Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het Bouwbesluit 2012 (Landelijk asbestvolgsysteem LAVS)
34 679 Wijziging van de Wet milieubeheer en van de Woningwet in verband met het invoeren van het landelijk asbestvolgsysteem en enige andere wijzigingen van de Wet milieubeheer
Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 november 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 17 september 2018 over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit
2005 en het Bouwbesluit 2012 (Landelijk asbestvolgsysteem LAVS) (Kamerstuk 34 679, nr. 7).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 oktober 2018 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 28 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
Algemeen
2
Stichting Certificatie Asbest (Ascert)
2
Inventarisatie en handhaving
3
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging Asbestverwijderingsbesluit
en Bouwbesluit in verband met het Landelijk asbestvolgsysteem (LAVS) en willen de
Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat met dit besluit en het eerder
aangenomen wetsvoorstel het asbesttijdperk in Nederland een einddatum heeft gekregen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet milieubeheer
en van de Woningwet in verband met het invoeren van het landelijk asbestvolgsysteem
en enige andere wijzigingen van de Wet milieubeheer. De leden van de SP vinden het
LAVS een goed hulpmiddel om de asbestsanering beter in beeld te brengen en handhaving
en toezicht makkelijker te maken. Toch hebben de leden van de SP-fractie nog wel enkele
vragen.
Algemeen
De leden van de D66-fractie constateren dat met deze wijziging het landelijk asbestvolgsysteem
(LAVS) wordt geoperationaliseerd en dat er meer inzicht wordt gecreëerd in de asbestsaneringsketen.
Met deze operationalisering hopen deze leden dat mogelijk nadelige gevolgen van asbestsanering
voorkomen worden.
De leden van de D66-fractie lezen in de Nota van toelichting dat er van de gelegenheid
gebruik is gemaakt om, los van de invoering van het LAVS, in het Asbestverwijderingsbesluit
2005 een omissie te herstellen door het college van burgemeester en wethouders en
gedeputeerde staten voor asbestsaneringen van bouwwerken uitdrukkelijk aan te wijzen
als bevoegd gezag voor de bestuursrechtelijke handhaving van dat besluit, in de gevallen
waarin ze voor die bouwwerken het bevoegd gezag zijn op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan toelichten
hoe het met de bekendheid staat van het LAVS bij het bevoegd gezag en de handhavers?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de gevolgen van de decennialange
blootstelling aan asbestdeeltjes weliswaar nog decennialang slachtoffers zullen maken,
maar toch is dit een grote stap naar het einde van deze bedreiging voor onze gezondheid.
Wat rest zijn vooral uitvoeringsvraagstukken en daarvan zijn er nog wel vele.
Stichting Certificatie Asbest (Ascert)
De leden van de D66-fractie zien dat de Stichting Certificatie Asbest (Ascert) in
het certificatieschema asbestinventarisatie en asbestverwijdering de verplichting
heeft opgenomen om informatie over asbestsaneringswerkzaamheden in het LAVS in te
voeren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft dit certificatieschema
opgenomen als bijlage bij de Arbeidsomstandighedenregeling. Bij het uitvoeren van
de motie Ziengs en Stoffer (Kamerstuk 34 675, nr. 19) zal de Staatssecretaris onderzoek doen naar deelcertificering. Deze leden vragen
of kan worden toegelicht hoe dit onderzoek en/of de resultaten daarvan passen in het
LAVS en het streven om de verwerking van asbest in de hele asbestsaneringsketen in
beeld te hebben?
De leden van de D66-fractie lezen in het Asbestverwijderingsbesluit 2005 dat één informatieverplichting
is toegevoegd waaraan met gebruikmaking van het LAVS moet worden voldaan. Dit is de
verplichting om voor asbestsaneringen van risicoklasse 2 en 2A als bedoeld in artikel
4.48, onderscheidenlijk 4.53a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, de resultaten
van de eindbeoordeling in te voeren. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan
toelichten waarom er niet wordt gekozen voor het standaard invoeren van eindbeoordelingen
van asbestsanering?
Inventarisatie en handhaving
De leden van de D66-fractie lezen in de Nota van toelichting dat de Staatssecretaris
aangeeft dat het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de provincies aandacht vragen voor
handhavingsproblemen in de praktijk. De provincies vragen aandacht voor het feit dat
meldingen uit het LAVS niet direct naar provincies worden gestuurd in het geval de
provincie het bevoegd gezag is. Kan de Staatssecretaris toelichten of dit is opgepakt
en hoe dit wordt opgelost?
De leden van de D66-fractie constateren dat er bij gebouwen vaak asbestinspecties
worden uitgevoerd door bevoegde experts. Naar aanleiding van deze inspecties besluit
men soms om het asbest op dat moment niet te verwijderen en te laten zitten tot een
volgende renovatie. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze in het verleden
uitgevoerde asbestinventarisaties geen registratieverplichting hebben in het LAVS
en of dit nog tot de mogelijkheden behoort? Worden dergelijke asbestinventarisaties,
die niet worden opgevolgd door een saneringsplan of daadwerkelijke sanering, vanaf
nu wel in het LAVS geregistreerd?
De leden van de D66-fractie constateren dat bedrijven de mogelijkheid hebben om buiten
het LAVS om te werken door asbestssanering niet te melden of door incorrecte informatie
in te voeren in het systeem. Kan de Staatssecretaris toelichten of het bevoegd gezag
genoeg instrumenten naast het LAVS heeft om illegale asbestsanering op het spoor te
komen en hoe ervoor gezorgd wordt dat de informatie correct en volledig wordt aangeleverd?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de gebrekkige inventarisatie
van alle asbestdaken en andere delen van bouwwerken en de gebrekkige planmatigheid
in het verwijderen van al dit asbest. Sommige gemeenten en provincies hebben uitvoerige
plannen, anderen (nog) niets. Deze leden zouden graag zien dat helemaal aan de voorkant
van het LAVS een (lopende) inventarisatie plaatsvindt waarin de bevoegde overheden
al het bekende asbest opnemen en bij alle redelijke vermoedens een inventarisatie
doen. Deze leden denken dat op die manier niet alleen meer duidelijk zou worden over
het totale volume en dus de omvang van de operatie, maar ook kan worden voorkomen
dat asbest illegaal of ondeskundig wordt verwijderd en gestort, geheel buiten het
LAVS om. Elke gebouweigenaar van wie bekend is dat er asbest in zijn gebouw zit of
zat, moet wat deze leden betreft kunnen aantonen waar het is gebleven. Deze leden
maken zich verder zorgen over de capaciteit voor het verwijderen en verwerken of storten
van asbest. Met een betere inventarisatie vooraf, kan beter worden voldaan aan de
toenemende vraag, vinden deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie beschouwen het LAVS niet als een vervanging voor
inspecties, daarvoor is het nog steeds nodig dat een inspecteur een locatie bezoekt.
Deze leden verwachten wel een forse toename van het benodigde aantal inspecties, zeker
naarmate de einddatum naderbij komt. Deze leden vragen daarom of het aantal bevoegde
inspecteurs voldoende is om toezicht te houden op alle saneringen. Wie houdt het toezicht
op het toezichthouden?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het LAVS niet bedoeld is voor particulieren,
maar zijn wel van mening dat ook particulieren een informatieplicht hebben en dat
ook het asbest van particulieren netjes volgens de regels verwerkt moet worden. Monitoring
is daar wel voor nodig, vinden deze leden. Met als uitzondering particulieren met
kleine daken tot 35 m2, valt veel verantwoordelijkheid toe aan mensen die hiervoor niet zijn opgeleid. De
leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat hiermee een grotere verantwoordelijkheid
toekomt aan de landelijke en lokale overheden. Er moet voldoende ondersteuning zijn
voor particulieren die van goede wil zijn en voldoende controle en handhaving voor
mensen die dat niet zijn, vinden deze leden. Is dit vanaf nu goed geregeld? Heeft
het Rijk voldoende zicht op de lokale uitvoering?
De leden van de SP-fractie constateren dat het LAVS bedoeld is voor asbestsaneringsbedrijven
en professionele opdrachtgevers die betrokken zijn bij asbestsaneringsprojecten en
niet voor particulieren. Dit terwijl particulieren oppervlakten tot 35 m2 zelf mogen saneren. Ook het saneren van oppervlakten van maximaal 35 m2 kan gevaren opleveren voor de gezondheid en het milieu indien de sanering niet goed
wordt uitgevoerd. Kan het LAVS ook niet hiervoor worden gebruikt, zodat ook de kleinere
oppervlakten goed in beeld zijn en zodat kan worden gecontroleerd of er goed gesaneerd
is? Indien dit niet kan, hoe wordt dit dan wel bijgehouden? Er is immers geen meldplicht,
aldus de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie merken op dat een koppeling tussen het LAVS en Mijn Overheid/Berichtenbox
in theorie mogelijk is, maar aanzienlijke extra kosten met zich meebrengt. Waaruit
bestaan deze kosten precies, wat is de hoogte ervan en wat is de kosten-batenanalyse
waaruit geconcludeerd wordt dat de toegevoegde waarde van deze koppeling beperkt is,
vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vinden dat ook kleine oppervlakten goed geregistreerd moeten
worden. Is een andere manier van meldplicht denkbaar en onderzocht?
De leden van de SP-fractie hebben ook enkele vragen over de informatieplicht. Dit
besluit roept geen nieuwe informatieplicht in het leven. Het nieuwe is, dat de informatie
uitsluitend langs elektronische weg kan worden aangeleverd. Levert dit voor toezichthouders
meer bureaucratie op? Welke stappen worden ondernomen als bedrijven keer op keer onjuiste
of onvolledige informatie aanleveren? En hebben toezichthouders, met de enorme saneringsopgave
voor ons, voldoende capaciteit om toezicht te houden en te handhaven? Wordt daar de
komende jaren meer capaciteit voor gecreëerd? Hoeveel inspectiemedewerkers houden
zich momenteel met asbest bezig bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en
de Inspectie SZW?
II Reactie van de bewindspersoon
Op 17 oktober 2018 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat een
verslag uitgebracht van haar bevindingen omtrent het bovengenoemde ontwerpbesluit.
Hierbij doe ik u de antwoorden op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen toekomen.
Daarbij volg ik de indeling van het verslag.
Inleiding
Ik dank de leden van de fracties van D66, GroenLinks en SP voor de door hen uitgesproken
positieve reactie op het ontwerpbesluit en de door hen gestelde vragen en gemaakte
opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat met voorliggend ontwerpbesluit en
het onlangs aangenomen wetsvoorstel het asbesttijdperk in Nederland een einddatum
heeft gekregen.
In Nederland wordt sinds de jaren zeventig actief bronbeleid gevoerd om de gevaren
van asbest voor mens en leefomgeving te beperken. In 1978 is begonnen met het uitfaseren
van het gebruik van asbest in remvoeringen. Daarna was het bronbeleid gericht op het
saneren van asbestwegen en op het stimuleren van het vrijwillig verwijderen van asbestdaken.
Op 10 oktober 2018 is het asbestdakenverbod met uw Kamer besproken. Met het asbestdakenverbod
wordt het bronbeleid verder vormgegeven.
Naast asbestdaken zijn er in Nederland in het verleden nog veel meer asbesttoepassingen
aangebracht. Hiervoor bestaat alleen een verwijderverplichting wanneer risico´s op
blootstelling aan asbestvezels ontstaan, zoals bij bouw- en sloopwerkzaamheden die
tot beschadiging van aanwezige asbesttoepassingen kunnen leiden. Hoewel het dus niet
zo is dat, met het asbestdakenverbod, na 31 december 2024 in Nederland helemaal geen
asbest meer zal voorkomen, wordt met dat verbod inderdaad wel de belangrijkste resterende
bron van vezelverspreiding weggenomen.
Het voorliggende ontwerpbesluit regelt de instandhouding, de werking, het beheer en
de toegankelijkheid van het Landelijke Asbestvolgsysteem (LAVS) en stelt regels over
de gegevens die daarin worden opgenomen. Het LAVS zorgt voor een betere informatievoorziening
tussen ketenpartijen onderling en tussen ketenpartijen en toezichthoudende instanties.
Hiermee wordt beoogd de naleving van de asbestregelgeving en het toezicht en de handhaving
te verbeteren en bij te dragen aan de doelstelling van die regelgeving om de gezondheid
van de mens, in het bijzonder werknemers, en het milieu te beschermen. Hierdoor worden
de transparantie en veiligheid in de keten van werkzaamheden in het kader van een
asbestsaneringsproject vergroot. Het ontwerpbesluit roept geen nieuwe verplichtingen
in het leven. De gecertificeerde bedrijven hebben al sinds 1 maart 2017 de plicht
om het LAVS te gebruiken ter voldoening aan hun informatieplichten op grond van vigerende
wet- en regelgeving. Met het voorliggende ontwerpbesluit en het bovenliggende wetsvoorstel
(Stb. (2017), nr. 337) wordt de operatie afgerond waarmee het LAVS een wettelijke
status krijgt.
Algemeen
De leden van de D66-fractie vragen een toelichting te geven over de bekendheid van
het LAVS bij het bevoegd gezag en de handhavers.
Het LAVS is bij het bevoegd gezag en betrokken toezichthoudende instanties bekend
omdat de informatie die via het LAVS binnenkomt automatisch aan hen wordt doorgestuurd.
Daarnaast zijn gemeenten actief geïnformeerd over het LAVS. VNG, IPO en de omgevingsdiensten
zijn geconsulteerd ten behoeve van voorliggende ontwerpbesluit en ook eerder al in
het kader van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet
in verband met de invoering van het LAVS. Ook worden periodiek bijeenkomsten over
het gebruik van het LAVS voor toezichthouders georganiseerd. De beheerder van het
LAVS, Rijkswaterstaat, werkt samen met de omgevingsdiensten, verenigd in OD.nl, om
het gebruik van het LAVS in het kader van toezichthoudende activiteiten te bevorderen.
Gecertificeerde bedrijven en risicoklassen
De leden van de D66-fractie vragen hoe het onderzoek naar deelcertificering en de
resultaten daarvan naar aanleiding van de motie Ziengs en Stoffer (Kamerstuk 34 675, nr. 19) passen in het LAVS en het streven om de verwerking van asbest in de hele asbestsaneringsketen
in beeld te hebben.
Allereerst merk ik op dat het onderzoek zal gaan over de blootstelling aan respirabele
asbestvezels bij het verwijderen van asbestdaken. Doel is het verzamelen van knelpunten
en blootstellingsgegevens, en uiteindelijk om te komen tot een blootstellingsbeoordeling
over het verwijderen van asbestdaken. Als het onderzoek beschikbaar is, kan worden
bepaald of bepaalde asbestdaken onder een lichter regime kunnen vallen en zal door
de Staatssecretaris van SZW de mogelijkheid verkend worden voor een eenvoudiger certificering
conform de motie Ziengs en Stoffer. Dan komen ook mogelijke consequenties voor het
gebruik van het LAVS in beeld. Tot nu toe is er bewust voor gekozen alleen gecertificeerde
asbestinventarisatiebedrijven en gecertificeerde asbestsaneringsbedrijven, die saneringen
onder een strenger regime uitvoeren, verplicht in het LAVS te laten werken zoals toegelicht
bij het wetsvoorstel (blz. 8, Kamerstuk 34 679, nr. 3). Asbestsaneringen in risicoklasse 1 vallen onder een minder streng regime en hebben
geen certificatieplicht en kennen daarmee ook geen verplichting om informatie over
dergelijke asbestsaneringen in het LAVS in te voeren. Dergelijke asbestsaneringen
moeten wel worden gemeld aan het bevoegd gezag en de Inspectie SZW en zijn daarmee
in beeld bij betrokken toezichthouders.
De leden van de D66-fractie vragen om toe te lichten waarom niet is gekozen voor het
standaard invoeren van eindbeoordelingen van asbestsaneringen in het LAVS.
De reden daarvan is dat het LAVS op grond van het asbestprocescertificaat (Bijlage
XIIIa Arbeidsomstandighedenregeling) verplicht is voor certificaathouders en daarom
alleen is opengesteld voor gecertificeerde bedrijven die asbestinventarisaties uitvoeren
en gecertificeerde bedrijven die asbestsaneringen in de risicoklassen 2 en 2a uitvoeren.
Van alle asbestsaneringen in de risicoklassen 2 en 2a moet informatie via het LAVS
worden verstrekt, waaronder het resultaat van de eindbeoordeling van de asbestverwijdering
door een geaccrediteerd eindinspectielaboratorium. Zoals in het antwoord op de vraag
van de leden van de D66-fractie over het onderzoek naar deelcertificering staat, vallen
asbestsaneringen in risicoklasse 1 onder een minder streng regime. In de nota naar
aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer
en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS is de risicoklassen-indeling
nader toegelicht (blz. 5, Kamerstuk 34 679, nr. 6).
Inventarisatie en handhaving
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor het feit dat meldingen uit het LAVS
niet direct naar provincies worden gestuurd en vragen tevens hoe dit wordt opgelost.
De uitvoering van alle bedrijfsmatige asbesttaken – en daarmee alle provinciale asbesttaken –
is onderdeel van het basistakenpakket en wordt uitgevoerd door een omgevingsdienst.
Voor een efficiënte afhandeling van de taak dient de melding bij een omgevingsdienst
terecht te komen. Omdat in de regel de gemeente het bevoegd gezag is van de asbesttaak
is bij de ontwikkeling van het LAVS gekozen de melding naar de gemeente te sturen.
Deze moet – in geval het een provinciale inrichting betreft – de melding op grond
van artikel 2.3 van de wet algemene bestuursrecht doorsturen naar de provincie die
op haar beurt de melding doorstuurt naar de omgevingsdienst. Met de LAVS beheerder
kan overigens worden afgesproken dat de melding direct aan de omgevingsdienst kan
worden doorgestuurd.
De leden van de D66-fractie vragen waarom in het verleden uitgevoerde asbestinventarisaties
niet verplicht moeten worden opgenomen in het LAVS en of dit nog tot de mogelijkheden
behoort.
In de toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet
in verband met de invoering van het LAVS (blz. 7, Kamerstuk 34 679, nr. 3) is al toegelicht dat het LAVS niet bedoeld is om informatie in te voeren over werkzaamheden
in het kader van asbestsaneringsprojecten die zijn afgerond vóór de verplichtstelling
van het gebruik van het LAVS in de Arbeidsomstandighedenregeling op 1 maart 2017.
Dat geldt ook voor asbestinventarisaties. Behalve dat deze zeer omvangrijke uitbreiding
in de praktijk onuitvoerbaar zou zijn, kan ook geen registratieverplichting worden
opgelegd aan bedrijven die destijds aan hun informatieplicht hebben voldaan.
De D66-fractie vraagt of asbestinventarisaties die niet worden opgevolgd door een
asbestsanering vanaf nu in het LAVS moeten worden geregistreerd.
Het antwoord is bevestigend, gecertificeerde asbestinventarisatiebedrijven moeten
asbestinventarisaties invoeren in het LAVS op grond van het certificatieschema (Bijlage
XIIIa, artikel 22, zestiende lid, Arbeidsomstandighedenregeling). Deze verplichting
geldt ongeacht of een asbestsanering hierop volgt.
De leden van de D66-fractie vragen of het bevoegd gezag voldoende instrumenten naast
het LAVS heeft om illegale asbestsanering op het spoor te komen.
Het opsporen van illegale asbestsaneringen is aan het bevoegd gezag en de Inspectie
SZW. In de regel worden illegale asbestsaneringen uitgevoerd met de bedoeling ze aan
het zicht van de toezichthouders te onttrekken, zodat ze niet worden ontdekt. Samenwerking
en informatie-uitwisseling tussen landelijke inspecties, omgevingsdiensten, Functioneel
Parket en Politie worden daar waar mogelijk benut om illegale asbestsaneringen op
te sporen.
De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe ervoor wordt gezorgd dat de informatie
correct en volledig wordt aangeleverd in het LAVS.
Zoals in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is aangegeven, houdt de informatieverplichting
in dat de informatie die moet worden verstrekt juist en volledig is. Dit betekent
dat degene die verplicht is om informatie over zijn asbestsaneringswerkzaamheden in
het LAVS in te voeren, tevens verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid
daarvan.
Het LAVS is zo ontworpen dat het de bedrijven faciliteert in het zorgvuldig invoeren
van informatie, hetgeen ook bijdraagt aan verbetering van de naleving. Het LAVS zorgt
ervoor dat ketenpartijen van elkaars gegevens gebruik moeten maken en elkaar dienen
aan te spreken als gegevens onjuist zijn. Dit zorgt voor meer transparantie en samenwerking
in de keten. Een voorbeeld: het bij aanvang ingevoerde aantal vierkante meters gesaneerd
asbest kan niet gedurende het traject worden gewijzigd.
Het toezicht op het naleven van de informatieverplichtingen met betrekking tot asbestsaneringswerkzaamheden
is onderdeel van het algemene toezicht dat het bevoegd gezag op die werkzaamheden
uitoefent en wordt risicogestuurd ingevuld.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan graag te zien dat bevoegde overheden
alle bekende asbest opnemen in het LAVS en bij alle redelijke vermoedens een asbestinventarisatie
uitvoeren, zodat meer inzicht bestaat in de omvang van de saneringsopgave.
Er geldt reeds een inventarisatieplicht bij slopen en renoveren. Alle asbestinventarisatierapporten
moeten sinds 1 maart 2017 worden opgenomen in het LAVS. Een inventarisatieplicht,
los van slopen en renoveren, heeft echter weinig toegevoegde waarde om risico’s voor
de volksgezondheid en het milieu te voorkomen en om de uitvoeringslasten te rechtvaardigen.
Als asbest wel aanwezig is, maar er geen vezels vrij kunnen komen, vormt het geen
gevaar voor mens en leefomgeving. Na 3 jaar is een asbestinventarisatie bovendien
verouderd en niet meer bruikbaar.
Het LAVS is alleen bedoeld om bij lopende asbestsaneringsprojecten de naleving van
de asbestregelgeving te bevorderen en daarbij toezicht en handhaving te ondersteunen.
Het is niet bedoeld en opgezet als een register dat een beeld geeft van de aanwezigheid
van asbest in Nederland.
De leden van de GroenLinks-fractie verwachten een forse toename in het benodigde aantal
inspecties, naarmate de einddatum van het asbestdakenverbod nadert, en vragen of het
aantal bevoegde inspecteurs voldoende is om toezicht te houden op alle saneringen
en wie toezicht houdt op het toezichthouden.
Het toezicht op asbestverwijdering bij bouwwerken en dus asbestdaken is, behoudens
het toezicht door Inspectie SZW op het veilig werken, gedecentraliseerd en ligt bij
het bevoegd gezag. De benodigde inzet aan toezichtscapaciteit voor asbestdaken is
de verantwoordelijkheid van dat bevoegd gezag. Het toezicht wordt risicogestuurd ingericht,
teneinde efficiënt gebruik te maken van de beperkte toezichts- en handhavingscapaciteit.
Vertrouwen dat een bestuurslaag zijn taak goed doet is het uitgangspunt, net zoals
ervan uitgegaan mag worden dat de horizontale verantwoording – van gemeentebestuur
aan gemeenteraad en van gedeputeerde staten aan provinciale staten – op orde is (Wet
revitalisering generiek toezicht). Daarnaast geef ik uitvoering aan de motie lid Laçin
c.s. over handhaving van het asbestdakenverbod (Kamerstuk 34 675, nr. 17) om samen met de VNG tot een uitvoerbaar plan te komen om handhaving na ingang van
het verbod te waarborgen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor particulieren die oppervlakten
tot 35m2 zelf mogen saneren.
Allereerst merk ik op dat particulieren asbest tot een hoeveelheid van 35m2 slechts
onder voorwaarden zelf mogen verwijderen. Dat staat in het Asbestverwijderingsbesluit
2005 en geldt al vanaf 1 maart 2006. Het asbestdakenverbod noch het LAVS beïnvloeden
dat. Kort samengevat mogen asbesthoudende geschroefde platen waarin de asbestvezels
hechtgebonden zijn, vloertegels of niet-gelijmde vloerbedekking tot een maximum van
35 m2 per kadastraal perceel door particulieren zelf worden verwijderd. Alle voorgenomen
asbestsaneringen, ook die van minder dan 35 m2, moeten worden gemeld aan het bevoegd gezag (artikel 1.26, eerste lid van het Bouwbesluit
2012). De sloopmelding kunnen particulieren schriftelijk of digitaal doen via het
OLO-loket. Op grond daarvan wordt risicogestuurd gecontroleerd. Met de sloopmelding
is de gemeente op de hoogte van een voornemen tot asbestverwijdering en kan die desgewenst
extra voorlichting geven of nadere voorwaarden stellen. In mijn opdracht ondersteunt
Milieucentraal met een website en Toolbox eigenaren en particulieren waar ook gemeenten
naar kunnen verwijzen.
De leden van de SP-fractie vragen of het LAVS ook gebruikt kan worden door particulieren
die tot 35m2 asbest zelf mogen verwijderen zodat ook deze kleinere oppervlakten goed
in beeld zijn en zodat kan worden gecontroleerd of er goed gesaneerd is.
Dat is niet mogelijk gemaakt. Zoals toegelicht bij het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet milieubeheer en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS is het
LAVS niet bedoeld voor particulieren die «eenmalig» een beperkte hoeveelheid asbest
verwijderen, maar voor de professionals die routinematig asbestwerkzaamheden (laten)
uitvoeren (blz. 9, Kamerstuk 34 679, nr. 3). Zoals opgemerkt bij het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie
over asbestverwijdering door particulieren moet elke asbestverwijdering worden gemeld
aan het bevoegd gezag. Op grond daarvan kan risicogestuurd gecontroleerd worden.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de kosten van een koppeling tussen
LAVS en Mijn Overheid/Berichtenbox en de conclusie dat een dergelijke koppeling beperkte
toegevoegd waarde heeft.
Zoals in de toelichting bij het ontwerpbesluit is aangegeven is de toegevoegde waarde
van het koppeling tussen LAVS en Berichtenbox beperkt omdat particulieren alle informatie
over werkzaamheden die zij in het kader van hun asbestsanering laten uitvoeren, als
opdrachtgever, al ontvangen van hun opdrachtnemer. De Berichtenbox is bedoeld voor
informatie vanuit de overheid naar de burger en niet voor de uitwisseling van informatie
in de private sfeer. Voorts is een koppeling slechts mogelijk als het BSN-nummer in
het LAVS wordt opgenomen. Dit zou tot extra beveiligingseisen (privacy) en daarmee
structureel hogere beheerkosten van het LAVS leiden.
In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie, of is onderzocht of een andere
meldplicht bestaat voor kleinere oppervlakten, verwijs ik naar mijn antwoord op een
eerder door de SP-fractie gestelde vraag hierover. Op grond van het Bouwbesluit 2012
bestaat er al een meldplicht voor alle asbestsaneringen ongeacht de grootte van de
sanering.
De leden van de SP-fractie vragen of het uitsluitend via de elektronische weg aanleveren
van informatie voor toezichthouders meer bureaucratie oplevert.
Er is geen sprake van een verandering in de taakuitoefening van de betrokken toezichthouders.
Met het LAVS worden de handelingen die in de loop van de asbestsaneringsketen worden
verricht beter zichtbaar en kan het toezicht risicogestuurd worden uitgeoefend. Alle
via het LAVS verplicht verstrekte informatie wordt opgeslagen in het LAVS, is centraal
beschikbaar en kan te allen tijde en op eenvoudige wijze door toezichthouders worden
geraadpleegd.
De leden van de SP-fractie vragen welke stappen worden ondernomen als bedrijven keer
op keer onjuiste of onvolledige informatie aanleveren. Zoals bij het antwoord op de
vraag van de leden van de D66-fractie over correcte informatie is toegelicht, ligt
de verantwoordelijkheid voor een correcte invoer bij diegene bij wie de informatieplicht
berust. Het toezicht daarop is onderdeel van het algemene toezicht dat het bevoegd
gezag en betrokken toezichthouders op de asbestsaneringswerkzaamheden uitoefenen.
Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over voldoende toezichtscapaciteit
verwijs ik naar mijn antwoord op een eensluidende vraag door de leden van de GroenLinks-fractie.
De leden van de SP-fractie vragen voorts of er de komende jaren meer capaciteit wordt
gecreëerd en hoeveel inspectiemedewerkers zich momenteel bezig houden met asbest bij
de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Inspectie SZW.
Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op
de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over toezichthouden op asbestsaneringen.
Bij de Inspectie Leefomgeving en Milieu (ILT) zijn thans 3,6 fte asbestinspecteurs
werkzaam. De ILT heeft geen taken op het gebied van het asbestdakenverbod. De ILT
ziet toe op het productbesluit asbest (verbod op vervaardiging, import, bewerking
en beschikbaarstelling van asbest en asbesthoudende producten) en op de verwijdering
van asbest uit objecten zoals treinen, schepen en installaties en op asbestwegen.
Bij de Inspectie SZW zijn thans 13 fte asbestinspecteurs werkzaam die toezicht houden
op het veilig werken bij het beroepsmatig verwijderen van asbest.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier