Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Smeulders over de uitzending ‘Kwetsbare werknemers als verdienmodel?’ van de Monitor
Vragen van het lid Smeulders (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitzending «Kwetsbare werknemers als verdienmodel?» van de Monitor (ingezonden 7 november 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 12 december 2018).
Vraag 1
Kent u de uitzending «Kwetsbare werknemers als verdienmodel?» van de Monitor?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met deze constructie, waarbij boventallige werknemers tegen een flink
bedrag worden overgenomen? Zijn er meer bedrijven die deze constructie gebruiken?
Antwoord 2
Ik ben ervan op de hoogte dat medewerkers van (semi-) publieke instellingen in een
aantal gevallen een dienstbetrekking aangaan met een bureau met onder meer het doel
om ondersteuning te krijgen bij het vinden van werk. Een dergelijk bureau kan beter
zijn toegerust en succesvoller zijn in het begeleiden van kandidaten naar ander werk
dan de werkgever zelf. De constructie wordt aangeduid met het begrip «contractovername»
en is vaak een alternatief voor onvrijwillig ontslag. In het programma van de Monitor
ging het om verhalen van medewerkers die door contractovername in dienst kwamen van
het bureau de Maasgroep en voor dat bureau werkzaamheden gingen verrichten.
Vraag 3
Vindt u ook dat op deze manier kwetsbare mensen worden gebruikt als verdienmodel?
Zo ja, wat is uw oordeel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
In de regel gaat het bij deze bureaus om commerciële partijen, enige winstmarge is
dan normaal en toelaatbaar. Dat betekent echter niet dat deze externe partijen, op
welke wijze dan ook, misbruik zouden mogen maken van de werknemers die daarbij betrokken
zijn. Uit het onderzoek van de Monitor blijkt dat er ex-medewerkers zijn met negatieve
ervaringen met de contractovername door de Maasgroep. Deze constructie heeft de schijn
tegen zich omdat volgens de ex-medewerkers sprake zou zijn van duurzaam werk maar
zij belandden na een jaar in de WW. Ook ontbrak goede begeleiding volgens deze ex-medewerkers.
Als de constructie van contractovername bewust wordt gebruikt als verdienmodel, dan
is dat een kwalijke zaak.
De rijksoverheid heeft sinds 1 juli 2016 via een aanbesteding een overeenkomst gesloten
met het bureau POSG. Met POSG zijn vooraf duidelijke termijnen, rechten en plichten
voor contractovername vastgelegd. Met POSG is een inspanningsverplichting afgesproken
om alles wat in hun mogelijkheid ligt te doen om de medewerker naar een nieuwe baan
te begeleiden. De duur van de contractovername is 24 maanden bij de begeleiding naar
het zelfstandig ondernemerschap en 30 maanden bij de begeleiding naar een andere werkgever
(buiten de rijksoverheid). Contractovername kan alleen ingezet worden bij wederzijds
goedvinden van werkgever en medewerker. De medewerkers die gebruik hebben gemaakt
van de contractovername zijn positief over de dienstverlening vanuit het bureau. De
contractovername zoals de rijksoverheid die toepast, kent dus de nodige waarborgen.
Vraag 4, 5
Vindt u dat deze constructie moet worden aangepakt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee,
waarom niet?
Kunt u overheidsorganisaties aanspreken om niet mee te werken aan dit soort constructies?
Antwoord 4, 5
Constructies of afspraken waarbij werkloosheidslasten door overheidswerkgevers doelbewust
worden afgewenteld op de WW-fondsen in de marktsector, zijn wat het kabinet betreft
niet gewenst. Dat laat onverlet dat inschakeling van marktpartijen een effectieve
en efficiënte herplaatsing van met ontslag bedreigde overheidswerknemers kan bewerkstelligen.
Overheidswerkgevers zullen daarom kritisch moeten kijken bij de selectie van een dergelijk
extern bureau en zich goed moeten laten informeren over de werkwijze en de voorwaarden.
Ook moeten zij de medewerkers goed (laten) voorlichten over de juridische en financiële
gevolgen van de keuze voor contractovername. De medewerkers zijn zelf ook verantwoordelijk
om zich goed te laten informeren, zij zijn immers niet verplicht om aan contractovername
mee te werken. Verder geldt dat decentrale overheden in de hoedanigheid van werkgever
zelf verantwoordelijk zijn voor hun personeelsbeleid. Het zijn autonome bestuurslagen
met een eigen democratische structuur. Gemeenteraden, provinciale staten en de algemene
besturen van waterschappen moeten ook hun verantwoordelijkheid nemen. De Minister
van BZK zal deze opvatting overbrengen op de ZPW (zelfstandig publieke werkgevers).
Vraag 6
Is het voorstel, zoals dat in de uitzending wordt gedaan (een contract voor 10 uur,
en de overige 18 uur werken met een WW-uitkering), een aanzet tot fraude? Wat vindt
u ervan dat hier op deze manier toe wordt aangezet? Hoe kan dit worden aangepakt?
Antwoord 6
Wanneer een uitkeringsgerechtigde bij de aanvraag om WW-uitkering of gedurende de
looptijd van de uitkering onjuiste informatie verstrekt aan het UWV, is er sprake
van overtreding van de inlichtingenplicht. Er kan dan sprake zijn van fraude.
In zijn algemeenheid geldt dat wanneer een WW-gerechtigde naast zijn uitkering werkzaam
is in een arbeidsovereenkomst en daarnaast werkzaamheden verricht als zelfstandige,
deze werkzaamheden gevolgen hebben voor de hoogte van zijn uitkering. De WW-gerechtigde
moet maandelijks na afloop van de kalendermaand opgave doen van zijn inkomsten en
werkzaamheden als zelfstandige. De inkomsten uit de arbeidsovereenkomst worden verrekend
met de werkloosheidsuitkering. De uren die betrokkene werkt als zelfstandige worden
maandelijks omgerekend naar een fictief inkomen dat eveneens wordt verrekend met de
werkloosheidsuitkering. Indien de uitkeringsgerechtigde deze opgave niet of niet juist
doet, is sprake van schending van de inlichtingenplicht van artikel 25 van de WW.
Indien dit wordt geconstateerd kan UWV het teveel aan verstrekte uitkering terugvorderen.
Daarnaast kan UWV een bestuurlijke boete of maatregel opleggen. Indien er sprake is
van een derde die aanzet tot fraude, is het niet mogelijk om die derde bestuursrechtelijk
aan te pakken, aangezien de inlichtingenverplichting in de WW gericht is tot de uitkeringsgerechtigde.
Wel kan strafrechtelijke aanpak van de derde aan de orde zijn. Dan moet wel sprake
zijn van een deelneming aan een strafbaar feit door de derde als omschreven in artikel
47 of 48 van het Wetboek van Strafrecht. Kortheidshalve moet er dan sprake zijn van
een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op het door de «uitkeringsgerechtigde»
overtreden van de inlichtingenverplichting. Fraude met socialezekerheidsuitkeringen
is onacceptabel. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangekondigd
dat hij samen met het UWV maatregelen gaat nemen om fraude met uitkeringen effectief
aan te pakken. Daarbij zal ook aandacht zijn voor dit soort constructies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.