Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 11 december 2018
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 1938 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 december 2018
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 29 november 2018 over de
geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 11 december 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1933), over brief van 16 november 2018 over het verslag van de Raad Algemene Zaken inclusief
Art. 50 van 12 november 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1927), over de brief van 22 november 2018 over het verslag van de Raad Algemene Zaken
inclusief Art. 50 van 19 november 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1936), over de brief van 25 oktober 2018 over de reactie op het verzoek van de commissie
t.g.v. kabinetsreactie op rapport van de Europese Ombudsman inzake benoeming-Selmayr
(kamerstuk 21 501-02, nr. 1914), over de brief van 15 november 2018 over de reactie op verzoek commissie inzake
Correspondentie MFK (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1389) en over de brief van 21 november 2018 over de reactie op verzoek commissie om een
kabinetsvisie op de stopzetting van de jaarlijkse contributie aan de Raad van Europa
door Rusland (Kamerstuk 20 043, nr. 116).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 december 2018 aan de Minister van Buitenlandse
Zaken voorgelegd. Bij brief van 6 december 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Oosten
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Algemeen
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de
geannoteerde agenda en danken het kabinet voor de toezending. De leden van de VVD-fractie
hebben een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
De leden van de fractie van de CDA hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken van 11 december en de andere geagendeerde stukken. Zij hebben
enkele vragen aan het kabinet.
De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda Raad Algemene Zaken. Zij hebben daar de volgende vragen en opmerkingen bij.
De SP-fractie heeft de onderhavige stukken bestudeerd en heeft daarover de volgende
vragen.
De leden van de 50PLUS-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 11 december 2018. Daarbij missen deze leden
het onderwerp Brexit. Waarom wordt daar aan de vooravond van de stemming in het Engelse
Lagerhuis – waar het debat al op 5 december begint – niet bij stilgestaan, zo vragen
de leden van de 50PLUS-fractie? Waarom is geen discussie voorzien over de vraag of
de voorbereidingen op een mogelijke Brexit zonder deal op Europees niveau en in de
lidstaten op orde zijn, zo vragen deze leden? Over een aantal onderwerpen in de geannoteerde
agenda hebben de fractieleden van 50PLUS nog enkele vragen en opmerkingen.
1. Antwoord van het kabinet:
De geplande stemming in de House of Commons over de meaningful vote vindt plaats in de avond van 11 december 2018 en daarmee ná de Raad Algemene Zaken.
De meaningful vote is onderdeel van de goedkeuringsprocedure in het Verenigd Koninkrijk (VK) en daarmee
een interne aangelegenheid van het VK. Er is geen reden voor de Raad Algemene Zaken
in Artikel 50 samenstelling (RAZ Artikel 50) om hier op 11 december aanstaande, voorafgaand
aan deze stemming, bij stil te staan.
Bij een positieve uitkomst van de stemming in de House of Commons over de meaningful vote zal de EU27
de eigen goedkeuringsprocedure voortzetten. Er zal in dat geval spoedig een extra
RAZ Artikel 50 worden ingepland om het besluit ter ondertekening van het terugtrekkingsakkoord
aan te nemen en te besluiten om het terugtrekkingsakkoord ter goedkeuring voor te
leggen aan het Europees Parlement. Bij een negatieve uitkomst van de stemming in de
House of Commons over de meaningful vote ligt het voor de hand dat de staatshoofden en regeringsleiders van de EU27 tijdens
de Europese Raad van 13–14 december aanstaande kort zullen stilstaan bij de stand
van zaken. Het heropenen van de onderhandelingen is niet aan de orde. Het nu voorliggende
terugtrekkingsakkoord is de uitkomst van lange en intensieve onderhandelingen tussen
de EU27 en het VK en de enige optie voor een ordelijk vertrek van het VK uit de EU.
Meerjarig Financieel Kader
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsbrief dat er een discussie gevoerd
zal worden over de integrale negotiating box en dat het onderhandelingsdocument daarna verder aangescherpt zal worden. Kan het
kabinet aangeven op welke onderdelen en specifieke punten het kabinet in zal zetten
bij het aanscherpen van het onderhandelingsdocument? Op welke specifieke plaatsen
in het onderhandelingsdocument komen de aspecten (een modern en financieel houdbaar
Meerjarig Financieel Kader) terug? Ondanks dat het krachtenveld onveranderd complex
blijft, kan het kabinet aangeven welke bondgenoten Nederland heeft bij deze inzet?
Kan het kabinet met het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 11 december een appreciatie
van het aangescherpte onderhandelingsdocument meesturen, zo vragen de leden van de
VVD-fractie?
2. Antwoord van het kabinet:
Naar verwachting zal het onderhandelingsdocument openbaar worden na de eerste bespreking
in de Raad Algemene Zaken van 11 december jl. (een vertrouwelijke versie ging u reeds
separaat toe). In het verslag zal het kabinet een nadere appreciatie geven van het
document en ingaan op specifieke punten die voor het kabinet van belang zijn. De kabinetsinzet
is gericht op alle onderdelen van het document, zowel de horizontale aspecten over
bijvoorbeeld de vormgeving en flexibiliteit van het MFK en het rechtsstaatmechanisme,
als ook alle uitgavencategorieën en de inkomstenkant (eigen middelen) van het MFK.
Het onderhandelingsdocument is in deze fase vooral bedoeld om het onderhandelingsveld
te definiëren. Het document is nog in beweging en zal de komende periode nog meerdere
malen worden besproken in de Raad Algemene Zaken. De besprekingen richten zich in
deze fase alleen op de kwalitatieve aspecten van het MFK. De omvang en verdeling van
de budgetten, als ook de financiering van het MFK, zijn voor de eindfase van de onderhandelingen.
Uiteindelijk zal het onderhandelingsdocument als basis dienen voor een integraal akkoord
in de Europese Raad. Het kabinet zet zich in voor een gebalanceerde tekst die alle
opties en uitgangspunten bevat die nodig zijn om de Nederlandse inzet te bereiken.
De bondgenoten die het kabinet hierbij zoekt verschillen per onderdeel. Vanwege de
reikwijdte van het MFK, dat nagenoeg alle beleidsterreinen en deelbelangen omvat,
is sprake van wisselende samenwerkingsverbanden.
Enkele specifieke elementen van de Nederlandse inzet zijn in de huidige versie van
het onderhandelingsdocument onder andere terug te zien in de noodzaak tot strikte
herprioritering, mede in het licht van Brexit (paragraaf 1); de noodzaak van een eerlijke
lastenverdeling (paragraaf 122) en mogelijke afdrachtenkortingen (paragraaf 128);
het belang van conditionaliteiten in verband met de rechtsstaat (paragraaf 23–26),
het Europees Semester en migratie (o.a. paragraaf 19 en 66); een integrale aanpak
van migratie (paragraaf 22 en onder hoofdstukken 2, 4, 5 en 6); klimaatdoelstellingen
(paragraaf 20, 77 en 80); veiligheid (hoofdstuk 5) en het excellentiecriterium bij
de toekenning van onderzoeks- en innovatiemiddelen (paragraaf 30).
In welke volgorde worden de budgettaire en politieke beslispunten uiteindelijk vastgesteld,
zo vragen de leden van de PVV-fractie? Zal er bijvoorbeeld eerst een overkoepelend
besluit worden genomen over de totale omvang van de begroting, zo vragen deze leden?
3. Antwoord van het kabinet:
Er is geen volgorde in beslispunten voorzien. De Europese Raad zal t.z.t. een integraal
akkoord bereiken over het MFK (omvang, verdeling, inhoudelijke aspecten) en het Eigen
Middelenbesluit (financiering). Voor het kabinet is een integrale afweging van het
onderhandelingsresultaat van groot belang.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet wat het kabinet zal inbrengen namens
Nederland in de discussie over het onderhandelingsdocument voor het Meerjarig Financieel
Kader? Daarbij doen deze leden het kabinet specifiek het verzoek om aan te geven wat
er in dit onderhandelingsdocument staat over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
en over de cohesiefondsen. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet aan
te geven of en hoe de Brexit deel uitmaakt van dit onderhandelingsdocument, en dan
met name of het kabinet inzet op fondsen binnen de cohesiefondsen die beschikbaar
zijn voor regio’s die hard door de Brexit getroffen zijn? Deze vraag zou namelijk
nog beantwoord worden na het algemeen overleg over de structuurfondsen op 28 november
jl., zo constateren de leden van de CDA-fractie.
4. Antwoord van het kabinet:
De inzet van het kabinet is onverminderd gericht op een modern en financieel houdbaar
MFK, waarbij de lasten eerlijk zijn verdeeld. Ten aanzien van het GLB is in het onderhandelingsdocument
met name aandacht voor de pijlerstructuur, al dan niet meer convergentie van hectarepremies
en de hoogte van pre-financiering en nationale co-financiering. Ten aanzien van het
cohesiebeleid richt het onderhandelingsdocument zich met name op de definities van
verschillende regio’s, allocatieformules voor de cohesiefondsen, inclusief de link
met migratie, de koppeling met het Europees Semester en structurele hervormingen en
nationale co-financiering.
Brexit maakt geen expliciet deel uit van het onderhandelingsdocument. Het nieuwe MFK
betreft immers een periode waarin het VK niet langer lid is van de EU. Indirect is
het wel aan de orde, door het effect dat het vertrek van het VK heeft op de omvang
van het MFK en dus de noodzaak van prioritering. En via de samenwerking met derde
landen (waarbij de Raad in de MFK onderhandelingen niet vooruit wil lopen op besluitvorming
over de toekomstige samenwerking met het VK). Het kabinet is geen voorstander van
een aanvullend fonds binnen het MFK, zoals voorgesteld door het EP. Op deze vraag
zal nader worden teruggekomen in het verslag van de RAZ Cohesie van 30 november, dat
uw Kamer op korte termijn zal ontvangen.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet een appreciatie te geven op het door
de EU in te nemen standpunt over de verlenging van de Brexit overgangsperiode. Tijdens
de vorige RAZ werd namelijk door onderhandelaar Barnier gesteld dat deze periode eenmalig
is en niet te lang mag gaan duren. Verlenging heeft bovendien effect op het Meerjarig
Financieel Kader, zo menen de leden van de CDA-fractie. Zodoende kan dit onderwerp
deel uitmaken van het agendapunt Meerjarig Financieel Kader, zo constateren de leden
van de CDA-fractie.
5. Antwoord van het kabinet:
In het terugtrekkingsakkoord is de einddatum van de overgangsperiode vastgesteld op
31 december 2020. Deze overgangsperiode kan eenmalig worden verlengd tijdens een politiek
weegmoment vóór 1 juli 2020, door een gezamenlijk besluit van de EU en het VK in het
gemengd comité, als er op dat moment nog geen zicht is op een akkoord over de toekomstige
relatie dat van toepassing kan zijn per 1 januari 2021. Het kabinet onderschrijft
deze mogelijkheid tot verlenging omdat dit tijd geeft om een solide basis te leggen
voor de toekomstige relatie met het VK. Dit is in het belang van Nederlandse burgers
en het Nederlandse bedrijfsleven. In de onderhandelingen over het nieuwe MFK wordt
uitgegaan van een begroting van en voor een EU met 27 lidstaten. Mocht de overgangsperiode
verlengd worden, dan heeft dit financiële consequenties voor het VK. In het terugtrekkingsakkoord
is opgenomen dat het VK in het geval van verlenging van de overgangsperiode een nog
nader te bepalen financiële bijdrage aan de EU begroting betaalt (artikel 132, lid
2, sub d).
De leden van de GroenLinksfractie begrijpen dat het krachtenveld van het Meerjarig
Financieel Kader complex is, en vragen zich af of de Nederlandse inzet er naast een
modern en financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader mede op gericht is het Commissievoorstel
over rechtstaatmechanisme te ondersteunen? Deze leden vragen zich af of het kabinet
bereid is zich hiervoor als prioriteit in te spannen, en of hij mede voornemens is
hier al een coalitie lidstaten die hier ook voor zijn te vormen, zodat dit voorstel
kans van slagen heeft?
6. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht sterk aan het verankeren van de rechtsstatelijkheidsbeginselen binnen
het MFK en steunt het door de Commissie voorgestelde mechanisme om de EU-begroting
te beschermen tegen financiële risico’s als gevolg van tekortkomingen van de rechtsstaat.
Andere netto-betalers verwelkomen dit mechanisme ook en het kabinet zet zich ervoor
in samen met deze landen het voorstel verder uit te werken en hier binnen de Raad
meer draagvlak voor te krijgen.
Met betrekking tot de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027
lezen de leden van de SP-fractie in de stukken dat de onderhandelingen nu nog een
loopgravenoorlog lijkt te zijn. Wanneer verwacht het kabinet dat er verschuivingen
van de posities gaan optreden? In hoeverre heeft dit kabinet vertrouwen in het onderhandelingsdocument
van het Oostenrijks Voorzitterschap, zo vragen de leden van de SP-fractie? Kan dit
document zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld worden, vragen deze leden? Ook willen
de leden van de SP-fractie graag weten of het kabinet onverminderd door gaat met bondgenoten
zoeken voor de positie van Nederland?
7. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet verwacht niet dat op korte termijn verschuivingen in posities optreden.
Daarvoor is het nog te vroeg. In dit stadium zijn enkel nog de kwalitatieve aspecten
van het MFK besproken. De omvang en verdeling van de budgetten, als ook de financiering
van het MFK, komen in een latere fase aan de orde.
Het kabinet kan het onderhandelingsdocument dat onder het Oostenrijkse voorzitterschap
is opgesteld steunen als basis voor verdere onderhandelingen, om redenen zoals hierboven
uiteengezet. Het onderhandelingsdocument is op 4 december vertrouwelijk met de Kamer
gedeeld1.
Het kabinet zet actief in op diverse samenwerkingsverbanden om de Nederlandse inzet
te realiseren.
De leden van de fractie van 50PLUS zijn teleurgesteld over de summiere passage in
de geannoteerde agenda over het Meerjarig Financieel Kader. Er wordt verwezen naar
een onderhandelingsdocument zonder enige indicatie over de inhoud daarvan. De fractieleden
van 50PLUS willen graag nadere informatie over de inhoud van dit document en een appreciatie
van het kabinet over de inhoud.
De mededeling dat in het onderhandelingsdocument de aspecten van de Nederlandse inzet
op diverse plaatsen terugkomen, vinden de fractieleden van de 50PLUS-fractie onduidelijk
en veel te beperkt. Zij vinden het belangrijk dat de Kamer in alle fasen van de onderhandelingen
over het Meerjarig Financieel Kader zo volledig mogelijk wordt geïnformeerd over de
stand van zaken en vragen van het kabinet daarvoor een toezegging. Het kan niet zo
zijn dat de Kamer straks voor voldongen feiten wordt geplaatst waartegen zij alleen
nog «ja» of «nee» kan zeggen. Is het kabinet dat met de fractieleden van 50PLUS eens?
8. Antwoord van het kabinet:
Zie tevens het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie (vraag 2). Het
kabinet heeft het onderhandelingsdocument op 4 december vertrouwelijk met de Kamer
gedeeld. Het is tevens voor de Kamer beschikbaar via het EU Delegates Portal. Naar
verwachting zal het onderhandelingsdocument openbaar worden na de eerste bespreking
in de Raad Algemene Zaken van 11 december a.s. In het verslag zal het kabinet een
nadere appreciatie geven van het document en ingaan op specifieke punten die voor
het kabinet van belang zijn. Daarbij zij opgemerkt dat het onderhandelingsdocument
in deze fase vooral bedoeld is om het onderhandelingsveld te definiëren. Het document
is nog in beweging en zal de komende periode nog meerdere malen worden besproken in
de Raad Algemene Zaken. Uiteraard blijft het kabinet de Kamer tijdig informeren over
de inzet en voortgang van de onderhandelingen.
De fractieleden van 50PLUS vragen het kabinet duidelijk aan te geven of op basis van
de huidige stand van zaken de uitgangspunten van het kabinet voor het Meerjarig Financieel
Kader nog onverkort overeind staan. Daarbij gaat het om via besparingen op bestaand
beleid versterkte of nieuwe prioriteiten te financieren, alsook de financiële gevolgen
van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen.
9. Antwoord van het kabinet:
De uitgangspunten van het kabinet blijven onverminderd van kracht. Nederland zet zich
in de onderhandelingen in voor een modern en financieel houdbaar MFK, waarbij de lasten
eerlijk zijn verdeeld. Voor het kabinet betekent een financieel houdbaar MFK dat rekening
wordt gehouden met het vertrek van het VK. Een kleinere EU vraagt om een neerwaartse
bijstelling van de begroting.
De fractieleden van 50PLUS vragen het kabinet aan te geven of inmiddels duidelijk
is welke landen de opstelling van de Nederlandse kabinet steunen en in hoeverre dit
kans biedt op een uiteindelijk akkoord dat aansluit bij de uitgangspunten van het
kabinet. Is er nog steeds sprake van wisselende coalities, of bevindt zich een wat
hechter «bondgenootschap» af te tekenen?
10. Antwoord van het kabinet:
De bondgenoten die het kabinet zoekt om de Nederlandse inzet te realiseren verschillen
per onderdeel. Vanwege de reikwijdte van het MFK, dat nagenoeg alle beleidsterreinen
en deelbelangen omvat, is inderdaad sprake van wisselende samenwerkingsverbanden.
Een van de coalities bestaat uit de landen die vanwege hun nettobetalingspositie een
gedeeld belang hebben.
De fractieleden van 50PLUS vragen verder of er al meer duidelijkheid bestaat over
het tijdspad. In de geannoteerde agenda staat dat het krachtenveld onveranderd complex
blijft. Is de conclusie van deze leden juist, dat het vanwege die situatie onmogelijk
lijkt om nog voor de verkiezingen van het Europees Parlement tot een akkoord te komen,
zoals de Europese Commissie wil?
11. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft in een mededeling2 van 4 december jl. opgeroepen toe te werken naar een akkoord in Europese Raad van
oktober 2019, opdat het MFK voor het einde van 2019 kan worden vastgesteld na goedkeuring
van het EP. Hoewel het kabinet zich in deze planning kan vinden, is het onderhandelingsresultaat
voor het kabinet leidend.
Voorbereiding Europese Raad 13-14 december
De leden van de VVD-fractie steunen het kabinet in het aandringen op conclusies over
de interne markt tijdens de Europese Raad van 13 en 14 december aanstaande. Kan het
kabinet aangeven welke landen deze oproep steunen?
12. Antwoord van het kabinet:
Het is niet aan het kabinet om inzicht te geven in de posities van andere lidstaten.
Wel kan het kabinet aangeven dat op het terrein van de interne markt wordt samengewerkt
in een brede coalitie. Zo heeft Nederland in het voorjaar in een coalitie van 16 lidstaten
een oproep aan de Commissie gedaan om met een nadere analyse van kansen en belemmeringen
op de interne markt te komen. 3
De leden van de VVD-fractie willen niet dat er elementen van de sociale pijler onder
de interne markt worden gerommeld waarmee de unanimiteitsbesluitvorming wordt omzeild.
Kan het kabinet bevestigen dit ook niet te willen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
13. Antwoord van het kabinet:
De Europese Pijler voor Sociale rechten is een politiek niet verbindend juridisch
document. Sociaal beleid blijft primair een nationale aangelegenheid. Wanneer de Europese
Commissie een nieuw voorstel publiceert, bedoeld als nadere invulling van de sociale
pijler, moet dit gebaseerd zijn op een rechtsgrondslag uit het Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie. Op basis van die grondslag wordt ofwel besloten door
middel van unanimiteit (in het verdrag eenparigheid van stemmen genaamd), ofwel door
middel van gekwalificeerde meerderheid. De meeste onderwerpen op sociaal terrein die
binnen de bevoegdheid van de huidige EU verdragen vallen kennen op dit moment al meerderheidsbesluitvorming.
Het kabinet waakt er via de BNC procedure voor dat voorstellen van de Commissie de
juiste grondslag bevatten om zo de juiste besluitvormingsprocedure te kunnen gebruiken.
In de kabinetsbrief schrijft het kabinet dat de Europese Raad geïnformeerd zal worden
over de uitkomsten van de maatschappelijke consultaties met betrekking tot de toekomst
van de Europese Unie die afgelopen maanden in 27 lidstaten zijn georganiseerd. Kan
het kabinet aangeven of de maatschappelijke consultaties die in andere landen zijn
gehouden openbaar zijn, en zo ja, waar die te vinden zijn?
14. Antwoord van het kabinet:
Bij het vormgeven van de burgerconsultaties is afgesproken dat deze moeten passen
binnen de nationale context, cultuur en debat. Lidstaten hebben individueel besloten
over het openbaar maken van de nationale consultaties. Zoals bekend heeft het kabinet
besloten de uitkomsten van de Nederlandse consultaties direct te delen met het Nederlands
parlement. Er is geen overzicht beschikbaar van de openbaarmaking van consultaties
in andere lidstaten.
Tijdens de Europese Raad van december zal de voortgang van de migratieafspraken van
de ER in juni worden besproken, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden van
de CDA-fractie vragen het kabinet naar de voortgang van deze afspraken; daarbij willen
deze leden precies weten per afspraak welk afspraken reeds gerealiseerd zijn en met
welke afspraken nog niets is gebeurd. De leden van de CDA-fractie verwachten hierover
een lijst. De leden van de CDA-fractie willen eveneens weten of de Marrakesh-migratieverklaring
wordt besproken tijdens deze RAZ en wat de inbreng van het kabinet daarbij zal zijn.
15. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Europese Raad van december zal worden gesproken over de voortgang van de
conclusies met betrekking tot migratie aangenomen tijdens de Europese Raad van juni
jl. Wat het kabinet betreft, is de behaalde voortgang onvoldoende.
Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad in juni werden gesprekken gestart
vanuit de EU en tussen de EU-lidstaten met IOM en UNHCR over de ontwikkeling van zogenaamde
ontschepingsarrangementen. Zoals ook in de debatten ter voorbereiding op de informele
Europese Raad is besproken, verloopt de ontwikkeling van de ontschepingsarrangementen
zeer traag, wat het kabinet betreft. De Europese Commissie heeft deze zomer enkele
documenten gepubliceerd waarin het de contouren van dit concept schetst. Het concept
dient nu nader te worden ingevuld. Daarbij is het zaak dat dit in gezamenlijk wordt
gedaan met partners in Noord-Afrika, de Afrikaanse Unie, en bovenal UNHCR en IOM.
Reden hiervoor is dat maatwerk nodig is en dat het in de kern gaat om de toepassing
van verplichtingen die deze landen in het verleden reeds zijn aangegaan in het kader
van het VN Vluchtelingenverdrag en bijvoorbeeld het zeerecht. Daarnaast zijn de Noord-Afrikaanse
landen ook terughoudend, mede omdat men de consequenties nog onvoldoende kan overzien.
Er liggen geen concrete voorstellen aan bepaalde derde landen voor.
Naast de zogenoemde ontschepingsarrangementen, is verder gewerkt aan de ontwikkeling
van de brede partnerschappen tussen de EU en belangrijke herkomst- en transitlanden.
De afgelopen tijd heeft de EU, mede in reactie op de ontwikkelingen langs de verschillende
routes, in Marokko en Tunesië aanvullende programma’s ontwikkeld op het terrein van
sociaaleconomische ontwikkeling, wederzijdse handels- en investeringsbevordering,
de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel alsmede capaciteitsversterking van grensautoriteiten.
Bestaande EU instrumenten en fondsen zoals het EUTF (EU Noodtrustfonds voor Afrika)
worden hiervoor ingezet. Hoewel dit niet specifiek ziet op de verdere uitwerking van
het concept van ontschepingsarrangementen, dragen deze investeringen wel bij aan de
aanpak van irreguliere migratie en mensenhandel/smokkel.
Sinds juni is er voortgang bereikt op het gebied van de Europese Grens- en Kustwacht
en de terugkeerrichtlijn. Het kabinet is voorstander van een sterkere Europese Grens-
en Kustwacht, In dit verband steunt het kabinet dat de operationele slagkracht van
de Europese Grens- en Kustwacht wordt verbeterd doordat het over meer personeel kan
beschikken. Het kabinet is van mening dat de verhoging van het aantal personeelsleden
op basis van de behoefte van de lidstaten moet worden bepaald. Het uitgangspunt is
dat lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor de bewaking van hun buitengrenzen.
Op dit moment zijn er nog geen gecontroleerde centra in aankomstlidstaten geopend.
Wat Nederland betreft zouden lidstaten verplicht moeten worden om aan de buitengrenzen
grensprocedures op te zetten om via een snelle en veilige afhandeling van asielverzoeken
onderscheid te maken tussen irreguliere migranten en zij die internationale bescherming
behoeven en waar nodig de terugkeer ter hand te nemen. Een dergelijke grensprocedure
kan ook worden toegepast in gecontroleerde centra in de aankomstlanden. Wat Nederland
betreft zou dit bijvoorbeeld in de al bestaande hotspots kunnen gebeuren. Hier kan
mogelijk het voortouw worden genomen door een kopgroep van lidstaten.
Zoals uw Kamer bekend, verlopen de besprekingen over de voorstellen over het Gemeenschappelijk
Europees asielstelsel moeizaam. Er wordt onderhandeld over zeven wetgevingsvoorstellen.
De voorstellen bevinden zich in verschillende fasen van het EU-besluitvormingsproces.
Over geen enkel voorstel is vooralsnog een akkoord bereikt tussen Raad en het Europees
Parlement. De bewegingsruimte is beperkt en de verschillen blijken niet eenvoudig
overbrugbaar. In oktober heeft de Europese Raad opdracht gegeven werk te maken van
de aanpak van mensenhandel en -smokkel via een Europese anti-smokkelstrategie. Het
kabinet zal zich constructief blijven inzetten om de conclusies van de Europese Raad
van juni jl. verder te brengen.
Het Global Compact for Safe, Orderly and Regular Migration, waarover uw Kamer onlangs
schriftelijk is geïnformeerd (Kamerstuk 30 573, nr. 153) en uitgebreid in een debat met Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 december
jl. is besproken (Handelingen II 2018/19, nr. 31, debat over het Marrakesh Immigratiepact),
staat niet op de agenda van de RAZ.
De top tussen de EU en Afrikaanse Liga zal besproken worden tijdens deze RAZ. De leden
van de CDA-fractie vragen of het kabinet bereid is om tijdens deze bespreking in te
brengen dat de EU tijdens die top de moord op Khashoggi veroordeelt en er bij de Arabische
Liga op aandringt op ondersteuning in de vervolging en veroordeling van de schuldigen.
16. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft de moord op de Saoedische journalist Jamal Khashoggi meermaals veroordeeld.
Het standpunt van het kabinet, evenals het standpunt van de Europese Unie, zoals op
20 oktober neergelegd in een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger namens de EU
blijft: grondig, geloofwaardig en transparant onderzoek en vervolging van de daders
is nodig. Het kabinet en de EU zullen deze positie direct blijven aankaarten bij Saoedische
gesprekspartners. Het kabinet acht het van belang dat op de Top ook het belang van
naleving van de mensenrechten aan de orde komt.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorlopige agenda van de Europese
Raad op 13 en 14 december. Zij lezen dat Nederland gepleit heeft voor conclusies op
de komende ER over klimaat. Deze leden juichen stevige Europese klimaat-ambities toe.
Kan het kabinet verduidelijken wat precies de insteek is van deze conclusies? Heeft
Nederland bondgenoten waarmee dit samen opgepakt wordt?
17. Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft zich de afgelopen maanden hard gemaakt voor een ambitieuze langetermijnstrategie.
In november heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat hiertoe samen met enkele
EU collega’s een brief aan Commissaris Cañete gestuurd.
Evenals de Commissie, is het kabinet van mening dat de informele ER van Sibiu gebruikt
moet worden voor een discussie over het lange termijn doel en het bijhorende EU beleid
voor 2019–2024. Met dit doel voor ogen heeft Nederland in de Raad Algemene Zaken van
12 november 2018 gepleit voor conclusies op de komende ER over klimaat. Dit zal ook
de inzet zijn van Nederland tijdens de komende RAZ en ER.
In het verslag van de vorige bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken van 12 november
jl. lezen de leden van de SP-fractie dat het kabinet heeft gepleit voor bespreking
van de interne markt op de komende Europese Raad op 13 en 14 december aanstaande.
Tevens lezen de leden van de SP-fractie in de geannoteerde agenda dat er geen debat
gevoerd zal worden over de interne markt, maar er wel conclusies worden aangenomen.
De leden van de SP-fractie vragen zich af wanneer dat debat over de aan te nemen conclusies
wel heeft plaatsgevonden en in welke gremia is het afgetikt? En met welk doel wil
het kabinet deze discussie? Voor wie is dit eigenlijk belangrijk, zo vragen deze leden?
Deelt het kabinet de conclusie dat de interne markt mens en milieu niet altijd ten
goede komt, zoals nu ook weer duidelijk wordt in de berichten over arbeidsuitbuiting
van Roemenen in Nederland?4 Wat wil het kabinet daaraan doen? Erkent het kabinet dat de interne markt ook verstikkend
kan werken mens, dier en milieu? Bovendien vragen de leden van de SP-fractie zich
af wat de waardering van het kabinet is van de ontwerpconclusies over de interne markt?
Gaat het kabinet nog in discussie over het document dat nu voor ligt tijdens de RAZ?
En kan het kabinet uitweiden over de inzet voor een debat over digitaal beleid, vragen
de leden van de SP-fractie? In hoeverre zal dit debat dan gaan over het nieuws dat
de Europese Commissie de digitaks pas wil invoeren in 2022?5
18. Antwoord van het kabinet:
De Interne Markt stond eerder geagendeerd in het kader van de leidersagenda waarbij
de regeringsleiders een debat zouden voeren op basis van een notitie opgesteld door
de voorzitter van de Raad Donald Tusk. Tusk heeft nu besloten om geen discussie te
voeren in het kader van de leidersagenda maar wel conclusies aan te nemen over de
Interne Markt. De ER conclusies komen tot stand middels debat in Coreper, de Raad
van Algemene Zaken (RAZ) en de Europese Raad zelf. De Nederlandse inzet voor de ER
conclusies komt voort uit de inzet van Nederland voor de Interne Markt waarover de
Kamer is geïnformeerd door Staatssecretaris Keijzer middels brief (Kamerstuk 22 112, nr. 2703). Op 28 november vond in de Raad voor Concurrentievermogen een debat plaats over
de toekomst van de interne markt. De Kamer wordt tevens middels de Geannoteerde Agenda
voor Europese Raad geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de ER.
Het kabinet bepleit een eerlijke en duurzame interne markt die de basis vormt van
een stevige concurrentiepositie van de Europese Unie en daarom nauw verbonden moet
zijn met andere beleidsterreinen. Voor de interne markt van goederen en diensten zet
het kabinet in op een gefundeerde aanpak, gebaseerd op feiten en behoeften. De huidige
implementatie, uitvoering en handhaving van interne-marktwetgeving hebben verbetering
nodig. Ook zet het kabinet in op een maatwerkaanpak en op verbetering van de informatievoorziening
voor ondernemers die over de grens actief zijn of willen worden. Het kabinet ziet
een duidelijke rol voor de Europese Unie bij het formuleren van antwoorden op de vragen
hoe om te gaan met de vele mogelijkheden en uitdagingen van digitalisering middels
een integrale visie. Nederland wil de Commissie tevens oproepen om haar analyse over
de interne markt, waarmee een start is gemaakt in de recent uitgebrachte mededeling
«De eengemaakte markt in een veranderende wereld», verder voort te zetten en te verdiepen
als basis voor toekomstig beleid. Het kabinet wil verder spreken over de digitaal
beleid en de Interne Markt in de ER van maart 2019. De ontwerpconclusies zijn nog
onderwerp van bespreking in Coreper en RAZ en nog niet alle door Nederland gewenste
elementen zijn opgenomen.
Naar verwachting zal het debat in de komende Europese Raad niet gaan over het richtlijnvoorstel
voor een digitale diensten-belasting. Dat is besproken in de Ecofin van 4 december
jl. daarbij werd duidelijk dat er op dit moment nog onvoldoende basis is voor een
akkoord op hoofdlijnen binnen de Raad voor dit voorstel. Het kabinet verwijst ter
zake naar het verslag van de EcoFin raad dat de Minister van Financiën aan het parlement
zal zenden.
De fractieleden van 50PLUS willen graag nadere informatie over de actuele stand van
zaken bij de implementatie van de conclusies in de Europese Raad op het gebied van
migratie. De indruk bestaat bij deze fractieleden dat er van de in juni opgestelde
voornemens in de praktijk weinig of niets terecht komt. De fractieleden van 50PLUS
vragen zich af hoe het staat met de plannen voor ontschepingsplatforms in derde landen.
Wordt daarin enige voortgang geboekt of kan dit plan worden bijgezet in het archief
«nooit uitgevoerde ideeën»? Zijn er al concrete aanbiedingen van EU-landen van locaties
voor de afgesproken geconcentreerde opvang van migranten die een van de Unielanden
hebben weten te bereiken, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie? Hoe staat het
gezien de negatieve reacties met het voornemen om het Frontex-grensbewakingssysteem
met 10.000 mensen uit te breiden? En wat is de stand van zaken bij de onderhandelingen
over het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel?
19. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord 15.
Rechtsstaat
Kan het kabinet tijdens de RAZ de Europese Commissie verzoeken na te gaan of Polen
tegemoet komt aan de voorlopige uitspraak en de bezwaren van de Europese Commissie
in de inbreukzaak? Kan het kabinet ook in zijn verslag van de Raad Algemene Zaken
d.d. 11 december een appreciatie van de recent aangekondigde wetswijziging inzake
de Wet op het Hooggerechtshof opnemen, zo vragen deze leden?
20. Antwoord van het kabinet:
De precieze door Nederland te stellen vragen tijdens de hoorzitting met Polen zullen
op een later moment na overleg met gelijkgezinde lidstaten worden vastgesteld. Het
ligt in de lijn der verwachting dat ook de recent door Polen aangekondigde wetswijziging
tijdens de hoorzitting aan de orde zal komen. Zie ook het antwoord hieronder op de
vraag van D66. U zult hierover na afloop door middel van het verslag van de Raad Algemene
Zaken per kamerbrief nader worden geïnformeerd.
De leden van de fractie van de PVV vragen het kabinet of Nederland ook zal deelnemen
aan de hoorzitting? Zo ja, wat zal de inbreng namens het kabinet zijn?
21. Antwoord van het kabinet:
Nederland zal deelnemen aan de derde hoorzitting van de Raad Algemene Zaken met Polen
in het kader van de artikel 7-procedure. De precieze te stellen vragen zullen op een
later moment na overleg met gelijkgezinde lidstaten worden vastgesteld. U zult hierover
door middel van het verslag van de Raad Algemene Zaken per kamerbrief nader worden
geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Algemene
Zaken op 11 december 2018. Hier worden onder andere de onderwerpen «Rechtsstaat Polen»
en «Waarden van de Unie-Hongarije» besproken. De leden van de D66-fractie zijn geschokt
door het nieuws dat de Hongaarse Central European University definitief gedwongen
wordt te verhuizen naar Wenen. De aan het woord zijnde leden vinden het tijd voor
een stevig debat in de Raad over de situatie in Hongarije. Onderwijsvrijheid is een
gedeelde Europese waarde, zo ook verankerd in Artikel 14 lid 3 van het Handvest van
de Grondrechten van de EU. Is het kabinet het met de D66-leden eens dat de Artikel-7
procedure nu echt in gang moet worden gezet op Raadsniveau, zodat er een grondig debat
gevoerd kan worden, zo vragen de leden van de D66-fractie? Zo ja, zet het kabinet
zich daar voor in? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad «verdere procedurele stappen» in de
Artikel 7-procedure jegens Hongarije zal bespreken. Wat verstaat het kabinet precies
onder een «gedegen en zorgvuldige behandeling», zoals hij voorstelt? Is dat een grondig
debat over de situatie in Hongarije?
22. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft de visie van de leden van de D66-fractie dat de door het
Europees Parlement ingeleide artikel 7-procedure tegen Hongarije nu verdere voortgang
dient te vinden binnen de Raad Algemene Zaken, waartoe ook een hoorzitting met Hongarije
op enig moment behoort, zoals artikel 7(1) voorschrijft. Hierbij is voor het kabinet
van belang dat dit gebeurt op basis van een gedegen inhoudelijke voorbereiding. Nu
het Europees Parlement in de gelegenheid is gesteld zijn rapport nader toe te lichten
en de Hongaarse regering haar officiële reactie heeft kenbaar gemaakt, zal Nederland
er tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken dan ook voor pleiten om met deze voorbereidingen
een aanvang te nemen.
Er zal wederom een hoorzitting met Polen georganiseerd worden in het kader van de
Artikel 7-procedure, zo lezen de leden van de D66-fractie. Kan het kabinet inhoudelijk
reageren op de recent aangekondigde wetswijziging inzake de Wet op het Hooggerechtshof
van Polen? Welke rechtsstatelijke problemen lost dit op, en welke blijven nog bestaan?
Wat zal de inbreng van Nederland zijn bij de derde georganiseerde hoorzitting, zo
vragen de leden van de D66-fractie?
23. Antwoord van het kabinet:
De aangekondigde wetswijziging lijkt een positieve ontwikkeling maar het is nog te
vroeg om daarover te kunnen oordelen. Het is belangrijk om eerst een goed begrip te
hebben van de precieze inhoud en aard van de voorgestelde wetswijziging en de verdere
doorgang hiervan. Polen stelt met de (voorgestelde) wetswijziging gehoor te geven
aan de voorlopige uitspraak van het EU-Hof in kort geding, in de inbreukzaak van de
CIE tegen Polen van 19 oktober jl. In deze zaak zal de einduitspraak van het Hof in
het kort geding nog volgen, en daarna een uitspraak in de bodemzaak. Afgewacht moet
worden of Polen nu geheel aan deze voorlopige uitspraak en de bezwaren van de Commissie
in de inbreukzaak tegemoet komt. De derde hoorzitting die tijdens de komende RAZ gehouden
zal worden, biedt mogelijk de gelegenheid hierover nadere duidelijkheid te krijgen.
De precieze door Nederland te stellen vragen zullen op een later moment na overleg
met gelijkgezinde lidstaten worden vastgesteld. U zult hierover na afloop door middel
van het verslag van de RAZ per kamerbrief nader worden geïnformeerd.
De leden van de GroenLinksfractie verwelkomen het besluit een derde hoorzitting met
Polen te organiseren en het feit dat nog nader bekeken moet worden hoe de precieze
inhoud en aard van de voorgestelde wetswijziging inzake de Wet op het Hooggerechtshof
en verdere doorgang hiervan eruit ziet. De leden van de GroenLinksfractie vragen zich
af wanneer het kabinet verwacht dat daar meer uitsluitsel over komt, en hoe deze waarschijnlijke
verbetering van de rechtsstaat zich verhoudt tot andere zorgen wat betreft de Poolse
rechtsstaat? Daarbij vragen deze leden zich af wanneer deze derde hoorzitting plaatsvindt?
Tevens vragen de leden van de GroenLinksfractie het kabinet hoeveel hoorzittingen
zij nodig acht om tot een conclusie inzake de Artikel 7-procedure jegens Polen te
komen?
24. Antwoord van het kabinet:
De aangekondigde wetswijziging lijkt een positieve ontwikkeling maar het is nog te
vroeg om daarover te kunnen oordelen. Het is belangrijk om eerst een goed begrip te
hebben van de precieze inhoud en aard van de voorgestelde wetswijziging en de verdere
doorgang hiervan. De derde hoorzitting die tijdens de komende Raad Algemene Zaken
gehouden zal worden, biedt de gelegenheid Polen op dit punt nader te bevragen. Het
kabinet benadrukt dat het bezwaar dat de Commissie in deze inbreukprocedure voor het
Hof heeft gebracht (de verlaging van de pensioenleeftijd van rechters) slechts één
van de bezwaren is die in het kader van de artikel 7-procedure op tafel liggen. De
dialoog die nu gevoerd wordt in het kader van die procedure zal dan ook moeten leiden
tot een voldoende verlichting van alle bestaande zorgen over de rechtsstaat in Polen,
zoals ook door de Commissie naar voren is gebracht.
De leden van de GroenLinksfractie vinden het van groot belang dat de Artikel 7-procedure
jegens Hongarije spoedig wordt gestart. Deze leden vragen zich in dit kader af hoe
de verdere procedurele stappen er precies uit gaan zien, in het kader van de «gedegen
en zorgvuldige behandeling» waarop het kabinet doelt? Wanneer worden naar verwachting
de procedurele stappen precies bekrachtigd en uitgevoerd? Welke rol krijgt het Europees
Parlement als aanjager van de Artikel 7-procedure jegens Hongarije hierbij, vragen
deze leden? En hoe beoordeelt het kabinet het feit dat de Central European University
te Boedapest zal moeten verhuizen naar Wenen vanwege nieuwe Hongaarse wetgeving? Deelt
het kabinet de mening met de leden van de GroenLinksfractie dat dit een nieuwe zorgelijke
ontwikkeling is, waardoor de Artikel 7-procedure snel zal moeten worden gestart?
25. Antwoord van het kabinet:
Het is voor het kabinet van belang dat het horen van de betreffende lidstaat, zoals
artikel 7(1) voorschrijft, gebeurt op basis van een gedegen inhoudelijke voorbereiding.
Nu het Europees Parlement in de gelegenheid gesteld is zijn rapport nader toe te lichten
en de Hongaarse regering haar officiële reactie heeft kenbaar gemaakt, zal Nederland
er tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken dan ook voor pleiten om met de voorbereidingen
voor een eerste hoorzitting een aanvang te nemen. Artikel 7 voorziet, afgezien van
de mogelijkheid tot het doen van het met redenen omklede voorstel (artikel 7(1)),
de goedkeuring van de constatering door de Raad van een duidelijk gevaar voor ernstige
schending van de Uniewaarden (artikel 7(1)) en goedkeuring van de constatering door
de Europese Raad van een ernstige en voortdurende schending van de Uniewaarden (artikel
7(2)), geen verdere rol voor het Europees Parlement. Het kabinet hechtte er echter
wel aan dat het parlement als initiator van de artikel 7-procedure de gelegenheid
werd geboden zijn rapport toe te lichten, en verwelkomt het feit dat dit voorafgaand
aan de Raad Algemene Zaken van 12 november jl. plaats heeft kunnen vinden.
Het kabinet betreurt dat de Central European University (CEU) Boedapest gaat verlaten. De CEU is een belangrijke speler in het academische
landschap in Hongarije en van daaruit in heel Centraal Europa. Academische vrijheid
is één van de pilaren van een vrije en democratische maatschappij. In december 2017
heeft de Commissie Hongarije voor het Europees Hof van Justitie gedaagd, omdat de
nieuwe wetgeving voor Hoger Onderwijs van april 2017 in Hongarije volgens haar niet
conform EU-wetgeving is. Ook maakt deze specifieke wetgeving onderdeel uit van de
resolutie waarmee het Europees Parlement de artikel 7-procedure inleidde. Het ligt
dan ook in de rede dat dit bij een toekomstige hoorzitting aan de orde zal komen.
Over de Artikel 7-procedure van Hongarije schrijft het kabinet dat zij voor een «gedegen
en zorgvuldige behandeling» zal pleiten, zo lezen de leden van de SP-fractie. Deze
leden vragen zich af wat dit betekent? Is het kabinet voor of tegen het starten van
de Artikel 7-procedure tegen Hongarije, zo vragen de leden van de SP-fractie? En met
welke argumentatie ondersteunt zij die positie?
26. Antwoord van het kabinet:
Het is voor het kabinet van belang dat het horen van de betreffende lidstaat, zoals
artikel 7(1) voorschrijft, gebeurt op basis van een gedegen inhoudelijke voorbereiding.
Nu het Europees Parlement in de gelegenheid gesteld is zijn rapport nader toe te lichten
en de Hongaarse regering haar officiële reactie heeft kenbaar gemaakt, zal Nederland
er tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken dan ook voor pleiten om met deze voorbereidingen
voor een eerste hoorzitting een aanvang te nemen. De artikel 7-procedure is reeds
ingeleid door het Europees Parlement. Daarmee is het nu aan de Raad om procedure voort
te zetten en als onderdeel daarvan in dialoog met Hongarije te treden.
CVM Schengen/Roemenië en Bulgarije
De leden van de fractie van de VVD zijn het eens met het kabinet dat het CVM voor
Roemenië vóór het einde van het mandaat van de huidige Europese Commissie niet kan
worden uitgefaseerd. Ook betreuren de leden van de VVD-fractie het ontbreken van een
CVM-adviseur in Sofia en verzoeken het kabinet tijdens de RAZ dit te benoemen en de
Europese Commissie te verzoeken snel vaart te maken met het aanstellen van een CVM-adviseur
in Sofia.
27. Antwoord van het kabinet:
In lijn met het verzoek van de VVD-fractie, heeft het kabinet de Commissie meermaals
verzocht om opnieuw en in Sofia residerende CVM-adviseur aan te stellen.
Ten aanzien van Roemenië zien de leden van de VVD-fractie dat het de verkeerde kant
op gaat. Deze leden vinden het goed dat het kabinet in het Nederlands belang aangeeft
dat de achteruitgang op het gebied van onafhankelijkheid van de rechtspraak en corruptiebestrijding
gevolgen heeft voor het wederzijds vertrouwen tussen justitiële en politiële samenwerking.
Deze ontwikkelingen baren de leden van de VVD-fractie veel zorgen want inwoners verwachten
juist van Europese samenwerking dat landen op dit soort onderwerpen grensoverschrijdende
problemen aanpakken.
28. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet benadrukt tijdens bilaterale ontmoetingen met Roemenië het belang van
het CVM en van hervormingen in het kader van de rechtsstaat en corruptiebestrijding
belangrijk zijn voor het functioneren van de Europese samenwerking.
De leden van de fractie van de VVD vinden het wel bijzonder dat beide landen 10 jaar
na toetreding tot de EU nog steeds in het CVM zitten. Blijkbaar ontbreekt de politieke
wil tot hervormingen, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Het kabinet geeft
aan momenteel niet te beschikken over meer details ten aanzien van de planning van
de Europese Commissie met betrekking tot de volgende CVM-rapportages, die de Commissie
vóór het einde van haar mandaat wilt uitbrengen. Kan het kabinet toezeggen de Kamer
te berichten wanneer het kabinet wel over een planning beschikt?
29. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zegt toe dat op het moment dat meer informatie beschikbaar is over de
planning van de Commissie, uw Kamer hierover zal worden geïnformeerd. Zoals te doen
gebruikelijk, zal het kabinet bij volgende CVM-rapportages uw Kamer informeren over
de Nederlandse appreciatie van de bevindingen.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet waarom het kabinet nog steeds naar
uiteindelijke deelname van Roemenië en Bulgarije streeft aan Schengen? Deelt het kabinet
de mening dat de open grenzen van Schengen al genoeg problemen opleveren, zoals het
vrij verkeer van terroristen en criminelen, en dat de uitbreiding van dit gebied met
Roemenië en Bulgarije daarom totaal onwenselijk is? De leden van de PVV-fractie vragen
hoe het kabinet hoe er in andere landen tegen deze discussie wordt aangekeken? Het
Europees Parlement stemde afgelopen week voor verdere een beperking van de termijn
waarin grenscontroles mogen worden ingevoerd binnen het Schengengebied, zo constateren
de leden van de PVV-fractie. Deelt het kabinet de mening dat Nederland haar eigen
grenzen moet kunnen controleren en dat Brussel daar niets over te zeggen heeft? Deelt
het kabinet de mening dat een nog kortere periode van grenscontrole de Nederlandse
soevereiniteit aantast?
30. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is zich bewust van de Roemeense en Bulgaarse wens voor volledige toepassing
van het Schengen-acquis. Voor het kabinet is het belangrijk dat beide landen eerst
de CVM-hervormingen ten aanzien van de rechtsstaat, de bestrijding van corruptie en,
in het geval van Bulgarije, de aanpak van de georganiseerde misdaad afronden. Het
kabinet baseert zijn oordeel over de voortgang van de hervormingen op de jaarlijkse
CVM-rapporten van de Commissie. Op dit moment is volledige toepassing van het Schengen-acquis
niet aan de orde omdat het onderwerp vooralsnog niet geagendeerd is voor de JBZ-Raad,
waar dit zou moeten worden besproken. Voorts onderschrijft Nederland het uitgangspunt
dat lidstaten primair zelf verantwoordelijk zijn voor hun grensbeheer. Lidstaten hebben
vanzelfsprekend een gedeeld belang om de gezamenlijke buitengrenzen effectief te bewaken.
Ook hebben lidstaten zelf de bevoegdheid om te besluiten binnengrenscontroles in te
voeren dan wel te verlengen, binnen de daarvoor geldende voorwaarden.
De leden van de GroenLinksfractie hebben met grote zorgen kennisgenomen van het CVM-rapport
over Roemenië. Deze leden constateren met teleurstelling dat naast het niet overnemen
van eerder gedane aanbevelingen er extra negatieve ontwikkelingen op het gebied van
corruptie, de onafhankelijkheid van de rechtspraak en justitiewetgeving zijn ontstaan
in Roemenië. De leden van de GroenLinksfractie vragen het kabinet of het huidige instrumentarium
vanuit de Europese Commissie voldoende is de zorgen die er bestaan over te brengen,
of dat hier meer voor nodig is? Zo ja, welke instrumenten ziet het kabinet hierbij
voor ogen en wat is de inzet van Nederland hierbij? Deze leden constateren dat hierdoor
het wederzijds vertrouwen in de justitiële en politiële samenwerking tussen lidstaten
van de EU onder druk komt te staan en vragen zich af wat dit precies voor gevolgen
heeft? De leden van de GroenLinksfractie vragen zich tot slot af wanneer wat betreft
het kabinet rode grenzen zijn bereikt met het nog verder uithollen van de principes
van de rechtstaat door Roemenië, waardoor er verdere stappen door de Commissie en/of
Raad moeten worden gezet?
31. Antwoord van het kabinet:
De CVM-hervormingen nemen inderdaad langer in beslag dan gehoopt. Niettemin levert
het CVM een belangrijke bijdrage aan een verbetering op de bij de toetreding van Roemenië
en Bulgarije geconstateerde aandachtsgebieden ten aanzien van een goed functionerende
rechtsstaat, corruptiebestrijding en in het geval van Bulgarije de strijd tegen georganiseerde
misdaad. Om die reden dient het CVM behouden te blijven totdat aan de CIE-aanbevelingen
duurzaam en onomkeerbaar tegemoet is gekomen. Hoe sneller Roemenië en Bulgarije de
hiervoor noodzakelijke stappen zetten, hoe eerder het CVM kan worden afgerond. Op
dit moment is er geen aanleiding om consequenties te verbinden aan de justitiële en
politiële samenwerking met Roemenië. Het kabinet hoopt dat Roemenië de adviezen van
de Commissie, GRECO en de Venetië Commissie van de Raad van Europa overneemt. In de
CVM rapportage heeft de Commissie duidelijk additionele voorwaarden gesteld waaraan
Roemenië moet voldoen om de hervormingen in het kader van het CVM weer op de rails
te krijgen en uiteindelijk onomkeerbaar te maken. Dat is voor het kabinet op dit moment
voldoende. Roemenië kan zal in de komende periode moeten laten zien hoe het hiermee
omgaat. Het is kabinet is dan ook op dit moment geen voorstander van het zetten van
andere stappen door de Commissie en/of Raad richting Roemenië.
De leden van de GroenLinksfractie sluiten zich aan bij de bevindingen van Nederland
in aanvulling op het CVM-rapport over Bulgarije. Zij vragen zich af of de door Nederland
geconstateerde tekortkomingen op het gebied van consultatie bij NGO’s en hervormingsgerichte
rechters alsnog kunnen worden aangevuld? Tevens vragen deze leden zich af of Nederland
zich ervoor in gaat zetten dat de Europese Commissie volgend jaar alsnog beschikt
over een CVM-adviseur in Sofia? Deze leden delen de mening van het kabinet dat deze
voor een onmisbare duiding van de lokale context zorg.
32. Antwoord van het kabinet:
De Commissie stelt de jaarlijkse CVM rapportage op waarin wordt ingegaan op de stand
van zaken in Bulgarije ten aanzien van het mechanisme. Het is niet aan het kabinet
om de CVM-voortgangsrapportages van de Commissie aan te passen. Het is immers het
rapport van de Commissie. Bulgarije wordt in de CVM-Raadsconclusies, die naar verwachting
tijdens de volgende Raad worden aangenomen, opgeroepen bij bespreking van nieuwe wetgeving
zorgvuldig stakeholders te consulteren. Nederland steunt deze oproep uiteraard. Voorts
heeft Nederland herhaaldelijk aangedrongen op het aanstellen van een nieuwe CVM-adviseur
in Sofia en blijft dit punt onder de aandacht brengen van de Commissie.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af welke tijdsspanne het kabinet
precies voor zich ziet bij het inbouwen van voldoende tijd tussen CVM-rapportages
zodat volgens het kabinet kan worden beoordeeld of doorgevoerde hervormingen onomkeerbaar
zijn? Deze leden delen de mening dat het tijd nodig heeft om te beoordelen of hervormingen
onomkeerbaar zijn, maar is het kabinet het met de leden van de GroenLinksfractie eens
dat regelmatige rapportage over de rechtsstaat in Roemenië en Bulgarije van groot
belang is en dat die minstens jaarlijks moet plaatsvinden?
33. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de mening van de leden dat regelmatige rapportage over de hervormingen
in het kader van het CVM in Roemenië en Bulgarije van belang zijn. De jaarlijkse voortgangsrapportages
van de Commissie, waarin wordt ingegaan op de voortgang ten aanzien van de diverse
benchmarks, geven het kabinet inzicht over de stappen die Roemenië en Bulgarije maken en de
mate waarin de doorgevoerde hervormingen onomkeerbaar zijn.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben met grote bezorgdheid kennisgenomen van
de Kamerbrief Kabinetsappreciatie CVM-rapporten Roemenië en Bulgarije. Met name de
situatie in Roemenië vinden deze leden buitengewoon zorgwekkend, ook tegen de achtergrond
van het feit dat dit land vanaf 1 januari 2019 voorzitter van de EU zal zijn. Welke
mogelijkheden ziet het kabinet om de neerwaartse spiraal in Roemenië om te buigen?
Verder vragen de fractieleden van 50PLUS om en verklaring van het opvallende verschil
in de beoordeling van Bulgarije door de Europese Commissie en door het kabinet. Beschikt
het kabinet over betere lokale bronnen dan de Commissie of is er sprake van een wezenlijk
andere interpretatie van op zich gelijkwaardige informatie, zo vragen de leden van
de 50PLUS-fractie? Kan het kabinet aangeven of de kritische beoordeling van de ontwikkeling
in Bulgarije wordt gedeeld door andere lidstaten?
34. Antwoord van het kabinet:
Nederland deelt de zorgen zoals door de Commissie omschreven in haar recente CVM-rapportage
over Roemenië. De Commissie stelt in haar rapportage additionele voorwaarden die uiteindelijk
moeten leiden tot het weer op de rails krijgen van de CVM-hervormingen. Zoals in antwoord
op de vragen van de GroenLinksfractie, hoopt het kabinet dat Roemenië de adviezen
van de Commissie, GRECO en Venetië Commissie overneemt. Echter de bal ligt in dezen
op het Roemeense speelveld; het is aan Roemenië om deze stappen te zetten en de hervormingen
onomkeerbaar te maken. Ten aanzien van de beoordeling van Bulgarije, baseert het kabinet
zijn beoordeling op bevindingen van de Nederlandse ambassade te Sofia. Deze bevindingen
volgen uit gesprekken met o.a. vertegenwoordigers van de Bulgaarse regering, ngo’s
en hervormingsgerichte rechters en openbaar aanklagers. De Commissie trekt eigenstandige
conclusies, waarop lidstaten geen invloed hebben. In de CVM-Raadsconclusies, die gepubliceerd
worden op Delegates Portal voorafgaand aan de Raad Algemene Zaken van 11 december
a.s., wordt ook verwezen naar de tekortkomingen van Bulgarije en de aanbevelingen
waarop Bulgarije tot op heden beperkte voortgang heeft laten zien. Dit komt aan de
Nederlandse zorgen tegemoet. De Raadsconclusies worden naar verwachting tijdens de
volgende Raad aangenomen.
Europees Semester 2019- Annual Growth Survey
De Annual Growth Survey zal besproken worden in het kader van de start van het Europees Semester 2019, zo
lezen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre Italië
daarbij onderdeel van discussie zal zijn en wanneer dat niet het geval is, vragen
deze leden het kabinet de zorgelijke situatie in Italië ook hier weer in te brengen.
De eurogroep heeft duidelijk stelling genomen op Italië. Graag zouden de leden van
de CDA-fractie een beschouwing hebben van het nadere proces dat plaatsvindt en waar
het kabinet wenst uit te komen.
35. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie zal een presentatie geven van de Annual Growth Survey voor de
Unie. Er is geen discussie over individuele lidstaten voorzien. Specifieke landen
worden met name in de context van het Alert Mechanism Report besproken. Dat wordt
naar verwachting geagendeerd voor de Ecofin-Raad in januari. Het kabinet stuurt op
korte termijn een kabinetsappreciatie van het najaarspakket Europees Semester 2019
aan de Kamer. Daarin zal het kabinet ook een toelichting geven op het nadere proces.
Voor de discussie over de ontwerpbegroting van Italië zij verwezen naar de uitkomsten
van de Eurogroep van 3 december jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1560)6
Brexit / Terugblik Europese Raad Artikel 50 van 25 november
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet wat de laatste stand van zaken is met
betrekking tot de Brexit? Klopt het dat er op 11 december gestemd zal worden over
het Brexitakkoord? En dat er amendementen kunnen worden ingediend?
36. Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50) van 25 november
jl. bekrachtigden de regeringsleiders van de EU27 het terugtrekkingsakkoord en gaven
zij goedkeuring aan de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen.
Een uitgebreid verslag van deze ER Artikel 50 is uw Kamer toegegaan op 29 november
jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1391). Het VK kabinet stemde op 14 november jl. al in met het bereikte onderhandelingsresultaat.
Nu is het aan het parlement in het VK om de interne goedkeuringsprocedure voor het
bereikte akkoord te doorlopen voordat het VK tot ratificatie van het terugtrekkingsakkoord
over kan gaan. De eerste stap in deze goedkeuringsprocedure is de zogenoemde meaningful vote. Na vijf dagen debat in de House of Commons en drie dagen debat in de House of Lords wordt er op 11 december aanstaande gestemd door de House of Commons over de zogenoemde EU Withdrawal Motion. In de EU Withdrawal Motion roept de regering het VK parlement op tot goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord
en de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen.
Voorafgaand aan deze stemming op 11 december 2018 zal de Speaker of the House of Commons maximaal zes amendementen selecteren waarover gestemd kan worden. Deze amendementen
kunnen worden ingediend door leden van de House of Commons tijdens de vijf dagen dat er gedebatteerd wordt over de meaningful vote en kunnen alleen worden ingediend op de zogenoemde EU Withdrawal Motion. Na de stemming over de amendementen zal de House of Commons stemmen over de EU Withdrawal motion.
Deelt het kabinet de mening van de heer Tusk dat: «Als de deal wordt afgewezen in het Lagerhuis, dan hebben we nog maar één alternatief:
geen deal, of helemaal geen Brexit» (Bron: nu.nl 30 november 2018), zo vragen de leden van de PVV-fractie?
37. Antwoord van het kabinet:
Zoals de Minister-President na afloop van de extra Europese Raad van 25 november jl.
al aangaf, is er geen plan B. Het nu voorliggende terugtrekkingsakkoord is de uitkomst
van lange en intensieve onderhandelingen tussen de EU27 en het VK en de enige optie
voor een ordelijk vertrek van het VK uit de EU.
Geen Brexit zou betekenen dat het VK zijn Artikel 50 kennisgeving zou willen intrekken
om lid te kunnen blijven van de EU. Dat scenario is nu niet aan de orde.
Volgens media is er in het Verenigd Koninkrijk een juridisch document gelekt waaruit
blijkt dat als de EU niet mee wenst te werken aan een toekomstig handelsakkoord dat
de Britten dan tot in de lengte van dagen vast zitten aan EU-regelgeving, zo constateren
de leden van de PVV-fractie. Klopt deze analyse?
38. Antwoord van het kabinet:
Er is in de House of Commons discussie over het al dan niet volledig openbaar maken van een juridisch advies aan
de regering over het Protocol over Ierland/Noord-Ierland (de «backstop»). Het advies
zal naar het zich nu aanziet openbaar gemaakt worden na het opstellen van dit antwoord.
Het kabinet wijst op de afspraken die in het Protocol zijn vastgelegd (in de artikelen
1, 2 en 20). In deze afspraken staat dat het Protocol niet als doel heeft een permanente
relatie tussen de Unie en het VK tot stand te brengen, dat het Protocol bedoeld is
om hoogstens tijdelijk van toepassing te zijn, dat het Protocol van toepassing zal
zijn tenzij en totdat geheel of gedeeltelijk door een akkoord van latere datum wordt
vervangen, dat de partijen zich zullen inspannen om tijdig voor de afloop van de overgangsperiode
een ander akkoord te sluiten, en dat de partijen gezamenlijk kunnen besluiten dat
het Protocol geheel of gedeeltelijk onnodig is geworden om zijn doelstellingen te
bereiken.
De leden van de CDA-fractie nemen kennis van de mening van de Advocaat-Generaal van
het Europees Hof van Justitie over de mogelijkheid van een land om de Artikel-50 notificatie
te kunnen intrekken. Deelt het kabinet de mening dat dit mogelijk moet zijn en wil
zij er ook voor zorgen dat de Raad dit uitspreekt, zo vragen deze leden?
39. Antwoord van het kabinet:
In zijn Conclusie van 4 december 2018 adviseert Advocaat-Generaal
Campos Sánchez-Bordona aan het EU Hof van Justitie om te oordelen dat een lidstaat
de kennisgeving aan de Europese Raad van zijn intentie om zich overeenkomstig artikel
50 VEU terug te trekken uit de Europese Unie unilateraal kan intrekken, tot het moment
dat het terugtrekkingsakkoord formeel gesloten is. Dit advies van de Advocaat-Generaal
is niet bindend voor het EU Hof van Justitie.
Intrekking van de artikel 50 VEU-kennisgeving door het VK kan volgens het kabinet
alleen als alle 27 EU-lidstaten hieraan meewerken (zie ook Kamerstuk 23 987, nr. 255). De conclusie van de Advocaat-Generaal wijkt van die zienswijze af. De Raad heeft
zowel schriftelijk als mondeling in deze prejudiciële procedure voor het EU Hof van
Justitie bepleit dat unilaterale intrekking van de kennisgeving niet mogelijk is en
dat dit een unaniem besluit van de Europese Raad vereist (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1916
).
De uitspraak van het EU Hof van Justitie moet nu worden afgewacht. Gezien de versnelde
procedure is de verwachting dat het EU Hof van Justitie spoedig uitspraak zal doen.
De leden van de D66-fractie beginnen met een terugblik op de Europese Raad Art 50
van 25 november jl. De leden van de D66-fractie vragen welke juridische waarde de
Politieke Verklaring heeft? Deze leden vinden het positief dat de tekst over visserij
in de politieke verklaring is versterkt ten opzichte van de eerste schets, maar vragen
zich af of het committeren van de EU27 en het Verenigd Koninkrijk aan een visserijakkoord
vóór 1 juli 2020 in de Politieke Verklaring de visserijsector juridische mogelijkheden
geeft (om bijvoorbeeld compensatie af te dwingen) wanneer een akkoord uitblijft? Graag
een reactie.
40. Antwoord van het kabinet:
Hoewel de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen niet
juridisch bindend is, is dit een belangrijk politiek document en vormt deze verklaring
in beginsel het uitgangspunt voor de onderhandelingen over de toekomstige relatie.
Uit de politieke verklaring volgt dat het VK en de EU27 zich committeren aan het sluiten
en ratificeren van een visserijakkoord vóór 1 juli 2020. Ook is het belang en de urgentie
van een tijdig juridisch bindend visserijakkoord extra benadrukt in een additionele
verklaring van de ER Artikel 50 die bij de notulen van de ER Artikel 50 van 25 november
2018 wordt gevoegd.
In het Protocol over Ierland/Noord-Ierland (de «backstop») bij het terugtrekkingsakkoord
is daarnaast vastgelegd dat vis en visproducten (incl. aquacultuurproducten) geen
onderdeel zullen uitmaken van de douane-unie tussen het VK en de EU27 waarin het terugtrekkingsakkoord
voorziet, zolang de EU27 en het VK geen juridisch bindend visserijakkoord sluiten
waarin de toegang van EU-vissers tot VK wateren en vis is vastgelegd. Het overgrote
merendeel van de VK visexport gaat naar de Europese markt.
Door deze koppeling tussen toegang van Britse vis en visproducten (incl. aquacultuurproducten)
tot de Europese markt enerzijds en de toegang van EU-vissers tot VK wateren en visbestanden
anderzijds, samen met de afspraak van de EU en het VK in het terugtrekkingsakkoord
om zich in te spannen om vóór 1 juli 2020 een visserijakkoord te sluiten, meent het
kabinet dat er wederzijds vertrouwen is in het tijdig kunnen sluiten van een juridisch
bindend visserijakkoord. Zekerheid hierover is echter nog niet te geven. Dat kan pas
als de concrete afspraken zijn gemaakt over de toekomstige relatie.
De leden van de D66-fractie verzoeken tevens een verduidelijking rondom de verdere
procedure aangaande de voortgang van de Brexit. Zij horen graag hoe de onderhandelingen
over het verdrag van de toekomstige relatie na 29 maart 2019 plaats gaan vinden. Zal
de RAZ daarin wederom een rol spelen? Wanneer en hoe wordt het onderhandelingsmandaat
van de Raad vastgesteld en welke rol heeft het Nederlands en Europees Parlement hierin?
41. Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen tussen de EU en het VK over een of meerdere akkoord(en) over de
toekomstige relatie zullen pas starten nadat het VK is teruggetrokken uit de EU en
vergen van de kant van de EU de vaststelling van een of meerdere onderhandelingsmanda(a)t(en)
van de Raad op aanbeveling van de Commissie/Hoge Vertegenwoordiger op grond van artikel
218 VWEU.
Gezien de beperkt beschikbare tijd en de wens om tot een breed en diepgaand akkoord
over de toekomstige relatie te komen, is het van belang dat de onderhandelingen spoedig
na de terugtrekking van het VK uit de EU kunnen beginnen.
Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de Raad Algemene Zaken een coördinerende
rol zal spelen in de onderhandelingen over de toekomstige relatie, ook omdat deze
Raad de ER voorbereidt en de ER blijkens de ER-conclusies van 25 november 2018 voortdurend
betrokken zal blijven.
De informatievoorziening aan uw Kamer over de mandaatstelling en de onderhandelingen
over de toekomstige relatie zal gaan via de gebruikelijke voorbereiding op Raden.
De Kamer wordt vooraf geïnformeerd met een Geannoteerde Agenda waarna een Algemeen
(of Schriftelijk) Overleg voorafgaand aan een Raad volgt. Op grond van artikel 218
VWEU wordt het Europees Parlement in iedere fase van de procedure onverwijld en ten
volle geïnformeerd.
Raad van Europa
De leden aan de CDA-fractie delen de zorgen van het kabinet over de positie van Rusland
in de Raad van Europa. Deze leden vragen het kabinet om aan te geven welke diplomatieke
acties door Nederland zijn ingezet om Rusland weer te bewegen tot de Raad van Europa
en zijn contributie te laten betalen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet
ook aan te geven hoe de Raad van Europa (en zeker het Hof) goed kunnen blijven functioneren.
42. Antwoord van het kabinet:
De positie van Rusland in de Raad van Europa is een belangrijk onderwerp van gesprek
in zowel het Comité van Ministers (CM) als in de Parlementaire Assemblee (PACE). Momenteel
worden de verschillende posities afgetast en houdt Nederland contact met de huidige
Finse voorzitter, als ook met andere gelijkgezinden, waarbij de inzet is te komen
tot een oplossing. Daarbij vervult PACE een sleutelrol. Zie ook de brief aan uw Kamer
van 21 november jl. (Kamerstuk 20 043, nr. 116).
Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet om de recente ontwikkelingen
in de Krim en de zee van Azov in het perspectief van de Russische verwijdering van
de Raad van Europa te plaatsen.
43. Antwoord van het kabinet:
Naar aanleiding van de ontwikkelingen rond de Zee van Azov op 25 november jl. heeft
Nederland in de Veiligheidsraad en in de Raad van Europa – en in dat laatste orgaan
evenals het overgrote deel van de andere lidstaten van de Raad van Europa – protest
aangetekend en Rusland opgeroepen de Oekraïense zeelui vrij te laten en vrije doorvaart
door het gebied te garanderen. Het is van belang deze boodschappen en andere te kunnen
blijven overbrengen. Ook om die reden ziet Nederland het belang van een Russisch lidmaatschap
van de Raad van Europa.
Albanië en Macedonië
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om een appreciatie te geven op de positie
die vorige week door het Europees Parlement is aangenomen waarin de Raad wordt opgeroepen
om de toetredingsgesprekken met Albanië en Macedonië volgend jaar te openen.
44. Antwoord van het kabinet:
Het EU-uitbreidingsbeleid blijft strikt en fair. Albanië en Macedonië zullen aan de
door de Raad gestelde voorwaarden moeten voldoen voordat toetredingsonderhandelingen
kunnen worden geopend (zie verslag Raad Algemene Zaken van 26 juni 2018, Kamerstuk
21 501-02, nr. 1890). Zoals gebruikelijk zal de Commissie in het voorjaar over de voortgang in alle uitbreidingslanden
rapporteren, waarna de Raad er met unanimiteit over besluit. Het Europees Parlement
heeft geen rol in de besluitvorming over het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen
met een kandidaat-lidstaat.
Benoeming Selmayr
Ten aanzien van de benoeming van de nieuwe secretaris-generaal van de Europese Commissie,
Martin Selmayr, vragen de leden van de SP-fractie aan het kabinet of zij bereid zijn
haar eigen waardering te geven op het rapport van de Europese Ombudsman, om vervolgens
langs haar eigen meetlat de reactie van de Europese Commissie te kunnen plaatsen?
Zo niet, is het kabinet dan op zijn minst bereid een waardering van de verantwoording
van de Europese Commissie te geven aan de Kamer, zo vragen de leden van de SP-fractie?
45. Antwoord van het kabinet:
Het is aan de Commissie om binnen drie maanden een reactie te formuleren op het rapport
van de Europese ombudsman en eventuele stappen te ondernemen. Het gaat immers om een
ambtelijke benoeming binnen de Commissie. De Commissie heeft dat op 4 december jl.
gedaan. De Commissie legt verantwoording af aan het EP. Het kabinet kan daar niet
in treden. Het onderzoek van het EP is inmiddels ook afgerond, het EP was kritisch
maar heeft de benoeming in stand gelaten.
Herziene notificatierichtlijn
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen over een onderwerp dat niet op
de agenda staat: de onderhandelingen («triloog») over de herziene notificatierichtlijn.
Allereerst willen de leden van de SP-fractie oproepen tot het pleiten voor een definitieve
uitzondering van de bestemmingsplannen van gemeenten op de notificatieplicht vooraf.
Via het VNG krijgen deze leden te horen dat de gemeenten een «verzekering» hebben
gekregen dat er niks aan de hand is. Wat houdt deze verzekering precies in, zo vragen
de leden van de SP-fractie? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de gemeenten niet
te maken krijgen met zware vertraging en administratieve lasten door de herziene notificatierichtlijn?
Gaat het kabinet daarvoor pleiten in de Raad, zo vragen de leden van de SP-fractie?
Zo nee, waarom niet?
46. Antwoord van het kabinet:
Voor de beantwoording van uw vragen over het uitzonderen van bestemmingsplannen en
de inzet van het kabinet hieromtrent verwijs ik u naar de brief van Staatssecretaris
Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) en Minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse
Zaken) over de hofuitspraak Visser Vastgoed van 4 december jl. (Kamerstuk 31 579, nr. 26). Hierin staat onder meer de kabinetsinzet om in Brussel te pleiten voor opname van
een uitzondering op het notificeren van bestemmingsplannen in de notificatierichtlijn.
Voor de verdere inzet op de notificatierichtlijn en uw vragen inzake de mogelijke
lasten voor lagere overheden verwijs ik u tevens naar antwoorden op eerdere Kamervragen,
en dan in het bijzonder naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Leijten
van 18 april jl. (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1808
) die ik samen met de Staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat)
naar uw Kamer heb gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier