Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Molen over het bericht ‘TU wordt voor studenten buiten EU stuk duurder’
Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «TU wordt voor studenten buiten EU stuk duurder» (ingezonden 12 november 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
14 december 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «TU wordt voor studenten buiten EU stuk duurder»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat zolang het collegegeld niet hoger is dan de werkelijke kosten van de
opleiding, de kosten verhoogd mogen worden?
Antwoord 2
Bij de invoering van het huidige stelsel van instellingscollegegeld (2010) is er de
mogelijkheid van gedifferentieerd instellingscollegegeld ingevoerd voor verschillende
groepen studenten. De instelling mag zelf de hoogte bepalen, dat kan onder het kostprijsniveau
zijn, gelijk eraan of erboven. Van de instelling wordt wel verwacht dat vanuit het
oogpunt van toegankelijkheid de tarieven redelijk zijn.
Vraag 3
In hoeverre betekent het antwoord op de vorige vraag dat studenten van buiten de Europese
Unie (EU) op de Technische Universiteit Delft een niet-kostendekkende financiële bijdrage
hebben gegeven, en op deze manier indirect gesubsidieerd werden vanuit de overheid?
Vindt u het ook onwenselijk dat we op deze manier indirect subsidiëren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
De overheid is verantwoordelijk voor een kwalitatief en toegankelijk nationaal onderwijsstelsel
en verstrekt daarvoor een lumpsumbekostiging aan bekostigde instellingen. Het is aan
de instelling om te bepalen hoe deze bekostiging wordt verdeeld over haar wettelijke
taken, waaronder ook het onderwijs aan niet-EER-studenten valt. De instelling heeft
de ruimte om bij het inzetten van de bekostiging de nadruk te leggen op studenten
van binnen de EER. Een EER-student betaalt voor een eerste studie en voor studies
die tegelijkertijd worden gevolgd wettelijk collegegeld. Voor een tweede studie na
een eerste studie betaalt deze student het instellingscollegegeld. De niet-EER-student
betaalt in elk geval het instellingscollegegeld. Ook in ons omringende landen zoals
Denemarken, België, Schotland en delen van Duitsland gelden vergelijkbare uitgangspunten
bij het collegegeld.
In het voorjaar van 2018 is er een motie van Van Meenen (D66) en Westerveld (GroenLinks)
aangenomen (Kamerstukken II 2017/18,
31 524, nr. 357) om een maximum in te stellen op de hoogte van het instellingscollegegeld. Ik ben
voornemens om bij het regelen hiervan het maximum alleen te laten gelden voor de groep
studenten die in Nederland recht heeft op het wettelijk collegegeld en studiefinanciering.
Kort gezegd: EER-studenten. Instellingen behouden daarmee ten aanzien van niet-EER-studenten
de mogelijkheid om het instellingscollegegeld zonder maximum vast te stellen. Dit
laatste past ook in de oproep die de Vereniging Hogescholen en VSNU hiertoe doen.
Het is dan voor instellingen mogelijk om met de hoogte van het instellingscollegegeld
te sturen op het aantal niet-EER-studenten dat zich inschrijft voor een opleiding
(zie ook mijn brief «Internationalisering in evenwicht» van 4 juni jl.).
Vraag 4
Kunt u aangeven in hoeverre ook bij andere instellingen voor hoger onderwijs (ho),
opleidingen aan niet-EER studenten (studenten buiten de Europese Economische Ruimte)
worden aangeboden die niet kostendekkend zijn? Kunt u een overzicht van de kostendekkendheid
per ho-instelling naar de Kamer sturen?
Antwoord 4
In het Eindrapport Tweede studies – doorrekening maximering instellingscollegegelden
van maart 2017 staan overzichten van de kostendekkendheid per ho-instelling (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/04/07/eindrappor…). Dit rapport is bij de beantwoording van deze vragen gevoegd.2
Vraag 5
Klopt de bewering van het college van bestuur van de TU Delft dat er wettelijk weinig
andere mogelijkheden zijn dan het verhogen van het collegegeld om buitenlandse studenten
(zowel EU/niet-EU)? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 5
De TU Delft doelt op de wettelijke middelen die een instelling heeft om forse groei
van de instroom van buitenlandse studenten beter te beheersen.
Anders dan in de meeste landen is er in Nederland een toelatingsrecht voor bacheloropleidingen;
in andere landen is meer gebruikelijk dat aankomende studenten toelaatbaar zijn. Toelatingsrecht
houdt in dat iedereen langs dezelfde kwalitatieve lat wordt gehouden. Voldoe je aan
de vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen dan beschik je over het vereiste
minimumniveau en heb je toegang (toelatingsrecht).
Indien er een numerus fixus is of er aanvullende eisen zijn gesteld voor een bacheloropleiding,
geldt daarenboven dat degene die kwalitatief het beste is, toegelaten wordt (toelaatbaarheid).
Deze systematiek van selectie geldt voor EER-studenten (inclusief Nederlanders) niet
anders dan voor niet-EER-studenten. Naast de bovengenoemde eisen die kunnen worden
gesteld aan de toelating en de toelaatbaarheid zijn er in het bekostigde onderwijsstelsel
geen mogelijkheden om forse groei van de instroom van buitenlandse studenten goed
te beheersen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het terugdraaien van Engelstalige opleidingen naar Nederlandstalig
ook kan bijdragen aan het beperken van de toestroom van buitenlandse studenten? Zo
ja, wilt u dit meenemen in gesprek met de TU Delft?
Antwoord 6
Zoals ik al vaker in de Kamer heb aangegeven, kan internationalisering ook zeker meerwaarde
hebben, waarbij het gebruik van een andere taal dan het Nederlands van toegevoegde
waarde kan zijn. Wel vind ik het verstandig als opleidingen continu blijven nadenken
over de meest gewenste taalkeuze, waarbij een eerder gemaakte keuze voor een andere
taal ook teruggedraaid zou moeten kunnen worden, indien het Nederlands toch het meest
passend blijkt te zijn. Dit punt heb ik ook meermaals met de VSNU besproken. Ik ben
voornemens de verantwoordelijkheid van instellingen om blijvend aandacht aan taalbeleid
te besteden, ook nadat zij de keuze hebben gemaakt een opleiding in een andere taal
aan te bieden, meer expliciet in de wet op te nemen. Het terugdraaien van de taalkeuze
kan daarbij ook een reden vormen voor internationale studenten om voor een andere
opleiding te kiezen. De drempel voor internationale studenten om het Nederlands te
leren is vermoedelijk vrij hoog.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.