Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Beckerman over het bericht dat de nieuwbouw van een school in de problemen komt door stijgende bouwkosten
Vragen van de leden Kwint en Beckerman (beiden SP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat de nieuwbouw van een school in de problemen komt door stijgende bouwkosten (ingezonden 15 november 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en van
Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 14 december 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht dat bouwondernemers steeds meer geld vragen aan de gemeente voor
de realisering van een nieuw schoolgebouw in gemeente De Bilt, waardoor de bouw vertraging
oploopt en de gemeente flink moet bijbetalen?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ik heb het bericht gelezen en ik vind het bericht met name schrijnend voor de betrokken
school en haar leerlingen.
Vraag 2
Is het waar dat in het gehele land in de scholenbouw sprake is van fors stijgende
bouwkosten en tegenvallende aanbestedingsresultaten? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak
en kunt u hiervan een overzicht geven? Zo nee, waarop is deze uitspraak in het raadsvoorstel
van gemeente De Bilt dan gebaseerd?
Antwoord 2
Signalen over stijgende bouwkosten voor schoolgebouwen komen mij ook ter ore, zowel
van schoolbesturen als van gemeenten. Het is duidelijk dat de bouwmarkt momenteel
in een fase verkeert van stijgende kosten. Dat door stijgende prijzen aanbestedingen
mislopen is op zichzelf overigens niet een onbekend fenomeen, maar dat geldt ook voor
het omgekeerde effect: gunstig verlopen aanbestedingen met lager dan verwachte prijzen
tijdens laagconjunctuur.
In het raadsvoorstel van de gemeente De Bilt is ook sprake van wijzigingen in wet-
en regelgeving tussen 2010 en 2017 die tot stijgende bouwkosten hebben geleid. Aannemelijk
is dat hier gedoeld wordt op de aanscherping van de energieprestatiecoëfficient voor
nieuwe schoolgebouwen op 1 januari 2015. Andere wijzigingen in de bouwregelgeving
voor scholenbouw in deze periode waren beperkt.
Verder worden over scholenbouw geen specifieke gegevens bijgehouden. Scholenbouw (en
-renovatie) wordt op decentraal niveau aanbesteed, zowel door gemeenten als door schoolbesturen.
Vraag 3
Is er ook sprake van fors stijgende bouwkosten en tegenvallende aanbestedingsprocedures
bij de bouw van andere publiek bekostigde gebouwen? Kunt u uw antwoord toelichten
en hiervan een overzicht geven?
Antwoord 3
De bouwkosten stijgen jaarlijks. Vanaf 1995 heeft het CBS een index voor de totale
bouwkosten. Deze bevat de componenten loon en materiaal. Gerekend vanaf het jaar 2000
zijn de bouwkosten met 45,9% gestegen. Alleen in het jaar 2013 (dieptepunt crisis)
bleven de bouwkosten gelijk.
Wat betreft loonkosten is er een gelijkmatige stijging terwijl de kostenindex voor
materiaal meer volatiel is en voor de periode vanaf 2014 een sterkere stijging laat
zien.
Het CBS heeft geen aparte index voor de bouwkosten van schoolgebouwen.
Vraag 4
Is er sprake van een toename in de kosten van renovatie en nieuwbouw als het gaat
om schoolgebouwen en andere publiek gefinancierde gebouwen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Zie antwoorden 2 en 3.
Vraag 5
In hoeverre is er nu al sprake van een budgettekort voor renovatie en nieuwbouw voor
publiek bekostigde gebouwen en meer specifiek voor schoolgebouwen?
Antwoord 5
In het gemeentefonds bestaat geen specifiek budget onderwijshuisvesting. Wel wordt
in de algemene uitkering rekening gehouden met gemeentelijke uitgaven die samenhangen
met schoolgebouwen en stichtingskosten voor nieuwe gebouwen.
In de verdeling van het gemeentefonds wordt niet gekeken naar de uitgaven van individuele
gemeenten, maar naar de structurele uitgaven van groepen van gemeenten. Indien blijkt
dat het uitgavenniveau op een structureel hoger niveau komt te liggen – wat blijkt
uit de jaarlijkse periodieke onderhoudsrapporten (POR) – dan is dit aanleiding om
nader onderzoek te doen naar de achtergrond daarvan.
Uit het POR 2019 blijkt niet dat gemeenten meer uitgeven dan waar het verdeelmodel
rekening mee houdt. Dit maakt dat er, op basis van het POR, geen reden is voor aanpassingen
de verdeling. Van het ophogen van het macrobudget kan geen sprake zijn want stijgende
kosten worden meegenomen in de normeringssystematiek.
Vraag 6
Welke mogelijkheden ziet u om renovatie en nieuwbouw betaalbaar te houden? Welke actie(s)
bent u bereid te ondernemen om de stijgende kosten in te perken?
Antwoord 6
Recent is het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse basisscholen van start gegaan,
gericht op de ontwikkeling van repeteerbare verduurzamingsconcepten voor de renovatie
van basisscholen tegen lagere kosten. Verder zie ik geen mogelijkheden om de stijgende
kosten van scholenbouw als gevolg van marktontwikkelingen in te perken.
Vraag 7
In hoeverre bevordert u, ondanks stijgende bouwkosten, de bouw van gezonde scholen
met een goed binnenklimaat, nu uit een eerder Duits onderzoek is gebleken dat wonen
of werken in een beschimmeld gebouw het risico op astma met 40% verhoogt?2
Antwoord 7
Het binnenklimaat van scholen is een belangrijk thema, dat niet alleen effect heeft
op de gezondheid, maar ook op de leerprestaties van leerlingen.
Om schoolbesturen en gemeenten te ondersteunen bij hun wens om de kwaliteit van de
huisvesting te verbeteren, is een aantal pilotprojecten opgezet, zoals de Green Deal
Scholen. In het in antwoord 6 genoemde Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse basisscholen
leren gemeenten en schoolbesturen hoe een bestaand schoolgebouw succesvol van het
aardgas af kan worden gehaald, hoe het binnenklimaat verbeterd kan worden en de energierekening
omlaag kan gaan.
Vraag 8
Op hoeveel scholen in ons land zijn er problemen met vocht en schimmel in de gebouwen?
Kunt u uw antwoord uitsplitsen naar primair en voortgezet onderwijs?
Antwoord 8
Ik kan u in dit verband wijzen op het rapport «Monitor onderwijshuisvesting po-vo»,
in opdracht van mij opgesteld, in september 2017 gepubliceerd en ook naar uw Kamer
verzonden. Uit dit rapport blijkt, op basis van een uitgebreide steekproef, dat het
onderhoudsniveau van schoolgebouwen overwegend voldoet. Dat laat onverlet dat het
mogelijk is dat op individuele basis (hardnekkige) problemen kunnen ontstaan.
Vraag 9
Deelt u de mening dat, gezien de vele uren die kinderen en leerkrachten doorbrengen
in klaslokalen, schoolgebouwen een zo gezond mogelijk binnenklimaat moeten hebben
om gezondheidsklachten te voorkomen?
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Op welke manieren kunt u gemeenten en schoolbesturen stimuleren om het binnenklimaat
in schoolgebouwen te verbeteren en schimmel- en vochtproblemen te voorkomen?
Antwoord 10
Schimmel- en vochtproblemen doen zich in de regel voor als er sprake is van achterstallig
onderhoud en zijn te voorkomen met een gedegen onderhoudsprogramma, bijvoorbeeld middels
een Meerjaren Onderhoudsplanning (MOP).
In voorkomende gevallen gebeurt het wel, dat in afwachting van nieuw- of verbouw het
onderhoudsprogramma wordt stopgezet. Hier is bijvoorbeeld ook sprake van in het door
u aangehaalde voorbeeld in De Bilt. In dergelijke gevallen is er een grotere kans
op incidentele of structurele problemen met vocht en schimmel. Dat dit een veel voorkomend
probleem zou zijn blijkt echter niet uit de Monitor onderwijshuisvesting.
In eerste instantie is het aan scholen zelf om onderhoud te plegen en vocht en schimmel
buiten te houden. Indien de aard van de problemen daartoe aanleiding geeft, kan het
schoolbestuur in overleg treden met de gemeente over mogelijke oplossingen.
Vraag 11
Hebben scholen voor primair en voortgezet onderwijs voldoende budget om schimmel-
en vochtproblemen te bestrijden? En zo nee, bent u dan bereid gemeenten en scholen
te ondersteunen, zoals eerder mogelijk was via een subsidie voor het energiezuiniger
maken en het verbeteren van het binnenklimaat van scholen?3
Antwoord 11
Ja, scholen beschikken reeds sinds de decentralisatie over een budget voor binnenonderhoud
en sinds 2015, na een uitname uit het gemeentefonds, eveneens over de middelen voor
het buitenonderhoud.
Informatie die beschikbaar is over de toereikendheid van de bekostiging voor het onderhoud
laat zien dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om de schoolgebouwen te onderhouden.
De monitor onderwijshuisvesting laat zien dat de staat van het onderhoud over het
algemeen niet slecht is en dat tijdig onderhoud wordt gepleegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.