Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over het artikel 'Beroepsgroep gynaecologen: IVF-draagmoederschap ook mogelijk voor homostellen'
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over het artikel «Beroepsgroep gynaecologen: IVF-draagmoederschap ook mogelijk voor homostellen» (ingezonden 14 november 2018).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de
Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 4 december 2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Beroepsgroep gynaecologen: IVF-draagmoederschap
ook mogelijk voor homostellen»1 en het genoemde modelreglement?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is er concreet gewijzigd in het modelreglement waardoor IVF-draagmoederschap met
een donorgeslachtscel voortaan wel mogelijk zou zijn?
Antwoord 2
In 2016 heeft de beroepsgroep van gynaecologen (NVOG) op basis van de stand der wetenschap
en praktijk geconstateerd dat er geen medische, psychologische en ethische bezwaren
zijn tegen ivf-draagmoederschap waarbij slechts één van de wensouders de geslachtscel
levert, ook als de wensouders van hetzelfde geslacht zijn.3 Met dat standpunt is de richtlijn Hoogtechnologisch draagmoederschap van de NVOG
komen te vervallen en daarmee ook de eis dat beide wensouders de geslachtscellen dienen
te leveren. Het Modelreglement Embryowet 2003 bevatte geen nadere uitwerking van ivf-draagmoederschap
en verwees naar de toen geldende richtlijn Hoogtechnologisch draagmoederschap. In
het herziene Modelreglement Embryowet 2018 is wel uitwerking gegeven aan ivf-draagmoederschap,
op basis van het eerdere standpunt van de NVOG uit 2016.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom in de modelrichtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie
& Gynaecologie (NVOG) de eis is losgelaten dat beide wensouders genetisch verwant
moeten zijn met het kind? Wat zijn precies de argumenten geweest om het tot op heden
niet mogelijk te maken?
Antwoord 3
Alle overwegingen en argumenten heeft de NVOG beschreven in haar standpunt uit 2016.
Deze geeft blijk van een gedegen en zorgvuldige afweging die alle aspecten omvat.
Omdat ivf-draagmoederschap met behulp van een donor extra aandacht vergt, vanwege
de betrokkenheid van een extra partij (de donor en zijn of haar eventuele partner),
vraagt het realiseren van een dergelijk aanbod de nodige voorbereidingen. Blijkbaar
is Nij Geertgen nu zo ver met de voorbereidingen dat de kliniek vanaf 2019 klaar is
om ivf-draagmoederschap aan te bieden, ook wanneer gebruik moet worden gemaakt van
donorgameten.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat de modelrichtlijn dit mogelijk maakt, onder meer gelet op de
situatie dat draagmoederschap met andermans eicel niet zonder gevaar is en vanwege
de situatie dat IVF-draagmoederschap voor de kinderen op latere leeftijd wellicht
lastige vragen oproept over hun afkomst?
Antwoord 4
Zoals in het eerder genoemde standpunt van de NVOG te lezen, zijn er geen medische
redenen om draagmoederschap met andermans eicel categorisch af te raden. Zwangerschappen
met eicellen van een andere vrouw komen reeds bij twee typen behandelingen tot stand.
Sinds eind jaren »90, vanaf het moment dat VUmc ivf-draagmoederschap ging aanbieden,
wordt een zwangerschap bij een draagmoeder bewerkstelligd met eicellen van de wensmoeder,
dus niet met de eicellen van de draagmoeder. Ook bij eiceldonatie, waarbij de wensmoeder
zwanger wordt met de eicel van een donor, is sprake van een zwangerschap met de eicel
van een andere vrouw.
De betekenis van ivf-draagmoederschap voor het kind maakt onderdeel uit van de overwegingen
en argumenten die de NVOG heeft betrokken bij haar standpunt uit 2016. Daarbij speelt
tevens een rol dat conform de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting de gegevens
van de donor moeten worden aangeleverd bij de Stichting donorgegevens kunstmatige
bevruchting, zodat het kind op latere leeftijd altijd kan achterhalen wie zijn of
haar donor is.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat de kosten die gemaakt worden bij zo’n gecompliceerde zwangerschap
hoog zijn? Klopt het dat die voor rekening van de samenleving komen, en zo ja: vindt
u dat wenselijk?
Antwoord 5
Wanneer wensouders een medische indicatie hebben, worden vruchtbaarheidsbehandelingen
vergoed uit de basisverzekering. Om de zorgkosten in de hand te houden, zijn afspraken
gemaakt, waaronder een maximering van het aantal ivf-behandelingen. Het Zorginstituut
heeft in een recent advies uitgelegd welke aanspraken er zijn met betrekking tot ivf-draagmoederschap.4 Wanneer er geen sprake is van een medische indicatie, is er geen vergoeding uit de
basisverzekering mogelijk.
Vraag 6
Waarom is niet eerst gewacht tot de resultaten van de diverse onderzoeken rond draagmoederschap
bekend zijn, voordat er verdere concrete stappen gezet worden om draagmoederschap
mogelijk te maken?
Antwoord 6
Draagmoederschap is al mogelijk sinds eind jaren 1990. Sinds het standpunt van de
NVOG uit 2016 is het aanbieden van ivf-draagmoederschap aan mannenparen eveneens mogelijk.
Het aanbieden van ivf-draagmoederschap staat los van een besluit tot een juridische
regeling en de onderzoeken daarnaar in het kader van het advies van de Staatscommissie
Herijking ouderschap. Mij is niet bekend welke andere onderzoeken er zijn, die relevant
kunnen zijn voor de klinieken alvorens tot het aanbod over te gaan.
Vraag 7
Zijn op dit moment de psychische en juridische vragen rond draagmoederschap zodanig
uitgekristalliseerd dat deze mogelijkheid in Nederland aangeboden zou moeten worden?
Is het risico niet groot dat er een juridisch getouwtrek ontstaat bij verschil van
inzicht over het kind, het niet afstaan van het kind of problemen rond de gezondheid
van het kind en dergelijke?
Antwoord 7
De NVOG heeft de medische, psychologische, juridische en ethische aspecten uitvoerig
bekeken en ondanks de beperkingen aan de kennis hierover gemeend dat er geen bezwaren
zijn tegen ivf-draagmoederschap voor mannenparen. Conform het planningsbesluit IVF
2016 is het aan de beroepsgroepen om via richtlijnen en protocollen te bepalen hoe
verantwoord aanbod eruit ziet.
De NVOG heeft wel kanttekeningen geplaatst bij het juridisch kader. Het ontbreken
van een juridisch kader ziet de NVOG als groot risico voor wensouders, draagmoeders
en kinderen. Dat is waarom VUmc al die jaren de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft
betracht bij het aanbieden van ivf-draagmoederschap en nauwe contacten heeft onderhouden
met de Raad voor de Kinderbescherming voor een soepel lopende adoptieprocedure. Die
grootst mogelijke zorgvuldigheid is ook nodig bij ivf-draagmoederschap met donorgameten,
zeker gezien de betrokkenheid van een extra partij, namelijk de donor met eventuele
partner.
Vraag 8
Wat vindt de regering ervan dat in een aantal gevallen de draagmoeder een zus van
één van de wensvaders is? Kan dit ook betekenen dat een broer en een zus samen het
ouderlijk gezag dragen? Vindt de regering deze mogelijkheid gewenst? Hoe moet in dit
verband het belang van het kind beoordeeld worden?
Antwoord 8
Gezamenlijk gezag van broer en zus ligt in de situatie zoals hier omschreven niet
voor de hand. Na draagmoederschap zal gezag doorgaans niet komen te liggen bij broer
en zus tezamen maar bij beide wensvaders. In het algemeen is in Nederland overigens
niet uitgesloten dat broer en zus tezamen het ouderlijk gezag over een kind dragen.
Dit is mogelijk als de desbetreffende tante of oom in een nauwe persoonlijke betrekking
staat tot het kind en er geen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen
van het kind zouden worden verwaarloosd (artikel 1:253t BW).
Vraag 9
Hoe beziet de regering publicaties waarin de ontstaansgeschiedenis van een kind met
volledige naam en toenaam wordt genoemd, in het licht van de Algemene verordening
gegevensbescherming?5
Antwoord 9
Kinderen hebben recht op privacy.6 Onder de Algemene verordening gegevensbescherming mogen er gegevens van het kind
worden gedeeld als de ouders hiervoor toestemming geven. Organisaties die gegevens
van kinderen
delen, moeten in dat geval ook aan kunnen tonen dat de ouders die toestemming gegeven
hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders en media om hier voorzichtig
mee om te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.