):
Ik begrijp dat de heer Van Ojik echt denkt dat Griekenland het niet kan. Als we kijken
                     naar alle financiële middelen die geboden zijn, naar het feit dat Nederland ook ter
                     plaatse personele bijstand heeft geleverd en daar nog steeds zaken verricht, naar
                     de omstandigheden op het vasteland en de opvang op die Griekse eilanden, moeten we
                     op een gegeven moment concluderen dat het niet meer een gevolg is van niet kunnen,
                     maar van niet willen. De oplossing van GroenLinks is om de mensen er maar vandaan
                     te halen. Dan zeg ik terecht dat je daarmee het probleem niet oplost. We zouden het
                     probleem moeten oplossen met de Grieken en de Griekse autoriteiten die primair verantwoordelijk
                     zijn voor de wijze waarop met het migratiebeleid, asielbeleid en vreemdelingenbeleid
                     wordt omgegaan. We zitten gezamenlijk in de EU en we hebben gezamenlijke standaarden
                     voor de wijze waarop we dat met elkaar zouden moeten doen. Op dit moment is daar nog
                     niet op geleverd. Zo leveren andere lidstaten van de EU misschien niet op andere onderwerpen.
                     Dat kan niet zonder consequenties blijven. Afspraak is afspraak. Die afspraken maken
                     we met elkaar en als daar geen gevolg aan wordt gegeven, bied je in eerste instantie
                     ondersteuning, hulp et cetera. Als ze het dan uiteindelijk niet willen, kan dat niet
                     zonder consequenties blijven.
                  
De voorzitter:
We moeten door, want we hebben maar kort de tijd. De heer Azmani vervolgt zijn betoog.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik wil ook iets opmerken over de secundaire migratiestromen. Mensen vragen
                     zich af hoe het kan dat de heer Azmani zegt dat het aantal bootjes afneemt, terwijl
                     er nog zo veel asielaanvragen in bijvoorbeeld Nederland worden ingediend. Dat heeft
                     alles te maken met de secundaire migratiestromen. Kort gezegd komt het erop neer dat
                     ik het idee heb dat er aan de buitengrenzen van Europa nog steeds niet veel geregistreerd
                     wordt. Zuidelijke lidstaten zien het door de vingers en registreren niet dat er eigenlijk
                     sprake is van een illegale doorsteek richting Nederland. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
                     is of die analyse klopt. Ik weet dat het een onderwerp is in het kader van de Dublin
                     Regulation om tot nieuwe Dublinafspraken te komen, maar het toekijken hoeveel secundaire
                     migratiestromen er binnen de EU zijn, moet weleens een halt worden toegeroepen, want
                     zo lossen we het probleem ook niet op.
                  
Tot slot. De Kamerleden zeiden al dat er op dit moment heel veel wetgevingspakketten
                     vastliggen, ook richting de verkiezingen van volgend jaar. De Commissie heeft gisteren
                     nog bericht dat ze een doorbraak wil forceren. Daar kan ik in die zin heel kort over
                     zijn. Kijkend naar al die diverse voorstellen zou ik niet graag zien dat het feit
                     dat de Commissie graag nog voor de verkiezingen prestaties wil leveren, ten koste
                     gaat van de punten die wij vanuit de Kamer aan de Staatssecretaris hebben meegegeven,
                     bijvoorbeeld over de terugkeerrichtlijnen, maar ook over het gehele GEAS-pakket. Het
                     kan toch niet zo zijn dat we door die druk zaken accepteren die we normaal gesproken
                     zonder druk niet zouden accepteren? Ook daarop hoor ik graag een reactie van de Staatssecretaris.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Ik geef het voorzitterschap weer terug.
Voorzitter: Azmani
De vergadering wordt van 12.35 uur tot 12.44 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de Staatssecretaris het woord voor de beantwoording in eerste termijn.
Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter, dank u wel. De commissie heeft zich beperkt tot een paar grote onderwerpen
                     en dat maakt het ook in de beantwoording makkelijk om die langs te lopen. Dat doe
                     ik door te beginnen bij secundaire migratie, want dat is een opmaat naar alles rond
                     het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem. Daarna Griekenland, en dan blijven er
                     nog enkele vragen over.
                  
In de eerste plaats secundaire migratie. De leden Van Toorenburg en Azmani vroegen
                     hoe het nu zit: er zijn nog steeds grote stromen die zich door Europa bewegen en dat
                     zou niet ongeregistreerd moeten kunnen, omdat iedereen geregistreerd hoort te zijn
                     in Eurodac. We weten dat er aan de buitengrenzen in lang niet alle gevallen goed wordt
                     geregistreerd. Precies dat is een van de grote manco's in het Europese asielsysteem.
                     Dat is een. En twee: in de huidige verordening worden de Eurodacgegevens na achttien
                     maanden weer gewist. Precies dat lijkt er aan de hand te zijn in Europa. Nederland
                     heeft het voortouw genomen om dit jaar dat vraagstuk stevig op de Europese agenda
                     te zetten. Tot nu toe had de Europese Commissie een niet eens afwachtende, maar wegkijkende
                     houding: dit kan niet, want aan de buitengrenzen worden altijd vingerafdrukken afgenomen.
                  
Niet alleen Nederland, ook onze buurlanden België en Duitsland hebben dit jaar in
                     de statistieken laten zien dat circa de helft van de mensen die zich voor een eerste
                     asielaanvraag melden, ongeregistreerd vanuit elders in Europa naar Nederland is gekomen
                     en niet via Schiphol. Dat veronderstelt dat mensen toch in staat zijn geweest om zonder
                     registratie ten minste vijf, zes, zeven binnengrenzen te passeren. Nederland heeft
                     dat vraagstuk op de agenda gezet en tot onze grote opluchting is de Europese Commissie
                     daar nu ook ingedoken. Samen met EASO is zij bezig met verdiepende analyses, ook met
                     gebruikmaking van data en statistieken uit landen als Nederland. Dat zien we ook dit
                     jaar. De eerste instroom bestaat nog steeds voor ongeveer de helft uit mensen die
                     niet geregistreerd zijn. Ons eerste vermoeden is – wij doen daar zelf ook nog verder
                     onderzoek naar – dat dit voor een deel ook nog mensen zijn die misschien al in 2015
                     of 2016 Europa zijn binnengekomen en van wie inmiddels de Eurodacregistratie is verlopen
                     en die wellicht terecht zijn gekomen op een plek waar ze niet willen zijn. Dat is
                     het bekende probleem van de secundaire migratie dat Nederland wil voorkomen. Daar
                     staan we niet alleen in. In België en Duitsland is dat probleem nog groter. Dat is
                     een van de zaken die ik niet-aflatend doe: zoeken naar de like-minded landen die zich
                     grotendeels in dit deel van Europa bevinden – Noordwest-Europa, Benelux, Duitsland,
                     Scandinavië – om te kijken hoe we dat probleem hoger op de Europese agenda krijgen,
                     want de afgelopen jaren heeft de discussie zich misschien ook wel te veel gefocust
                     op de landen van binnenkomst. Op Griekenland kom ik straks terug, maar als je kijkt
                     naar Italië en Spanje, dan gaat het ook daar op dit moment om aantallen die men redelijkerwijs
                     nationaal zou moeten kunnen behappen. Wij zien nog geen effect dat daar goed wordt
                     geregistreerd zodat ons probleem verminderd wordt.
                  
Dat is meteen het bruggetje naar wat er in het GEAS zou moeten gebeuren, het Gemeenschappelijk
                     Europees Asielsysteem. Mevrouw Van Toorenburg baseerde zich nog op de titel van de
                     werklunch morgen.
                  
Voorzitter, voordat ik aan het GEAS begin, wil ik nog even een algemeen procedureel
                     punt maken. Ik kom straks ook nog vragen tegen die wij inderdaad hebben opgenomen
                     in de geannoteerde agenda. Ik kom er in toenemende mate achter dat de werkafspraken
                     die wij als regering met de commissie hebben gemaakt, om uiterlijk een week van tevoren
                     de geannoteerde agenda te versturen, in de praktijk opleveren dat die geannoteerde
                     agenda nietszeggend is en heel vaak al achterhaald is. In dit geval is hij begin vorige
                     week verstuurd en sindsdien is het iedere dag een tombola geweest van onderwerpen
                     die aan de agenda werden toegevoegd en van de agenda werden afgevoerd. Het is hier
                     niet de plek om daarover te discussiëren, maar ik geef de commissie graag in overweging
                     of een wat flexibelere termijn, die ik in ieder geval in mijn verleden als Kamerlid
                     gewend was bij de geannoteerde agenda van de Ecofin, een uitkomst zou kunnen zijn
                     om te zorgen dat de informatie in de geannoteerde agenda accurater is. Ik noem dat
                     even bij het onderwerp GEAS, omdat het onderwerp van de lunch eigenlijk pas gisteren
                     bekend is gemaakt aan de lidstaten. Mevrouw Van Toorenburg zei nog dat het een comprehensive
                     approach heet. Als een voorzitter het een week van tevoren nog niet weet, wordt het
                     een comprehensive approach genoemd, een alomvattende benadering. De werklunch gaat
                     daadwerkelijk over de stand van zaken rond alle onderhandelingen van het Gemeenschappelijk
                     Europees Asielsysteem. We weten met z'n allen dat die al twee jaar muurvast zitten
                     langs de bekende scheidslijnen: landen van binnenkomst die afspraken willen maken
                     over de situatie dat de druk te groot wordt. Hoe kunnen mensen dan herplaatst worden
                     in de rest van Europa? Landen in Noordwest-Europa zijn daar op zich best voor te porren,
                     mits de druk hoog genoeg is en een land niet makkelijk kan wegkijken van z'n verantwoordelijkheid
                     en mits iedereen in Europa meedoet. Daar vinden we een aantal andere landen op onze
                     weg die zeggen: dat zien wij niet zitten; wij willen eigenlijk helemaal niemand herplaatsen.
                  
De Commissie heeft nu voorgesteld om te kijken hoever we nog kunnen komen binnen de
                     zittingsperiode van deze Commissie, en dit Europees Parlement doet voorstellen op
                     alle onderdelen om het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem verder te brengen.
                     Er zijn een paar voorstellen die al min of meer gereedliggen, zoals Eurodac en het
                     Europees asielagentschap EASO, en er zijn er die vastliggen, zoals de Dublinverordening,
                     waarvan de Commissie nu, naar verluidt, gaat zeggen: kunnen we dat niet wat meer op
                     vrijwillige basis doen? Nederland is niet voor dat laatste, want dat betekent geen
                     oplossing voor het echte probleem. Als we in zo'n beweging meegaan, weet je zeker
                     dat het probleem dat we daadwerkelijk willen oplossen, namelijk een langere registratie
                     in Eurodac – het compromis dat we in de Raad hebben bereikt was acht jaar – en alles
                     wat helpt om secundaire migratie tegen te gaan, eigenlijk nog veel verder achter de
                     horizon verdwijnt. Waar ik wel voor te porren ben, en ik zal dat ook namens Nederland
                     inbrengen, zijn al die voorstellen – ik noemde al Eurodac – die kunnen meehelpen om
                     het probleem van secundaire migratie tegen te gaan.
                  
De heer Groothuizen vroeg mij realistisch aan te geven wat ik daarvan verwacht. Realisme
                     gebiedt dat ik niet verwacht dat dit snel tot een oplossing zal komen voor de Europese
                     verkiezingen, al is het maar omdat bij al deze voorstellen het Europese Parlement
                     meespreekt en dat heeft een vaststaande positie dat er niet over onderdelen te onderhandelen
                     valt. Het blijft het als één pakket zien. Ik vind daar van alles van, want ik denk
                     dat je met een Europees asielagentschap echt verder zou kunnen. Ik denk dat je met
                     Eurodac echt verder zou kunnen, maar ik verwacht dat dat uiteindelijk, als het stof
                     van deze discussie weer is neergedaald, het eindpunt zal zijn en we gewoon weer doorgaan
                     met de eenpakketbenadering, en dat steeds meer lidstaten, en misschien ook het parlement,
                     gaan wachten op hoe de situatie is na de Europese verkiezingen.
                  
In de tussentijd kijken we natuurlijk nog wel met de like-minded landen waar we op
                     onderdelen misschien bilateraal of multilateraal een stap verder kunnen komen. Een
                     van de onderdelen waar we voortdurend de Commissie en het voorzitterschap toe oproepen,
                     is om verder invulling te geven aan het concept van controlled centres, wat in de
                     conclusies van de Europese Raad van juni was opgenomen en wat lijkt op de grensprocedure
                     zoals we die in Nederland hanteren. Als je die grensprocedure als uitgangspunt neemt,
                     zou je dat concept ook zonder aanpassingen van Europese regelgeving gewoon al eens
                     op een aantal plekken kunnen gaan proberen. Dit heeft nog niet geleid tot een meerderheid
                     of tot landen die meteen hun vinger opsteken, maar die gesprekken houden we wel gaande.
                  
Iets anders wat ook loopt, is dat er inzake de externe dimensie lopende onderhandelingen
                     zijn vanuit de Europese Commissie – dat doet de Europese Commissie wel – samen met
                     het voorzitterschap en een aantal Noord-Afrikaanse landen, zoals Marokko en Egypte
                     en in ieder geval ook met Irak. Dat zijn landen waar we op het niveau van de EU-28
                     allemaal zo het nodige mee te stellen hebben. Dat gesprek wordt in ieder geval door
                     de Europese Commissie voortvarend opgepakt. Inderdaad, je kunt er ook cynisch naar
                     kijken, maar het gebeurt. Zeker bij Marokko steun ik dat, vanwege het feit dat we
                     als Nederland daarmee een wat problematische relatie hebben. Het is dus ook in ons
                     belang om de Europese Commissie daarin het voortouw te laten nemen.
                  
Tijdens de lunch en in alle wandelgangen de komende dagen, zeg ik tegen mevrouw Van
                     Toorenburg, wordt natuurlijk ook de gelegenheid benut om verder te spreken over de
                     standpuntverklaring en het vergaren van bredere steun daarvoor ten aanzien van het
                     migratiepact van Marrakesh.
                  
De realistische verwachting rond het GEAS is dat we misschien nog op onderdeeltjes
                     ergens een stap verder kunnen komen. Dat kan cynisch overkomen. Dat is niet te zeggen
                     ten aanzien van mijn inzet, want ik blijf alle bilaterale contacten gebruiken om de
                     grote problemen te bespreken die we hier hebben, zeker ook het feit dat op dit moment
                     de instroom in Europa in aantallen beheersbaar is als je ze vergelijkt met drie jaar
                     geleden. Dit is echt wel de periode om verdergaande afspraken te maken. Die inzet
                     blijf ik in alle gesprekken en in alle contacten plegen. Ik tref daar gelukkig ook
                     collega's van een flink aantal landen die ook zeer bereid zijn om daarover iedere
                     keer weer verder te denken. Ten aanzien van de eenpakketbenadering denk ik dat daar
                     op een gegeven moment weer de blokkade ligt.
                  
Er zijn specifieke vragen gesteld over een aantal onderdelen van het Gemeenschappelijk
                     Europees Asielsysteem. Ik begin met Frontex, het Europees Grens- en Kustwacht Agentschap.
                     De heer Voordewind vroeg wat nou dat sterkere mandaat is wat betreft... Nee, laat
                     ik beginnen bij de hoofdvraag waar het nu staat. De heer Voordewind vroeg of het klopt
                     dat we het eens zijn over het wat, maar nog niet over het hoe. Als je op een heel
                     hoog abstractieniveau blijft, zou je kunnen zeggen dat we het eens zijn over het wat,
                     want dat zijn we al een paar jaar, namelijk het belang van een effectieve controle
                     van de buitengrenzen van de EU en van het Schengengebied en de ambitie van de Commissie
                     om daartoe ook de grens- en kustwacht te versterken. Maar dan kom je al heel snel
                     ook bij de vraag naar het hoe. We hebben daar een vorige keer al een AO over gehad.
                     De Commissie heeft toen een voorstel gedaan voor 10.000 mensen in 2020. Ik denk dat
                     je de wat- en hoe-vraag ook niet los van elkaar kunt zien. Nederland en een flink
                     aantal andere lidstaten benaderen het dus ook veel meer vanuit de vraag wat er precies
                     nodig is en wat exact de vraag is. Die vraag is in ieder geval niet om de verantwoordelijkheid
                     van lidstaten weg te nemen. De vraag kan wel zijn of er een reservecapaciteit in Europa
                     is op het moment dat lidstaten de druk op hun buitengrens niet meer in hun eentje
                     aankunnen. Is er dan een reservecapaciteit om de mensen bij te staan? Als dat al gebeurt,
                     verdwijnt daarmee nooit de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Er zal aan het einde
                     een situatie kunnen ontstaan – we hebben het hier de vorige keer al over gehad – dat
                     de rest van de Raad ziet dat het in land X niet meer lukt en dat Frontex daar bijstand
                     zou moeten verlenen. Als zo'n besluit genomen wordt, is dat altijd nog onder verantwoordelijkheid
                     van die lidstaten en binnen de wettelijke regelingen van die lidstaat. Ik denk dat
                     we het daarover wel eens zijn. Maar er is nog volop discussie gaande over hoe die
                     vraag verder ingevuld zou moeten worden en hoeveel mensen dat zou moeten opleveren.
                     Een flink aantal lidstaten zei wel dat het te ver gaat om nu zomaar 10.000 mensen
                     te lanceren. Dat is ook de positie van de Nederlandse regering.
                  
Daarnaast wordt erover gesproken wat zo'n Frontex nog meer zou kunnen en moeten doen;
                     het sterkere mandaat waarnaar is gevraagd. Ten eerste het verlenen van bijstand aan
                     lidstaten die daartoe zelf niet meer in staat zijn. Dat zou de kern moeten zijn. Ten
                     tweede het faciliteren van terugkeer vanuit lidstaten naar derde landen. Het gebeurt
                     op dit moment al bij vluchten die onder regie van Frontex vanuit meerdere lidstaten
                     mensen laten terugkeren naar hun land van herkomst. Aan het sterkere mandaat inzake
                     terugkeer zitten verschillende elementen vast. Het gaat niet enkel meer om het op
                     eigen initiatief bieden van technische en operationele ondersteuning aan lidstaten,
                     maar ook om het bieden van steun als een lidstaat problemen heeft bij terugkeer, zoals
                     de hulp bij identificatie van mensen die irregulier ergens verblijven, inclusief wellicht
                     het bijstand verlenen bij het verkrijgen van reisdocumenten. Het is denkbaar dat Frontex
                     en het Europees Grens- en Kustwacht Agentschap ook derde landen assisteren, bijvoorbeeld
                     Afrikaanse landen die geconfronteerd worden met veel mensen die daar gestrand zijn
                     en die zouden moeten terugkeren naar hun land van herkomst. We hebben straks wel een
                     dienst die daarin heel veel expertise heeft en die expertise wellicht ook buiten het
                     Europees grondgebied zou kunnen aanbieden aan derde landen. We hebben hier vaker gediscussieerd
                     over Libië en andere Afrikaanse landen waar dit soort expertise op dit moment onvoldoende
                     aanwezig is en wellicht zeer nuttig kan zijn. In die zin staat het kabinet positief
                     tegenover versterking van het agentschap op dit terrein. Maar in zijn algemeenheid:
                     het besluit tot het daadwerkelijk leveren van ondersteuning moet in overeenstemming
                     met de lidstaten genomen worden.
                  
De voorzitter:
Een interruptie van meneer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Helder. Er is dus nog veel discussie over de versterking van het mandaat. In de uitwerking
                     staat hoe Frontex daarin kan bemiddelen. Dat overlapt misschien met de IOM, want de
                     IOM is natuurlijk ook bezig met terugkeer. Dat gaat allemaal over vrijwillige terugkeer.
                     De IOM speelt ook een heel grote rol in Libië. Hoe verhoudt zich dit tot de IOM?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Het is precies dat verschil: de IOM doet louter aan vrijwillige terugkeer en is daarin
                     een heel belangrijke partner. Frontex heeft ervaring op het gebied van gedwongen terugkeer.
                     Dat is het type expertise dat wellicht ook in derde landen weleens nodig zal zijn
                     en aangeboden zou kunnen worden. Daar zijn we nog lang niet, want we voeren nog de
                     eerste besprekingen over hoe het mandaat van Frontex eruit zou moeten zien. Vanzelfsprekend
                     gebeurt dat binnen alle waarborgen van het Europese asielsysteem en de Europese regelgeving.
                     Daar hebben we het ook in het AO Behandelvoorbehoud over gehad.
                  
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Daar hebben we het een en ander van geproefd toen we als commissie in Tunesië en Libië
                     waren. Met name in Tunesië deden lidstaten als Duitsland, Frankrijk en Spanje toch
                     wat schamper over de pogingen van Frontex. Schijnbaar waren zij zelf veel beter in
                     staat om bilaterale afspraken met Tunesië te maken. Ze wilden niet wachten op Brussel.
                     Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Wat zou Brussel aanvullend kunnen doen als de lidstaten
                     nu al bilaterale overeenkomsten met landen als Nigeria maken? Sommige landen lukt
                     het om met Marokko het een en ander af te spreken. Natuurlijk geldt dat voor Spanje,
                     maar ook Duitsland doet het beter met Marokko dan wij. Dus wat is de meerwaarde van
                     Frontex in de terugkeerovereenkomst?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Ik draai die vraag liever om, omdat we al sinds jaar en dag de situatie hebben dat
                     lidstaten het bilateraal proberen te regelen met derde landen. Daardoor werken we
                     als Europese Unie gezamenlijk suboptimaal. Wij hebben een heel moeizame terugkeer
                     naar Marokko en een goedlopende terugkeer naar Afghanistan. Voor andere Europese landen
                     is dat precies omgekeerd. Overal kijkt iedereen maar even wat hij bilateraal kan regelen.
                     Dat varieert in de loop van de jaren: je hebt eens een paar jaar dat het goed loopt
                     naar land X, en dan gebeurt er iets waardoor het niet meer loopt. De inzet is nu juist
                     dat we dit op het niveau van de EU veel meer gezamenlijk moeten doen. Dat heb ik dit
                     jaar in ongeveer iedere Raadsvergadering gezegd. We laten ons namelijk ook uit elkaar
                     spelen. Iedereen zit met schuine ogen naar elkaar te kijken: wat doe jij met land
                     X of Y? Zo is wat mij betreft de Europese samenwerking in het kader van asiel en migratie
                     niet bedoeld. Ik draai het dus veel meer om. Ik wil juist af van de huidige situatie,
                     want daar lijdt iedere lidstaat onder. Er is geen enkele lidstaat die kan zeggen dat
                     hij naar alle landen een goede terugkeer heeft. Dat is altijd afhankelijk van relaties
                     uit het verleden of hoe iets toevallig een keer tot stand is gekomen. Het kan dus
                     ook weer zomaar verdwijnen als er iets in de relatie verandert.
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.
Staatssecretaris Harbers:
Ik denk dat ik daarmee de vragen over Frontex gehad heb.
De heer Voordewind vroeg welke veilige derde landen er op dit moment zijn. Eens: wat
                     het kabinet betreft zijn er op dit moment geen landen geïdentificeerd als veilige
                     derde landen. Het gaat overigens altijd om een individuele beoordeling. Over de voorwaarden
                     daarvan wordt nog onderhandeld in het kader van de procedureverordening.
                  
Het gaat er in dit geval ook om om in ieder geval een haakje aan te brengen. Als je
                     de nieuwe verordeningen vaststelt, is het de bedoeling dat ze logisch met elkaar samenhangen
                     en een flink aantal jaren kunnen meegaan. De ambitie in de Europese Unie is nog altijd
                     om in voorkomende gevallen afspraken te kunnen maken met derde landen. Daarom is het
                     van belang dat je op dat moment niet door nieuwe regelgeving belemmerd wordt. Verder
                     is het altijd een invulling van de omstandigheden en de situatie op dat moment. Wij
                     vinden alleen dat het haakje daarvoor wel in de procedureverordening aangebracht zou
                     moeten worden.
                  
Daarmee hangen vragen samen die onder anderen door de heer Van Ojik en de heer Groothuizen
                     zijn gesteld. Zij vroegen of je mensen ook kunt uitzetten naar een ander land dan
                     het herkomst- of transitland. Dit is overigens zo'n punt waarover in de geannoteerde
                     agenda een politieke discussie aangekondigd stond. Die was, meen ik, een dag of wat
                     na het verzenden van de geannoteerde agenda van de vergaderagenda verdwenen. Daar
                     wordt dus niet over gesproken. In die zin is er in de besprekingen daarover in de
                     Raadswerkgroep in de afgelopen maanden niet heel veel voortgang geweest. Ik zou kortheidshalve
                     kunnen verwijzen naar het debat dat we hierover, meen ik, al voor de zomer hebben
                     gevoerd. Toen heb ik aangegeven dat het kabinet het in de regelgeving mogelijk wil
                     maken dat een vreemdeling zou mogen worden verwijderd naar een ander land dan het
                     land van herkomst of doorreis. Nu kan dat alleen op vrijwillige basis.
                  
Ik wil vooropstellen dat terugkeer naar het land van herkomst of een land van transit
                     in de meeste gevallen het voor de hand liggende scenario is. Een effectief terugkeerbeleid
                     vergt ook hier weer dat we ons op voorhand niet beperken tot deze optie. De Terugkeerrichtlijn
                     staat het nu niet toe om vreemdelingen uit te zetten naar een ander land dan het herkomst-
                     of transitland, tenzij de vreemdeling hiermee instemt. Wij denken dat je ook dit haakje
                     in het nieuwe GEAS nodig zou kunnen hebben om migratieovereenkomsten met derde landen
                     mogelijk te maken, conform de ambitie van zowel het regeerakkoord als de Europese
                     Unie. We moeten ons eigenlijk geen onnodige beperkingen opleggen. Dat betekent nog
                     altijd niet dat je op ieder moment van die situatie gebruik zult kunnen maken. Bij
                     elke verwijdering en bij iedere terugkeer zullen de fundamentele waarborgen in acht
                     moeten worden genomen. Geen enkele lidstaat mag een vreemdeling terugsturen naar een
                     situatie waarin een mensonwaardige situatie dreigt.
                  
Voorzitter. Dan de situatie in Griekenland.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Ik heb even gewacht tot het blokjes GEAS en aanverwante artikelen was afgerond. Ik
                     blijf toch een beetje zitten met de vraag wat de Staatssecretaris concreet doet om
                     dit vlot te trekken. Ik snap dat dat ingewikkeld is en dat er 28 lidstaten zijn. Ik
                     hoor inmiddels al ongeveer een jaar dat de zuidelijke lidstaten de procedures en registratie
                     niet op orde hebben, dat de noordelijke lidstaten best wel bereid zijn om mensen over
                     te nemen, maar dat de zuidelijke lidstaten dan wel eerst bereid moeten zijn om wat
                     te doen. Ik hoor ook dat de oostelijke lidstaten mopperend in de hoek zitten en überhaupt
                     nergens aan meewerken. Op die manier komen we natuurlijk niet verschrikkelijk veel
                     verder. De vraag is op een gegeven moment waar er dan ruimte is om verbetering te
                     bewerkstelligen. Dat mis ik een beetje in het verhaal van de Staatssecretaris. Waar
                     ziet hij mogelijkheden? Waar zijn slimme opties denkbaar? Ik hoor hem zeggen dat hij
                     bilateraal in gesprek is met allerlei lidstaten. Dat is hartstikke mooi, maar waar
                     kunnen we nou nog iets? Waar zijn er nog mogelijkheden? Anders wordt het een beetje
                     een somber verhaal, dat eigenlijk elke keer hetzelfde blijkt te zijn. Dat is namelijk
                     dat er drie blokken zijn die het onderling niet eens worden en dat iedereen een beetje
                     vanuit zijn loopgraaf op elkaar zit te schieten.
                  
Staatssecretaris Harbers:
Ik heb een paar voorbeelden. Zoals ik net al aangaf, heb ik veel contact met groepen
                     gelijkgestemde landen en ook bilateraal contact met landen die juist heel anders in
                     de strijd zitten. Daarbij heb ik scherp wat wij zelf willen. Wij willen verdere uitwerking
                     van het concept van gecontroleerde centra. Vanuit Nederland, en later met steun van
                     andere landen, hebben we het probleem van secundaire migratie in al zijn omvang succesvol
                     op de agenda gekregen. De discussie in Europa is in de afgelopen drie jaar misschien
                     veel te veel gegaan over uitsluitend de problemen van de landen van binnenkomst. Aan
                     de hand van secundaire migratie zijn we ook morgen weer bezig om samen met Benelux-landen
                     en Scandinavische landen te kijken wat onze agenda is en wat we met GEAS verder vooruit
                     willen brengen. De Eurodacverordening is bijvoorbeeld van cruciaal belang voor Nederland
                     om het probleem van secundaire migratie verder te kunnen beteugelen.
                  
Ik ga niet de omgekeerde route volgen, door te hopen dat Eurodac nog een keer rondkomt
                     en in de tussentijd de principes rond de Dublinverordening los te laten. Dat is voor
                     Nederland namelijk echt een stap terug in plaats van een stap vooruit. In die zin
                     zal ik er dus ook niet voor pleiten om ergens een knip te maken in de basis van GEAS,
                     namelijk de vier voorstellen over de Kwalificatierichtlijn, de asielprocedure, de
                     Opvangrichtlijn en de Dublinverordening. Dat zou hoe dan ook betekenen dat de situatie
                     voor Nederland slechter wordt dan ze nu is. Laat ik het zo zeggen: het wordt dan nog
                     veel ingewikkelder om een beetje coherent beleid vorm te geven. Dat is de inzet. Daar
                     zijn we heel veel en vaak mee bezig.
                  
Voorzitter. Dan de situatie in Griekenland. In de eerste plaats stelde de commissie
                     vast dat de opvangomstandigheden op de eilanden gewoon miserabel zijn. Je kunt daar
                     allerlei kwalificaties aan geven. Ik zag dat eerder dit jaar al en mevrouw Kuiken
                     zag dat recentelijk. Waar er hier en daar een lichtpuntje is van een opvang die er
                     wat beter uitziet, wordt dat beeld meteen weer tenietgedaan door tenten in modder
                     en slecht weer op andere plekken. Bovendien zijn er opvangcentra die veel te klein
                     zijn voor het aantal mensen dat daar zit.
                  
Wat betreft oplossingen daarvoor zei de heer Groothuizen dat het niet zijn voorkeur
                     heeft om het probleem maar gelijk over te nemen. Dat is ook niet de voorkeur van het
                     kabinet. Die weg willen we niet opgaan. Ik zal er zo nog wat verder op ingaan waarom
                     ik vind dat Griekenland aan zet is en wat Griekenland daar zelf allemaal aan zou kunnen
                     doen. Het begint voor mij al met de vaststelling dat het geen extra oplossing is om
                     mensen ofwel van de eilanden naar het vasteland van Griekenland over te brengen, ofwel
                     vanuit de eilanden naar andere landen in Europa. Ik heb met eigen ogen waargenomen,
                     en dat is mij ook door tal van mensen in de opvang verteld, dat er directe banden
                     zijn tussen iedereen die in de opvang zit en de mensensmokkelaars die nog aan de overkant
                     van de waterstraat in Turkije zitten. Als er ergens een aantal mensen geëvacueerd
                     is naar het vasteland, gaat er letterlijk even een berichtje naar de overkant met:
                     er zijn hier weer 200 plaatsen vrij. Nog dezelfde avond of dezelfde week zetten de
                     bootjes koers, niet naar het eiland waar ze de vorige dag heen gingen, maar naar het
                     eiland waar plekken vrij zijn gekomen. Dat is dus niet de oplossing.
                  
Er zijn maar twee oplossingen mogelijk. De ene is dat Griekenland binnen zijn eigen
                     verantwoordelijkheid veel meer doet dan nu om de opvangomstandigheden op de eilanden
                     te verbeteren. Griekenland krijgt daar gigantisch veel geld voor en moet in staat
                     zijn om daarvoor meer te bieden dan gammele tenten. De tweede echte oplossing is het
                     versnellen en verbeteren van de asielprocedures. Nogmaals, dat is in de afgelopen
                     JBZ-Raad ook door de Griekse Minister benadrukt. Zelf gaf hij dit keer voor het eerst
                     ook aan dat geld niet meer het probleem is, maar de beschikbaarheid van mensen. Daarvoor
                     deed hij een beroep op andere Europese lidstaten. Dat beroep op andere lidstaten heb
                     ik vervolgens gedeeld. Ik zou haast zeggen dat Nederland hofleverancier is van mensen
                     in Griekenland. Op dit moment is een op de zeven mensen op de eilanden die voor EASO
                     werkt afkomstig uit Nederland. Dat is zo'n 15%. Dat is ietsje minder dan een paar
                     jaar geleden. In de hoogtijdagen van de migratiecrisis, om het zo maar te zeggen,
                     is het een op de vier mensen geweest. Dat laat al zien hoe verbonden Nederland zich
                     voelt met een goede uitvoering van deze afspraak.
                  
De tweede oplossing is dus dat wij Griekenland assistentie verlenen in het verbeteren
                     van de asielprocedures. De directie van de Griekse asieldienst is dit jaar meerdere
                     malen in Nederland te gast geweest. Ze krijgt van ons alle bijstand in het verbeteren
                     van de logistiek en de procedures die ze daar moeten voeren. Dat zijn de echte oplossingen
                     die we kunnen bedenken. Een derde is overigens dat Griekenland zich nu voor het eerst
                     begint te realiseren dat het ook zelf statushouders een plek in de samenleving zal
                     moeten geven. Er is natuurlijk jarenlang geredeneerd vanuit het idee dat mensen wel
                     binnenkwamen, maar dat niemand in Griekenland wilde blijven, en dat ze toch wel zouden
                     doorgaan naar de rest van Europa. Dat is ook het antwoord op wat mevrouw Kuiken aan
                     de orde stelde. Als mensen eerst lange tijd op een eiland hebben gezeten, vervolgens
                     een status krijgen op het vasteland en Europa in gaan, dan is het haast onbegonnen
                     werk om nog aan inburgering en integratie te gaan denken. Dat is ook niet de beoogde
                     stap. Dat is dat ook Griekenland deze statushouders een plek geeft in de eigen samenleving,
                     en dat het dus geen automatisme is dat mensen zeggen: ik ga door, de rest van Europa
                     in. De aantallen in Griekenland zijn namelijk hoog, maar veel lager dan een paar jaar
                     geleden. Als je kijkt wie er op de eilanden binnenkomt en wie daarvan uiteindelijk
                     recht zou hebben op een asielstatus, dan zijn dat aantallen die Griekenland gewoon
                     zou moeten kunnen behappen en een plek zou moeten kunnen geven in de samenleving,
                     net als alle andere landen in de Europese Unie.
                  
Wat betreft het probleem van de menskracht begrijp ik dat Griekenland iedere keer
                     een pleidooi houdt voor bijstand en mensen probeert te krijgen uit de rest van Europa.
                     Nederland staat daarin voorop. Samen met de Griekse regering spreek ik collega's daarop
                     aan. Uiteindelijk kan dat geen structurele oplossing zijn. Waar Griekenland een groot
                     beroep kan doen op Europese fondsen, is het natuurlijk de bedoeling dat het in dezelfde
                     mate als Nederland, België, Duitsland en andere landen vast personeel aanneemt bij
                     de eigen asieldienst om dit probleem structureel op te lossen, in plaats van iedere
                     keer een beroep te doen op door EASO uitgezonden personeel uit andere landen en een
                     paar uitzendkrachten. Want zo is de situatie in Griekenland.
                  
Ook is gevraagd of we nog meer kunnen doen om Griekenland hierop aan te spreken. Wees
                     ervan verzekerd dat we Griekenland vanuit Nederland aanspreken. Ik doe dat op ieder
                     moment dat ik mijn Griekse collega spreek. Ik doe dat tijdens de JBZ-Raden. De realiteit
                     is dat het wel altijd dezelfde lidstaat is die Griekenland hierop aanspreekt. Ik weet
                     ook waarom dat is. Dat is vanuit onze betrokkenheid bij en verbondenheid met het maken
                     van de EU-Turkijeverklaring. Ik zie daarin dus een bijzondere rol voor Nederland,
                     maar sta me toe dat ik hierover wel echt cynisch ben. Support daarvoor in Europa,
                     laat staan een meerderheid, is in de verste verte niet te vinden. In dat opzicht hoop
                     ik dat er na de verkiezingen misschien weer andere tijden komen, waarin we hiervoor
                     van een aantal lidstaten weer meer support krijgen. Europa kan het zich niet riskeren
                     om het nakomen van de EU-Turkijeverklaring ook nog kwijt te raken.
                  
De heer Van Ojik suggereerde een andere oplossing. Hij zei: kijk nou naar Portugal,
                     dat volgend jaar 1.000 mensen wil hervestigen. Nederland doet meer aan de hervestigingsmissies
                     op grond van de EU-Turkijeverklaring. Daarbij worden geen mensen uit Griekenland naar
                     andere landen gehaald. Dat gebeurt via de route waarbij Griekenland mensen van een
                     oordeel moet voorzien: wel een asielvergunning, of geen. Indien geen, dan gaan ze
                     terug naar Turkije. Wij hervestigen mensen die in Turkije verblijven.
                  
Ik zeg erbij dat de situatie van Portugal een wat andere is, zodat het dit aanbod
                     kan doen. Portugal is namelijk geen bestemmingsland. Wij doen de hervestiging bovenop
                     de eerste aanmeldingen die we in Nederland krijgen. In dat opzicht zou je ook kunnen
                     redeneren dat herplaatsing van 1.000 mensen van de eilanden in Griekenland een wel
                     heel klein aantal is. Portugal had wellicht nog wel meer kunnen doen.
                  
In Nederland zijn we niet in een situatie waarin we kunnen zeggen dat we ook nog meegaan
                     in dat soort voorbeelden. Uiteindelijk zal het probleem in Griekenland moeten worden
                     opgelost. Overigens proberen we daaromheen natuurlijk nog wel extra steun te geven.
                     Dat doen we bijvoorbeeld bij Movement On The Ground, dat mevrouw Kuiken noemde. Door
                     tussenkomst van de ambassade van Nederland in Athene proberen we de omstandigheden
                     te verbeteren, waardoor Movement On The Ground zijn goede werk kan doen. Ook daaromheen
                     proberen we natuurlijk te assisteren waar dat mogelijk is. Maar het is uitsluitend
                     de Griekse regering die verantwoordelijk is voor het kernprobleem. Die spreken we
                     daar ook voortdurend op aan.
                  
De voorzitter:
Heeft u het onderwerp Griekenland hiermee afgerond?
Staatssecretaris Harbers:
Volgens mij wel, ja.
De voorzitter:
Goed. Dan ga ik over naar een interruptie van de heer Groothuizen.
De heer Groothuizen (D66):
Ik ben het eens met de richting die de Staatssecretaris schetst. Ik denk dat dit inderdaad
                     de oplossingen zijn die we moeten zoeken: snellere procedures en Griekenland dat werk
                     maakt van betere opvang. Het is dan treurig om te horen dat de Staatssecretaris daar
                     steeds zijn mensen op aanspreekt, maar daar weinig bijstand in krijgt. Ik zou hem
                     willen aanmoedigen om die strijd toch steeds te blijven aangaan. Dat is belangrijk.
                     Het blijft gênant om te zien hoe mensen binnen de EU worden opgevangen. Dat is volgens
                     mij niet nodig, gelet op de middelen die we daaraan geven. Ik heb daar nog een vraag
                     over. Wat is de rol van de Europese Commissie in dit verhaal? Is die wel voldoende
                     actief en zit ze er wel voldoende bovenop? Uiteindelijk heeft zij wat mij betreft
                     ook een rol in het controleren of lidstaten voldoen aan de afspraken die we met elkaar
                     gemaakt hebben.
                  
Staatssecretaris Harbers:
Eens. Waar ik Griekenland aanspreek, snijd ik dit thema ook altijd aan in al mijn
                     contacten met de Europese Commissaris. Daar ligt ook een rol voor de Europese Commissie.
                     Bij die rol helpen we overigens ook nog, want de Europese Commissie stelt middelen
                     beschikbaar voor de opvang in Griekenland. Het zijn weer de Nederlandse experts die
                     Griekenland helpen om die middelen daadwerkelijk vanuit Brussel in Athene te krijgen
                     en tot besteding te brengen. Vanuit die ondersteuning vind ik wederom dat Nederland
                     de Europese Commissie hier met meer recht van spreken op kan aanspreken. Dat doen
                     we ook.
                  
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nog even terug naar de humanitaire situatie. Ik begrijp dat het voor Griekenland geen
                     kwestie is van geld, maar dat ze het gewoon niet doen. Misschien zit daar een wrange
                     strategie achter om mensen de oversteek niet te laten maken. Het is ook triest dat
                     de andere collega's daar niet op aandringen, maar Nederland blijkbaar wel. De procedure
                     moet versneld worden. Het is goed dat Nederland daarin vooroploopt. Wat voor middelen
                     zijn er om Griekenland meer onder druk te zetten om de humanitaire situatie te verbeteren?
                     De VVD zegt dat je dan misschien naar financiële prikkels moet kijken. Ik begrijp
                     dat de Staatssecretaris zegt dat hij daarvoor wel de collega's mee moet krijgen. We
                     zitten dan dus in een impasse, waarbij dit onder onze neus gebeurt en het elk jaar
                     erger wordt. Hoe ziet de Staatssecretaris dat zelf, even out of the box en met creativiteit
                     denkend?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Met alle creativiteit en out of the box: gehoord uw geluid zal ik vanzelfsprekend
                     morgen richting de Commissie wederom aangeven dat men er daar strikt op moet toezien
                     dat al het geld dat beschikbaar is voor adequate en goede opvang ook daadwerkelijk
                     tot besteding komt. Liefst gebeurt dat nog voor deze winter in plaats van daarna.
                     De realiteit is gewoon dat er voor alle verdergaande opties een meerderheid moet zijn.
                     Die zie ik op dit moment niet. Er zijn ook niet dusdanig veel landen waarvan ik denk
                     dat daarmee te praten is, zodat die meerderheid snel te organiseren is. Los daarvan
                     blijven we natuurlijk de Commissie aanspreken, die de middelen heeft om te kijken
                     of nog een stap extra gezet kan worden.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De relocatie is gestopt. Dat weten we omdat het systeem van de Turkijedeal zou moeten
                     werken, mensen terugkeren naar Turkije en daar voor resettlement in aanmerking moeten
                     komen. Tegelijkertijd zegt de Staatssecretaris dat Griekenland zijn eigen deel zou
                     moeten nemen en mensen zou moeten opnemen. Betekent dat dan dat er helemaal geen relocatie
                     over Europa meer plaatsvindt vanuit Griekenland? Als mensen uiteindelijk geselecteerd
                     zijn om een status in Europa te krijgen, of mogelijk te krijgen, dan zal het niet
                     zo zijn dat Griekenland al die mensen zelf moet opnemen. Dan hou je toch nog een systeem
                     van relocatie?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Andere sprekers wezen er al op: er zijn relocatieafspraken geweest, maar die zijn
                     afgelopen. Die waren namelijk onderdeel van het beheersen van de heel hoge instroom.
                     De cijfers zijn al door de heer Azmani genoemd. Die zijn sinds 2015 natuurlijk dramatisch
                     naar beneden gegaan. Om vast te stellen of in de toekomst vanuit Griekenland nog relocatie
                     nodig is, is er weer dat knelpunt van hoeveel mensen die in Griekenland binnenkomen
                     überhaupt een asielvergunning krijgen. Die krijgen ze namelijk lang niet allemaal.
                     Alleen de mensen die een asielvergunning krijgen, blijven in Griekenland. Als dat
                     een uitzonderlijk hoog aantal is, zou je in de situatie kunnen komen dat gesproken
                     wordt over relocatie. Maar die situatie is er niet. Was Griekenland maar zo ver in
                     de procedures dat we überhaupt wisten wie er een vergunning kreeg en wie niet. Dan
                     was namelijk ook de druk op de eilanden minder hoog en wist je wie er geen vergunning
                     kreeg en wie zou moeten terugkeren naar Turkije. Hier in Nederland hebben we huisvesting
                     van statushouders in gemeenten, et cetera. Dat beleid is non-existent in Griekenland.
                     Men begint zich nu te realiseren dat zoiets, net als in de andere EU-lidstaten, misschien
                     wel nodig is.
                  
De heer Van Ojik (GroenLinks):
We hebben de discussie over de vraag of Nederland meer zou kunnen doen op het punt
                     van hervestiging of herplaatsing natuurlijk vaker gevoerd. Ik probeer goed te begrijpen
                     wat nou precies het bezwaar van de Staatssecretaris is. Als ik hem goed begrijp, zegt
                     hij het volgende. Onder de EU-Turkijeverklaring hebben we afgesproken dat mensen in
                     Griekenland aankomen, snel beoordeeld worden en teruggaan naar het Turkse vasteland.
                     We kunnen dan voor elke teruggestuurde iemand anders hervestigen. Dat was de kern
                     van de EU-Turkijeverklaring. Maar dat werkt niet. De mensen worden niet snel teruggestuurd
                     naar Turkije, maar komen vast te zitten op de Griekse eilanden. De Staatssecretaris
                     zegt nu: als we mensen rechtstreeks van de Griekse eilanden gaan overnemen, gaat er
                     een telefoontje naar het Turkse vasteland en komen er meteen weer mensen met een smokkelbootje.
                     We zijn er tweeënhalf of inmiddels drie jaar na de EU-Turkijeverklaring kennelijk
                     nog niet in geslaagd om een begin te maken aan de aanpak van het smokkelprobleem.
                     Daar zit dan toch eigenlijk het grote probleem? Als ik het goed begrijp, is dat het
                     grote bezwaar van de Staatssecretaris tegen een rechtstreekse overname. Ik zie dat
                     de Staatssecretaris al nee schudt. Ik begrijp het dus misschien niet goed. Is mijn
                     vraag duidelijk? Ik probeer namelijk echt te begrijpen wat nou het bezwaar is.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat uw vraag duidelijk is, meneer Van Ojik. Meneer Harbers.
Staatssecretaris Harbers:
Ik kom op uw vraag, maar wil nog even de vorige vraag van de heer Voordewind illustreren.
                     Ik krijg namelijk net de cijfers. Er zijn in 2016 in Griekenland 4.000 positieve asielbesluiten
                     afgegeven. In 2017 waren dat er 10.000. Dat zijn behapbare aantallen voor het vestigen
                     van statushouders in Griekenland, bijvoorbeeld als je kijkt naar de situatie in Nederland
                     en België.
                  
Dan nu naar de vraag van de heer Van Ojik. Om te beginnen werkt hervestiging vanuit
                     Turkije wel. Sterker nog: vanwege de procedurele en logistieke problemen in Griekenland
                     zijn we in de tussentijd meer gaan hervestigen in Turkije dan er daadwerkelijk mensen
                     vanuit Griekse eilanden naar Turkije teruggeplaatst zijn.
                  
Ik vertel net over de perverse prikkel die in het systeem zit. Op het moment dat er
                     plekken op de Griekse eilanden vrijkomen, gaan mensensmokkelaars natuurlijk toch proberen
                     om die plekken weer in te vullen. Dat hoor ik ook uit de ervaringen van Nederlands
                     marechaussee- en politiepersoneel dat bij Frontex gedetacheerd is. Dat wil niet zeggen
                     dat de mensensmokkel nog op hetzelfde niveau is als in 2015, getuige de veel lagere
                     aantallen mensen die nu nog van Turkije naar Griekenland komen. Er is natuurlijk al
                     wel een eerste slag toegebracht aan de mensensmokkelaars. Zijn ze er nog? Ja. Om een
                     tweede slag toe te brengen, moet dit systeem veel sneller gaan werken, zoals afgesproken
                     in de EU-Turkijeverklaring. Mensen gaan nog steeds op zoek naar mensensmokkelaars.
                     Misschien hebben ze wel gehoord hoe ellendig het is op de eilanden, maar denken ze:
                     ik zit daar lang, maar ik ben in ieder geval binnen; naarmate het langer duurt, heb
                     ik misschien nog een kans om ergens in Europa te verblijven. Naarmate het proces sneller
                     verloopt, mensen op de eilanden sneller van een oordeel worden voorzien en dus ook
                     sneller terug zijn in Turkije, wordt de prikkel om nog met mensensmokkelaars in zee
                     te gaan natuurlijk steeds minder. Vandaar dat het van groot belang is dat Griekenland
                     op dat punt meer gaat leveren.
                  
Laat ik overigens nog één klein lichtpunt melden. Ik heb dat volgens mij in een eerder
                     AO al een keer aangegeven. Dat is dat Griekenland dit jaar wel zijn wetgeving op het
                     gebied van asiel verbeterd heeft, wat in ieder geval een aantal echte wettelijke belemmeringen
                     om de procedures te versnellen weggehaald heeft. Dat is precies waarover we aan de
                     directie en medewerkers van de Griekse asieldienst vanuit Nederland expertise leveren.
                     We kijken daarbij hoe ze het ook logistiek beter voor elkaar zouden kunnen krijgen.
                  
De voorzitter:
Een vervolgvraag, kort.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begin het nu steeds beter te begrijpen. Het verschil tussen wat de Staatssecretaris
                     zegt en wat ik bepleit, is niet dat we het oneens zijn over wat de ideale situatie
                     zou zijn. Het zou goed zijn als daar een goedlopende procedure is. Ik hoef dat allemaal
                     niet te herhalen. Ik ben het eens met alles wat de Staatssecretaris daarover heeft
                     gezet. Het zou geweldig zijn als het zo zou werken. Maar in elk AO, al twee jaar lang,
                     stellen we vast dat het in de praktijk helaas niet zo werkt, om allerlei redenen.
                     We hebben een tijdlang een combinatie gehad van hervestigingsafspraken onder de paraplu
                     van de EU-Turkijeverklaring en een herplaatsingsprogramma. Dat laatste is nu voorbij.
                     De Staatssecretaris zegt dat we dat niet opnieuw kunnen doen, omdat dat een aanzuigende
                     werking heeft. Dan komen die smokkelaars in beweging. Dan zeg ik: dan moet je dáár
                     toch iets aan doen? Waarom lukt het kennelijk niet om dat probleem goed te lijf te
                     gaan, zodat we theoretisch weer een nieuw herplaatsingsprogramma zouden kunnen starten?
                     Dat is mijn vraag.
                  
De voorzitter:
De Staatssecretaris, tot slot.
Staatssecretaris Harbers:
Dat herplaatsingsprogramma had juist te maken met de enorm hoge instroom, en niet
                     met de EU-Turkijeverklaring.
                  
De voorzitter:
Als u wilt reageren, dan graag via de voorzitter, meneer Van Ojik.
Staatssecretaris Harbers:
Ik ben er dus niet voor om nu een nieuw herplaatsingsprogramma te starten. Zoals ik
                     net aangaf, zou dat weer tot extra aanzuigende werking leiden. Dan heb je plekken
                     vrij in Griekenland en die zullen ingevuld gaan worden. De echte oplossing zit op
                     een ander punt, namelijk het versnellen van de procedures, waardoor de aantrekkingskracht
                     van de gang naar Europa er niet meer is.
                  
Los daarvan vind ik herplaatsing ook niet aan de orde. Het gaat namelijk om aantallen
                     die iedere EU-lidstaat zou moeten kunnen behappen. Dat wordt van Nederland gevraagd;
                     dat wordt van België gevraagd; dat wordt van Frankrijk, Duitsland en andere landen
                     gevraagd. Ook van Italië, Portugal en landen in andere situaties. Ik wil niet belonen
                     dat Griekenland te snel hulp krijgt en daardoor precies doet wat het vóór 2015 deed,
                     namelijk een veel te kleine asieldienst opstellen. Zo van: niemand wil in Griekenland
                     komen en ze reizen toch door naar de rest van Europa. Ook Griekenland moet in dat
                     opzicht een been bijtrekken. Net als de andere EU-lidstaten moet het een fatsoenlijke
                     asieldienst, een fatsoenlijke opvang en een fatsoenlijke procedure hebben om tot een
                     beslissing te komen. Dat doet iedereen in Europa. Daar kan Griekenland niet bij wegkijken.
                  
De voorzitter:
Tot slot over dit onderwerp, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
We praten nu al zo lang over het asielbeleid. Ik heb het gevoel dat we sinds de Turkijedeal
                     eigenlijk stilstaan en dat er nog maar weinig Europese leiders en collega's of Staatssecretarissen
                     zijn die het zich überhaupt wat aantrekken. Zolang die aantallen laag zijn, is de
                     urgentie om iets te doen echt nop en nada. Dat stemt heel erg droevig. Er hoeft straks
                     maar ergens weer een grote ramp te gebeuren en dan gillen we allemaal moord en brand.
                     We stonden erbij, we keken ernaar en er gebeurt helemaal niets. Dat is een heel cynische
                     constatering. Op basis van de antwoorden die de Staatssecretaris geeft, constateer
                     ik ook dat Griekenland wel zou kunnen, maar niet wil. Griekenland kiest dus bewust
                     voor een kamp van ellende, om de afschrikkende werking maar zo hoog mogelijk te laten
                     zijn. Ik kan niet anders constateren. Tegelijkertijd kunnen we daar geen genoegen
                     mee nemen. Ik ben dus nog steeds op zoek naar wat dan wel. Een van de problemen waar
                     men bijvoorbeeld op Lesbos mee kampt, is dat er bij de lokale bevolking enorme gevoelens
                     van onvrede zijn – ik druk me dan mild uit – jegens alle asielzoekers en migranten
                     op het eiland. Dat is ook omdat hun economische positie heel laag is. Ik beperk me,
                     voorzitter, maar er is niet zoiets als een free ride, of iets gratis krijgen. Maar
                     er moet toch iets te verzinnen zijn waardoor Griekenland van die onwil afstapt? Het
                     lijkt mij dat er in de wereld van markt, macht en geld altijd iets te verzinnen is.
                     Ik zal afsluiten, voorzitter. Hoe kan het toch zo zijn dat we in Libië potverdorie
                     wel in staat zijn om iets te doen aan de detentiekampen, dat we daar een ander kamp
                     openkrijgen terwijl we er eigenlijk totaal geen invloed hebben, en dat het daar misschien
                     nog makkelijker lukt om afspraken te maken dan in Griekenland, dat hemelsbreed nog
                     geen anderhalf uur vliegen is?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Ik ga in die laatste vergelijking niet mee. Ja, er zijn dingen gelukt in Libië, maar
                     daar is de situatie... Volgens mij zijn we het daarover wel eens. Mevrouw Kuiken noemt
                     zelf ook dat het op de ene plek op Lesbos redelijk netjes geregeld is en op de andere
                     plek niet. Dat is ook weer dankzij het feit dat we daar vanuit de Europese Unie en
                     de lidstaten aan meegewerkt hebben. Ik zie ook de onwil en de onvrede bij de lokale
                     bevolking. Die zal hier zeker voor een deel mee te maken hebben, want die vertaalt
                     zich vervolgens in de manier waarop het lokale bestuur van een eiland omgaat met de
                     regering in Athene. Dat zijn stuk voor stuk onderwerpen waar we vanuit Nederland een
                     bovengemiddelde bijdrage aan leveren om te helpen om die problemen op te lossen. Mevrouw
                     Kuiken vindt het misschien cynisch, maar uiteindelijk is het niet aan de Nederlandse
                     regering om ter plekke het bestuur over te nemen. We kunnen doen wat in ons vermogen
                     ligt. We bieden het allemaal aan. Er wordt ook gebruik van gemaakt door de Griekse
                     regering. Maar het is aan Griekenland, binnen zijn eigen verantwoordelijkheid, om
                     dit nu eens structureel te gaan regelen. Dat is precies de discussie die we vanuit
                     Nederland voortdurend op de agenda houden. Zonder Nederland zou zelfs die discussie
                     niet meer op de agenda staan.
                  
De voorzitter:
Tot slot een vervolgvraag, mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik ben niet misschien cynisch, maar heel erg cynisch. Eigenlijk ben ik ook heel kwaad
                     dat we dit met zijn allen toestaan. Ik heb nog een afrondende vraag. Is de Staatssecretaris
                     van plan om er binnenkort zelf weer heen te gaan?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Ja. Dat staat kort na de jaarwisseling op het programma.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, helemaal afrondend: dan zou ik het op prijs stellen als we daar een verslag
                     van krijgen en onze ervaringen daarin kunnen uitwisselen.
                  
Staatssecretaris Harbers:
Dat zeg ik u toe.
De voorzitter:
Die toezegging staat. Tot slot de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter. Tot slot nog een paar andere vragen. De heer Van Ojik vroeg naar de Aquarius.
                     Volgens mij zei hij dat dat schip onder Nederlandse vlag vaart, maar dat is niet het
                     geval. Wij begrijpen dat het Italiaanse OM het schip op papier in beslag heeft genomen.
                     Fysiek ligt het in de haven van Marseille, op beschuldiging van het ongeoorloofd dumpen
                     van gevaarlijk afval in elf Italiaanse havens. Het is dus aan het OM in Italië om
                     die zaak te behandelen, waarschijnlijk in samenspraak met het OM in Frankrijk. Nederland
                     heeft geen banden met dit schip, dus wij gaan ons daar verder niet mee inlaten. Eerder
                     hebben we ook geen banden met dit schip gehad.
                  
Ten aanzien van de ontschepingsarrangementen: ik heb straks al iets gezegd over controlled
                     centres. Ik begreep dat er werd gevraagd naar een juridische analyse. De stand van
                     zaken is dat de Europese Commissie deze zomer enkele documenten heeft gepubliceerd
                     over de contouren van dit concept. Die contouren dienen nu nader te worden ingevuld.
                     De Commissie constateert, en Nederland heeft dat ook al eerder aangegeven, dat het
                     zaak is om dat gezamenlijk te doen met partners in Noord-Afrika, de Afrikaanse Unie
                     en bovenal de UNHCR en de IOM. Zij hebben een heel constructieve rol gespeeld ten
                     tijde van de Europese Raad in het verder invullen van dit concept. We zien allemaal
                     dat er tegelijkertijd enige mate van terughoudendheid is in Noord-Afrikaanse landen.
                     Er liggen ook nog geen concrete voorstellen aan derde landen voor. Er is echter een
                     groep van lidstaten, waaronder Nederland, die het voorzitterschap er iedere keer toe
                     oproepen om in ieder geval eens een keer in die landen te gaan praten.
                  
Voorzitter. Dan nog de stand van zaken van circulaire migratie. In de integrale migratieagenda
                     hebben we de mogelijkheid geopperd, maar ik ken ook de terughoudendheid in het standpunt
                     van de Kamer daarover. Die maakt dat we in het voorjaar niet hebben ingeschreven op
                     een aantal proefprojecten die de Europese Commissie wilde uitvoeren. Tegelijkertijd
                     houden wij zelf goed in de gaten welke resultaten uit die proefprojecten voortkomen.
                     Ik heb de Kamer namelijk toegezegd dat we ons daar verder in verdiepen en dat, als
                     de projecten een positief resultaat zouden hebben, ik opnieuw bij de Kamer op de lijn
                     kom om te kijken of het ook iets voor Nederland is. Ik heb eerder dit jaar aan de
                     Kamer toegezegd dat wij ons daar zelf nog verder in verdiepen. Die vraag zullen we
                     verbreden aan de hand van de toezegging die bij de begrotingsbehandeling is gedaan,
                     namelijk om ook eens te kijken welke gevolgen dat op aanpalende terreinen zou hebben
                     en hoe je dat van oplossingen zou kunnen voorzien, bijvoorbeeld in de sociale zekerheid.
                  
De heer Groothuizen (D66):
Ik leid uit het antwoord van de staatsecretaris in ieder geval af dat hij niet de
                     beslissing heeft genomen om te kijken of hij alsnog met de proefprojecten kan meedoen.
                     Klopt dat? Wanneer verwacht hij de resultaten van die proefprojecten? Het is natuurlijk
                     mooi dat we daarnaar gaan kijken, maar wanneer kunnen we daar als Kamer wat meer over
                     horen?
                  
Staatssecretaris Harbers:
Wij hebben daar niet echt een datum voor, hoor ik. Ik kan daar wel achter komen. Wellicht
                     kan ik dat in de brief naar aanleiding van het verslag van de JBZ-Raad wat verder
                     invullen en een eerste duiding geven. De pilotprojecten waren ook wel erg in de sfeer
                     van: ga nou maar gewoon beginnen en kijk welke resultaten het heeft voor terugkeer.
                     Daarin voldeden ze niet aan wat ik aan de Kamer heb toegezegd. Het is wel gelijk oversteken.
                     Er moet echt een deal zijn waarbij je concreet weet hoeveel terugkeer iets zal opleveren.
                     Die notie zat wat ons betreft onvoldoende in deze pilotprojecten.
                  
De voorzitter:
Ik kijk of er aan de kant van de Kamer behoefte is aan een tweede termijn. Ik denk
                     het niet, omdat we uitgebreid de onderwerpen behandeld hebben die geadresseerd zijn
                     en veel interrupties hebben toegestaan.
                  
Ik wil dit algemeen overleg afsluiten met een toezegging.
– De Staatssecretaris zegt toe een verslag te sturen naar aanleiding van zijn bezoek
                     aan de Griekse eilanden. Dat zal begin 2019 zijn.
                  
Ik dank de Staatssecretaris, de ambtelijke staf, de Kamerleden en de anderen die bij
                     dit algemeen overleg aanwezig waren. Ik wens u nog een fijne middag.
                  
Sluiting 13.39 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
F. van Oosten, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.