Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over het bericht de opening van nog een vondelingenkamer in Nederland
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Rechtsbescherming over het bericht de opening van nog een vondelingenkamer in Nederland (ingezonden 20 juni 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 4 december 2018). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2754.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vondelingenkamer in ziekenhuis Heerlen»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat vindt u van de toenemende hoeveelheid vondelingenkamers? Betekent dit, dat er
wordt voorzien in een behoefte en dat niet iedere vrouw zich veilig voelt te bevallen
in een formele kliniek? Wilt u hier meer onderzoek naar doen?
Hoe ziet u deze ontwikkeling in het licht van het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ)1 die stelt dat een vondelingenkamer geen toereikende oplossing is, noch voor het kind
noch voor de moeder?
Antwoord 2 en 3
Een kind heeft recht om zoveel mogelijk op te groeien bij zijn eigen ouder(s) en om
te weten van wie het afstamt. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) en ik vinden het daarom van belang dat onbedoelde zwangerschappen zoveel
mogelijk worden voorkomen. Hiertoe heeft de Staatssecretaris van VWS ook een plan
gelanceerd waarover hij uw Kamer bij brief van 11 september 2018 heeft geïnformeerd.2
Daarnaast moeten vrouwen die toch onbedoeld zwanger raken en die afstand willen doen
van hun kind in een zo vroeg mogelijk stadium worden begeleid. Het Ministerie van
VWS ondersteunt hiervoor de kennis- en expertise-infrastructuur via instellingssubsidies
aan de hulpverlening. Gemeenten zorgen voor de uitvoering op lokaal niveau.
Een aantal vrouwen wendt zich niet tot de reguliere hulpverlening, maar maakt gebruik
van de diensten die Stichting Beschermde Wieg aanbiedt. De stichting doet dat samen
met een aantal ziekenhuizen. Uit de gesprekken met en informatie van Stichting Beschermde
Wieg begrijp ik dat vrouwen hiervoor om diverse redenen kiezen. Als reden benoemden
zij de behoefte aan meer garantie op geheimhouding van hun zwangerschap en identiteit
en aan eerdere negatieve ervaringen met hulpverlening of het feit dat de website van
de stichting hen aansprak. Uit die gesprekken is mij ook gebleken dat de stichting
inmiddels niet alleen een vorm van geheimhouding biedt, maar zich ook inspant om de
vrouw te bewegen de opvoeding van het kind op zich te nemen dan wel haar gegevens
achter te laten, zodat het kind op enig moment zijn afstamming alsnog kan achterhalen.
Daarmee krijgt de bevalling feitelijk de kenmerken van een bevalling onder pseudoniem.
De Staatssecretaris van VWS en ik zien dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek.
Wij zetten in op preventie en op versterking van de samenwerking tussen alle betrokken
actoren, inclusief Stichting Beschermde Wieg.
Vraag 4
Hoeveel baby’s zijn er de afgelopen jaren in vondelingenkamers neergelegd en in hoeveel
van deze gevallen is dit volledig anoniem gebeurd?
Antwoord 4
Er is in de praktijk geen sprake meer van het «neerleggen van baby’s in een vondelingenkamer».
Uit het overzicht van Stichting Beschermde Wieg over de periode september 2014 tot
januari 2018 blijkt dat de stichting in samenwerking met ziekenhuizen 19 zwangere
vrouwen heeft geholpen om beschermd te bevallen».3 Hierbij zijn de moeder en haar identiteit bekend bij deze stichting. In één geval
zou de vrouw uiteindelijk hebben besloten geheel anoniem te blijven. Ook in die casus
is het kind overgedragen aan het ziekenhuis en dus niet te vondeling gelegd.
Vraag 5
In hoeverre en wanneer is de procedure en de werkwijze van de «Stichting Beschermd
Wieg»2 in strijd met artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag (IVRK) en de artikelen 236 en
256 van het Wetboek van Strafrecht?
Antwoord 5
Artikel 7 van het IVRK behelst onder andere het recht van het kind om, voor zover
mogelijk, zijn of haar ouders te kennen en door hen verzorgd te worden. Voor zover
de gegevens over afstamming voor het kind op een later moment te raadplegen zijn,
biedt artikel 7 IVRK enige ruimte aan bevallen onder pseudoniem. Het Kinderrechtencomité
heeft zich in het verleden in de beoordeling van diverse landen wel zeer kritisch
geuit over anoniem bevallen, omdat de moeder dan in het geheel niet bekend is. Het
te vondeling leggen van een kind is strafbaar op grond van artikel 256 Sr. Zoals eerder
aan uw Kamer is bericht4 lijken de mogelijkheden om iemand die een vondelingenkamer beschikbaar stelt tegen
te houden vooralsnog beperkt. Van belang is daarbij dat «het te vondeling leggen»
impliceert dat een kind hulpeloos wordt achtergelaten. Bij de vondelingenkamers is
dat niet het geval. Het kind wordt opgevangen en verzorgd; evenals desgewenst de moeder.
Strafbaar is ook het opzettelijk onzeker maken van iemands afstamming. Dit feit is
als «verduistering van staat» strafbaar gesteld (artikel 236 Sr.). Door het te vondeling
leggen, kan de afstamming van het kind niet worden bepaald en vastgelegd in een geboorteakte.
Vervolging op grond van verduistering van staat is pas mogelijk nadat in een procedure
bij de civiele rechter een onherroepelijke uitspraak is gedaan over de staat van het
kind. Daarna kan het openbaar ministerie beslissen of het concrete geval voldoende
grond geeft voor strafrechtelijke vervolging. Dit maakt de vervolging complex; er
heeft tot nu toe dan ook geen vervolging op basis van dit artikel plaatsgevonden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het strafrechtelijk vervolgen van moeders die gebruik maken
van vondelingenkamers weinig effectief is en niet het geëigende instrument is?
Antwoord 6
Het is aan het openbaar ministerie voorbehouden om in elk afzonderlijk geval te beoordelen
of strafrechtelijke vervolging van een persoon die een kind te vondeling heeft gelegd
opportuun is. Ten aanzien van vrouwen die onbedoeld zwanger zijn geraakt, wil ik samen
met de Staatssecretaris van VWS inzetten op preventie. Ik verwijs in dit verband naar
de voormelde brief van de Staatssecretaris.5
Vraag 7
Is er (internationaal) onderzoek dat uitwijst dat een stijging van de hoeveelheid
vondelingenkamers leidt tot een daling van het aantal vondelingen buiten de kamers
of van gedode baby’s? Zo ja, welk (internationaal) onderzoek? Zo nee, bent u bereid
onderzoek hierna te laten doen?
Antwoord 7
Een (internationaal) onderzoek hiernaar is mij niet bekend. Wel heeft de Raad voor
Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming in het advies van 30 juni 2014 aandacht
besteed aan ervaringen met vondelingenkamers in het buitenland. Daarnaast is, zoals
aan uw Kamer eerder is bericht6, over neonaticide een aantal (wetenschappelijke) artikelen geschreven en zijn enkele
onderzoeken gedaan of gaande. Een van de bevindingen is dat in vrijwel alle gevallen
sprake is van een psychiatrische stoornis bij de moeder, die niet gauw geneigd zal
zijn om prenatale zorg in te roepen. De situatie in Nederland laat zien dat – ook
met het toenemend aantal vondelingenkamers – het aantal te vondeling gelegde kinderen
en het aantal levenloos gevonden kinderen op hetzelfde niveau blijft. Ik zie vooralsnog
geen aanleiding om hiernaar nader onderzoek te doen.
Vraag 8, 9 en 10
Deelt u de mening dat bevallen onder pseudoniem in de praktijk al mogelijk is of gedoogd
wordt in Nederland doordat de «Stichting Beschermde Wieg» de mogelijkheid biedt voor
vrouwen vertrouwelijk te bevallen en de gegevens voor haar kind achter te laten bij
een notaris? Acht u deze vorm van bevallen, waarbij de gegevens bij de notaris achter
gelaten worden, wenselijk?
Zou een centraal georganiseerd register, zoals bijvoorbeeld de Stichting donorgegevens
kunstmatige bevruchting (SDKB), niet wenselijker zijn? Is de veiligheid van de informatie
bij het SDKB voldoende geborgd?
Is de vertrouwelijkheid van de informatie bij het SDKB voldoende geborgd waardoor
het niet mogelijk is dat informatie abusievelijk in andere (overheids-) systemen terechtkomen?
Antwoord 8, 9 en 10
Het is wenselijk, mede gelet op art. 7 IVRK, dat de gegevens van de moeder op een
wijze worden bewaard, die waarborgen voor consultatie door het kind op termijn biedt.
Het is de vraag of de bewaring van de gegevens door een notaris zoals Stichting Beschermde
Wieg thans doet, daaraan voldoende tegemoetkomt. De Stichting geeft aan dat de gegevens
van de moeder voor het kind vanaf zestienjarige leeftijd te raadplegen zullen zijn,
maar of dat het geval is hangt af van de mate waarin de stichting in staat is daarvoor
een duurzame oplossing te vinden en het kind daarvan in kennis te stellen. Dat maakt
de voorziening mogelijk kwetsbaar waar het gaat om het recht van het kind om zijn
afstamming te kennen. Ik ga daarom met Stichting Beschermde Wieg en de andere betrokken
instanties bespreken op welke wijze de afstammingsgegevens goed kunnen worden beheerd
en geborgd kan worden dat deze op langere termijn toegankelijk zijn en blijven en
geraadpleegd kunnen worden door de betrokken kinderen. De eventuele rol die SDKB daarin
kan vervullen zal daarbij aan de orde komen.
Voor wat betreft de veiligheid van informatie bij de SDKB is het volgende relevant.
De Stichting heeft een aantal uitvoeringstaken overgedragen aan het CIBG, de uitvoeringsorganisatie
van het Ministerie van VWS die een aantal registers, waaronder het BIG-register, in
beheer heeft. De gegevens van de SDKB worden eveneens door het CIBG bewaard en beheerd.
De rijksoverheid, en daarmee ook het CIBG, is gebonden aan het Besluit voorschrift
informatiebeveiliging rijksdienst (het Besluit VIR). Het Besluit VIR bevat een zorgplicht
voor de overheid om de beveiliging van informatiesystemen en de daarin opgeslagen
informatie te borgen. Rijksbreed wordt de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst
(BIR) gebruikt om de beveiliging, als bedoeld in het VIR, concreet in te richten.
De BIR is gebaseerd op de internationaal gehanteerde frameworks voor informatieveiligheid
(te weten: de ISO-standaarden 27001 en 27002). Daarnaast houden de SDKB en het CIBG
zich uiteraard aan de toepassing en naleving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Alleen in voorkomende gevallen waarin de SDKB onverkort een wettelijke verplichting
dient na te komen, worden persoonsgegevens met derden gedeeld. De vertrouwelijkheid
en veiligheid van informatie zijn dan ook voldoende geborgd.
Vraag 11
Herinnert u zich de toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg over Familie- en
personenrecht3 rond de zomer met een brief te komen over de mogelijke invoering van het bevallen
onder pseudoniem? Kunt u specifieker zijn over wanneer deze brief aan de Tweede Kamer
verstuurd wordt?
Antwoord 11
Ja. Uw Kamer ontvangt de brief gelijktijdig met deze antwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.