Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over doorvoer van militaire goederen via Schiphol en anderen Nederlandse havens
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid over doorvoer van militaire goederen via Schiphol en anderen Nederlandse havens (ingezonden 3 oktober 2018).
Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
10 december 2018).
Vraag 1
Herinnert u zich de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
aan de Kamer over de herziening van de Europese dual use verordening waarin de Minister
onderschrijft dat robuuste «due diligence» («gepaste zorgvuldigheid») van groot belang
is bij de exportcontrole van dual use goederen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat verwacht Nederland van bedrijven die dergelijke goederen uit- dan wel doorvoeren?
Omvat dit ook de verplichting om de autoriteiten te informeren over de mensenrechtenrisico’s
die de uitvoer of doorvoer met zich meebrengt?
Antwoord 2
Voor de uitvoer van strategische goederen is een exportvergunning altijd noodzakelijk.
In sommige gevallen is dit ook het geval bij doorvoer, afhankelijk van het feit of
het militaire of dual usegoederen betreft.
Bij een aanvraag voor vergunningen wordt getoetst of het aannemelijk is dat de goederen
worden ingezet voor militair eindgebruik, proliferatiedoeleinden of mensenrechtenschendingen.
Indien bedrijven beschikken over een globale vergunning dienen zij bovendien in het
bezit te zijn van een door de overheid goedgekeurd Internal Compliance Program (ICP).
Een toets op mensenrechten-schendingen is een van de criteria op basis waarvan een
ICP wordt goedgekeurd.
Indien een exporteur er kennis van draagt dat niet-vergunningplichtige goederen ingezet
zullen worden ten behoeve van militair eindgebruik of proliferatie dan is hij verplicht
om dit te melden bij de overheid. Daarnaast zijn er momenteel enkele regelingen van
kracht in Nederland op basis waarvan uit mensenrechtenoverwegingen een verbod of een
vergunningplicht is ingesteld voor de export van niet-vergunningplichtige goederen.
Exporteurs zijn daarnaast verplicht alle informatie aan te leveren, die relevant is
voor de beoordeling van een aanvraag voor een exportvergunning, waaronder mogelijke
risico’s op mensenrechtenschendingen.
Tevens verwacht het kabinet van exporteurs dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen naleven. Exporteurs worden hier sinds kort ook schriftelijk op gewezen
wanneer zij een exportvergunning ontvangen. Een algemene verplichting om autoriteiten
over mogelijke mensenrechtenschendingen te informeren bestaat als zodanig niet.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Karabulut
(SP), ingezonden 1 oktober 2018 (vraagnummer 2018Z17273)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.