Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Milieuraad van 20 december 2018
21 501-08 Milieuraad
Nr. 748
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 december 2018 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 29 november 2018 over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 20 december
2018 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 747), de brief van 9 november 2018 over het verslag van de Milieuraad van 9 oktober 2018
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 744), de brief van 22 november 2018 over de informele milieu en Transportraad 29 en 30 oktober
te Graz (Kamerstuk 21 501-08, nr. 746), over de brief van 13 juli 2018 over het fiche: MFK – LIFE-verordening 2021–2027
(Kamerstuk 22 112, nr. 2645), over de brief van 16 oktober 2018 over de consultatie inzake het raakvlak tussen
chemicaliën-, product- en afvalwetgeving (Kamerstuk 22 112, nr. 2701), over de brief van 14 november 2018 over de reactie op het verzoek van de commissie
inzake het strategisch actieplan batterijen van de Europese Commissie (Kamerstuk 22 112, nr. 2722) en over de brief van 12 november 2018 over het antwoord van het kabinet op de consultatie
van de Commissie inzake de Fitness Check voor de Europese richtlijnen op het gebied
van luchtkwaliteit (Kamerstuk 30 175, nr. 323).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 december 2018 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 11 december 2018 zijn de vragen beantwoord.
Voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
LIFE-verordening 2021–2027
2
CO2-normen zware bedrijfsvoertuigen
3
EU-alliantie voor batterijen
4
Plastic wegwerpproducten
4
REACH
5
Fitness check Europese richtlijn voor luchtkwaliteit
5
Hormoonverstorende stoffen
6
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 20 december 2018. Zij hebben
over de geagendeerde stukken enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Milieuraad d.d. 20 december. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk
overleg over de Milieuraad.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hier nog enkele opmerkingen en vragen over.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Milieuraad van 20 december. Zij hebben daarover nog enkele vragen en
opmerkingen.
LIFE-verordening 2021–2027
De leden van de D66-fractie hebben met interesse het fiche over de LIFE-verordening
2021–2027 gelezen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de stand van zaken is in
het bereiken van een akkoord over de verordening? Over welke onderdelen bestaat er
nog discussie in de Raad? Daarnaast vragen deze leden welk perspectief dit biedt voor
het verdere stimuleren van milieu-innovatie en hoe dit de Nederlandse klimaatambities
ondersteunt.
De leden van de SP-fractie beschouwen de LIFE-verordening als een van de meer bescheiden
EU-instrumenten op het terrein van klimaatbeleid, bedoeld ter ondersteuning van kleinschalige
duurzaamheidsacties op het gebied van productie. Dit programma wordt nu verbreed met
projecten op het gebied van schone energie en intensivering van de natuurthema’s.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe dit zich verhoudt tot de
wetenschap dat er nu echt grote stappen gezet moeten worden op klimaatgebied. Kan
de Staatssecretaris meer vertellen over de ambities van deze LIFE-verordening en hoe
dit de circulaire economie dichterbij gaat brengen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie erkennen het belang van dit programma
voor het milieu. Wel hebben deze leden zorgen over dit programma. Er is slechts beperkt
aandacht voor gezondheid en voor de effecten van schadelijke stoffen op gezondheid.
Dit zijn juist cruciale aspecten in een circulaire economie. Deelt de Staatssecretaris
deze zorgen en deelt zij de mening dat deze onderwerpen te weinig aandacht krijgen?
Op welke wijze zet de Staatssecretaris zich hier binnen Europa voor in?
CO2-normen zware bedrijfsvoertuigen
De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van ambitieuze niveaus binnen Europa,
zoals de Minister-President ook op de klimaattop deze week heeft bepleit. Wel vragen
deze leden hoe Nederland in overleg blijft met de vrachtwagenproducenten over de haalbaarheid
van deze normen en hoe deze zich verhouden tot de normen die gesteld zijn in de Verenigde
Staten, Japan, India en China. Op Europees niveau willen deze leden regels die zorgen
voor een gelijk speelveld en zo gelijke standaarden creëren. Zij willen graag weten
hoe de sector gestimuleerd wordt om te innoveren door de bron aan te pakken.
De leden van de D66-fractie complimenteren de Staatssecretaris met haar initiatief
om met een alternatief voorstel te komen met aangescherpte CO2-reductiedoelstellingen voor zware bedrijfsvoertuigen. Deze leden zijn benieuwd welke
lidstaten enthousiasme hebben getoond voor dit ambitieuze voorstel. Ook vragen deze
leden de Staatssecretaris of zij het Roemeens voorzitterschap zal vragen om de trilogen
met het Europese Parlement (EP) voortvarend op te pakken, zodat de sector zich kan
voorbereiden op de doelstellingen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn geschrokken van de conclusie van de drie onderzoekbureaus
dat Nederland de eigen klimaatdoelen bij lange na niet gaat halen. We hebben zoveel
tijd verloren met wachten, overleggen en hopen dat Europa het voor ons gaat oplossen, dat we nu onvoldoende maatregelen
klaar hebben liggen om de emissies op tijd en volgens afspraak terug te brengen. We
moeten heel snel veel grotere stappen zetten. De effecten van het Brusselse beleid
kunnen die ondersteunen en dat moet ook, maar we kunnen er niet op wachten.
De leden van de GroenLinks-fractie dringen er uiteraard wel op aan om er in Europa
alles uit te halen wat mogelijk is. De CO2-emissie-eisen aan vrachtwagens moeten strenger. Vrachtwagens moeten ook op termijn
emissievrij worden, maar alles wat nu niet met techniek kan worden bereikt moeten
we met volumebeleid regelen. Dat zou een fors hogere brandstofaccijns en een fors
hogere vrachtwagenheffing betekenen. Efficiëntere vrachtwagens zouden juist voor lagere
kosten voor de sector kunnen zorgen. Gaat de Staatssecretaris het voorstel van het
EP voor de scherpere eis van 35% ondersteunen? En gaat de Staatssecretaris zich inzetten
voor een sterk bonus-malussysteem?
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten ook voor strengere normen voor auto’s en
bestelbussen. De Raad en het EP onderhandelen nu over de eisen in 2030. In Nederland
worden tegen die tijd alleen nog maar elektrische auto’s verkocht, dus die strengere
eisen zijn vooral van belang van andere landen. Maar aangezien overal de emissies
moeten dalen, kunnen de eisen niet streng genoeg zijn. De leden van de GroenLinks-fractie
willen er dan ook voor pleiten om de Nederlandse inzet voor de Europese 2030-normen
zo scherp te maken dat reguliere verbrandingsmotoren hier niet meer aan kunnen voldoen.
Doel moet niet het verbeteren van de verbrandingsmotor zijn, maar de uitfasering ervan.
Nu Volkswagen, ‘s werelds grootste autobouwer, heeft aangekondigd te stoppen met verbrandingsmotoren,
moet hier ook vanuit de lidstaten steun voor te vinden zijn.
De leden van de SP-fractie merken op dat deze week de Klimaattop in Polen is begonnen.
Op 6 december 2018 wordt het debat over de invoering van de Klimaatwet gevoerd in
het Nederlandse parlement. Er moet heel erg veel gebeuren om de opwarming van de aarde
nog enigszins te beperken. Belangrijk onderwerp tijdens de Milieuraad is de normering
van de CO2-uitstoot van zware bedrijfsvoertuigen. De transportsector is een van de grootste
uitstoters. Als we de doelen willen halen, moet hier ook echt iets gebeuren. De voorgestelde
reductie van 15% in 2025 en 30% in 2030 (ten opzichte van 2019!) is dan aan de magere
kant. De leden van de SP-fractie vragen aan welke concrete maatregelen de Staatssecretaris
denkt om in 2050 een klimaatneutrale transportsector te hebben. Gaat de Staatssecretaris
deze maatregelen ook inbrengen tijdens de Milieuraad?
EU-alliantie voor batterijen
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de transitie naar duurzaam transport
en de daarbij horende ontwikkeling van de batterijenindustrie een mooie kans is voor
Europa, en in het bijzonder Nederland, om een nieuwe markt aan te boren. Zij willen
ervoor zorgen dat Nederland zo goed mogelijk inspeelt op de kansen die dit biedt en
vragen de Staatssecretaris daarom snelheid te maken met het opgestelde onderzoek,
zodat men zo snel mogelijk kan overgaan tot concrete investeringsplannen. Kan zij
aangeven welke stappen nodig zijn om de batterijwaardeketen in Nederland in kaart
te brengen? Hoe sluiten innovatiefondsen hierbij aan?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de Nederlandse aansluiting bij
de EU-alliantie voor batterijen.
In gesprekken met Inno Energy van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie
komt naar voren dat er nauwelijks Nederlandse deelname is aan deze alliantie.
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat Nederland niet de boot mist als het
gaat om batterij-innovatie, in de transitie naar een groene toekomst?
Plastic wegwerpproducten
De leden van de D66-fractie onderschrijven de inzet van de Staatssecretaris om tot
een politieke overeenkomst op dit dossier te komen, nog tijdens het Oostenrijks voorzitterschap.
Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij de versterking van schema’s voor «extended
producer responsibility» (EPR) ziet als aanvulling op het organiseren van producentenverantwoordelijkheid.
Als Nederland zitten we gelukkig niet stil met een eigen landelijke zwerfafvalaanpak
en het aanstaande uitvoeringsprogramma voor de transitie naar een circulaire economie.
Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de huidige Nederlandse plannen aansluiten bij
de Europese plannen om plastic aan te pakken?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij te lezen dat Nederland een ambitieuze
inzet voor het uitbannen van «single-use plastics» voorstaat en dat de Staatssecretaris
voor «on the go»-verpakkingen de producenten mede verantwoordelijk wil maken voor
de inzameling. Het geëigende systeem hiervoor is statiegeld. Daarvan weten we dat
het aantoonbaar werkt. Gaat de Staatssecretaris zich hiervoor hard maken? Voorzitter
Oostenrijk gaat zelf het gebruik van plastic tasjes verbieden. De leden van de GroenLinks-fractie
vinden dit een uitstekend voorbeeld. Gaat de Staatssecretaris dit als suggestie meenemen
voor het nationale beleid?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de Staatssecretaris voorstander is van het
verder verhogen van het ambitieniveau van het Commissievoorstel. Kan de Staatssecretaris
concreet maken op welke punten zij inzet op wat voor een verhoging? In welke mate
spant de Staatssecretaris zich in voor het verhogen van de ambities? Verwacht de Staatssecretaris
dat de onderhandelingen zullen leiden tot een voldoende ambitieus pakket van maatregelen?
Wanneer is de Staatssecretaris tevreden? Indien de onderhandelingen niet leiden tot
de gewenste ambities van de Staatssecretaris, gaat zij dan over op nationaal beleid?
REACH
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de laatste berichtgeving dat het
Duitse milieuagentschap en het Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR) onlangs bij
het doorlichten van 6.000 dossiers over de meest gebruikte chemische stoffen in Europa
ontdekte dat er bij 69% van de geregistreerde stoffen belangrijke informatie ontbreekt.
Verwacht de Staatssecretaris dat er tijdens de Milieuraad discussie zal ontstaan over
deze bevindingen? Kan de Staatssecretaris toelichten wat de Nederlandse inzet op dit
dossier zal zijn in Europees verband?
De leden van de SP-fractie merken op dat in totaal 21.000 stoffen geregistreerd zijn
in REACH, maar dat hiervan slechts 191 zijn geïdentificeerd als gevaarlijk. Nu blijkt
uit onderzoek (Duitse milieuagentschap en het BfR dat in 70% van de dossiers, aangeleverd
door bedrijven die met chemische stoffen werken, cruciale informatie ontbreekt. Informatie
over hoe kankerverwekkend een stof kan zijn bijvoorbeeld. De leden van de SP-fractie
vragen wat de Staatssecretaris gaat doen om in Europees verband snel tot maatregelen
te komen. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat stoffen die in
Nederland op de markt komen wel goed gecheckt worden? Dit heeft immers serieuze gevolgen
voor ons grond- en drinkwater. Want de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) doet
nu onderzoek als het Europese Agentschap een seintje geeft en dat agentschap heeft
de afgelopen jaren maar 7% van alle dossiers kunnen onderzoeken. Bedrijven overtreden
Europese en Nederlandse wetten en ze worden niet aangepakt. Hoe gaat dat veranderen?
Gaat de Staatssecretaris op de Milieuraad pleiten voor snelle aanvulling van dossiers
waar cruciale informatie ontbreekt en voor strenge controles door het Europese Chemieagentschap
om te komen tot dossiers met alle relevante informatie?
De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over het feit dat fabrikanten onvoldoende
of geen informatie aanleveren over de giftigheid van stoffen, ook al is dit wettelijk
verplicht. Het gaat om stoffen die we dagelijks om ons heen hebben. Deze stoffen zitten
in plastic, verf, schoonmaakmiddelen, meubels en zelfs in cosmetica. Het gaat om een
probleem dat allang bekend is, maar waarvan de consequenties voor bedrijven vooralsnog
uitblijven. Ze mogen doorgaan met leveren van hun producten, maar boetes blijven uit.
Ook extra onderzoek naar aanleiding van de ontbrekende informatie blijft uit. Deze
leden vragen de Staatssecretaris of zij scherp heeft hoe groot dit probleem in Nederland
is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de wet stelselmatig overtreden wordt?
Deelt zij de mening dat deze situatie niet de urgentie krijgt die zij verdient? Wat
kan de Staatssecretaris los van Europa ondernemen om de veiligheid van Nederlandse
inwoners en het milieu te waarborgen?
Fitness check voor de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit
Met betrekking tot de luchtkwaliteit wijzen de leden van de PvdD-fractie opnieuw op
het belang van het nastreven van de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Deze advieswaarden zouden zowel in het nationale als in het Europese beleid leidend
moeten zijn. Is de Staatssecretaris voornemens daar binnen de EU voor te pleiten?
Hormoonverstorende stoffen
De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Europese Commissie op 7 november een
strategie over hormoonverstorende stoffen heeft gepubliceerd. Deze leden missen in
de strategie concrete plannen om blootstelling aan hormoonverstoorders te verminderen.
Wat is de reactie van de Staatssecretaris op deze strategie? Is zij bereid zich in
te zetten voor concrete maatregelen in deze strategie? Deze leden wachten daarnaast
nog steeds op de reactie van de Staatssecretaris op het nationale plan voor hormoonverstorende
stoffen. Kan de Staatssecretaris deze op korte termijn aan de Kamer doen toekomen?
II Reactie van de bewindspersoon
LIFE-verordening 2021–2027
De leden van D66-fractie vragen of toegelicht kan worden wat de stand van zaken is
in het bereiken van een akkoord over de verordening, en over welke onderdelen nog
discussie bestaat in de Raad. Daarnaast vragen deze leden welk perspectief dit programma
biedt voor het verdere stimuleren van milieu-innovatie en hoe dit de Nederlandse klimaatambities
ondersteunt.
Op dit moment zijn er vergevorderde onderhandelingen gaande in de Raad om tot een
gezamenlijk standpunt te komen. Er bestaat in hoofzaak nog discussie over de hoogte
van de cofinancieringpercentages en de invulling van de waarborg van een geografische
balans tussen lidstaten. Met de nieuwe LIFE-verordening wordt ingezet op verdere stimulering
van milieu-innovatie door intensivering van het budget, de versterking van aandacht
voor klimaatadaptatie en -mitigatie, circulaire economie en natuur. Daarnaast wordt
meer synergie met Horizon Europe bewerkstelligd door de toevoeging van het thema schone
energie aan LIFE. Dit ondersteunt de Nederlandse ambitie op het gebied van klimaat
en schone energie.
De leden van de SP-fractie
vragen hoe de kleinschaligheid van het programma en de verbreding op de thema’s energie
en natuur zich verhouden tot de wetenschap dat er nu echt grote stappen gezet moeten
worden op klimaatgebied, en vragen meer te vertellen over de ambities van deze LIFE-verordening
en wijze waarop dit de circulaire economie dichterbij brengt.
LIFE is een kleinschalig maar waardevol programma dat zich onder andere richt op de
niche van marktintroductie van innovatieve milieutechniek, en zich positioneert tussen
onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s enerzijds en structurele fondsen anderzijds.
In de nieuwe verordening wordt circulaire economie expliciet als thema benoemd en
wordt net als de andere thema’s budgettair geïntensiveerd. De intensivering op het
gebied van circulair, energie en natuur draagt bij aan de klimaatopgave. De invulling
van het programma zal in twee meerjarige werkprogramma’s nader worden uitgewerkt.
Daarbij zet ik in op het creëren van maximale ruimte voor circulaire technieken.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de zorgen van de PvdD over de beperkte aandacht
voor gezondheid en voor de effecten van schadelijke stoffen op de gezondheid in het
LIFE programma worden gedeeld, en of de mening gedeeld wordt dat deze onderwerpen
te weinig aandacht krijgen. De leden vragen op welke wijze hier inzet binnen Europa
voor plaatsvindt.
Ik deel de mening dat het nodig is dat Europese programma’s aandacht besteden aan
effecten van schadelijke stoffen op de gezondheid en dat is gelukkig ook het geval.
Verschillende Europese programma’s zijn hierop gericht, zowel generieke regelgeving
zoals REACH, als specifieke regelgeving die de veiligheid van biociden, gewasbeschermingsmiddelen,
cosmetica, speelgoed of voedselcontactmaterialen garanderen. Wel blijven we kijken
of het nog beter moet. Ook LIFE richt zich op het beperken van de effecten van schadelijke
stoffen op de gezondheid. Zo biedt het programma ruimte voor innovatie op het gebied
van duurzame leefomgeving, waaronder verbetering van de kwaliteit van lucht, water
en bodem. Innovatie op die thema’s kan een positieve uitwerking hebben op de gezondheid.
Daarnaast heeft Nederland onder de naam SCIA, Safe
Chemicals Innovation Agenda, het initiatief genomen om ook in het Europese onderzoeksprogramma Horizon Europe
aandacht te besteden aan innovatie, gericht op het vinden en vervolgens gaan gebruiken
van alternatieven voor zeer zorgwekkende stoffen.
CO2-normen zware bedrijfsvoertuigen
De leden van de VVD-fractie vragen hoe Nederland in overleg blijft met vrachtwagenproducenten
over de haalbaarheid van deze normen en hoe deze zich verhouden tot de normen die
gesteld zijn in andere landen, zoals de VS, Japan en China. Voorts pleiten deze leden
voor een gelijk speelveld. Ten slotte willen deze leden weten hoe de sector gestimuleerd
kan worden om te innoveren door de bron aan te pakken.
Er is regelmatig contact met binnen- en buitenlandse vrachtwagenproducenten over normering.
De officiële positie van de fabrikanten wordt uitgedragen door hun Europese koepelorganisatie
European Automobile Manufacturers» Association (ACEA). Deze pleit voor minder strenge normen. Deze brancheorganisatie vertegenwoordigt
alle grote Europese fabrikanten en zit wat betreft het ambitieniveau meer op het niveau
van de hekkensluiter dan op het niveau van de meest vooruitstrevende fabrikant. In
individuele gesprekken met fabrikanten komt een veel gevarieerder beeld naar voren,
waarbij de fabrikanten zich committeren aan de reductiedoelen van het Parijsakkoord.
Het overheersende beeld is dat de voorgestelde normen uitdagend maar haalbaar zijn.
Een vergelijking met normen in andere landen is lastig. Voertuigen zijn in de diverse
landen in andere werelddelen niet een-op-een vergelijkbaar met de voertuigen die in
Europa rijden. Dat betreft motorvermogen, afmetingen, gewicht en aerodynamica. Daarnaast
verschillen de normen ook in de meetmethodiek en andere relevante parameters, zoals
de gemeten uitstoot per eenheid (bijvoorbeeld gram per kilometer of gram per tonkilometer).
Eén ding hebben de normen wel gemeen: ze reduceren de uitstoot significant en stimuleren
innovatie als het gaat om alternatieve aandrijflijnen. De EU stelt nu voor het eerst
normen in voor deze voertuigen en moet dus een inhaalslag maken.
Bronbeleid is heel effectief en efficiënt. Mits juist vormgegeven en gecomplementeerd
met stimuleringsmaatregelen voor laag- en nul-emissie voertuigen, zorgen zij voor
innovatie in deze sector. In het Nederlandse, alternatieve voorstel wordt, meer nog
dan in het oorspronkelijke Commissievoorstel, de nadruk gelegd op de juiste stimuleringsmaatregelen,
zonder het ambitieniveau te verwateren en zonder het gelijke speelveld te verstoren.
Dankzij de Nederlandse inbreng en de overweldigende steun van vele lidstaten hiervoor,
heeft het Oostenrijks voorzitterschap in een nieuw tekstvoorstel de bussen uit de
super-credits gehaald. Dat is een belangrijke winst omdat het oorspronkelijke voorstel het gelijke
speelveld verstoorde tussen fabrikanten die bussen maken en diegenen die dat niet
doen.
De leden van de D66-fractie willen graag weten welke lidstaten enthousiasme hebben
getoond voor het ambitieuze alternatieve voorstel. Ook vragen deze leden of Nederland
het inkomend Roemeens voorzitterschap wil vragen om de trilogen met het Europese Parlement
(EP) voortvarend op te pakken, zodat de sector zich kan voorbereiden op de doelstellingen.
Het is een heel begrijpelijke wens om te willen weten welke landen hier steun voor
hebben uitgesproken. De onderhandelingen zitten in een cruciale, maar tegelijkertijd
ook in een gevoelige fase. Om dit proces niet te verstoren en omwille van een goed
onderhandelresultaat kan ik hier niet ingaan op de positie van individuele landen.
Sommige landen steunen mijn voorstel integraal, andere landen delen daaruit. Zoals
al eerder gezegd kan ik wel al een succes melden voor wat betreft de bussen in de
steunmaatregelen. Dankzij het Nederlandse voorstel en de steun van vele landen zijn
deze voertuigen uit de super-credits gehaald. Dat is al een belangrijke stap in de goede richting omdat het oorspronkelijk
Commissievoorstel op dit punt marktverstorend was en het ambitieniveau onnodig verwaterd
werd.
Ik ben mij bewust van de grote tijdsdruk die op dit dossier ligt. Het is van groot
belang dat het inkomend Roemeens voorzitterschap snel en compromisbereid de gesprekken
met het EP aangaat. Ik zal daar zeker voor pleiten tijdens de Raad.
De leden van de GroenLinks-fractie dringen erop aan om in Europa alles eruit te halen
wat mogelijk is. De CO2-emissie-eisen aan vrachtwagens moeten volgens deze leden strenger zodat dit type
voertuigen ook op termijn emissievrij wordt. Zij vragen of Nederland het voorstel
van het EP voor de scherpere eis van 35% wil ondersteunen en of Nederland zich zal
inzetten voor een sterk bonus-malussysteem. Daarnaast pleiten deze leden ook voor
strengere normen voor auto’s en bestelbussen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen
om een Nederlandse inzet die er voor pleit om de Europese 2030-normen zo scherp mogelijk
te maken zodat reguliere verbrandingsmotoren hier niet meer aan kunnen voldoen.
Ik ben het eens met deze leden dat we voor het maximaal haalbare gaan. Ambitieuze
normen moeten er ook bij vrachtwagens voor zorgen dat ze op termijn emissievrij zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat de reductiepotentie op basis van technologische vooruitgang
in 2030 ruim boven de 30% kan liggen, wellicht richting 40%. Het is echter lastig
om nu een exact getal voor dat jaar vast te leggen omdat de technologische ontwikkelingen
met betrekking tot elektrificatie en hybridisatie voor deze voertuigen nog in de kinderschoenen
staat. Dit in tegenstelling tot personenauto’s, waar deze techniek al volop aanwezig
is. Derhalve vind ik het heel belangrijk om nu een bindend doel van 30% voor 2030
af te spreken en in de herziening van 2022, als er meer zicht is op de technologische
ontwikkelingen, een hoger doel vast te leggen. Ik richt mijn inzet dus nu op het bindend
maken van het 2030 doel. In het Commissievoorstel is het 2030 doel enkel indicatief
en niet juridisch bindend, waardoor de bindende terugvaloptie de target van 2025 betekent.
Dat is voor Nederland onacceptabel. In het alternatieve voorstel dat ik heb ingebracht
pleit ik voor een benchmarksysteem in combinatie met een bonus-malus.
Wat betreft de normen voor personenauto’s en bestelbussen deel ik de mening van deze
leden dat de normen dusdanig moeten zijn vormgegeven dat ze de transitie naar nul-emissie
versnellen en de verbrandingsmotor uitfaseren. Meermaals heeft Nederland zich hiervoor
hard gemaakt en het Oostenrijks voorzitterschap opgeroepen flexibel te zijn en belangrijke
stappen te zetten in de richting van het Europees Parlement, teneinde een ambitieuze
overeenstemming te bereiken.
De leden van de SP-fractie merken met verwijzing naar de Klimaattop in Polen op dat
er nog heel veel moet gebeuren om de opwarming van de aarde nog enigszins te beperken.
Deze leden benadrukken dat de normen hiervoor heel belangrijk zijn en dat de door
de Commissie voorgestelde reductie van 15% in 2025 en 30% in 2030 mager is. De leden
van de SP-fractie vragen aan welke concrete maatregelen Nederland denkt om in 2050
een klimaatneutrale transportsector te hebben, en of Nederland deze maatregelen wil
inbrengen tijdens de Milieuraad.
Ik deel de mening van deze leden dat er nog heel veel moet gebeuren om de klimaatdoelen
te halen. Deze normen zijn hiervoor een belangrijke hoeksteen van het beleid. Omdat
ik vind dat het Commissievoorstel op belangrijke punten kan worden aangescherpt, heb
ik een alternatief voorstel ingediend. Kernelementen zijn een aanscherping van het
2025 doel, het bindend maken van het 2030 doel, effectievere steunmaatregelen voor
laag- en nul-emissievoertuigen die de ambitie niet verwateren en het gelijke speelveld
niet verstoren, en een transparant pooling systeem dat het voor koploperfabrikanten mogelijk maakt om hun overprestatie aan
de achterblijvers te verkopen. Dat bevordert de innovatie en maakt de markt toegankelijker
voor nieuwe, vaak nog kleine en innovatieve spelers. Een belangrijk signaal is ook
dat de emissiereductie niet na 2030 stopt. Toekomstige normen moeten in lijn zijn
met de Parijsdoelstellingen zodat we in 2050 een klimaatneutrale transportsector hebben.
Conform deze lijn zal mijn inbreng tijdens de Milieuraad zijn.
EU-alliantie voor batterijen
De leden van de VVD-fractie vragen in reactie op het aangekondigde onderzoek naar
kansen voor Nederland op het gebied van de batterijenindustrie welke stappen nodig
zijn om de batterijwaardeketen in Nederland in kaart te brengen, en hoe de innovatiefondsen
hierbij aansluiten.
Voor de beantwoording van deze vragen van de VVD verwijs ik naar de brief van 6 december
jl. van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat inzake kansen Nederlandse
batterij-industrie, in antwoord op vragen van de leden Mulder, Amhaouch en Omtzigt1. De resultaten van het aangekondigde onderzoek worden in de eerste helft van 2019
verwacht en zullen worden benut om Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven optimaal
te ondersteunen bij consortiumvorming en aansluiting bij innovatie-instrumenten. De
door de Europese Commissie voorgenomen toewijzing van middelen binnen het Horizon-programma
staan daarbij tot de beschikking van bedrijven en kennisinstellingen, evenals nationale
middelen uit reguliere instrumenten. De middelen vanuit de klimaatenveloppe en het
missiegedreven innovatiebeleid zullen daarvoor ook beschikbaar komen, afhankelijk
van de inhoud van de Integrale Kennis- en Innovatieagenda (IKIA).
De leden van de D66-fractie vragen in relatie tot Nederlandse deelname aan de EU batterij-alliantie
hoe ervoor gezorgd wordt dat Nederland niet de boot mist als het gaat om batterij-innovatie,
in de transitie naar een groene toekomst.
Zoals op 6 december door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat aan
uw Kamer gemeld, vinden er gesprekken plaats met de Europese Commissie en de Europese
Investeringsbank (EIB) over het Europese batterij-initiatief. Zo vond er bijvoorbeeld
op dinsdag 11 december 2018 een bijeenkomst plaats op de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging
in Brussel met Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen, vertegenwoordigers van
de European Battery Alliance en verschillende Brusselse beleidsmakers. De inzet van de Ministeries van Economische
Zaken en Klimaat en van Infrastructuur en Waterstaat is gericht op consortiumvorming
om Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen optimaal aan te sluiten bij de European Battery Alliance en het voornemen van de Commissie om extra middelen toe te kennen aan batterij-innovatie
binnen Horizon Europe.
Plastic wegwerpproducten
De leden van de D66-fractie vragen hoe de versterking van schema’s voor «extended
producer responsibility» (EPR) er uitziet als aanvulling op het organiseren van producentenverantwoordelijkheid,
en of toegelicht kan worden hoe de huidige Nederlandse plannen aansluiten bij de Europese
plannen om plastic aan te pakken.
De richtlijn geeft aan dat het instrument «extended producer responsibility» (EPR) wordt ingezet om producenten bij te laten dragen aan de kosten voor het opruimen,
inzamelen en verwerken van het (zwerf)afval en de kosten van campagnes ten behoeve
van de bewustwording van consumenten. Hiermee eindigt de verantwoordelijkheid voor
de producten niet met het veilig en verantwoord op de markt brengen van de producten,
maar ook het voorkomen van zwerfafval en het minimaliseren van de impact op het milieu
maken er onderdeel van uit. Dit geldt bijvoorbeeld voor «on-the-go» verpakkingen voor
eten en drinken, plastic tasjes, ballonnen, natte doekjes en sigarettenpeuken. De
Nederlandse plannen voor het uitbreiden van de producentenverantwoordelijkheid sluiten
goed aan bij de Europese richtlijn. Momenteel werk ik aan een Plastic Pact met Nederlandse
bedrijven waarbij we samen bepalen wat kan worden gedaan om plastic zwerfafval te
voorkomen, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk plastics opnieuw te gebruiken in producten.
In de transitieagenda Kunststoffen heeft preventie van kunststoffen en een betere
recycling ervan een prominente plaats. In de Landelijke Aanpak Zwerfafval werk ik
nauw samen met veel partijen om in de openbare ruimte maatregelen te nemen om plastic
zwerfafval te voorkomen. De SUP-Richtlijn vormt een stimulans om producenten hier
aan bij te laten dragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of Nederland zich hard zal maken voor statiegeld,
en of het verbieden van plastic tasjes als suggestie zal worden meegenomen voor het
nationale beleid.
Voor de «on-the-go» producten wordt verwacht dat via de richtlijn Single Use Plastics maatregelen worden genomen om een reductie in de consumptie te realiseren. Dit kan
bijvoorbeeld door het niet meer gratis verstrekken van de producten of door alternatieven
aan te bieden van andere materialen, of een herbruikbare variant. Voor de inzameling
en verwerking van de «on-the-go» producten kan de huidige plastic-metaal-drinkverpakkingen
afvalinfrastructuur voldoen. Specifiek voor kleine plastic flesjes heb ik afgesproken
dat eind 2020 een reductie van kleine plastic flesjes van 70 tot 90% in het zwerfafval
is gerealiseerd evenals 90% recycling. De richtlijn geeft meerdere opties voor lidstaten
om deze doelstelling te realiseren. Parallel hieraan wordt regelgeving over statiegeld
voorbereid. In Nederland hebben we gekozen voor het niet meer gratis verstrekken van
plastic tasjes. Dit beleid is effectief in het voorkomen van zwerfafval. In 2017 was
er een afname van plastic tasjes in het zwerfafval van 50% en die afname zet zich
voort naar 60% in 2018. Er is momenteel geen verbod in voorbereiding.
De leden van de PvdD-fractie vragen of concreet kan worden gemaakt op welke punten
Nederland inzet op welke verhoging, en in welke mate de Nederland zich inspant voor
het verhogen van de ambities. Ook vragen zij of verwacht wordt dat de onderhandelingen
zullen leiden tot een voldoende ambitieus pakket van maatregelen, en wanneer het voldoende
is. Zij vragen of overgegaan wordt op nationaal beleid indien de onderhandelingen
niet leiden tot de gewenste ambities.
Nederland zet zich samen met andere lidstaten in voor een concrete doelstelling in
de consumptiereductie van de «on-the-go» verpakkingen, voor een heldere afbakening
van de producentenverantwoordelijkheid en voor een ambitieuze doelstelling voor plastic
flessen. Ik verwacht dat de onderhandelingen leiden tot een voldoende ambitieus pakket.
In de implementatie van de richtlijn neem ik alle doelstellingen over in nationaal
beleid. Ik wacht nu eerst de uitkomst van de onderhandelingen en de definitieve tekst
van de richtlijn af.
REACH en hormoonverstorende stoffen
De leden van de D66-fractie vragen of verwacht wordt dat er tijdens de Milieuraad
discussie zal ontstaan over de bevindingen rondom incomplete dossiers, en of toegelicht
kan worden wat de Nederlandse inzet op dit dossier zal zijn in Europees verband. De
leden van de SP-fractie vragen wat gedaan zal worden om in Europees verband snel tot
maatregelen te komen ten behoeve van complete dossiers.
Onder REACH zijn bedrijven verplicht informatie over risico en veilig gebruik van
stoffen te registreren en dit heeft geleid tot een database met informatie over bijna
22.000 stoffen. De Kamer is eerder dit jaar geïnformeerd over de evaluatie REACH die
laat zien dat veel registratiedossiers onvolledig zijn. Dat moet beter om het doel
van REACH, stoffen veilig kunnen gebruiken, volledig te bereiken. Nederland heeft
daar de afgelopen jaren al diverse keren aandacht voor gevraagd bij Commissie en lidstaten,
ook weer naar aanleiding van de evaluatie REACH. Het onderzoek van het Bundesintitut
für Risikobewertung en het Umweltbudesambt bevestigt de noodzaak hiertoe. Meer aandacht
is nodig van registranten om de vereiste informatie aan te leveren. In de komende
Milieuraad wordt tijdens de lunch gesproken over het chemicaliënbeleid en de toekomst
hiervan. Ik zal dan, conform mijn toezegging tijdens de behandeling van de IenW-begroting
afgelopen 8 november, aandringen op meer actie op dit punt van de Europese Commissie
en het Europees Chemicaliën Agentschap ECHA. Op de vooravond van de Milieuraad neem
ik deel aan een informele bijeenkomst met de milieuministers van de REACH-UP landen.
Daarbij zullen we van gedachten wisselen over de vraag hoe we kunnen zorgen dat de
kwaliteit van de registratiedossiers zo snel mogelijk verbetert en op welke wijze
alle dossiers snel op kwaliteit kunnen worden gecontroleerd, zodat de nieuwe Europese
Commissie hier voortvarend mee van start kan gaan.
De leden van de SP-fractie vragen wat gedaan zal worden om ervoor te zorgen dat stoffen
die in Nederland op de markt komen wel goed gecheckt worden. Ook vragen zij of op
de Milieuraad gepleit zal worden voor snelle aanvulling van dossiers waar cruciale
informatie ontbreekt en voor strenge controles door het Europese Chemieagentschap
om te komen tot dossiers met alle relevante informatie.
De afgelopen tijd is de relatie tussen REACH en de waterkwaliteit al besproken, onder
meer via een technische briefing, een reactie op vragen naar aanleiding hiervan en
tijdens het Wetgevingsoverleg water. Het is belangrijk dat het systeem goed functioneert
en dat regelgeving goed op elkaar aansluit. Daarbij is belangrijk dat de informatie
die beschikbaar is over schadelijkheid van stoffen, goed wordt uitgewisseld. In Nederland
is er de lijst met Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), waarvoor geldt dat lozingen moeten
worden geminimaliseerd. De lijst met potentiële ZZS kan door bedrijven en vergunningverleners
worden gebruikt om nadere aandacht te besteden aan een chemische stof, vooruitlopend
op een besluit of die stof ook de status krijgt van ZZS.
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe het zal veranderen dat bedrijven Europese
en Nederlandse wetten overtreden zonder te worden aangepakt.
Op 19 november 2018 stuurde ik u, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en de Minister van Justitie en Veiligheid, een brief over de eerste
resultaten van de acties uit mijn brief over de beleidsaanpak milieurisico’s en omgevingsveiligheid2. Ik zet samen met de betrokken partijen in op de aanpak van achterblijvende bedrijven.
Daarbij is het zaak om goede bestaande praktijken verder te versterken en er samen
voor te zorgen voor focus op bedrijven waarvan we weten dat er nog veiligheidswinst
te halen. Door de inzet op goede informatie-uitwisseling komen dergelijke bedrijven
sneller in beeld en kan gezamenlijk een strategie worden ingezet om bedrijven aan
te pakken. Daarbij moet ook goed worden bekeken of de huidige instrumenten op de meest
effectieve manier worden ingezet en welke instrumenten zouden kunnen helpen om de
aanpak te kunnen versterken. Ook wordt met branche- en koepelorganisaties overlegd
hoe achterblijvende bedrijven aangesproken kunnen worden en gestimuleerd om verbeteringen
aan te brengen.
De leden van de PvdD-fractie vragen of scherp is hoe groot het probleem van het ontbreken
van informatie over giftigheid van stoffen in producten in Nederland is. Daarnaast
vragen zij of de mening gedeeld wordt dat de wet stelselmatig overtreden wordt, en
dat deze situatie niet de urgentie krijgt die zij verdient.
Van veel stoffen in producten is bekend hoe (on)schadelijk ze zijn, maar het klopt
dat niet alle dossiers aan alle eisen op dit gebied voldoen. ECHA toetst alle registratiedossiers
op volledigheid. Maar slechts 5% op conformiteit met alle vereisten. Ik vind het belangrijk
dat ECHA het overzicht heeft en de omvang van het probleem kent. Als ECHA constateert
dat een dossier niet voldoet, dan wordt de indiener in de gelegenheid gesteld het
dossier aan te vullen. Mocht dat onvoldoende resultaat hebben, dan neemt ECHA rechtstreeks
contact op met de betreffende handhavingsinstantie. Nederland (ILT) ontvangt op deze
wijze 10–30 berichten per jaar van ECHA over Nederlandse bedrijven, waarna ILT tegen
deze bedrijven actie neemt. Tot nog toe heeft dit in alle gevallen geleid tot opheffing
van de overtreding. Daarbij moet worden opgemerkt dat veel bedrijven niet zelf over
de vereiste informatie beschikken, maar toegang verkrijgen tot het dossier van een
andere producent of importeur die vaak in het buitenland gevestigd is, door middel
van een zogenoemde Letter of Access. Ik zet me ervoor in dat handhaving in Europa meer urgentie krijgt (no data, no market). Uiteraard zullen de Nederlandse toezichthouders ook scherp blijven op dit soort
overtredingen en bij onjuiste of onvolledige informatieverstrekking ingrijpen. Ik
heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat de handhaving op dit terrein tekortschiet
en dat daardoor onverantwoorde risico’s ontstaan.
De leden van de PvdD-fractie vragen wat los van Europa ondernomen kan worden om de
veiligheid van Nederlandse inwoners en het milieu te waarborgen.
In overleg met de Ministeries van VWS, SZW en IenW signaleert het RIVM continue welke
stoffen en toepassingen daarvan mogelijk een risico vormen voor gezondheid en milieu.
Het RIVM onderzoekt in hoeverre de zorg daarover terecht is door middel van zogenoemde
stofevaluaties in het kader van REACH. Daarnaast stelt het RIVM soms zogenoemde restrictiedossiers
op voor toepassingen waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat de consument hierdoor
een risico loopt. Een voorbeeld hiervan is een strengere bovengrens voor het gehalte
aan PAK-verbindingen in rubbergranulaat voor kunstgrasvelden. Zo draagt Nederland actief bij aan
de goede uitvoering van de Europese regelgeving. Nederland is hierin een van de actiefste
lidstaten en wordt in Europa gewaardeerd om zijnn grote expertise.
De leden van de PvdD-fractie vragen naar de reactie op de strategie voor hormoonverstorende
stoffen, en naar de bereidheid voor inzet voor concrete maatregelen in deze strategie.
Het kabinet stuurt de Kamer op korte termijn een BNC-fiche naar aanleiding van de
Mededeling van de Europese Commissie over hormoonverstorende stoffen. Daarop vooruitlopend
kan ik nu al aangeven dat ik teleurgesteld ben over de inhoud van de Mededeling. In
het 7e Milieuactieprogramma uit 2013 werden concrete acties aangekondigd om de risico’s
in kaart te brengen en te verminderen. De Mededeling nu – 5 jaar later – is veel minder
concreet dan verwacht mocht worden. Daarom wil ik met collega’s uit andere ambitieuze
landen proberen om dit onderwerp te agenderen voor de Milieuraad van maart 2019 zodat
we daar kunnen bespreken welke acties nodig zijn om eventuele risico’s door hormoonverstorende
stoffen verder te verminderen.
De leden van de PvdD-fractie vragen naar de reactie op het nationale plan voor hormoonverstorende
stoffen, en of deze op korte termijn aan de Kamer kan worden verstuurd.
Op 17 oktober 2018 stuurde ik u, mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport,
de reactie op een artikel van WEMOS met een oproep voor een nationaal plan hormoonverstorende
stoffen in een circulaire economie ter bescherming van de gezondheid (2018D49790). Daarin wordt aangekondigd dat een inhoudelijke reactie op de door WEMOS voorgestelde
acties voorbereid door de Minister voor Medische Zorg en Sport en mij later aan de
Kamer toegestuurd. Dat zal plaatsvinden in het voorjaar van 2019.
Fitnesscheck voor de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit
De leden van de PvdD-fractie wijzen met betrekking tot de luchtkwaliteit opnieuw op
het belang van het nastreven van de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Deze advieswaarden zouden volgens hen zowel in het nationale als in het Europese beleid
leidend moeten zijn. De leden vragen daarom of ik voornemens ben daar binnen de EU
voor te pleiten.
In mijn reactie op de fitnesscheck heb ik aangegeven dat naast het behalen van de
EU-grenswaarden, meer aandacht zal moeten worden besteed aan de algemene blootstelling
van burgers aan luchtverontreiniging. Dit zal leiden tot gezondheidswinst voor de
gehele bevolking. Wat betreft het nationale beleid zet ik mij in het kader van het
Schone Lucht Akkoord in voor de permanente verbetering van de luchtkwaliteit om zo
uiteindelijk toe te werken naar de WHO-streefwaarden. Deze inzet draag ik ook in EU-verband
uit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier